Woordregister, Chronologisch woordenboek, Nicoline van der Sijs - DBNL (2024)

[pagina 865]

[p. 865]

Woordregister

a* naam in waterlopen 776 [Künzel] {2.3}
à voorzetsel 1832 [wei] <Frans {4.2}
A4 bepaald papierformaat 1992 [gvd] <L {3.4/5}
aaibaarheidsfactor factor volgens welke de wereld wordt ingedeeld 1969 [De Coster 1999] {4.4}
aaien* strelen 1717 [Claes Tw. 9]
aak* schip 1520 [hws] {1.2.4/4.1.11}
aal* beenvis 755-768 [Künzel] {2.3}
aalbes* vrucht 1500 [Claes Tw. 12] {4.1.2}
aalmoes gift 1236 [cg i 1, 22] <Frans
aalmoezenier katholiek geestelijke 1251-1275 [cg i 1, 292] <Frans {4.1.8}
aalscholver* pelikaanachtige 1868 [wnt]
aambeeld* blok waarop metalen bewerkt worden 1599 [Kil.]
aambei* besachtige opzwelling van de aderen 1485 [mnw] {1.2.1}
aamborstig* kortademig 1351-1400 [hws]
aan* voorzetsel 901-1000 [wps] {2.5/4.2}
aanappelen* rotzooien, onverschillig te werk gaan 1974 [Endt] {1.2.5/3.1}
aanbakken* vastkleven 1632 [wnt]
aanbevelen* aanraden 1656 [wnt abuseeren Suppl]
aanbidden* met geestdrift vereren 1240 [Bern.] {1.2.5}
aandacht belangstelling 1430 [hws] <Duits
aandoening* gewaarwording 1553 [wnt haast]
aaneen* bijwoord van tijd: elkaar in tijd opvolgend 1436 [hws] {4.1.7}
aanfluiting* voorwerp van bespotting 1637 [Statenvertaling (2 Kronieken 29:8)]
aangaande* voorzetsel 1854-1855 [wnt] {4.2}
aangenaam* behaaglijk 1475 [hws]
aangeschoten* dronken 1880 [wnt weg i]
aangezicht* gezicht 1477 [Claes Tw. 9] {1.2.4/1.2.5}
aangezien* onderschikkend voegwoord 1637 [wnt] {4.2}
aanhangwagen wagen die door andere wordt voortgetrokken 1934 [Vd Sijs 1996, 236] <Duits {1.4/4.1.10}
aanhankelijkheid innige gehechtheid 1847 [Vd Sijs 1996] <Duits {1.4}
aanklampen* staande houden 1672 [wnt Suppl]
aanleiding* omstandigheid die iets ten gevolge heeft 1614 [wnt]
aanlengen* verdunnen 1592 [wnt]
aanmatigen, zich wederrechtelijk aanspraak maken op 1658 [wnt] <Duits
aanminnig* bekoorlijk 1348 [mnw]
aanranden* te lijf gaan (al dan niet met ontucht) 1544 [hws]
aanrecht* keukenblok 1542 [Dasypodius] {1.2.5}
aanrichten* veroorzaken 1597 [wnt Suppl]
aanschijn* gelaat 901-1000 [wps]
aanstonds* bijwoord van tijd: gauw 1673 [wnt Suppl] {3.1}
aantal onbepaalde veelheid 1634 [wnt land] <Nederduits {3.2}
aantijgen* beschuldigen 1562 [Naembouck]
aanvaarden* beginnen 1240 [Bern.]
aanvallig* bekoorlijk 1633 [wnt abel] {1.2.5}
aanvangen* beginnen 1350 [mnw]
aanvankelijk bijwoord van tijd: in het begin 1784-1785 [wnt] <Duits {4.1.7}
aanwezig* voorhanden 1561 [wnt verdrinken]
aap* primaat 1451-1500 [mnw] {4.1.3}
aapje* huurrijtuig 1880-1885 [wnt] {4.1.10}
aar* bovenste deel van de halm van graangewassen 1240 [Bern.]
aard* akker 1019-1030 [Claes] {1.2.6/2.3}
aard* geaardheid 1287 [cg NatBl] {1.2.6}
aardappel* eetbare knol 1712 [wnt] {4.1.6}
aardbei vrucht 1597 [wnt] {4.1.2}
aarde* grond 901-1000 [wps] {1.2.6}
aarde* onze planeet 1624 [wnt] {1.2.6}
aardewerk* vaatwerk van aarde 1596 [wnt vreemdigheid]
aardig* bekoorlijk, mooi 1420 [hws] {1.2.3}
aardig* vriendelijk, beleefd 1786 [wnt] {1.2.3}
aardrijkskunde geografie 1769 [Geographische Oefening schetzende de geheele aardrykskunde]
aardvarken buistandig zoogdier 1779 [wnt] <Afrikaans {3.2/4.1.3}
aardwolf hyena-achtige 1882 [wnt z.j.] <Afrikaans {3.2/4.1.3}
aars* anus 1410 [mnw] {4.4}
aartsbisschop metropoliet 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.8}
aartsdom zeer dom 1866 [wnt]
aarzelen* weifelen 1600 [wnt] {1.2.3/3.1}
aas* lokspijs, voedsel 1287 [cg NatBl] {1.2.3}
aas de één in het dobbel- en kaartspel 1350 [mnw] <Frans {1.2.3/4.1.18}
abactis secretaris 1899 [dbl]
abacus telraam 1515 [wnt trezoor] <Latijn
abattoir slachthuis 1861 [wnt villen i] <Frans
abces ettergezwel 1669 [mey] <Frans
abdicatie troonsafstand 1824 [wei] <Frans
abdiceren troonsafstand doen 1824 [wei] <Latijn
abdij klooster 1240 [Bern.] <me Latijn {3.2}
abdis overste van vrouwenklooster 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn {4.1.8}

[pagina 866]

[p. 866]

abdomen onderbuik 1661 [Aanv wnt] <Latijn {3.2}
abductie wegvoering 1658 [mey] <Latijn
abeel populier 1240 [cg i Gent] <Frans
abel bekwaam 1350-1420 [mnw] <Frans
abel spel Middelnederlands wereldlijk toneelspel 1410 [mnw] {4.1.15}
aberratie afwijking 1658 [mey] <Frans
abessijn kattensoort 1951 [Sanders 1995] <Engels {4.1.3}
abituriënt eindexamenkandidaat 1824 [wei] <Duits
abject verachtelijk 1824 [wei] <Frans
ablatief zesde naamval 1633 [Ruijs] <Latijn
ablaut regelmatige klankwisseling 1846 [wnt wortel] <Duits
abnormaal tegen de norm 1864 [wnt]
abolitie afschaffing 1540 [hws] <Frans
A-bom atoombom 1945-1950 [Van Nierop 1975] <Engels {4.1.14}
abominabel afschuwelijk 1301-1400 [hws] <Frans
abonneren intekenen 1824 [wei] <Frans
aborteren een miskraam hebben of opwekken 1650 [mey] <Latijn
abortief vruchtafdrijvend 1824 [wei] <Frans
abortus ontijdige geboorte, miskraam 1663 [mey] <Latijn
abracadabra toverspreuk 1726 [wnt] <Grieks {3.1/3.2/4.3}
abri wachthuisje 1886 [kku] <Frans
abrikoos vrucht 1625 [wnt Suppl] <Frans {4.1.2}
abrupt plotseling plaatshebbend 1650 [mey] <Frans
abscis afstand van een punt tot de y-as 1847 [kku] <modern Latijn
abseilen zich langs een touw naar beneden laten zakken 1997 [Kampioen dl. 112, 4, 606-66, 7] <Duits {3.2}
absent afwezig 1404 [Claes] <Frans
absenteren, zich zich verwijderen 1448 [hws] <Frans
absentie afwezigheid 1370-1378 [hws] <Latijn
absint likeur 1775 [wnt] <Frans {4.1.6}
absolutie vergiffenis van zonden 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans
absolutisme onbeperkte heerschappij 1872 [gvd] <Frans
absoluut volstrekt 1553 [Vd Werve] <Latijn
absolveren kwijtschelden 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn
absorberen inzuigen 1553 [Vd Werve] <Frans of Latijn
absorptie inzuiging 1824 [wei] <Frans
abstinent iemand die zich vrijwillig onthoudt 1301-1350 [hws] <Frans
abstinentie vrijwillige onthouding 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans
abstract afgetrokken 1650 [Claes Tw. 12] <Latijn
abstractie afgetrokken begrip 1824 [wei] <Frans
abstraheren in gedachte afzonderen 1824 [wei] <Latijn
absurd ongerijmd 1548 [wnt] <Frans of Latijn
absurditeit ongerijmdheid 1658 [mey] <Frans
abt overste van monnikenklooster 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Latijn {4.1.8}
abuis vergissing 1410 [mnw] <Frans
acacia boomsoort 1554 [Dod.] <Latijn
academicus iem. met academische opleiding 1648 [wnt raken] <Latijn
academie genootschap ter bevordering van wetenschap en kunst, hogeschool 1575 [wnt wassen i] <Latijn
acanthus doornachtige plant 1608 [wnt berenklauw] <Latijn
a capella zonder instrumentale begeleiding 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
accelerando bijwoord: in versneld tempo 1824 [wei] <Italiaans {3.2}
acceleratie versnelling 1625 [wnt Suppl] <Frans
accelerator versneller 1896 [kui] <Engels
accelereren versnellen 1553 [Vd Werve] <Frans
accent klemtoon 1240 [Bern.] <Frans
acceptabel aannemelijk 1720 [mey] <Frans
acceptant iem. die op zich neemt een wissel te betalen 1631 [wnt] <Frans
acceptatie aanneming, aanvaarding 1511 [hws] <Frans
accepteren aannemen 1452-1494 [hws] <Frans
accessoires bijkomende zaken 1503 [Boutillier] <Frans
accijns verbruiksbelasting 1629 [wnt] <me Latijn
acclamatie toejuiching 1688 [wnt knevelarij] <Frans
acclimatiseren aan een ander klimaat gewennen 1824 [wnt]
accolade haakje tot verbinding van twee of meer regels 1824 [wei] <Frans
accommodatie aanpassing 1624 [wnt] <Frans
accommoderen aanpassen 1582 [wnt Suppl nalezing] <Frans
accompagneren begeleiden 1598 [wnt] <Frans
accordeon toetsinstrument 1847 [kku] <Frans {4.1.16}

[pagina 867]

[p. 867]

accorderen overeenkomen, overeenstemmen 1281 [cg i 1, 564] <Frans
accountant rekeningkundige 1897 [koe] <Engels
accrediteren van geloofsbrieven voorzien 1734 [wnt] <Frans
accu energiereservoir 1919 [wnt] {1.1/1.2.4/1.2.5}
acculturatie aanpassing aan de cultuur 1952 [Aanv wnt]
accumulatie opeenhoping 1786 [wnt] <Frans
accumulator energiereservoir 1875 [wnt] <Latijn {1.2.4}
accumuleren opeenhopen 1524 [hws] <Frans
accuraat nauwkeurig 1654 [mey] <Duits
accuratesse zorgvuldigheid 1698 [wnt] <Duits
accusatief vierde naamval 1605 [P. Heyns, Cort onderwys] <Latijn
ace bij tennis: service die niet kan worden geretourneerd 1984 [gnn] <Engels
acetaat zout van azijnzuur 1847 [kku]
aceton oplosmiddel 1898 [gvd]
acetyleen koolwaterstof 1895 [wnt volume]
ach* tussenwerpsel: uitroep van droefheid 1265-1270 [cg Lut.K] {4.3}
achenebbisj tussenwerpsel: uitroep van medelijden 1961 [gvd] <Jiddisch {3.2/4.3}
achilleshiel kwetsbare plaats 1872 [gvd]
achillespees pees aan de hiel 1908 [wnt]
achromatisch kleurloos 1824 [wei]
acht* telwoord 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.2}
acht* aandacht 1350 [hws] {1.2.5}
achtel* achtste hectoliter, oude inhoudsmaat 1460-1514 [mnw] {3.1}
achteloos* onoplettend 1550 [wnt] {1.2.5}
achten* acht slaan op 1265-1270 [cg Lut.K]
achter* voorzetsel 876-900 [cg ii 1, 39] {1.2.5/4.2}
achterbaks* stiekem 1451-1500 [mnw]
achterban* onderafdelingen 1350 [mnw]
achterdocht* argwaan 1599 [Kil.]
achtereen* bijwoord van tijd: zonder tussenpozen 1285 [cg Rijmb.] {4.1.7}
achterhoede* achterste troepen van een leger 1376-1384 [mnw] {4.1.14}
achterklap* kletspraat achter iemands rug 1301-1400 [mnw]
achterkleinkind* kind van een kleinkind 1784-1785 [wnt] {4.1.4}
achterlijk* ten achteren zijnde 1758 [wnt Suppl] {1.2.5}
achterstallig* niet op tijd betaald 1299 [cg i 1 Holland graf. kans.]
achterste* billen 1567 [wnt] {1.2.1/4.4}
achterwaarts* naar achteren 1445 [mnw] {1.2.5}
achterwerk* billen 1882 [wnt z.j.] {4.4}
achttien* telwoord 1266-1268 [cg i Gent] {4.2}
achturig acht uur durend 1892 [wnt vakvereeniging] {3.1}
acid lsd 1970 [R75] <Engels {4.1.6}
acid house elektronische discomuziek 1988 [De Coster 1992] <Engels {4.1.16}
acne vetpuistje 1832 [wei] <Grieks {3.2}
acquisiteur werver van advertenties e.d. 1908 [Baale, Handboek vreemde woorden] {3.3}
acquisitie aanwinst 1518 [hws] <Frans
acquit kwitantie 1370-1378 [hws] <Frans
acquitteren kwijten 1650 [Aanv wnt] <Frans
acrobaat kunstenmaker 1824 [wei] <Frans
acroniem letterwoord 1990 [wp] <Engels
acrostichon naamvers 1824 [wei] <Grieks {3.2}
acryl kunststof 1974 [Aanv wnt] {4.1.9}
act nummer 1965 [R75] <Engels
acteren toneelspelen 1843 [wnt]
acteur toneelspeler 1553 [Vd Werve] <Frans
actie handeling 1390 [hws] <Latijn {1.2.3}
actief werkzaam 1580 [wnt] <Frans
actinium radioactief chemisch element 1950 [gvd] <modern Latijn
activeren aanwakkeren 1847 [kku] <Frans
activeren een computerprogramma actief maken 1999 [R99] <Engels
activiteit werkzaamheid 1663 [mey] <Frans
activum bedrijvende vorm 1633 [Ruijs] <Latijn
actreutel actrice met een stijl van acteren uit de jaren vijftig 1970 [R84] {1.2.5/4.4}
actualiteit onderwerp van de dag 1754 [wnt] <Frans
actuaris wiskundig adviseur 1754 [wnt] <Latijn
actueel op het ogenblik bestaand 1535 [wnt] <Frans
acupressuur druktherapie 1910-1914 [Bauwens]
acupunctuur geneeswijze d.m.v. naalden 1832 [wei] {1.2.5}
acuut plotseling opkomend (van ziekte) 1832 [wei] <Latijn
acuut dringend 1916 [wnt] <Latijn
adagio bijwoord: bedaard 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
adagium spreuk 1650 [mey] <Latijn
adamsappel strottenhoofd 1757 [Claes Tw. 9]
adaptatie aanpassing 1863 [kku] <Frans
adapter apparaat tussen stekker en stopcontact als de systemen niet passen 1979 [Wijnands&Ost] <Engels
adapteren aanpassen 1847 [wnt] <Frans
adat traditie 1804 [wnt] <Indonesisch {3.2}
adder* slang 1340 [mnw] {1.2.4}
addict verslaafde 1984 [gnn] <Engels

[pagina 868]

[p. 868]

additief m.b.t. optelling 1847 [kku] <Frans
additioneel toegevoegd 1672 [wnt] <Frans
adel stand der edelen 1447 [hws] <Duits
adelaar roofvogel 1477 [Teuth.] <Duits
adelborst aspirant-officier bij de marine 1813 [wnt] {4.1.14}
adellijk lang bewaard (van vlees) 1780 [wnt Suppl]
adem* ingeademde lucht 1240 [Bern.] {3.1}
adept ingewijde 1660 [wnt Suppl nalezing] <Latijn
adequaat overeenkomstig 1658 [mey] <Latijn
ader* bloedvat 1236 [cg i 1, 27]
aderlaten* door het openen van een ader bloed aftappen 1537 [wnt Suppl]
adhesie aantrekkingskracht 1820 [wnt] <Frans {1.2.6}
adhesie instemming 1847 [wnt Suppl] <Frans
ad hoc voor deze zaak 1839 [wnt assimileeren Suppl] <Latijn {1.2.6}
adie tussenwerpsel: groet 1477 [Teuth.] {4.3}
adieu tussenwerpsel: groet 1475 [hws] <Frans {4.3}
adjectief bijvoeglijk naamwoord 1576 [Colloquien oft tsamensprekingen (...) in ses spraken] <Latijn
adjudant officier van de staf 1706 [wnt] <Frans {4.1.14}
adjunct toegevoegd functionaris 1503 [Boutillier] <Latijn
administrateur bestuurder 1540 [wnt Suppl] <Frans
administratie bestuur 1299 [cg I4, 2709] <Frans
administratief m.b.t. de administratie 1805 [mey] <Frans {3.2}
administreren besturen 1488 [hws] <Frans
admiraal opperbevelhebber van oorlogsvloot 1492 [wnt Suppl] <Frans {4.1.14}
admissie toelating 1460-1486 [mnw verhalen] <Frans
adolescent jongeling 1886 [kku] <Frans {4.1.4}
adolescentie jeugdjaren 1847 [kku] <Latijn
adopteren aannemen als kind 1553 [Van Mussem] <Frans
adoptie aanneming als kind 1566 [wnt voorzicht] <Frans
adoptief aangenomen (als kind) 1503 [Boutillier] <Frans
adorabel aanbiddelijk 1720 [mey] <Frans
adoratie aanbidding 1553 [Vd Werve] <Frans
adoreren aanbidden 1553 [Vd Werve] <Frans
ad rem ter zake, snedig 1824 [wei] <Latijn
adrenaline bijnierhormoon 1910 [kwt]
adres woon- of verblijfplaats 1574 [Claes] <Frans
adresseren aan iem. richten 1512 [hws] <Frans
adstructie toelichting, staving 1683 [wnt] <me Latijn
adstrueren toelichten 1656 [wnt] <Latijn
advent naderende komst (des Heren) 1236 [cg i 1, 25] <Latijn
adverbiaal bijwoordelijk 1895 [wnt] <Frans of Latijn
adverbium bijwoord 1633 [Ruijs] <Latijn
advertentie aankondiging in krant e.d. 1785 [wnt Suppl] <Frans
adverteren openbaar bekendmaken 1451 [hws] <Frans
advertorial advertentie die gepresenteerd wordt als redactionele tekst 1988 [De Coster 1999] <Engels
advies mening, raad 1265-1270 [cg Lut.K] <me Latijn
adviseren raad geven 1467-1490 [hws]
adviseur raadgever 1847 [wnt] {3.3}
advocaat rechtsgeleerde 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn
advocaat tropische boom en vrucht 1770 [wnt] {4.1.2}
advocaat eierdrank 1781 [wnt] {4.1.6}
advocatuur werkkring van een advocaat 1924 [gvd] <Duits {3.2}
aerobics gymnastische dans die de ademhaling bevordert 1984 [gnn] <Engels {4.1.18}
aërodynamica leer van de beweging der gassen 1824 [wei]
aëroob de zuurstof rechtstreeks onttrekkend aan de omgeving 1909 [wnt reincultuur] <Frans
aëroplaan vliegmachine 1911 [wnt] <Frans {4.1.10}
aërosol de in de lucht zwevende deeltjes 1949 [Kath. Enc.]
af* bijwoord van plaats 701-800 [Lex Salica] {2.2}
afasie onvermogen tot taalgebruik 1863 [kku] <modern Latijn
afbouwen* de bouw voltooien 1845-1849 [wnt] {1.2.3/1.2.5}
afbouwen verminderen 1971 [Theissen 1978] <Duits {1.2.3/1.2.5/3.2}
afbranden* vernietigend beoordelen 1985 [De Coster 1999] {1.2.1/1.2.5/3.1}
afdanken* afwijzen, uit de dienst ontslaan 1546 [wnt Suppl]
affabile lieflijk 1847 [kku] <Italiaans {3.2}
affaire zaak 1300 [mnw] <Frans
affect gemoedsaandoening 1557 [wnt Suppl] <Latijn

[pagina 869]

[p. 869]

affectatie gemaaktheid 1699 [wnt] <Frans
affecteren voorgeven 1582 [wnt] <Frans
affectie genegenheid 1433 [hws] <Frans
affettuoso met veel gevoel 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
affiche aanplakbiljet 1823 [wnt] <Frans
afficheren aanplakken 1864 [wnt Suppl] <Frans
affidavit attest 1832 [wei] <me Latijn
affiliëren als kind aannemen 1824 [wei] <Frans
affiniteit verwantschap 1553 [Vd Werve] <Frans
affirmatief bevestigend 1656 [wnt] <Frans
affirmeren bevestigen 1353 [hws] <Frans
affix toevoegsel 1911 [Gonggrijp, Brieven van Opheffer aan de Redactie van het Bataviaasch Nieuwsblad, 140-41] <modern Latijn
affreus afschuwelijk 1785 [wnt] <Frans
affricaat klank die als explosief begint en als spirant eindigt 1912 [kku]
affronteren krenken 1678 [wnt] <Frans
affuit onderstel van een vuurmond 1564 [wnt Suppl] <Frans
afgezaagd* zo dikwijls ter sprake gebracht dat het nieuwe er allang af is 1838 [wnt]
afgezant (van staatswege) afgevaardigde 1637 [wnt] <Duits
afghani munteenheid van Afghanistan 1925 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Afghaans {4.1.12}
afgod* valse godheid 1240 [Bern.]
afgrijzen* afschuw 1440 [mnw]
afgrond* grondeloze diepte 901-1000 [wps] {1.2.6}
afgunst* jaloezie 1265-1270 [cg Lut.K] {3.1}
aficionado bewonderaar, fan 1986 [De Coster 1999] <Spaans {3.2}
afijn tussenwerpsel: kortom 1903 [wnt] {4.3}
afkalven* afbrokkelen (van aarden wanden) 1578 [wnt Suppl]
afkatten afsnauwen 1970 [Aanv wnt]
afkeer weerzin 1611-1620 [wnt] <Duits
afkicken ontwennen van drugs 1968 [R75] <Engels
afko afgekort woord, zoals aso of depri 1987 [Kuitenbrouwer] {4.4/5}
afkondigen* in het openbaar bekendmaken 1477 [hws] {3.1}
aflaat* kwijtschelding van zonden 901-1000 [wps]
afmatten uitputten 1654 [wnt]
afnemer koper 1903 [wnt Suppl] <Duits
afnokken weggaan 1937 [wnt] <Engels
aforisme korte spreuk 1615 [wnt] <me Latijn
a fortiori bijwoord: met meer reden 1600 [wnt reden i] <Latijn
afrodisiacum geslachtsdrift stimulerend middel 1824 [wei] <modern Latijn
afrorock combinatie van rock en Afrikaanse muziek 1992 [De Coster 1992] <Engels {4.1.16}
afrossen* een pak slaag geven 1641 [wnt walgen]
afscheid* het scheiden 1450 [mnw]
afschuw gevoel van afkeer 1736 [wnt] <Duits
afstijgen* naar beneden gaan 1561 [wnt]
aft spruw 1896 [kui] <Latijn
aftaaien weggaan 1974 [Endt] <Engels
aftakelen* een schip aftuigen 1809-1811 [wnt]
aftands* oud 1650 [Lezen in Geld. en Overijs. bronnen p, 53]
aftershave scheerlotion 1965 [R75] <Engels
aftrekken* in de wiskunde: verminderen 1445 [Claes Tw. 9]
aftrekken* bevredigen 1906 [wnt Suppl] {4.4}
aftroggelen* afhandig maken 1644 [wnt]
aftuigen* afranselen 1912 [wnt]
afvaardigen* iem. zenden en machtigen 1580 [wnt Suppl] {3.1}
afvalbaron industrieel die de milieuwetten schendt 1992 [De Coster 1999] {4.4}
afvallig ontrouw 1637 [wnt] <Duits
afwasmachine toestel dat de afwas doet 1961 [gvd] {4.1.9}
afwezig* absent 1599 [Kil.] {1.2.5}
afzakkertje glaasje sterkedrank na maaltijd of andere drank 1730 [Sanders 1997a] {4.1.6}
afzet het verkopen 1847 [Vd Sijs 1996] <Duits {1.4}
afzichtelijk* wanstaltig 1856 [wnt]
afzien* (in de sport) lijden 1970 [Recht voor raap] {1.2.2/3.1}
afzonderlijk* op zichzelf staande 1650 [wnt]
agaat kwartsgesteente 1240 [Bern.] <Frans
agar-agar gedroogd zeewier, de gelatine daaruit gemaakt 1765 [wnt] <Indonesisch {3.1/3.2}
agave vetplant 1852 [wnt] <modern Latijn
agenda aantekenboek 1769 [wnt] <Latijn
agenderen tot een agenda verenigen 1880 [wnt agenda Suppl]
agens werkende kracht 1829 [wnt vocatief] <Latijn
agent vertegenwoordiger 1554 [Stallaert] <Frans
agent beambte bij de politie 1841 [wnt] <Frans
agentuur handelsvertegenwoordiging 1847 [kku] <Duits
ageren optreden 1490 [hws] <Latijn

[pagina 870]

[p. 870]

aggiornamento aanpassing van de kerk aan maatschappelijke ontwikkelingen 1975 [R75] <Italiaans {3.2}
agglomeraat opeenhoping 1932 [wnt] <Frans
agglomeratie opeenhoping 1926 [wnt Suppl] <Frans
agglutinatie samenkleving 1847 [kku] <Frans
agglutineren samenkleven 1824 [wei] <Frans
aggregaat samenstel van werktuigen 1937 [wnt] <Duits
aggregatie samenvoeging 1548 [wnt clausule] <me Latijn
agio opgeld 1565 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2}
agitatie opgewondenheid 1553 [Vd Werve] <Frans
agitato onrustig 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2}
agitator onruststoker 1847 [kku] <Latijn
agiteren verontrusten 1553 [Vd Werve] <Frans
agitprop communistische afdeling 1984 [gvd] <Russisch {3.2}
agnostisch volgens de leer dat wij het transcendente niet kunnen kennen 1926 [wnt] <Engels
agogiek vormingswerk 1992 [gvd]
agogisch m.b.t. de agogiek 1929 [kwt]
agoog welzijnswerker 1969 [Aanv wnt]
agora centraal plein in oude Griekse steden 1886 [kku] <Grieks {3.2}
agorafobie pleinvrees 1910 [kwt]
agrafie onvermogen om schriftelijk te formuleren 1903 [koe]
agrariër landbouwer 1888 [wnt Suppl] <Duits {4.1.13}
agrarisch m.b.t. de landbouw 1769 [wnt] <Latijn
agressie vijandelijke aanval 1592 [wnt] <Frans
agressief aanvallend 1847 [kku] <Frans
agressiviteit het agressief-zijn 1933 [wnt] <Frans
agressor aanvaller 1961 [gvd] <Engels
ah* tussenwerpsel: uitroep van verwondering, smart e.d. 1285 [mnw] {4.3}
aha* tussenwerpsel: uitroep van verrassing 1850 [wnt] {4.3}
aha-erlebnis plotseling dagend inzicht 1951 [wp (inzicht)] <Duits {3.2}
ahob overwegboom 1950 [wp jaarboek 1962] <L {1.2.5/3.4}
ahoi tussenwerpsel: uitroep om schip te praaien 1897 [wnt trechter] <Engels {4.3}
ahorn esdoorn 1479 [Claes] <Duits
ai* tussenwerpsel: uitroep van onaangename gewaarwording 1220-1240 [vmnw] {4.3}
ai tandarm zoogdier 1718 [Van Donselaar Tw. 12] <Portugees {3.2/4.1.3}
Aibo robothond 1999 [Sanders 2000] <Japans of Engels {3.2/4.1.18}
aids ziekte 1983 [R84] <Engels {4.4}
aikido Japanse gevechtssport 1972 [Grote Sport Enc.] <Japans {3.2/4.1.18}
aimabel beminnelijk 1777 [mey] <Frans
air houding 1694 [wnt Suppl] <Frans
airbag ballon in het dashboard van een auto die zich bij botsing opblaast 1994 [Vd Sijs 1996, 306] <Engels
airconditioning luchtbehandeling 1939 [kwt] <Engels {4.1.9}
airedaleterriër hondensoort 1919 [kwt] <Engels {4.1.3}
airmile waardepunten die inwisselbaar zijn tegen reischeques 1994 [De Coster 1999] <Engels
aïs met een halve toon verhoogde a 1890 [Melchior] <Duits {3.2}
ajakkes tussenwerpsel: uitroep van tegenzin 1855 [Focke, Neger-Eng. wrdb. 118] {4.3}
ajour opengewerkt 1824 [wei] <Frans
ajuin ui 1285 [cg I2, 1021] <Latijn {1.2.4/4.1.6}
ajuus, aju tussenwerpsel: groet 1747 [wnt] {1.2.4/1.2.5/4.3}
akela leidster van de welpen bij de padvinders 1926 [Aanv wnt] <Engels
akelei plantengeslacht 1226-1250 [cg ii 1 Pl.gloss.] <me Latijn
akelig* naar 1615 [wnt]
aker emmer 1276-1300 [cg Lut.A] <me Latijn
akkefietje karweitje, zaakje 1808 [wnt]
akker* stuk bouwland 821-823 [Claes] {2.3}
akkerbouwer* landbouwer 1556 [wnt Suppl] {4.1.13}
akkoord overeenkomst 1290 [cg I2, 1454] <Frans
akoestiek gehoorleer 1751 [wnt Suppl] <Frans
akropolis stadsburcht 1886 [kku] <Grieks {3.2}
aks* bijl 901-1000 [wps]
akte schriftelijk stuk 1453 [hws] <Frans
akte hoofddeel van toneelstuk 1798 [wnt] <Frans {3.2}
al* onbepaald voornaamwoord 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {1.3/2.5/4.2}
al* bijwoord van tijd: reeds 1634 [wnt Suppl] {4.1.7}
alaaf* tussenwerpsel: carnavalskreet 1863 [kku] {4.3}
alang-alang reuzengrassoort 1744 [wnt] <Indonesisch {3.1/3.2}
alarm noodsein, onrust 1488 [hws] <Frans
albast gipssoort 1285 [cg Rijmb.] <Latijn {3.2}

[pagina 871]

[p. 871]

albatros stormvogel 1763 [wnt] <Engels of Frans {3.2}
albe wit miskleed 1240 [Bern.] <Latijn
albertijn munt 1600 [Van Gelder 1965] <Frans {4.1.12}
albino mens of dier zonder pigmentkleurstof 1824 [wei] <Portugees {3.2}
album boek met witte bladen om versjes of foto's te verzamelen 1700 [wnt] <Latijn
album grammofoonplaat of cd 1974 [R75] <Engels
albumine in water oplosbaar eiwit 1847 [kku]
alcalde burgemeester 1695 [Schimpdicht op Jacob van Zuylen van Nyevelt] <Spaans {3.2}
alcazar burcht 1855 [Kramers, Geographisch Wrdb.] <Spaans {3.2}
alchemie goudmakerij, primitieve scheikunde 1556 [wnt Suppl] <me Latijn
alcohol kleurloze vloeistof 1770 [wnt Suppl] <modern Latijn
alcoholica alcoholische dranken 1922 [wnt] <modern Latijn {4.1.6}
alcomobilist autobestuurder onder invloed 1993 [De Coster 1999]
al dente beetgaar (van deegwaren) 1984 [Blue Band Basiskookboek] <Italiaans {3.2}
alert bijdehand 1751 [wnt] <Frans
alexandrijn versvorm 1832 [Lulofs, Lessen over de Redekunst i, 179] <Frans
alexie woordblindheid 1910 [kwt]
alfa eerste letter van het Griekse alfabet 1560 [wnt Suppl] <Grieks {3.2}
alfabet letters van een spellingsysteem 1484 [Claes] <Latijn
alfanumeriek zowel met letters als cijfers werkend 1969 [Dijkman, Computer-abc 56]
alg wier 1663 [Claes] <Duits
algebra letterrekening 1612 [wnt Suppl] <me Latijn
algemeen* gemeenschappelijk, universeel 1562 [Dict. Tetraglotton 328C]
algoritme rekenschema 1734 [HubWes]
alias bijwoord: ook wel genaamd 1391 [Claes Tw. 9] <Latijn
alibi het aanwezig-zijn elders 1510 [wnt] <Latijn
alikruik slak 1634 [wnt] <? {3.5}
alimentatie toelage voor levensonderhoud van bloed- of aanverwanten 1737 [wnt] <Frans
alinea nieuwe regel 1838 [wnt] <Frans
alk steltloper 1763 [hou i, 5, 81] <Deens of Noors {3.2}
alkali hydroxide van een alkalimetaal 1583 [Claes Tw. 12] <me Latijn
alkoof klein vertrekje 1708 [wnt] <Frans
Allah naam van God bij de moslims 1686 [wnt verwoedheid] <Arabisch {3.2}
allee laan 1513 [wnt] <Frans
allee tussenwerpsel: komaan 1654 [wnt] <Frans {4.3}
alleen* bijwoord: zonder gezelschap 1240 [Bern.]
alleenstaande* vrijgezel 1984 [gvd] {3.1/4.1.4}
allegaar* onbepaald voornaamwoord 1236 [cg i 1, 24] {4.2}
allegorie zinnebeeldige voorstelling 1460-1470 [Latijns-Middelnederlands Vocabularius, hs. 19.590 Brussel] <Frans
allegretto bijwoord: levendig 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
allegrissimo in de muziek: zeer snel 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2}
allegro bijwoord: vrolijk 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
allehens onbepaald voornaamwoord 1871 [Calisch, Nieuw Volledig Engelsch-Nederlandsch Wrdb. i] <Engels {4.2}
alleluja tussenwerpsel: lofkreet 1330 [mnw] <Latijn {4.3}
allemaal* onbepaald voornaamwoord 1287 [cg NatBl] {4.2}
allemachtig* tussenwerpsel: uitroep van verwondering 1878-1881 [wnt] {4.3}
allemande een dans 1824 [wei] <Frans {4.1.15}
allengs* bijwoord van tijd: langzamerhand 1615 [wnt] {3.1}
allergeen allergie veroorzakende stof 1910-1914 [Bauwens]
allergie overgevoeligheid voor bepaalde stoffen 1910 [Claes Tw. 12] <Duits
allerhande* onbepaald voornaamwoord 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] {4.2}
allerlei onbepaald voornaamwoord 1400 [mnw] {4.2}
alles* onbepaald voornaamwoord 1599-1607 [Claes] {4.2}
alliage verbinding 1862 [wnt] <Frans
alliantie bondgenootschap 1451 [hws] <Frans
allicht* bijwoord van modaliteit: zeker wel 1749 [wnt relatie]
alligator krokodilachtige 1734 [wnt] <Engels {3.2}
all-in alles, iedereen 1971 [R75] <Engels
alliteratie stafrijm 1824 [wei] <Frans
allocatie toewijzing 1961 [gvd] <Frans {3.2}
allochtoon niet-inheems 1920 [wnt allo-]
allochtoon buitenlander 1971 [Burger en De Jong 182] {4.4}

[pagina 872]

[p. 872]

allocutie toespraak 1654 [wnt] <Latijn
allooi innerlijk gehalte 1360 [Pauw, Voorgeboden der stad Gent 78] <Frans
allopathie geneeswijze met tegenwerkende geneesmiddelen 1832 [wei] <Duits
allotropie het voorkomen van stoffen in andere toestanden 1872 [gvd]
allottava met een octaaf verschil 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2}
allround in alle opzichten bedreven 1924 [Aanv wnt] <Engels
alluderen zinspelen op 1561 [Mak] <Latijn
allure houding 1824 [wei] <Frans
allusie zinspeling 1654 [wnt] <Frans
alm bergweide 1876 [Bos, Beknopt leerboek der aardijkskunde 34, 38] <Duits
almachtig* onbeperkt in macht 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5/5}
almanak kalenderboekje 1401-1450 [hws] <me Latijn
aloë plantengeslacht 1240 [Bern.] <Latijn
aloen-aloen stadsplein 1851 [Van Doren, Reis naar Nederlands Oost-Indië] <Indonesisch {3.1/3.2}
alpaca hoefdier 1807 [wnt Suppl] <Spaans {3.2/4.1.3}
alpaca legering 1879 [wnt] <Duits
alpino baret 1938 [wnt] {3.3/4.1.9}
alruin mandragora 1226-1250 [cg ii 1 Pl.gloss.] <Duits
als* onderschikkend voegwoord 1200 [cg ii 1 Servas] {1.2.5/4.2}
alsjeblieft, alstublieft* tussenwerpsel: verzoek 1721 [wnt] {4.3}
alsmaar bijwoord van tijd: voortdurend 1928 [Vd Sijs 1996] <Jiddisch {3.2/4.1.7}
alsmede* nevenschikkend voegwoord 1672 [wnt] {4.2}
alt lage vrouwenstem 1795 [wnt] <Duits {3.2/4.1.16}
altaar offertafel 1200 [cg ii 1 Servas] <Latijn
alteratie verandering 1528 [Vorstermanbijbel] <Frans
altereren veranderen 1351-1400 [hws] <Frans
alternatie afwisseling 1654 [wnt] <Frans
alternatief elkaar afwisselend 1544 [wnt] <Frans
alterneren afwisselen 1553 [Van Mussem] <Frans
althans* bijwoord van modaliteit 1642 [wnt] {3.1}
althans* onderschikkend voegwoord 1715 [wnt] {4.2}
altijd* bijwoord van tijd: voortdurend 1248-1271 [vmnw] {4.1.7}
altimeter hoogtemeter 1847 [kku]
altoos* bijwoord van tijd: altijd 1200 [cg ii 1 Servas] {3.1}
altruïsme onbaatzuchtigheid 1898 [wnt] <Frans
aluin dubbelzout 1240 [Bern.] <Frans
aluminium chemisch element 1835 [wnt] <modern Latijn
alvast* bijwoord van tijd: voorlopig 1784-1785 [wnt] {4.1.7}
alveolair bij de tandkassen gevormd (van spraakklanken) 1847 [kku]
alvleesklier* pancreas 1856-1859 [wnt] {1.2.4}
alvorens* onderschikkend voegwoord 1674 [wnt] {4.2}
alzheimer een bepaalde ziekte 1919 [Picarta: titel van R. Tumbelaka]
ama alleenstaande minderjarige asielzoeker 1993 [De Coster 1999] <L {3.4}
amabile lieflijk 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
amalgaam legering 1636 [Secreeten van Alexis Piemontois, 204] <me Latijn
amandel steenvrucht met eetbare pit 1251 [Claes Tw. 9] <Latijn {4.1.2}
amandelpers lekkernij 1746 [wnt Suppl] {1.2.4/4.1.6}
amanuensis schrijver, helper 1615 [wnt] <Latijn
amaril polijststeen 1567 [wnt Suppl] <Frans
amaryllis sierplant 1780 [wnt] <modern Latijn
amateur beoefenaar uit liefhebberij 1654 [wnt] <Frans
amazone strijdbare vrouw 1582 [wnt] <Latijn
amazone sierlijke paardrijdster 1867 [wnt] <Frans
ambacht handwerk 772-776 [Claes] <Keltisch {2.3/3.2}
ambassade gezantschapsgebouw 1878 [wnt] <Frans
ambassadeur gevolmachtigd gezant 1416 [hws] <Frans
amber barnsteen, harssoort 1516 [wnt Suppl] <Frans
ambiance sfeervolle omgeving 1959 [Aanv wnt] <Frans {3.2}
ambiëren dingen naar 1619 [wnt] <Frans
ambigu dubbelzinnig 1666 [wnt duister] <Frans
ambiguïteit dubbelzinnigheid 1654 [wnt] <Frans
ambitie eerzucht 1555 [wnt reverentie] <Frans

[pagina 873]

[p. 873]

ambivalent twee waarden hebbend 1934 [wnt] <Duits
ambrosia godenspijs 1561 [wnt] <Latijn
ambt openbare, hogere betrekking 1580 [wnt Suppl] <Duits
ambulance ziekenauto 1910-1914 [Bauwens] <Frans {4.1.10}
ambulant steeds op weg, zonder vaste standplaats 1805 [wnt] <Frans {3.2}
amechtig* sterk hijgend 1574 [wnt Suppl]
amelkoren spelt, tarwe 1567 [Junius 126b] {4.1.2}
amen slotwoord van gebeden, tussenwerpsel 1001-1050 [cg ii 1, 118] <Latijn {4.3}
amendement wijzigingsvoorstel 1849 [wnt beraadslaging] <Frans
amenderen verbeteren 1862 [wnt] <Frans
amenorroe uitblijven van menstruatie 1847 [kku]
americium chemisch element 1961 [gvd] <modern Latijn
amethist kwarts 1240 [Bern.] <Latijn
ametropie afwijking van het normale zien 1886 [kku]
ameublement bij elkaar horende meubels 1707 [wnt] <Frans {4.1.9}
amfetamine stimulerend middel 1968 [R75] <Engels {4.1.6}
amfibie periodiek in het water levend dier 1698 [wnt menigte] <Latijn
amfibrachys een versvoet 1824 [wei] <Grieks {3.2}
amfitheater rond, oplopend theater 1658 [mey] <Latijn {3.2}
amfoor kruik 1873 [wnt twee] <Latijn
amicaal vriendschappelijk 1782 [wnt] <Frans
amice vriend 1654 [wnt] <Latijn
amigocratie bestuur d.m.v. vriendjespolitiek 1987 [De Coster 1999]
aminozuur organische verbinding die zowel amino- als carboxylgroep bevat 1935 [wnt anaconda Suppl]
ammehoela tussenwerpsel: nooit van mijn leven! 1928 [Sanders 1993] {4.3}
ammonia oplossing van ammoniak in water 1831 [wnt]
ammoniak verbinding van stikstof en waterstof 1562 [Claes Tw. 9] <Latijn
ammoniet fossiele schelp 1771 [hou i, 16, 415]
ammunitie schietvoorraad 1576 [Schulten Tw. 9] <Frans {4.1.14}
amnesie geheugenverlies 1847 [kku] <modern Latijn
amnestie generaal pardon 1610 [wnt] <Frans
amoebe slijmdiertje 1858 [wnt] <modern Latijn
amogger asielzoeker met onacceptabel gedrag 1999 [nrc-h 10/2/2001] <L {3.4}
amok razernij 1622 [wnt] <Indonesisch {3.2}
amontillado sherry 1910 [E.A. Poe, Een tiental verhalen, xxi] <Spaans {3.2/4.1.6}
amorette liefdesgodje, cupidootje 1847 [kku] <Italiaans {3.2}
amorf vormloos 1856 [wnt] <modern Latijn {1.2.6}
amoroso teder 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
amoureus verliefd 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans
amoveren verwijderen 1553 [wnt] <Latijn
ampel omstandig 1566 [wnt] <Frans
amper* bijwoord van hoedanigheid: ternauwernood 1771 [Claes]
ampère eenheid van elektrische stroomsterkte 1887 [wnt] <Frans
ampersand bepaald typografisch teken 1992 [gvd] <Engels
ampex beeldband 1970 [Recht voor raap] <Engels {4.1.17}
amplificeren vergroten 1553 [wnt] <Latijn
amplitudo schommeling, slingerwijdte 1769 [wnt] <Latijn
ampul buisje met injectievloeistof 1933 [wnt Suppl] <Latijn {1.2.4}
amputatie afzetting van lichaamsdeel 1553 [wnt] <Frans
amputeren (lichaamsdeel) afzetten 1553 [wnt] <Frans
amsterdammertje* paaltje tegen parkeren op de stoep 1974 [Aanv wnt] {1.2.5/3.1}
amulet talisman 1669 [Claes] <Frans
amusant vermakelijk 1824 [wei] <Frans
amuse-gueule hapje bij het aperitief 1992 [gvd] <Frans {3.2/4.1.6}
amusem*nt vermaak 1721 [wnt] <Frans
amuseren vermaken 1593 [wnt] <Frans
anaal m.b.t. de anus 1923 [wnt] <Frans
anabaptist wederdoper 1534 [wnt] <Frans {4.1.8}
anabool opbouw van eiwit bevorderend 1973 [Aanv wnt] <Grieks {3.2}
anachronisme fout m.b.t. tijdrekening 1734 [wnt] <Frans of Latijn
anaconda slang 1847 [kku] <Engels
anaëroob zonder zuurstof plaatsvindend of levend 1909 [wnt reincultuur]
anafylaxie vorm van allergie 1948 [kwt]
anagram letterkeer 1654 [wnt] <Frans
anakoloet niet-lopende zin 1847 [kku] <Grieks {3.2}

[pagina 874]

[p. 874]

analgesie gevoelloosheid 1734 [HubWes] <modern Latijn
analgeticum pijnstiller 1910-1914 [Bauwens] <modern Latijn
analoog overeenkomstig 1824 [wei] <Frans
analyse ontbinding 1806 [wnt Suppl] <Frans {3.2}
analyseren een analyse toepassen op 1635 [wnt]
analyticus die analyseert 1847 [kku] <me Latijn
anamnese het terugroepen in de herinnering 1824 [wei] <Latijn
anamorfose vertekende figuur die in gebogen spiegel normaal beeld oplevert 1734 [HubWes] <Frans
ananas vrucht 1596 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.2}
anapest versvoet 1821 [wnt] <Latijn
anarchie regeringloosheid, wanorde 1584 [wnt] <Frans
anathema vervloeking 1532 [wnt] <Latijn
anatomie ontleedkunde 1553 [Vd Werve] <Frans of Latijn
anchorman vaste presentator 1988 [De Coster 1999] <Engels
anciënniteit ouderdom in rang 1764 [wnt] <Frans
andante bijwoord: rustig voortgaande 1795 [wnt] <Italiaans {3.2}
andantino bijwoord: rustig voortgaande 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
ander* telwoord: de tweede, niet dezelfde 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.2}
ander* onbepaald voornaamwoord 1285 [cg Rijmb.] {4.2}
anderhalf* telwoord 1272 [cg i 1, 211] {4.2}
anders* bijwoord van modaliteit: op andere wijze 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] {3.1}
andijvie plant, groente 1351-1400 [hws] <me Latijn {4.1.6}
andreaskruis liggend kruis 1857 [wnt sint]
androgeen leidend tot mannelijke ontwikkelingsvormen 1961 [gvd]
androgyn hermafrodiet 1601 [wnt verpottenbakken] <Frans
anekdote amusant verhaal 1800 [wnt wijzen] <Frans {3.2}
anemie bloedarmoede 1669 [wnt] <modern Latijn
anemoon plantengeslacht 1593 [wnt Suppl] <Latijn
anencefalie deels ontbreken van hersenen 1886 [kku]
anesthesie gevoelloosheid 1663 [mey] <Latijn
angehaucht tenderend naar 1992 [gvd] <Duits {3.2}
angel* haak, hengel 1276-1300 [cg ii 1, 2] {1.2.3/3.1}
angelus drieledig gebed 1728 [Marin, Compleet Fransch en Nederduitsch wrdb.] <Latijn
angina keelziekte 1553 [wnt] <Latijn
angioom vaatgezwel 1912 [kku]
anglaise dans 1832 [wei] <Frans {4.1.15}
anglicaan lid van de anglicaanse Kerk 1871 [Calisch, Nieuw Volledig Engelsch-Nederlandsch Wrdb.] <Engels {4.1.8}
anglicisme uit het Engels overgenomen woord of uitdrukking, in strijd met het eigen taalgebruik 1824 [wnt] <Frans of Latijn
anglofiel voorliefde voor Engels of Engelsen tonend 1886 [kku]
angora wol 1821 [wnt] <Frans {4.1.9}
angorakat kattensoort 1770 [Papillon] {4.1.3}
angst* vrees 901-1000 [cg wps Gloss.]
angstgegner tegenstander van wie men vaak verliest 1991 [De Coster 1999] <Duits {3.2}
angsthaas bangerd 1984 [gvd] <Duits {1.2.1/3.2}
ångströmeenheid eenheid voor kleine golflengten 1950 [gvd]
ani-ani rijstmesje 1880 [F. Bruins, Het Wereldrond iii, 78] <Indonesisch {3.1/3.2}
anijs plant 1240 [Bern.] <Frans
aniline grondstof voor kleurstoffabricage 1856 [wnt] <Duits
animaal dierlijk 1568 [wnt] <Frans
animatie activering 1657 [wnt]
animatie bewegend beeld 1984 [gvd] <Engels
animato levendig 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
animator hij die stimuleert 1924 [wnt] <Engels
animeermeisje meisje dat in nachtclubs klanten verleidt tot consumeren 1948 [wnt] <Duits {3.2/4.1.13}
animeren opwekken 1451-1500 [hws] <Frans
animisme opvatting dat alle dingen een ziel hebben 1873 [wnt]
animo opgewektheid 1836 [wnt] <Italiaans {3.2}
animositeit vijandigheid 1660 [wnt] <Frans
animoso bezield 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
anion negatief geladen ion 1912 [kku]
anisette likeur uit anijszaad 1866 [wnt] <Frans {4.1.6}
anjer plantengeslacht 1554 [Dod.]
ankeiler covertekst, intro 1986 [De Coster 1999] <Duits {3.2}
anker gestel om schip vast te leggen 1240 [Bern.] <Latijn

[pagina 875]

[p. 875]

anker inhoudsmaat 1330 [Claes] <me Latijn
anklet korte sok 1955 [Stoop] <Engels {3.2}
annalen jaarboeken 1553 [wnt] <Latijn
annex aangrenzend 1562 [wnt] <Latijn
annexatie inlijving 1870 [wnt] <Frans
annexeren inlijven 1859 [wnt Suppl] <Frans
anno bijwoord van tijd: in het jaar 1513 [wnt verponding] <Latijn {4.1.7}
annonceren aankondigen 1669 [wnt] <Frans
annotatie aantekening 1634 [wnt Suppl] <Frans of Latijn
annoteren aantekenen 1510 [wnt] <Frans of Latijn
annuïteit jaarlijkse uitkering 1736 [wnt] <Frans
annuleren vernietigen 1344 [Moors 286, 39] <Frans
anode positieve elektrode 1862 [wnt]
anomalie onregelmatigheid 1824 [wei] <Frans
anoniem naamloos 1824 [wei] <Frans
anonymus een ongenoemde 1721 [wnt] <me Latijn
anorak windjak 1961 [gvd] <Engels {3.2}
anorexie gebrek aan eetlust 1663 [mey] <Latijn
anorganisch niet-levend 1860 [wnt]
anorg*smie het ontbreken van org*sme 1961 [gvd] <Frans {3.2}
ansicht prentbriefkaart 1912 [kku] <Duits {1.4}
ansjovis beenvis 1518 [wnt Suppl] <Spaans {3.2}
antagonist tegenstander 1689 [wnt] <Frans
antecedent voorafgaand feit 1862 [wnt] <Frans
antedateren voorzien van vroegere dagtekening 1668 [wnt Suppl] <Frans
antediluviaal m.b.t. de tijd vóór de zondvloed 1872 [gvd]
antenne draad voor het zenden en ontvangen van elektromagnetische golven 1906 [wnt Suppl] <Italiaans {3.2}
anthologie bloemlezing 1769 [wnt] <Frans
anti voorzetsel 1824 [wei] <Grieks {3.2/4.2}
antibioticum microbedodend middel 1924 [gvd] <modern Latijn
antichambre wachtkamer 1650 [wnt] <Frans
anticipatie het vooruitgrijpen 1502 [hws] <Frans
anticiperen vooruitlopen op 1784 [wnt] <Frans
anticlimax teleurstellende afloop 1847 [kku]
anticonceptie het verhinderen van bevruchting 1953 [Aanv wnt]
antidotum tegengif 1608 [wnt ruit] <Latijn
antiek afkomstig uit de Griekse of Romeinse Oudheid, afkomstig uit oude tijden 1553 [Vd Werve] <Frans
antifoon beurtzang, liturgisch vers 1240 [Bern.] <me Latijn
antigeen stof die in organisme tegengif vormt 1950 [gvd]
antilope herkauwer 1622 [wnt] <Frans {4.1.3}
antimakassar kleedje over rugleuning 1856 [Sanders 1995] <Engels
antimonium chemisch element 1544 [wnt Suppl] <me Latijn
antipasto voorgerecht 1968 [wp voor de vrouw] <Italiaans {3.2/4.1.6}
antipathie afkeer jegens iemand 1604 [wnt] <Frans
antipode tegenvoeter 1613 [wnt] <Latijn
antipyrine geneesmiddel tegen koorts 1891 [Sijthoffs wrdb. voor kennis en kunst] <Duits
antiqua Latijnse drukletter 1843 [wnt] <Latijn
antiquaar handelaar in oude boeken 1870 [wnt] <Duits {4.1.13}
antiquair handelaar in oude kunst 1660 [wnt] <Frans {4.1.13}
antiquiteit voorwerp uit vroeger tijd 1561 [Mak] <Frans
antisepsis ontsmetting 1910 [kwt] <modern Latijn
antithese tegenstelling 1773 [wnt] <Frans
antoniem tegengesteld van betekenis 1912 [kku] <Frans
antonomasia naamsverwisseling 1654 [mey] <Grieks {3.2}
antraciet steenkoolsoort 1832 [wei] <Frans
antrax miltvuur 1871 [wnt anthrax Suppl] <Latijn
antropofaag menseneter 1824 [wei] <Latijn
antropoïde mensachtig 1986 [wnt welving] <Frans
antropologie natuurkennis van de mens 1734 [wnt]
antropomorf mensvormig 1859 [wnt] <Frans
antroposofie een bepaalde levensleer 1933 [wnt anthropo-]
antwoord* bescheid 1100 [Willeram]
antwoordapparaat telefoonbeantwoorder 1979 [Wijnands&Ost] {4.1.17}
anus aars 1833 [wnt visch] <Latijn {3.2/4.4}
aoristus werkwoordstijd 1638 [Ruijs] <Latijn
aorta lichaamsslagader 1663 [mey] <modern Latijn {3.2}
apart afgescheiden 1498 [hws] <Frans
apartheid rassenscheiding 1961 [gvd] <Afrikaans {3.2}
apathie ongevoeligheid 1824 [wei] <Frans
apekool onzinpraat 1763 [wnt pluizen i]

[pagina 876]

[p. 876]

apenstaart(je) typografisch teken, at-sign 1981 [Mini/micro computer okt. 9, 69]
apepsie onvoldoende spijsvertering 1734 [HubWes] <Frans
aperitief drank voor de maaltijd 1895 [wnt] <Frans {4.1.6}
apert duidelijk 1401-1450 [mnw] <Latijn
apestoned erg onder invloed van drugs 1979 [De Coster 1999] {4.4}
apex top 1834 [wnt vlakte] <Latijn
apicultuur bijenteelt 1929 [kwt]
apin* wijfjesaap 1451-1500 [mnw]
aplomb doortastendheid 1847 [wnt Suppl] <Frans
apneu tijdelijke ademstilstand 1669 [mey] <modern Latijn
apocope wegval van een eindletter(greep) 1550 [wnt Suppl] <Latijn
apocrief niet als gezaghebbend erkend 1599 [wnt Suppl] <Latijn
apodictisch onweerlegbaar 1799 [wnt Suppl] <Duits
apologetisch verdedigend 1824 [wei] <Duits
apologie verdediging 1567 [wnt Suppl] <Frans of Latijn
apoplexie beroerte 1553 [wnt Suppl] <Frans
apostel Godsgezant 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.8}
a posteriori bijwoord: achteraf gedacht 1824 [wei] <Latijn
apostille kanttekening op akte 1351-1400 [mnw] <Frans
apostolaat apostelambt 1847 [wnt] <Latijn
apostolisch m.b.t. de apostelen 1495 [wnt Suppl] <Latijn
apostrof weglatingsteken 1550 [wnt] <Frans
apotheek geneesmiddelenwinkel 1265-1270 [cg Lut.K] <me Latijn {3.2}
apotheker geneesmiddelenbereider en -verkoper 1513 [wnt Suppl] <Frans {4.1.13}
apotheose vergoddelijking 1769 [wnt] <Frans
apparaat toestel, mechanisch hulpmiddel 1862 [wnt] <Frans
apparatsjik bureaucraat 1984 [gvd] <Russisch {3.2}
apparatuur samenstel van apparaten 1933 [wnt] <Duits
appartement wooneenheid 1687 [wnt] <Frans
appassionato hartstochtelijk 1847 [kku] <Italiaans {3.2}
appel* vrucht 1146 [Künzel] {2.3/4.1.2}
appèl beroep, verzet 1336-1339 [mnw] <Frans
appelflap* appelgebak 1919 [wnt flap iii] {4.1.6}
appelflauwte lichte flauwte 1646 [wnt]
appellant iem. die in hoger beroep gaat 1467-1490 [hws] <Frans
appelleren in hoger beroep gaan 1281 [cg i 1, 564] <Frans
appelsap* drank van appels 1562 [wnt] {4.1.6}
appelsien zuidvrucht 1676 [Sanders 1995] {4.1.2}
appendicitis blindedarmontsteking 1901 [kui] <modern Latijn
appendix aanhangsel 1538 [wnt uitp(anden)] <Latijn
appetijt eetlust 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans
appetizer kleine consumptie om de eetlust te stimuleren 1984 [gnn] <Engels {4.1.6}
appiekim tussenwerpsel: Bargoens: in orde! 1974 [Endt] {4.3}
applaudisseren in de handen klappen 1794 [wnt]
applaus handgeklap 1859 [wnt] <Latijn
applicatie toediening, toepassing 1595 [wnt] <Frans {1.2.3}
applicatie computerprogramma voor bepaalde toepassing 1981 [Mini/micro computer okt. 9, 9] <Engels {1.2.3}
applicatuur vingerzetting 1824 [wei] <Duits {3.2}
apporteren terugbrengen 1650 [wnt Suppl] <Frans
appositie bijstelling 1650 [mey] <Latijn
appreciatie schatting, waardering 1553 [wnt] <Frans
appreciëren op of naar waarde schatten 1553 [wnt] <Frans
approach benadering 1948 [De Vooys] <Engels
approbatie goedkeuring 1515 [hws] <Frans
apraxie storing van gerichte bewegingen 1946 [Jongbloed, Overzicht physiologie van den mensch 218] <Frans
april vierde maand 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.7}
a prima vista bijwoord: van het blad (zingen of spelen) 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
a priori bijwoord: vooraf 1658 [mey] <Latijn
à propos tussenwerpsel: wat ik wilde zeggen 1704 [wnt] <Frans {4.3}
apsis halfronde uitbouw in kerken 1858 [wnt koor] <Latijn {3.2}
aquaduct waterleiding op een gemetselde boog 1599 [wnt] <Latijn {3.2}
aqualong luchtreservoir 1963 [Aanv wnt] <Engels
aquamarijn zeegroene edelsteen 1824 [wei] <Latijn
aquaplaning glijden over nat oppervlak 1968 [kwt] <Engels

[pagina 877]

[p. 877]

aquarel schilderij in waterverf 1872 [gvd] <Frans
aquarium bak voor waterdieren 1769 [wnt] <Latijn
aquatint prentdrukprocédé 1872 [gvd] <Italiaans {3.2}
aquavion draagvleugelboot 1960 [wp jaarboek 1960] <Frans {3.2/4.1.11}
aquavit Scandinavische sterkedrank 1912 [wnt whisky] <Deens, Noors of Zweeds {3.2/4.1.6}
ar door paarden over sneeuw voortgetrokken slee 1832 [wnt Suppl] {1.2.4/4.1.10}
ara papegaaiachtige 1630 [Van Donselaar Woordenaar 1, 1] <Spaans {3.2}
arabesk versiering 1558 [wnt] <Frans
arak rijstbrandewijn 1598 [De Jonge ii, 40] <Indonesisch {3.2/4.1.6}
arbeid* inspanning 901-1000 [wps]
arbeidsloon* vergoeding 1311 [tntl 1943, 40] {3.1}
arbeidsvitaminen muziek die het werk en de werklust bevordert 1950 [Van Gelder 1993] {4.1.16/4.4}
arbiter scheidsrechter 1488 [hws] <Frans
arbitraal scheidsrechterlijk 1494-1512 [hws] <Frans
arbitrage bemiddeling 1503 [wnt] <Frans
arbitrair willekeurig 1503 [wnt] <Frans
arboretum bomentuin 1768 [wnt] <Latijn
arcade boogstelling 1618 [wnt] <Frans
arcadisch landelijk, idyllisch 1647 [wnt]
arcato met de strijkstok te doen 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2}
arceren lijnen trekken 1604 [wnt Suppl] <Frans
archaïsch m.b.t. oud tijdperk 1913 [wnt] <Frans
archeologie oudheidkunde 1824 [wei]
archetype oerbeeld 1768 [wnt] <Latijn
archief verzameling van geschreven stukken 1462 [wnt Suppl] <Latijn
archipel eilandengroep 1728 [Marin, Compleet Fransch en Nederduitsch wrdb.] <Frans
architect bouwmeester 1553 [wnt] <Frans
architraaf hoofdbalk 1553 [wnt] <Italiaans {3.2}
archivaris die zorgt voor een archief 1763 [wnt] <modern Latijn
arctisch noordpool- 1740 [wnt] <Latijn
ardente vurig 1839 [Natan] <Italiaans {3.2}
are vierkante decameter 1808 [wnt] <Frans {3.2}
areaal gebied 1918 [wnt] <me Latijn
areka soort palm 1596 [wnt] <Portugees {3.2}
arena middendeel in amfitheater 1661 [wnt] <Latijn {3.2}
arend* roofvogel 1285 [cg Rijmb.] {1.2.4}
areometer vochtweger 1768 [wnt] <Frans
argeloos onschuldig 1794 [wnt] <Duits
arglist* boze bedoeling 1276 [vmnw]
argon chemisch element 1910 [kwt]
argot boeventaal 1847 [wnt] <Frans
argument bewijsgrond 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans
argumentatie bewijsvoering 1573 [wnt] <Frans
argumenteren bewijsgronden aanvoeren 1553 [Van Mussem] <Frans
argwaan verdenking 1599 [Kil.] <Duits
aria zangstuk 1754 [wnt] <Italiaans {3.2}
ariary munteenheid van Madagaskar 1978 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Malagasi {4.1.12}
arioso gezang met vrije melodie 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
aristocraat lid van adellijke oligarchie 1782 [wnt] <Frans
aristocratie regering van de besten 1583 [wnt] <Frans
aritmetica rekenkunde 1591 [wnt Suppl] <Latijn
ark woonschuit 1642 [wnt ark ii] <Latijn {4.1.11}
arm* lichaamsdeel 901-1000 [wps] {3.1}
arm* behoeftig 901-1000 [wps]
armada oorlogsvloot 1588 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.11}
armadil tandarm zoogdier 1596 [Van Donselaar Tw. 13] <Spaans {3.2}
armageddon plaats waar demonen zich verzamelen 1637 [Statenvertaling] <Latijn
armagnac alcoholhoudende drank 1891 [Sijthoffs wrdb. voor kennis en kunst] <Frans {4.1.6}
armatuur draagconstructie 1665 [wnt] <Frans
armborst soort van boog 1285 [cg Rijmb.] {4.1.14}
armee leger 1350 [mnw] <Frans {4.1.14}
armoede* gebrek 901-1000 [wps]
armoedzaaier* zeer arm persoon 1901 [wnt]
armoriaal wapenboek 1710 [wnt wapen] <Frans
armzalig pover 1669 [wnt Suppl] <Duits
aroma geur 1869 [wnt ysop(e)] <Latijn
aronskelk plantengeslacht 1836 [wnt]
arpeggio na elkaar laten klinken van tonen die tegelijk klinkend zijn geschreven 1795 [wnt] <Italiaans {3.2}
arrangeren schikken 1669 [wnt] <Frans

[pagina 878]

[p. 878]

arrenbie computersoulvariant 1997 [Oor 7] <L {3.4/4.1.16}
arrenslee door paarden over sneeuw voortgetrokken slee 1740 [wnt Suppl] {1.2.4/4.1.10}
arrest hechtenis 1308-1346 [mnw] <Frans
arrestatie inhechtenisneming 1445 [hws] <Frans
arresteren in hechtenis nemen 1276-1300 [cg i 1, 19] <Frans
arrivé iem. die een positie in de maatschappij veroverd heeft 1919 [kwt] <Frans
arrivederci tussenwerpsel: afscheidsgroet 1992 [gvd] <Italiaans {3.2/4.3}
arriveren aankomen 1240 [Bern.] <Frans
arro arrogant persoon 1986 [Sanders 1999] {1.2.4/4.4}
arrogant verwaand 1553 [wnt] <Frans
arrondissem*nt onderdeel van ambtsgebied 1795 [wnt] <Frans {3.2}
arsenaal bewaarplaats van wapens 1569 [Toll.] <Frans
arsenicum chemisch element 1552 [wnt] <Latijn
art deco artistieke stijl 1975 [wp] <Frans {3.2}
artefact door mensenhand gemaakt voorwerp 1824 [wnt]
arterie slagader 1553 [wnt] <Latijn {3.2}
arteriosclerose aderverkalking 1910-1914 [Bauwens]
articulatie spraakklankvorming 1824 [wnt] <Frans
articuleren duidelijk uitspreken 1568 [wnt] <Frans
artiest kunstenaar 1553 [Vd Werve] <Frans
artificieel kunstmatig 1566 [wnt Suppl] <Frans
artikel onderdeel van geschrift of verhandeling 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans of Latijn
artikel als grammaticale term: lidwoord 1576 [Ruijs] <Latijn
artillerie wapen van de landmacht, uitgerust met geschut 1550 [wnt] <Frans {4.1.14}
artisjok plant 1573 [wnt] <Italiaans {3.2/4.1.6}
artisticiteit het artistiek zijn 1890 [wnt]
artistiek kunstvaardig 1864 [wnt] <Frans
art nouveau Jugendstil 1948 [wp] <Frans
artotheek instelling die kunst uitleent 1972 [Aanv wnt]
artritis gewrichtsontsteking 1734 [HubWes] <modern Latijn
artrografie het maken van röntgenfoto's van gewrichten 1990 [wp]
artroscopie onderzoek van de binnenzijde van gewrichten 1990 [wp]
artrose gewrichtsontsteking 1984 [gvd] <Frans {3.2}
arts geneesheer 1586 [wnt Suppl] <Duits {4.1.13/5}
artsenij geneesmiddel 1401-1450 [mnw] <Duits
as* verbrandingsresidu 901-1000 [cg wps Gloss.]
as* spil 1240 [Bern.]
as Romeinse munt 1704 [Hannot&Hoogstraten] <Latijn
asbest delfstof 1782 [wnt] <Latijn
asceet iem. die zich op godsdienstige gronden beperkingen oplegt 1824 [wnt] <me Latijn {4.1.8}
ascendant teken van dierenriem dat op het moment van de geboorte boven de horizon komt 1557 [wnt Suppl] <Frans
ascendenten verwanten in opklimmende lijn 1546 [wnt] <Latijn
ascese onthouding 1832 [wnt] <Latijn
ascetisch m.b.t. ascese 1824 [wei] <Duits of Frans
ascorbinezuur vitamine C 1950 [gvd]
aseksueel geslachtloos 1906 [wnt]
aselect niet uitgekozen 1975 [wp]
asem* ingeademde lucht 1351-1400 [mnw]
asepsis wering van infectie 1912 [wnt] <modern Latijn
aseptisch bescherm(en)d tegen infectie 1847 [kku]
asfalt mineraal hars 1852 [wnt] <Frans {1.1}
asfyxie verstikking 1824 [wei] <modern Latijn
ashram leefgemeenschap van aanhangers van Indische religies 1992 [gvd] <Sanskriet
asiel toevlucht(soord) 1650 [wnt asyl Suppl] <Frans
asjemenou* tussenwerpsel: uitroep van verbazing 1950 [gvd] {4.3}
aso asociaal persoon 1987 [Kuitenbrouwer] {1.2.4}
asobot gezelschapsrobot 2000 [Sanders 2001] <Engels {4.1.18}
aspect aanzicht, uitzicht in de toekomst, verschijningsvorm 1842 [wnt] <Frans
asperge plant 1583 [Dod.] <Frans {4.1.6}
aspic vlees- of visgelei 1863 [wnt] <Frans {4.1.6}
aspidistra plantengeslacht 1891 [Sijthoffs wrdb. voor kennis en kunst] <modern Latijn
aspirant aanzoeker 1824 [wnt] <Frans
aspiratie eerzucht 1857 [wnt Suppl] <Frans
aspireren met h uitspreken 1553 [Vd Werve] <Frans
aspireren haken naar 1553 [Vd Werve] <Frans

[pagina 879]

[p. 879]

aspirine acetylsalicylzuur 1910 [kwt] <Duits {1.2.5}
assai vrij sterk 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
assegaai houten werpspies 1600 [wnt] <Engels {3.2}
assemblage het ineenzetten 1931 [wnt] <Frans
assemblee algemene vergadering 1669 [wnt] <Frans
assembleren samenvoegen 1948 [wnt] <Frans
assertief zelfbewust 1979 [wp jaarboek 1980] <Frans
assessment sollicitatieprocedure met praktijkoefeningen 1988 [De Coster 1999] <Engels
assessor bijzitter, helper 1567 [wnt] <Latijn
asset iets wat waarde vertegenwoordigt 1989 [Peptalk] <Engels
asshole klootzak 1990 [De Coster 1999] <Engels
assignatie aanwijzing 1536 [wnt] <Frans
assimilatie gelijkmaking 1658 [mey] <Frans
assimileren gelijkmaken 1650 [wnt] <Frans
assist beslissende voorzet bij balsport 1984 [gvd] <Engels
assistent helper 1535 [wnt] <Latijn
assistentie bijstand 1467-1490 [hws] <Frans of Latijn
assisteren bijstaan 1496 [hws] <Frans
associatie het samengaan 1537 [wnt] <Frans
associé compagnon 1816 [wnt] <Frans
associëren verbintenis aangaan 1600 [wnt] <Frans
assorteren naar soort bijeenzoeken 1624 [wnt] <Frans
assortiment gevarieerde voorraad 1702 [wnt] <Frans
assumptie het assumeren 1626 [wnt Suppl] <Latijn
assurantie verzekering 1530 [hws] <Frans
assureren verzekeren 1530 [hws] <Frans
astatisch zonder vaste stand 1872 [gvd]
astatium radioactief chemisch element 1975 [wp] <modern Latijn
aster plantengeslacht 1633 [Claes] <Latijn
asterisk sterretje 1824 [wnt] <Frans
asteroïde planetoïde 1863 [kku] <Frans
asthenie krachteloosheid 1824 [wnt] <modern Latijn
astigmatisch met onscherpe beeldvorming 1902 [wnt]
astma aamborstigheid 1538 [wnt] <Grieks {3.2}
astraal m.b.t. de sterren 1710 [wnt opheffen] <Latijn
astrakan bontsoort 1898 [wnt Suppl] <Frans
astringent samentrekkend 1663 [mey] <Latijn
astrologie sterrenkunde 1285 [cg Rijmb.] <Latijn
astronaut ruimtevaarder 1959 [Aanv wnt] <Engels
astronomie sterrenkunde 1285 [cg Rijmb.] <Latijn
asymmetrie ontbreken van symmetrie 1654 [wnt] <Frans
asymptoot lijn die nooit door kromme geraakt wordt 1775 [wnt] <Grieks {3.2}
asyndeton zinsverband zonder voegwoorden 1552 [wnt] <Grieks {3.2}
atalanta vlinder 1767 [wnt]
atavisme erfelijke terugslag 1886 [wnt]
ataxie spierstoring 1824 [wnt] <Latijn
atelier werkplaats 1808 [wnt] <Frans {3.2}
atheïsme godloochening 1608 [Van Meteren, Commentarien 77] <Frans of Latijn
atheneum schooltype 1962 [Vastgesteld met Mammoetwet van 1962] <Latijn {1.2.2}
atjar ingelegd zuur 1596 [Linschoten in Onze Taal 1997, 220] <Indonesisch {3.2/4.1.6}
atlas soort zijde 1530 [mnw] <Arabisch {3.2/4.1.9}
atlas boek met kaarten 1595 [Vd Sijs 1998, 89]
atlas bovenste halswervel 1690 [wnt Suppl]
atlas vlinder 1705 [Meriam, Metamorphosis insectorum Surinamensium]
atleet worstelaar, iem. die een lichaamssport beoefent 1769 [wnt] <Latijn
atletiek krachtsport 1889 [Ned. Voetbal en Athletiekbond] <Duits {4.1.18}
atmosfeer dampkring 1789 [wnt] <Frans
atol koraaleiland 1849 [wnt] <Maledivisch
atomair m.b.t. atomen 1935 [wnt] {3.3}
atonaal niet in een bepaalde toonaard gecomponeerd 1918 [wnt]
atonie weefselverslapping 1824 [wnt]
atoom kleinste deeltje 1826 [wnt] <Latijn
atoombom nucleaire bom 1945 [Burger en De Jong 117] <Engels {4.1.10/4.1.14}
atoomonderzeeër door kernenergie voortbewogen onderzeeboot 1984 [gvd] {4.1.11}
atoomreactor kernreactor 1961 [gvd] {4.1.10}
atrium centraal deel van Romeinse woning 1661 [wnt voorplaats] <Latijn {3.2}
atrofie onvoldoende voeding 1669 [wnt] <Latijn {1.2.4}
atropine vergiftig alkaloïde 1856 [wnt]
at-sign typografisch teken, apenstaart 1999 [gvd] <Engels
attachécase diplomatenkoffer 1974 [koe] <Engels

[pagina 880]

[p. 880]

attachment bestand dat met een e-mail wordt meegezonden 1998 [nrc-h 17/11/98] <Engels
attaque beroerte 1895 [wnt] <Frans {4.4}
attaqueren aanvallen 1626 [wnt] <Frans
attenderen attent maken (op) 1940 [wnt] <Latijn
attenoje tussenwerpsel: uitroep van verbazing 1906 [moo] <Jiddisch {3.2/4.3}
attent oplettend 1513 [wnt Suppl] <Latijn
attentie aandacht 1540 [wnt Suppl] <Frans
attest getuigschrift 1786 [wnt]
attestatie formele getuigenverklaring 1537 [hws] <Frans
attesteren getuigen 1546 [wnt] <Frans
attitude houding 1735 [wnt] <Frans
attractie aantrekking(skracht) 1568 [wnt] <Frans
attractief aantrekkelijk 1824 [wnt] <Frans
attraperen betrappen 1551-1600 [Mak] <Frans
attribuut tot het wezen behorende eigenschap 1811 [wnt] <Frans {3.2}
atv arbeidstijdverkorting 1987 [De Coster 1999] <L {3.4}
au* tussenwerpsel: uitroep van pijn 1573 [wnt] {4.3}
a.u.b. tussenwerpsel: verzoek 1895 [wnt reüssite] <L {3.4/4.3}
aubade ochtendhulde met muziek 1616 [wnt] <Frans
aubergine komkommerachtige vrucht 1862 [wnt] <Frans {4.1.6}
auctie verkoping bij opbod 1620 [wnt wezen ii] <Latijn
auctoriaal gepresenteerd door een alwetende verteller 1984 [gvd] <Duits {3.2}
audicien specialist voor audiologische apparatuur 1984 [gvd]
audiëntie officieel gehoor 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans
audiovisueel op het gehoor en oog werkend 1961 [Aanv wnt] <Engels
auditeur-militair militaire officier van justitie 1600 [wnt auditeur] <Frans {4.1.14}
auditie niet-openbare muziekuitvoering 1916 [wnt] <Frans
auditor toehoorder 1650 [wnt wissewasje] <Latijn
auditorium gehoorzaal 1634 [wnt] <Latijn {3.2}
auditorium het gehoor 1834 [wnt] <Latijn
auerhaan hoendervogel 1763 [hou i, 5, 392] <Duits
augiasstal een bijna niet te redderen boel 1847 [wnt]
augurk kleine komkommer 1651 [wnt] <Nederduits {3.2/4.1.6}
augustijn monnik van de orde van Sint-Augustinus 1523 [wnt] <me Latijn {4.1.8}
augustijn typografische maat 1660 [wnt]
augustus achtste maand 1289 [cg i 1, 1378] <Latijn {4.1.7}
aula grote gehoorzaal 1864 [wnt Suppl] <Latijn
au pair jongere die in buitenland tegen kost en inwoning huishoudelijk werk doet 1986 [koe]
aura uitstraling van een persoon 1832 [wei] <Latijn
aureool stralenkrans 1824 [wnt] <Frans
aurora dageraad 1515 [wnt] <Latijn
auscultatie het beluisteren van de inwendige organen 1846 [wnt] <Frans
auspiciën voortekens 1628 [wnt] <Latijn
ausputzer vrije verdediger (bij voetbal) 1970 [Recht voor raap] <Duits {3.2}
austraal zuidelijk 1824 [wnt] <Frans
autarkie het in eigen behoefte voorzien 1669 [wnt] <Grieks {3.2}
auteur schepper, schrijver 1552 [wnt] <Frans
authentiek oorspronkelijk 1451 [hws] <Latijn
autisme op zichzelf gericht zijn 1919 [wnt] <Duits {3.2}
auto wagen 1899 [wnt auto Suppl] {1.2.4/4.1.10}
autobaan autosnelweg 1940 [wnt auto ii Suppl] <Duits {3.2}
autobiografie eigen levensbeschrijving 1809 [wnt] <Frans {3.2}
autochtoon de oorspronkelijke bevolking uitmakend 1832 [wnt] <Grieks {3.2}
autoclaaf papiniaanse pot 1847 [kku] <Frans
autocratie onbeperkte heerschappij 1799 [wnt] <Frans {3.2}
autocross veldrit voor auto's 1968 [kwt] <Engels {4.1.18}
autocue halfdoorlatende spiegel van de lens van een tv-camera die de tekst voor de spreker aanwijst 1984 [gvd] <Engels
autodafe ketterverbranding 1820 [wnt] <Portugees {3.2}
autodidact iem. die kennis heeft door eigen studie 1850 [wnt] <Latijn
autogeen zonder lasmiddel 1912 [wnt auto-] <Frans
autograaf eigenhandig geschreven stuk 1552 [wnt] <Latijn
autogram handtekening 1875 [wnt]
automaat machine die zelfstandig handelingen verricht 1552 [wnt Suppl] <Frans of Latijn
automatiek hal voor verkoop van eetwaren in een automaat 1940 [wnt] {3.3}

[pagina 881]

[p. 881]

automobiel zichzelf bewegend 1896 [wnt] <Frans
automobiel motorrijtuig 1897 [wnt] <Frans {1.2.4/4.1.10}
automonteur vakman die auto's onderhoudt en herstelt 1947 [wnt auto Suppl] {4.1.13}
autonomie zelfregering 1806 [wnt] <Latijn
autonoom zelfstandig 1877 [wnt] <Frans
autoped step 1920 [Sanders 2001] <Frans {4.1.10}
autopsie lijkschouwing 1824 [wnt] <Frans
autoriseren machtigen 1301-1350 [hws] <Frans
autoritair eigenmachtig 1869-1870 [wnt] <Frans
autoriteit gezag 1240 [Claes Tw. 9] <Frans of Latijn
autostrada autosnelweg 1936 [wnt automobilisme] <Italiaans {3.2}
autotypie reproductieprocédé 1892 [wnt]
auxiliair hulp- 1649 [wnt] <Frans
avance toenaderingspoging 1784 [wnt] <Frans
avanceren voorwaarts gaan 1490 [hws] <Frans
avant-garde voorhoede 1567 [wnt] <Frans {4.1.14}
ave tussenwerpsel: groet 1501-1525 [wnt Suppl] <Latijn {4.3}
avegaar* grote boor 1404 [Toll.] {1.2.4}
Ave-Maria gebed 1236 [cg i Gent] <Latijn
avenue laan 1591 [Schulten Tw. 9] <Frans
averecht* verkeerd 1265-1270 [cg Lut.K]
averij schade aan schip of lading 1773 [wnt] <Italiaans {3.2}
aversie afkeer 1593 [wnt] <Frans
aviateur vlieger 1910 [wnt] <Frans
aviatiek luchtvaart 1911 [wnt] <Duits
avicultuur vogelteelt 1898 [wnt] <Frans
avifauna vogelwereld 1904 [wnt]
aviso vaartuig om berichten over te brengen 1614 [De Jonge iv, 24] <Spaans {3.2/4.1.11}
avitaminose ziekte ontstaan door gebrek aan vitaminen 1916 [wnt]
avocado boom, vrucht 1968 [Moderne wp voor de vrouw] <Spaans {3.2/4.1.2}
avond* tijd waarin de duisternis intreedt 901-1000 [wps] {4.1.7}
avontuur lotgeval 1236 [cg i 1, 29] <Frans
axel figuur bij kunstrijden 1984 [gvd]
axiaal de as volgend 1862 [wnt]
axioma onbewezen maar als grondslag aanvaarde stelling 1654 [wnt] <Latijn
axolotl salamanderachtige 1734 [wnt] <Spaans {3.2}
ayahuasca geestverruimende Zuid-Amerikaanse drug 1994 [De Coster 1999] <Spaans {3.2/4.1.6}
ayatollah sjiitisch schriftgeleerde 1979 [wp jaarboek 1980] <Arabisch {3.2}
azalea sierstruik 1769 [wnt] <modern Latijn
azen* gretig verlangen 1727 [wnt azen i]
azijn vloeistof uit azijnzuur en water 1285-1286 [cg i 1, 1153] <Frans {4.1.6}
Azoïcum geologisch tijdperk 1933 [De Gaay Fortman en Heidinga, Leerboek der Nat. Hist. iii, 284] <modern Latijn
azuur blauw 1350 [mnw] <Frans {4.1.5}
B2B business to business, van bedrijf tot bedrijf 2000 [Sanders 2001] <Engels
ba, bah* tussenwerpsel: uitroep van afkeer 1285 [mnw] {4.3}
baai inham 1617 [wnt] <Frans
baai weefsel 1619 [wnt] <Frans {4.1.9}
baai pijptabak 1860 [wnt] {4.1.6}
baaierd chaos 1605-1616 [wnt]
baak vast merk dat vaarwater aangeeft 1484 [mnw] {1.2.4}
baal zak 1427 [hws] <Frans
baan* weg 1340-1350 [mnw]
baan* betrekking 1739 [wnt]
baanbreker wegbereider 1858-1873 [wnt baan] <Duits
baar* draagbaar 1080 [Rey] {2.2}
baar* golf 1240 [Bern.]
baar nieuweling 1699 [Claes Tw. 11] <Indonesisch {3.2}
baar staaf metaal 1717 [wnt] <Frans
baard* haar op kin en wangen 1240 [Bern.]
baarmoeder* uterus 1542 [Claes Tw. 12]
baars* beenvis 1240 [Bern.]
baas* meerdere, hoofd 1280 [cg i 1, 462]
baat* nut 1240-1260 [vmnw]
baba gebak 1910-1914 [Bauwens] <Frans {3.1/4.1.6}
babbelaar snoepje 1872 [gvd] {4.1.6}
babbelen* praten 1784 [wnt] {3.1}
babi pangang geroosterd varkensvlees 1984 [gvd] <Indonesisch {3.2/4.1.6}
baboe kindermeisje 1859 [Multatuli, Max Havelaar, 59] <Indonesisch {3.2}
baby zuigeling 1875 [Aanv wnt] <Engels {4.1.4}
babybond obligatie met een lagere nominale waarde dan normaal 1995 [Financieel-Economische Tijd 9/12/1995] <Engels
babyboomer iem. geboren tussen 1945 en 1960 1988 [De Coster 1999] <Engels
babybox looprek 1929 [kwt] {3.3}
babyfoon apparaat dat geluiden uit de kinderkamer doorgeeft 1964 [R75] {4.1.17}

[pagina 882]

[p. 882]

baccalaureaat laagste academische graad 1824 [wei] <Frans of Latijn
baccarat kansspel met kaarten 1886 [kku] <Frans {4.1.18}
bacchanaal drinkgelag 1698 [wnt] <Latijn
bacil bacterie 1904 [wnt slijmig]
back achterspeler 1899 [dbl] <Engels
backbencher minder belangrijk politicus 1950 [De Vooys] <Engels
backgammon bordspel 1847 [kku] <Engels {4.1.18}
backpacker rugzakreiziger 1992 [Sanders 2000] <Engels
backslash typografisch teken 1992 [Peptalk] <Engels
back-up reservekopie van computergegevens 1981 [Mini/micro computer okt. 9, 20] <Engels
bacon spek 1949 [wnt asfalt] <Engels {4.1.6}
bacove bananensoort 1602 [Aanv wnt] <Portugees {3.2/4.1.2}
bacterie eencellig organisme 1868 [Aanv wnt] <Duits
bacteriofaag virus dat bacteriën attaqueert 1924 [gvd]
bacteriologie studie van de bacteriën 1889 [Picarta: titel van A.P. Fokker]
bacteriostatisch de groei van de bacteriën remmend 1961 [gvd]
bad* kuip, water waarin men zich baadt 1240 [Bern.]
badderen* zwemmen, in het water spelen 1906 [Köster Henke] {3.1}
badge speldje 1958 [R75] <Engels {1.3}
badineren schertsen 1720 [mey] <Frans
badminton balspel 1915 [Sanders 1995] <Engels {4.1.18}
baedeker reishandboek 1866 [wnt wegdampen] <Duits
bagage reisgoed 1515-1520 [hws] <Frans
bagatel kleinigheid 1631 [wnt] <Frans
bagel rond, hartig hardgebakken broodje met een gat in het midden 1999 [gvd] <Engels {4.1.6}
bagge* big 701-800 [Lex Salica] {2.2/3.2/4.1.3}
bagger* slijk 1526-1536 [mnw]
bagno deportatieoord 1824 [wei] <Italiaans {3.2}
baguette stokbrood 1976 [gvd] <Frans {3.2/4.1.6}
bahco Engelse sleutel 1994 [Kolsteren, Prisma-vreemde-wrdb.]
baht munteenheid van Thailand 1908 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Thai {4.1.12}
baileybrug noodbrug 1946 [De Vooys] <Engels
baisse het dalen 1847 [kku] <Frans
bajes Bargoens: gevangenis 1844 [moo] <Jiddisch {3.2}
bajonet steekwapen op een geweerloop 1682 [Toll.] <Frans {4.1.14}
bak kom, trog 1285 [cg I2, 1016] <Frans
bak* grap 1914 [gvd]
bakbeest groot, lomp voorwerp 1661 [wnt]
bakboord* linkerzijde 1599 [Kil.]
bakeliet harde kunsthars 1909 [Sanders 1993]
baken vast merk dat vaarwater aangeeft 1284 [hws] <Fries {1.2.4/3.2}
baker* kraamverzorgster 1699 [Claes Tw. 12] {1.2.5/4.1.13}
bakkebaard baard alleen op wangen 1840 [wnt] <Duits
bakkeleien bekvechten 1715 [wnt] <Indonesisch {3.2}
bakken* braden 1276-1300 [cg Lut.A]
bakken* zakken voor examen 1924 [gvd]
bakker* iemand die beroepsmatig brood e.d. bakt 1477 [Teuth.] {4.1.13}
bakkes* gezicht 1546 [Naembouck] {1.2.3/3.1}
baklava zeer zoet gebak 1992 [gvd] <Turks {3.2/4.1.6}
bakra blanke 1969 [Van Donselaar 1989] <Sranantongo {3.2}
baksjisj fooi 1886 [kku] <Turks {3.2}
bakvis meisje tussen 14 en 17 jaar 1875 [wnt] <Duits {4.1.4}
bakzeilhalen terugkrabbelen 1806-1807 [wnt] <Engels
bal* rond voorwerp 1240 [Bern.] {4.1.18}
bal danspartij 1643 [Toll.] <Frans {4.1.15}
bal gulden, (België) frank 1936 [Verschueren] <Frans {4.1.12}
balalaika snaarinstrument 1832 [wei] <Russisch {3.2/4.1.16}
balanceren zich in evenwicht houden 1734 [wnt voor ii] <Frans
balans weegschaal 1294 [cg I3, 2010] <Frans
balans evenwicht 1806 [wnt] <Frans {3.2}
balata rubbersoort 1899 [Van Donselaar 1989] <Caribische indianentaal {3.2}
balboa munteenheid van Panama 1903 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Spaans {3.2/4.1.12}
baldadig* roekeloos, uitgelaten 1732 [wnt]
baldakijn troonhemel 1350 [mnw] <Frans
bale-bale rustbank 1854 [Junghuhn, Licht- en schaduwbeelden 103b] <Indonesisch {3.1/3.2}
balein walvisbaard 1778 [wnt] <Frans {1.3}
balen walgen 1970 [Recht voor raap]
balg* afgestroopte huid, leren zak 1288 [Toll.]
balie toonbank, rechtbank 1290 [cg ii 1 En.Codex] <Frans

[pagina 883]

[p. 883]

baliekluiver leegloper 1860-1875 [wnt]
baljuw ambtenaar die rechtspraak doet 1237 [cg i 1, 30] <Frans
balk* stuk hout 1064 [Künzel] {2.3}
balken* schreeuwen van ezels 1704 [Claes] {3.1}
balkenbrij* spijs 1898 [gvd] {1.2.5/4.1.6}
balkon open uitbouw van huis 1663 [wnt] <Frans
ballade episch dichtstuk 1509 [Mak] <Frans
ballast last 1390 [hws] <Nederduits {3.2}
ballerina balletdanseres 1875 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2}
ballet figuurdans 1650 [Claes] <Frans {4.1.15}
balletje-balletje* gokspel waarin een bal in een van drie bekers wordt verstopt 1985 [De Coster 1999] {3.1/4.1.18}
balling* verbannene 1237 [cg i 1, 31] {1.2.4}
ballistiek leer van de kogelbaan 1824 [wei]
ballon met gas gevulde zak 1636 [wnt] <Frans {4.1.18}
ballotage het balloteren 1824 [wei] <Frans
balloteren stemmen over toelating als lid 1808 [Aanv wnt] <Frans {3.2}
ballpoint bolpuntpen 1949 [De Vooys] <Engels
balorig* gemelijk 1637 [wnt baloorig]
balpen bolpuntpen 1975 [wp] <Engels
balsahout lichte houtsoort 1950 [gvd]
balsem zalf 1240 [Bern.] <Latijn
balsemien, balsamien plantengeslacht 1663 [Claes] <modern Latijn
balsturig* koppig 1477 [Teuth.]
balts paringsritueel 1938 [Aanv wnt] <Duits
baluster stijl, kleine zuil van balustrade 1762 [Inventarisatie nalatenschap C.O. Creutz] <Frans
balustrade hekwerk met stijlen 1825-1827 [wnt] <Frans
bamamodel onderwijsmodel van brede bachelorfase gevolgd door specialistische masterfase 2000 [Sanders 2001] <L {3.4}
bambino kleine jongen 1886 [kku] <Italiaans {3.2}
bamboe grasachtige plantengeslachten 1596 [wnt] <Indonesisch {3.2}
bami Chinees gerecht 1897 [Aanv wnt] <Chinees of Maleis {3.2/4.1.6}
bamzaaien loten wie het gelag zal betalen 1943 [Aanv wnt]
ban* afkondiging, uitsluiting 995 [Gysseling 1960] {2.3}
ban betovering 1898 [Theissen 1975] <Duits
banaal alledaags 1866 [wnt] <Frans
banaan plant, vrucht 1596 [wnt] <Portugees {3.2/4.1.2}
bananenschot hoogtebal 1984 [gvd] <Engels
bancair met betrekking tot banken 1984 [gvd] <Frans
banco bankgeld 1611 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2}
banco vijftig gulden 1999 [R99] {4.1.12}
band* strook stof om te binden 1100-1150 [Rey] {2.2}
band boekdeel 1734 [wnt] <Duits
band muziekkorps 1929 [Aanv wnt] <Engels
bandage verband 1768 [Aanv wnt] <Frans
banderilla gepunte stok met vlaggetje 1886 [kku] <Spaans {3.2}
banderol strook met opschrift 1588 [Claes] <Frans
bandiet struikrover 1599-1607 [Toll.] <Duits
bandijk* rivierdijk 1284 [mnw] {3.1}
bandoneon toetsinstrument 1912 [kku] <Duits {3.2/4.1.16}
bandrecorder apparaat voor het weergeven van een bandopname 1957 [wp jaarboek 1958] {3.3/4.1.17}
bandy balspel op ijs 1892 [Amsterdamsche Hockey- en Bandy Club] <Engels {4.1.18}
banen* een weg maken 1401-1500 [mnw]
bang* angstig 1350 [mnw]
bang tussenwerpsel: nabootsing van geluid 1961 [gvd] <Engels {5}
banier vaandel 1285 [cg Rijmb.] <Frans
banistiek kennis van vlaggen 1976 [gvd]
banjo snaarinstrument 1899 [dbl] <Engels {4.1.16}
bank* meubelstuk 1240 [Bern.] {4.1.9}
bank geldbank 1467 [hws] <Italiaans {1.1/3.2}
banket feestmaal 1483 [hws] <Frans
banket gevuld gebak 1714 [wnt] <Frans {4.1.6}
bankier hoofd van bank, geldhandelaar 1451-1454 [hws] <Frans {4.1.13}
bankroet bankbreuk, faillissem*nt 1555 [Claes] <Frans
bantamgewicht gewichtsklasse in vechtsport 1933 [Sanders 1995] <Engels
banzai tussenwerpsel: Japanse heilgroet 1929 [kwt] <Japans {3.2/4.3}
baptist doopsgezinde 1856 [wnt vereenigd] <Frans {4.1.8}
bar* naakt 820-822 [Gysseling 1960: 90] {2.3}
bar* bijwoord van graad: erg 1850 [wnt]
bar tapkast 1886 [kku] <Engels
bar eenheid van luchtdruk 1950 [gvd] <Duits {3.2}
barak eenvoudig gebouw 1673 [Claes] <Frans
barbaar onbeschaafd persoon 1348 [mnw] <Frans

[pagina 884]

[p. 884]

barbarisme leenwoord in strijd met de eigen taalnormen 1780 [wnt] <Frans of Latijn
barbecue grill 1963 [R75] <Engels
barbeel beenvis 1287 [cg NatBl] <me Latijn
barbiepop speelpopje aangekleed als volwassen vrouw 1990 [De Coster 1999] {4.1.18}
barbier kapper 1343-1344 [mnw] <Frans {4.1.13}
barbituurzuur organisch zuur 1950 [Kleine wp 157]
barcode streepjescode 1984 [gnn] <Engels
bard (Keltisch) dichter 1772 [wnt] <Duits {3.2}
barderen vlees met spek omwikkelen 1961 [gvd] <Frans
barebacking onveilige seks met iemand die mogelijk besmet is met hiv 1999 [Sanders 2000] <Engels {4.4}
baren* ter wereld brengen 901-1000 [wps]
baret muts 1573 [Claes] <Frans {4.1.9}
barg* gecastreerd mannelijk varken 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.1.3}
barg* overdekte hooibergplaats 1022 [Slicher] {2.4}
bariet bariumsulfaat 1824 [wei]
bariton mannenstem tussen bas en tenor 1772 [Bouvink] <Duits {3.2/4.1.16}
barium chemisch element 1847 [kku] <modern Latijn
bark type zeilschip 1370 [mnw] <Frans {4.1.11}
barkas zwaarste sloep 1718 [Van Donselaar Woordenaar 2, 1] <Frans {4.1.11}
barkeeper barman 1912 [kku] <Engels {4.1.13}
barmhartig mededogen hebbend 1270-1290 [cg ii Nederrijns Moraalb.] <Duits
bar mitswa feestelijk gevierde meerderjarigheid van joodse jongen 1929 [De Vries, Joodsche riten en symbolen] <Hebreeuws {3.2/4.1.7}
barn eenheid van oppervlakte in atoomfysica 1975 [wp] <Engels
barnen* in vuur en vlam staan 1174 [Künzel] {2.3}
barnsteen harde hars, amber 1315 [hws] <Nederduits {3.2}
barograaf zelfregistrerende barometer 1886 [kku]
barok grillig gevormd 1824 [wei] <Frans
barok bepaalde stijlperiode 1879 [wp, dl. 12, 299] <Duits
barometer toestel dat luchtdruk meet 1778 [wnt] <Frans
baron adellijke titel 1240 [Bern.] <Frans {1.2.3}
barouchet type rijtuig 1856 [Aanv wnt] <Frans {4.1.10}
barracuda beenvis 1984 [gvd] <Spaans {3.2}
barrage versperring 1929 [kwt] <Frans
barrel Engelse en Amerikaanse inhoudsmaat 1847 [kku] <Engels
barrevoets* blootsvoets 1540 [mnw]
barricade straatversperring 1669 [Claes] <Frans
barrière versperring 1650 [Claes] <Frans
bars nors 1617 [Toll.] <Nederduits {3.2}
barsten* splijten 1270-1290 [cg ii Nederrijns Moraalb.]
barstensvol* stampvol 1824 [wnt ei] {4.4}
barysfeer aardkern 1950 [gvd]
barzoi, borzoi hondensoort 1912 [kku] <Russisch {3.2/4.1.3}
bas laagste stem 1552 [Claes] <Italiaans {3.2/4.1.16}
bas Bargoens: stuiver, dubbeltje 1860 [Endt] <Jiddisch {3.2/4.1.12}
basaal aan de basis 1933 [Aanv wnt] <Engels
basalt hard gesteente 1778 [Sanders 1995] <Frans
bascule weegwerktuig 1847 [kku] <Frans
base loog 1863 [kku] <Frans
baseball honkbal 1912 [kku] <Engels {4.1.18}
baseballpetje pet met klep 1994 [inl Corpus GP94-1.SGZ] {4.1.9}
basen cocaïne roken via een waterpijp 1982 [R84] <Engels
baseren doen steunen 1798 [wnt uitvinden] <Frans {3.2}
basilicum bazielkruid 1250 [cg ii 1 Gen.rec.] <Latijn {1.3/4.1.6}
basiliek christelijke kerk 1869 [wnt] <Frans
basilisk fabeldier 1240 [Bern.] <Latijn
basis grondslag 1618 [wnt] <Latijn
basisch op de wijze van een base 1868 [wnt waterstof]
basketbal spel waarbij bal door ring met net wordt gegooid 1924 [Aanv wnt] <Engels {4.1.18}
bas-reliëf halfverheven beeldwerk 1777 [mey] <Frans
bassen* blaffen 1287 [cg NatBl] {3.1}
basset hondensoort 1865 [kvw] <Frans {4.1.3}
bassethoorn blaasinstrument 1824 [wei] {4.1.16}
bassin waterbekken 1824 [wei] <Frans
bast* schors 1105 [Rey] {2.2}
basta tussenwerpsel: genoeg! 1617 [wnt] <Spaans of Italiaans {3.2/4.3}
bastaard onwettig kind, rasloos dier 1273 [cg i 1, 250] <Frans {4.1.4}
bastion bolwerk 1602 [Schulten Tw. 9] <Frans
bat slaghout 1866 [Alg. Ned. Enc.] <Engels
bataat zoete aardappel 1565 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.6}

[pagina 885]

[p. 885]

bataljon troepeneenheid 1592 [Schulten Tw. 9] <Frans {4.1.14}
batch groep gegevens die in één keer wordt verwerkt 1976 [accu-map, bul. 15, 25/2, 33] <Engels
baten* voordeel brengen 1265-1270 [cg Lut.K]
bathometer dieptemeter 1847 [kku]
bathysfeer toestel voor diepzeeonderzoek 1984 [gvd]
batik gebatikte doek 1721 [Aanv wnt] <Indonesisch {3.2/4.1.9}
batist zacht doek 1827-1830 [Olivier, Land- en zeetogten in Nederland's Indië] {4.1.9}
batsman die het bat hanteert (bij cricket) 1889 [Het Sportblad 1:1, 6 jun. 16b] <Engels
batterij artillerieafdeling 1599 [wnt] <Frans {4.1.14}
batterij toestel waarin elektrische energie is opgeslagen 1889 [wnt] <Frans
baud eenheid van transmissiesnelheid 1975 [wp]
bauxiet mineraal 1871 [Sanders 1995]
bavaroise ijsgerecht 1886 [kku] <Frans {4.1.6}
baviaan hondsaap 1573 [Claes Tw. 11] <Frans {4.1.3}
bazaar marktplaats 1572 [Dozy, Oosterlingen] <Perzisch
bazelen* onsamenhangend spreken 1793 [wnt] {3.1}
bazooka antitankwapen 1948 [Aanv wnt] <Engels {4.1.14}
bazuin blaasinstrument 1240 [Bern.] <Frans {4.1.16}
beagle hondensoort 1863 [Rijnhart i, 494b] <Engels {4.1.3}
beambte functionaris 1729 [wnt]
beamen instemmen met 1678 [wnt]
bearnaise botersaus 1886 [kku] <Frans {4.1.6}
beatmusic ritmische popmuziek 1969 [wp Suppl 1969] <Engels {4.1.16}
beatnik protesterende schrijver 1962 [R75] <Engels
beaufortschaal schaal voor windkracht 1885 [wnt windkracht]
beaujolais rode wijnsoort 1933 [Kath. Enc.] <Frans {1.2.3/4.1.6}
beau monde de uitgaande wereld 1765 [Aanv wnt] <Frans
beauty schoonheid 1903 [Prick 1903] <Engels
bébé lange Indische jurk 1910 [Prick 1910] <Indonesisch {3.1/3.2}
bebop bepaalde stijl van jazz en dans 1954 [Aanv wnt] <Engels {4.1.16}
bechamelsaus melksaus 1847 [kku] {4.1.6}
becquerel eenheid van radioactiviteit 1906 [wp]
bed* slaapplaats 1100 [Willeram] {4.1.9}
bedaagd* niet jong meer 1546 [Naembouck]
bedankje* dankbetuiging 1839 [wnt]
bedaren* (zich) kalmeren 1451-1500 [mnw]
bede* gebed 901-1000 [wps]
bedeesd* verlegen 1615 [wnt wederom]
bedelen* aalmoezen vragen 1501-1525 [mnw] {3.1}
bederven* beschadigen 1265-1270 [cg Lut.K]
bedevaart* reis naar heilige plaats 1240 [Bern.] {3.1}
bediende hulp 1704 [Hannot&Hoogstraten] <Duits
bedillen* bevitten, beredderen 1599 [Kil.]
bedingen* bij overeenkomst bepalen 1546 [Naembouck]
bedisselen* regelen 1600 [wnt]
bedoelen* zich ten doel stellen, aanduiden 1731-1735 [wnt]
bedompt* benauwend 1620 [wnt]
bedonderd* beroerd 1676-1700 [wnt]
bedotten* misleiden 1573 [Plantijn]
bedrag* geldsom 1288 [cg I2, 1255]
bedremmeld* beteuterd 1642 [wnt]
bedreven* ervaren 1573 [Plantijn]
bedriegen* misleiden 901-1000 [wps]
bedrijf* beroepswerkzaamheid 1293 [cg I3, 1944] {1.2.3}
bedrijf* deel van een toneelstuk 1704 [Hannot&Hoogstraten] {1.2.3}
bedroeven* verdriet aandoen 1265-1270 [cg Lut.K]
bedrog* bedriegerij 1265-1270 [cg Lut.K]
bedruipen, zich(zelf)* financieel voor zichzelf kunnen zorgen 1539 [Sartorius, Centuria Syntaxeon 11]
bedstee* ingebouwde slaapplaats 1240 [Bern.] {3.1/4.1.9}
beducht* bevreesd 1539 [hws]
beduiden* betekenen 1301-1400 [mnw]
beduimelen* door herhaald aanvatten bevlekken 1782 [wnt] {3.1}
beduusd* beteuterd 1855 [wnt vreemd]
bedwelmen* benevelen 1401-1425 [mnw]
beek* smal stromend water 814 [Claes] {2.3}
beeld* afbeelding, voorstelling 901-1000 [wps]
beeldscherm* scherm van tv of computer 1961 [Aanv wnt] {1.3/3.1}
beeldschoon zeer mooi 1866 [wnt] <Duits {4.4}
beeltenis afbeelding 1569 [Dasypodius] <Duits
beemd* weiland 1208-1209 [Claes] {2.3}

[pagina 886]

[p. 886]

been* onderste lichaamsdeel 1100 [Willeram] {1.2.3/1.2.6}
been* bot 1477 [Teuth.] {1.2.3/1.2.5/1.2.6}
beer* mensendrek, gier 709 [Claes Tw. 11] {2.3}
beer* roofdier 1260-1280 [cg ii 1 Nibel.] {4.1.3}
beer* mannetjesvarken 1287 [cg NatBl] {4.1.3}
beer schuld 1856 [wnt] <Duits
beerenburg kruidenbitter 1909 [wnt water] <Fries {3.2/4.1.6}
beest dier 1253 [cg i 1, 45] <Frans
beet* hap 1240 [Bern.] {1.2.6}
beetje* klein deel, klein aantal 1646 [wnt] {1.2.6}
beetwortel suikerbiet 1652 [wnt]
bef Bargoens: vrouwelijk geslachtsdeel 1510 [Liber Vagatorum] <? {3.5/4.4}
bef witte doek voor de borst 1599 [Kil.] <Frans of Latijn
befaamd vermaard 1535 [hws]
beffen cunniling*s bedrijven 1972 [Aanv wnt] <? {3.5/4.4}
begaafd* talentvol 1450 [mnw]
begaving* flauwte, toeval 1865-1870 [wnt] {4.4}
begeerte* verlangen 1298 [cg i, 2508]
begeesteren in geestdrift brengen 1815 [wnt] <Duits
begeren* verlangen 1260-1280 [cg ii 1 Wrake R.]
begiftigen* beschenken met 1477 [Teuth.] {3.1}
begijn lid van bepaalde kloosterlijke lekengemeenschap 1266 [cg i, 64] <me Latijn {4.1.8}
beginnen* aanvangen 901-1000 [wps]
begonia plantengeslacht 1874 [wnt tuinbouw] <modern Latijn
begrafenis* het begraven 1450 [hws] {3.1}
begrijpen vatten, omvatten 1240 [Bern.] <Duits
begrip inzicht, idee 1265-1270 [cg Lut.K] <Duits
beha bustehouder 1950 [Aanv wnt] <L {3.4}
behagen* aangenaam zijn 1201-1225 [cg ii 1 Floyris]
behalve* voorzetsel 1265-1270 [cg Lut.K] {4.2}
behartigen* zorgen voor 1488 [hws] {3.1}
behaviorisme richting in psychologie 1928 [Aanv wnt] <Engels
behelzen* inhouden 1265-1270 [cg Lut.K]
behendig* handig 1240 [Bern.]
behept* lijdend aan een zedelijk gebrek 1691 [wnt]
beheren* besturen 1357 [mnw]
behoefte* wat men nodig heeft, gebrek 1253 [cg i]
behoefte* ontlasting 1898 [gvd] {4.4}
behoeven* nodig hebben of zijn 1201-1225 [cg ii 1 Floyris]
behoren* toebehoren, nodig zijn, passen 1240 [Bern.]
behoudens* voorzetsel 1860 [wnt] {4.2}
bei bes 1287 [cg NatBl] <Frans {4.1.2}
bei Barbarijse vorst 1542 [wnt] <Turks {3.2}
beide* telwoord 1100 [Willeram] {2.5/4.2}
beiden* wachten 901-1000 [wps]
beieren* luiden 1373 [hws] {3.1}
beige grijsachtig geel of bruin 1897 [Aanv wnt] <Frans {4.1.5}
beignet gebak 1875 [wnt appel] <Frans {4.1.6}
beissie Bargoens: dubbeltje 1844 [moo] <Jiddisch {3.2/4.1.12}
beitel* stuk gereedschap 1320 [Claes Tw. 11] {3.1}
beitsen kleuren met beits 1892 [wnt] <Duits
bejaard* oud 1734 [wnt] {4.1.4}
bejegenen* behandelen 1350 [mnw]
bek snavel, mond 1240 [Bern.] <Frans
bekaaid slecht, ongunstig 1611-1620 [wnt bekaaien]
bekaf uitgeput door te hard lopen 1615 [wnt]
bekattering Bargoens: uitbrander, bekeuring 1906 [moo] <Jiddisch {1.2.3/3.2}
bekend* vermaard 1265-1270 [cg Lut.K]
bekend* kennende 1300 [mnw]
bekennen* bespeuren, erkennen 901-1000 [wps]
bekennen* gemeenschap hebben 1351-1400 [mnw] {4.4}
bekentenis* het erkennen 1552 [Apherdianus 64r] {3.1}
beker drinkgereedschap 1284 [cg i Dordrecht] <Latijn
bekeren* tot inkeer brengen 901-1000 [wps]
bekeuren* verbaliseren 1240 [Bern.]
bekken kom 1240 [Bern.] <me Latijn
bekken ring van de heupbeenderen 1702 [wnt] <me Latijn {3.2}
bekken slaginstrument 1881 [wnt] {4.1.16}
beklijven* gedijen 1265-1270 [cg Lut.K]
beklijven* (bij)blijven 1350 [mnw]
beknopt* kort samengevat 1603 [Toll.]
bekocht afgezet 1237 [cg i 1, 32]
bekokstoven heimelijk regelen 1900 [wnt kokstoven]
bekommeren met zorg vervullen 1276-1300 [cg Lut.A]
bekommernis* bezorgdheid 1569 [wnt] {3.1}
bekomst* zoveel als iem. behaagt 1526 [wnt] {3.1}
bekoren* aantrekken 1530 [wnt]
bekrompen* niet ruim 1774 [wnt]

[pagina 887]

[p. 887]

bekwaam* kundig 1265-1270 [cg Lut.K]
bel* een schel 1236 [cg i Gent]
bel* gasbolletje 1586 [wnt bel iii]
bel geluidseenheid 1950 [gvd]
belabberd* akelig 1451-1500 [mnw]
belagen* bedreigen 1285 [cg Rijmb.]
belang* voordeel, belangstelling 1265-1270 [cg Lut.K]
belazerd bedonderd 1874 [wnt]
belcanto zingen volgens de Italiaanse techniek 1920 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2}
beledigen krenken 1588 [Kil.] <Duits
beleefd* hoffelijk 1613 [wnt]
beleg* insluiting van een vesting 1351-1400 [mnw] {1.2.6}
beleg* wat men op een boterham legt 1976 [gvd] {1.2.6/1.4/3.1}
beleid* wijze van handelen 1291 [cg i 1, 1563]
beleidsp*rno bureaucratische stukken zonder inhoud 2000 [Sanders 2001] {4.4}
belemmeren* (ver)hinderen 1285 [cg Rijmb.] {3.1}
bel-etage onderste verdieping 1866 [wnt nis] {3.3}
beletten* verhinderen 1254 [vmnw]
belevenis ervaring 1918 [Picarta: Schönfeld, mijn pastorale belevenissen] <Duits {3.2}
belezen veel gelezen hebbend 1782 [wnt] <Duits
belfort toren met klokken 1276 [cg i 1, 306] <Frans
belgen* toornig maken 901-1000 [wps]
belhamel* aanvoerder 1562 [Naembouck]
believen* behagen 1419 [mnw]
belijden* (een geloof) aanhangen, bekennen 1282 [cg i 1, 662]
belijdenis* getuigenis omtrent zijn geloof 1637 [wnt] {3.1}
belladonna wolfskers 1775 [hou ii, 4, 231] <Italiaans {3.2}
bellefleur appel 1778 [wnt] <Frans {4.1.2}
bellenblazen* bellen maken door te blazen in een pijpje met zeepsop 1750 [Hallema, Kinderspelen 186] {4.1.18}
bellettrie (beoefening van de) schone letteren 1881-1888 [wnt] {3.3/5}
beloega walvisachtige 1847 [kku] <Russisch {3.2/4.1.3}
beloven* toezeggen 1240 [Bern.] {1.2.4}
bel paese handelsnaam van een Italiaanse kaassoort 1968 [wp voor de vrouw] <Italiaans {3.2/4.1.6}
belvédère uitzichttoren 1824 [wei] <Frans
bemiddeld welgesteld 1844 [wnt velerlei] <Duits
bemoeien* zich mengen in 1637 [Statenvertaling; 1 Petrus 4:15]
ben tenen mand 1430 [hws] <Frans
benard* benauwd 1626 [wnt benarren]
bende troep 1525 [wnt] <Frans
beneden* voorzetsel 1236 [cg i 1, 29] {4.2}
beneden* bijwoord van plaats 1285 [cg Rijmb.]
benedictie zegening 1236 [cg i 1, 24] <Latijn
benedictijn monnik van de orde van Sint-Benedictus 1644 [wnt orde] <me Latijn {4.1.8}
benedictine Franse likeur 1912 [kku] <Frans {4.1.6}
benedijen zegenen 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Latijn
benefice voordeel 1790 [wnt cognac] <Frans
beneficiair onder beneficie 1929 [kwt] <Frans
beneficie voorrecht 1462 [hws] <Latijn
benefiet voorstelling ten bate van een goed doel (persoon of zaak) 1830 [Aanv wnt] <Engels
benepen* benauwd 1599-1607 [Kil.]
beneveld* dronken 1884 [gvd]
benevens* voorzetsel 1624 [wnt] {4.2}
benevolentie welwillendheid 1507 [hws] <Latijn
Bengaals vuur bepaald vuurwerk 1847 [kku]
bengel* deugniet 1635 [wnt] {3.1}
bengelen* heen en weer slingeren 1897 [wnt]
benieuwd* nieuwsgierig 1642 [wnt]
benijden* jaloers zijn 1265-1270 [cg Lut.K]
benjamin jongste zoon 1649 [wnt] <Hebreeuws {3.2}
bent* grassoort 918-948 [Künzel] {2.3}
bent genootschap 1698 [wnt bende]
benul* begrip 1862 [wnt beslenteren]
benutten gebruiken 1801 [wnt] <Duits
benzedrine handelsnaam voor amfetamine 1960 [Aanv wnt] {4.1.6}
benzine brandstof 1864 [Toll.] <Duits
benzinemotor met benzine aangedreven explosiemotor 1900 [wnt verlichting i] {4.1.10}
benzol een koolwaterstof 1867 [Aanv wnt] <Duits
beo zangvogel 1883 [Java-Bode 1/9, 1b] <Indonesisch {3.2}
beogen* op het oog hebben 1612 [wnt]
bepalen vaststellen 1704 [Hannot&Hoogstraten]
beraad* overleg 1265-1270 [cg Lut.K]
beraadslagen* overleggen 1562 [Toll.]
beregoed* zeer goed 1966 [R75] {4.4}
bereid* gereed 1301-1325 [mnw]
bereid* genegen 1400 [mnw]

[pagina 888]

[p. 888]

bereiken* aankomen 1350 [mnw]
beren schulden maken 1898 [gvd]
berenlul* kroket of frikadel 1987 [De Coster 1999] {3.1/4.1.6}
beresterk* zeer sterk 1971 [Vertaling Vonnegut, Welkom op aperots] {4.4}
berg* grote heuvel, hoop 865 [Claes] {2.3}
bergeend* eendachtige 1598 [wnt]
bergen* in veiligheid brengen 1642 [wnt]
bergen* opbergen 1784-1785 [wnt]
beriberi ziekte 1661 [wnt] <Indonesisch {3.1/3.2}
berichten* mededelen 1200 [cg ii 1 Servas] {1.2.4}
berin* wijfjesbeer 1287 [vmnw]
berispen* laken 1265-1270 [cg Lut.K]
berk* boomsoort 1050 [Prisma NPl.] {2.3}
berkelium chemisch element 1960 [ensie] <modern Latijn
berm* strook langs weg 1288 [cg I2, 1297] {3.1}
bernage plantengeslacht 1272 [cg i 1, 214] <Frans
beroemd vermaard 1542 [Dasypodius] <Duits
beroep* appèl, herziening van vonnis aan hogere rechter vragen 1292 [cg I3, 1717]
beroep* werkkring 1642 [wnt]
beroepsverbod verbod een bepaalde overheidsfunctie uit te oefenen 1984 [gnn] <Duits {3.2}
beroerd* ellendig 1704 [Hannot&Hoogstraten] {1.2.3}
beroerte* verlamming door bloeduitstorting in de hersenen 1667 [wnt] {4.4}
berokkenen* veroorzaken 1595 [wnt]
berooid arm 1488 [mnw] <Fries {3.2}
berouwen* spijt doen hebben 901-1000 [wps]
berserkerwoede extatische strijdwoede 1847 [Aanv wnt] <Duits
berucht* ongunstig bekend 1704 [Hannot&Hoogstraten] {1.2.3}
beryllium chemisch element 1847 [kku] <modern Latijn
bes* kleine vrucht 1350 [Toll.] {4.1.2}
bes* oudje 1704 [Hannot&Hoogstraten] {4.1.4}
beschaafd* zorgvuldig opgevoed 1699 [Claes Tw. 12]
beschadigen* schade toebrengen 1445 [mnw] {3.1}
bescheid* geschreven stuk 1631 [wnt]
bescheiden* ingetogen 1276-1300 [cg Lut.A]
beschermen* behoeden 901-1000 [wps]
bescheurkalender scheurkalender met geestigheden 1973 [Sanders 1999] {4.4}
beschikken* regelen 1265-1270 [cg Lut.K]
beschouwen* overwegen, houden voor 1240 [Bern.]
beschroomd* bedeesd 1599-1607 [Kil.]
beschuit baksel 1343-1345 [mnw] <Frans {4.1.6}
beschuldigen* ten laste leggen 1256-1299 [mnw] {3.1}
beschutten* beschermen 1285 [cg Rijmb.]
beseffen* goed begrijpen 1287 [cg NatBl]
besjoemelen bedotten 1924 [moo] <Duits {3.2}
beslaan* bekleden, bedekken met iets 1220-1240 [cg ii 1 Aiol]
beslaan* een paard voorzien van hoefijzers 1599 [wnt kil]
beslag* meel met water aangelengd 1401-1450 [mnw]
beslechten* een eind maken aan 1503 [mnw]
beslissen* besluiten 1550 [wnt]
beslommering* zorg 1642 [wnt]
besmeuren* vuilmaken 1401-1500 [mnw]
besmuikt* in stilte, geniepig 1898 [gvd]
besnijdenis* het wegnemen van de voorhuid 1480 [hws] {3.1}
besogne zaak, beslommering 1299 [cg I4, 2603] <Frans
bespieden* beloeren 1285 [cg Rijmb.]
bespreken praten over iets 1847 [Vd Sijs 1996] <Duits {1.4}
best* overtreffende trap van goed 1236 [cg i 1, 21]
bestand* wapenstilstand 1299-1356 [mnw]
bestand* opgewassen tegen 1731-1735 [wnt]
bestand verzameling gegevens, beschikbare hoeveelheid 1903 [wnt z.j.] <Duits
besteden* gebruiken voor 1277 [cg i 1, 354]
bestek* plan 1514 [hws]
bestek eetgerei 1934 [Theissen 1978] <Duits
bestekamer wc 1657 [wnt] {4.4}
bestel* ordening, regeling 1350 [mnw]
bestellen* bezorgen (van brieven) 1534 [hws]
bestemmen* aanwijzen 1348 [hws]
bestendig blijvend 1569 [wnt] <Duits
bestiaal beestachtig 1596 [Linschoten 195] <Frans
bestialiteit beestachtigheid 1720 [mey] <Frans
bestieren* leiden 1285 [cg Rijmb.]
bestseller succesboek 1931 [kwt] <Engels
bèta de Griekse letter b 1847 [kku] <Grieks {3.2}
betalen* schulden voldoen 1270 [cg i 1 167]
betamelijk* gepast 1296 [cg I4, 2279]
betamen* behoorlijk zijn 1236 [cg i 1, 28]
bête dom 1824 [wei] <Frans
betekenis* inhoud 1240 [vmnw] {3.1}
betel blad van plant waarop men kauwt 1596 [wnt areca Suppl] <Portugees {3.2/4.1.6}

[pagina 889]

[p. 889]

beter* vergrotende trap van goed 901-1000 [wps] {2.5}
beteuterd* onthutst 1616 [wnt trouwen ii]
betichten* beschuldigen 1298 [cg I4, 2524]
betijen* begaan 1300 [mnw]
betjah fietstaxi 1961 [gvd] <Indonesisch {3.2/4.1.10}
betoeterd* gek 1903 [wnt z.j.]
betogen* trachten aan te tonen 1236 [cg i 1, 29]
beton bouwmateriaal 1847 [kku] <Frans
betoog* bewijsvoering 1342 [mnw]
betovergrootmoeder* moeder van iemands overgrootouder 1763 [wnt sterven] {4.1.4}
betovergrootvader* vader van iemands overgrootouder 1839 [wnt verbreeden] {4.1.4}
betrachten in acht nemen 1622 [wnt]
betrappen* verrassen 1265-1270 [cg Lut.K]
betreffende* voorzetsel 1784-1785 [wnt] {4.2}
betrekkelijk* in verband staande met 1667 [wnt]
betrekking* werkkring 1866 [wnt]
betten* bevochtigen 1460 [mnw]
betuigen* verzekeren 1270 [cg i 1, 186]
betuttelen kleine verbeteringen aanbrengen 1632 [wnt wezen ii]
betweter* die alles beter weet 1600 [wnt]
betwijfelen ergens aan twijfelen 1847 [Vd Sijs 1996] <Duits {1.4}
beu* zat 1621 [wnt]
beugel* ijzeren ring 1339-1345 [mnw] {3.1}
beugelen* een bal door een beugel rollen 1424 [mnw cloot] {4.1.18}
beuk* boomsoort 806 [Claes] {2.3}
beuk* schip van een kerk 1477 [Teuth.]
beuken* hard slaan 1406 [mnw] {3.1}
beul* scherprechter 1481 [mnw]
Beulemans slecht Frans 1914 [Aanv wnt] {4.4}
beun viskaar 1580 [wnt water]
beunhaas onbevoegd werker 1649 [wnt] <Nederduits {3.2}
beuren* tillen 1280 [cg I2, 1262]
beurs portemonnee 1240 [Bern.] <me Latijn
beurs handelsbeurs 1612 [Vd Sijs 1998] {1.2.5}
beurs* zacht 1829 [H. Martin, Beredeneerd Nederduitsch Wrdb.]
beurt* geregelde volgorde 1445 [mnw]
beuzelen* onzin vertellen 1573 [Plantijn]
bevallen* behagen 1285 [cg Rijmb.]
bevallen* een kind baren 1616 [wnt]
bevallig* gracieus 1704 [Hannot&Hoogstraten]
bevelen* gelasten 1100 [Willeram]
bevelhebber* commandant 1532-1537 [mnw] {3.1/5}
beven* trillen 901-1000 [wps]
bever* knaagdier 918-948 [Künzel] {2.3/4.1.3}
bevestigen* vastmaken 1410 [mnw] {3.1}
bevoegd gerechtigd 1698 [wnt] <Duits
bevorderen* de ontwikkeling begunstigen 1500-1536 [mnw]
bevredigen* voldoen aan een behoefte 1784-1785 [wnt] {3.1}
bevrijden* vrijmaken 1351-1400 [hws] {1.2.4}
bevroeden* begrijpen 1265-1270 [cg Lut.K]
bewaren* houden, handhaven 1220-1240 [cg ii 1 Aiol]
bewegen* in beweging brengen of zijn 1301-1400 [mnw]
beweging* groep, partij 1886 [wnt]
beweren zeggen 1477 [Teuth.] <Duits
bewerkstelligen uitvoeren 1769-1811 [wnt] <Duits
bewijzen* aantonen 1240 [Bern.]
bewind* bestuur 1351-1400 [mnw]
bewonderen eerbied hebben 1827 [wnt] <Duits {1.4}
bewust bekend, bedoeld 1638 [wnt] <Duits
bewusteloos buiten bewustzijn 1819 [Vd Sijs 1998] <Duits
bezaan achterste gaffelzeil 1480 [hws]
bezadigd* bedaard 1598 [wnt]
bezant gouden munt 1291-1300 [cg Luiks Diat.] <me Latijn
bezem* werktuig om te vegen 1240 [Bern.] {3.1}
bezemstuiver* munt 1652-1662 [wnt] {4.1.12}
bezeren* zeer doen 1480 [mnw]
bezeten* krankzinnig 1265-1270 [cg Lut.K]
bezetten* innemen, vervullen 1240 [Bern.]
bezichtigen* bezien 1540 [hws] {3.1}
bezig* werkzaam 1240-1260 [cg i 1, 69]
bezigen* gebruiken 1401-1500 [mnw]
bezijden* voorzetsel 1285 [cg Rijmb.] {4.2}
bezinnen* nadenken 1477 [Teuth.]
bezitten* (in bezit) hebben 1240 [vmnw] {1.2.1/1.2.5}
bezoedelen bevlekken 1562 [Toll.] <Duits
bezoldigen salaris geven 1642 [wnt] {3.1}
bezonnen* bedachtzaam 1879 [wnt]
bezuren* voor iets boeten 1285 [cg Rijmb.]
bezwaar* last, moeite 1605 [wnt]
bezwijken* sterven 1682 [wnt] {4.4}
bezwijken* niet kunnen weerstaan 1784-1785 [wnt]
biatlon combinatie van langlauf en schieten 1960 [Guinness Olympische Spelen boek] <Engels {4.1.18}
bibberen* rillen 1794 [Toll.] {3.1}
bibliofiel boekenliefhebber 1872 [gvd]

[pagina 890]

[p. 890]

bibliografie literatuurlijst, boekbeschrijving 1824 [wei] <Latijn
bibliothecaris beheerder van bibliotheek 1682 [wnt] <Latijn
bibliotheek plaats met verzameling boeken 1552-1553 [Claes Tw. 11] <Frans
biblist bijbelkenner 1540 [hws]
biceps tweehoofdige opperarmspier 1793 [wnt twee] <Latijn {3.2}
biconcaaf dubbelhol (van lenzen) 1847 [kku]
biconvex dubbelbol (van lenzen) 1847 [kku]
bidbook prospectus i.v.m. overname of vestigingsplaats 1995 [De Coster 1999] <Engels
bidden* gebed richten tot God, smeken 901-1000 [wps]
bidet zitbad 1847 [kku] <Frans
bidon blikken veldfles 1912 [kku] <Frans
biecht* belijdenis (van zonden) 901-1000 [wps] {1.2.3}
bieden* geven, aanbieden 1240 [Bern.]
biedermeier stijlperiode van 1815 tot 1850 1940 [wnt vaas] <Duits {3.2}
biefstuk lap vlees van de bovenbil 1832 [wei] <Engels {1.2.5/4.1.6}
biel(s) dwarsligger 1914 [gvd] <Frans {1.2.4}
biënnale tweejaarlijkse tentoonstelling of concours 1948 [kwt]
bier alcoholhoudende drank 1240 [Bern.] <Latijn {1.1/4.1.6}
bies* plantengeslacht 972 [Claes Tw. 11] {2.3}
bies* boordsel aan kleding 1854 [wnt]
biest* eerste melk na het kalven 1351-1400 [mnw] {4.1.6}
biet plant 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.6}
bietsen bedelen 1950 [Aanv wnt] <Engels
bifocaal met twee brandpunten 1949 [wnt tri-f.]
big* jong van het varken 1573 [Plantijn] {3.2/4.1.3}
bigamie dubbel huwelijk 1658 [mey] <Frans
big bang de oerknal 1975 [wp] <Engels {1.2.6}
biggelen* (van tranen) naar beneden rollen 1599 [Kil.]
bij* voorzetsel 901-1000 [wps] {2.5/4.2}
bij* insect 970 [Künzel] {2.3}
bijbel de Heilige Schrift 1285 [cg Rijmb.] <Latijn
bijgeloof* superstitie 1595 [wnt]
bijkans bijwoord van hoedanigheid: bijna 1432-1468 [mnw]
bijl* werktuig 1240 [Bern.] {4.1.14}
bijlage geschrift ter aanvulling 1729 [wnt] <Duits
bijlander* platboomd vaartuig 1702 [wnt] {4.1.11}
bijna* bijwoord van hoedanigheid: op weinig na 1276-1300 [cg Lut.A]
bijou kleinood 1690 [Aanv wnt] <Frans
bijslaap* geslachtsgemeenschap 1656 [wnt]
bijspijkeren goedmaken, het achtergeblevene gelijk brengen 1855 [wnt]
bijster* bijwoord van graad: zeer 1598 [wnt]
bijster* niet meer wetend 1642 [wnt]
bijt* gat in het ijs 1301-1350 [mnw] {1.2.6}
bijten* de tanden in iets zetten 1240 [Bern.] {1.2.5/1.2.6}
bijval toejuiching 1818 [wnt resultaat] <Duits
bijvallen* de zijde kiezen van 1445 [mnw]
bijwoord* adverbium 1477 [Teuth.]
bijzit* concubine 1599 [Kil.] {4.1.4}
bijzonder* speciaal, opmerkelijk 1260-1280 [cg ii 1 Wrake R.]
bikini tweedelig badpak 1952 [Sanders 1995] <Frans {1.4/3.2}
bikkel* pikhouweel 1567 [Claes Tw. 12] {3.1}
bikkelen* met bikkels spelen 1599 [wnt kil] {4.1.18}
bikkelhard* zeer hard 1961 [gvd] {1.2.5/4.4}
bikken* hakken 1401-1450 [mnw]
bikken* eten 1617 [wnt]
bil* achterdeel 1240 [Bern.] {1.2.5/4.4}
bilabiaal met beide lippen 1892 [wnt w]
bilateraal van twee kanten 1847 [kku]
bildungsroman ontwikkelingsroman 1998 [Van Gorp, Lexicon lit. termen] <Duits {3.2}
bilharzia tropische parasiet 1924 [gvd] <modern Latijn
bilinguïsme tweetaligheid 1933 [Aanv wnt]
biljard telwoord 1933 [John Kooy, Enc. voor iedereen] <Duits {4.2}
biljart balspel op tafel 1782-1783 [wnt] <Frans {4.1.18}
biljet briefje, kaartje 1488 [hws] <Frans
biljoen telwoord 1591 [Kool] <Frans {4.2}
billijk* rechtvaardig 1300 [cg I4, 2773]
bimbambeieren* klokgelui 1501-1550 [wnt bimbam] {3.1}
binair tweeledig 1847 [kku] <Frans
binden* met touw vastmaken 1100 [Willeram]
bingo hazardspel 1968 [kwt] <Engels {4.1.18}
bingo tussenwerpsel: uitroep na een rake opmerking 1985 [De Coster 1999] <Engels {4.3}
bink Bargoens: man 1731 [Endt] <Romani {3.2}
binnen* bijwoord van plaats 1201-1225 [cg ii 1 Floyris]
binnen* voorzetsel 1253 [cg ii 1 Gezondh.] {4.2}

[pagina 891]

[p. 891]

binocle dubbele veld- of toneelkijker 1778 [wnt verrekijker] <Frans
bint* balk 1642 [wnt]
bintje* aardappel 1905 [Sanders 1993] {4.1.6/4.4}
biobak afvalbak voor groente-, fruit- en tuinafval 1992 [De Coster 1999]
bioboer boer die biologische landbouw en veeteelt bedrijft 1997 [De Boerderij dl. 82, afl. 35] {4.1.13}
biochemie afdeling van de scheikunde 1886 [kku]
biogarde yoghurt met rechtsdraaiend melkzuur 1992 [gvd] <Frans {3.2/4.1.6}
biografie levensbeschrijving 1820 [Aanv wnt] <Frans
bio-industrie gemechaniseerde fokkerij 1975 [R75]
biologeren onder zijn invloed brengen, hypnotiseren 1866 [wnt]
biologie leer van de levende wezens 1824 [wei] <Duits
biometrie meting van eigenschappen van levende wezens 1847 [kku]
bionisch beschikkend over bovenmenselijke lichamelijke vermogens 1982 [De Coster 1999] <Engels
biopsie weefselverwijdering voor onderzoek 1910-1914 [Bauwens]
bioritme ritme in de levensverschijnselen 1980 [De Coster 1999] <Engels
bioscoop theater waar filmvoorstellingen gegeven worden 1910 [Vd Sijs 1998]
biosfeer het door levende wezens bevolkte deel van de aarde 1910-1914 [Bauwens]
biplaan tweedekker 1911 [De Vooys] <Engels {4.1.10}
bips* achterwerk 1894 [Aanv wnt bibs] {4.4}
birdie aanduiding bij golf dat een hole in een slag minder dan het vastgestelde aantal is gespeeld 1987 [De Coster 1999] <Engels
birr munteenheid van Ethiopië 1897 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Amhaars {4.1.12}
bis bijwoord: tweemaal, nog een keer (in de muziek) 1824 [wei] <Latijn
bis met een halve toon verhoogde b 1890 [Melchior] <Duits {3.2}
bis tussenwerpsel: roep van publiek om nagift 1902 [wnt] <Latijn {4.3}
bisamrat knaagdier 1872 [gvd] <Duits {4.1.3}
biscuit droog gebak 1704 [Hannot&Hoogstraten] <Frans {4.1.6}
bisdom diocees 1240 [Bern.]
biseksueel met aanleg voor seksuele omgang met beide geslachten 1886 [kku]
bismillah tussenwerpsel: uitroep aan het begin van enigerlei onderneming 1976 [gvd] <Arabisch {3.2/4.3}
bismut scheikundig element 1720 [wnt wit i] <modern Latijn
bisque soep van vis of kreeft 1847 [kku] <Frans {4.1.6}
bisschop priester van de hoogste rang 901-1000 [wps] <Latijn {2.5/4.1.8}
bisschopswijn warme wijn 1847 [kku] {4.1.6}
bissectrice lijn die een hoek middendoor deelt 1914 [Aanv wnt] <Frans
bistro restaurant met Franse inslag 1979 [Wijnands&Ost] <Frans {3.2}
bit* mondstuk 1599-1607 [Claes Tw. 11]
bit kleinste informatie-eenheid 1957 [wp jaarboek 1958] <Engels
bits* vinnig 1617 [wnt]
bitter* scherp van smaak 901-1000 [wps]
bitterzoet* plant 1775 [hou ii, 4, 240]
bitumen aardhars 1550 [Aanv wnt] <Latijn
bivak legerplaats onder de blote hemel 1824 [wei] <Frans
bivakmuts wollen muts die het hele gezicht behalve de ogen bedekt 1915 [wnt wasschen] {4.1.9}
bivalent tweewaardig 1906 [wp]
bizar grillig, vreemd 1616 [wnt] <Frans
bizon herkauwer 1770 [Papillon] <Frans {4.1.3}
blaag* kwajongen 1855 [wnt]
blaam smet 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans
blaar* blaasachtige opzwelling 1240 [Bern.]
blaar* bles, witte plek op het voorhoofd van dieren 1343-1346 [mnw]
blaas* urineblaas 1240 [Bern.]
blaas* bobbel 1401-1425 [mnw]
blaasbalg* aanjager van vuur 1286 [cg I2, 1175] {3.1}
blaaskaak* snoever 1562 [Naembouck] {1.2.1}
blabla gezwam 1964 [Aanv wnt] <Frans {3.1/3.2}
black box recorder met vluchtgegevens 1989 [Peptalk] <Engels
blackjack een soort eenentwintigen 1974 [Posthumus] <Engels {4.1.18}
blackmail afpersing 1912 [kku] <Engels
black-out tijdelijk verlies van bewustzijn 1951 [De Vooys] <Engels
blad* orgaan aan takken 1240 [Bern.] {1.2.3/1.3}
blad* vel papier 1617 [wnt] {1.2.3/1.3}
bladeraar bladerprogramma 1996 [Internet: edu.techn] {1.3}
bladzijde* pagina 1704 [Hannot&Hoogstraten]

[pagina 892]

[p. 892]

blaffen* het natuurlijke geluid van honden maken 1350 [mnw] {3.1}
blakaman neger of negroïde man 1972 [Van Donselaar 1989] <Sranantongo {3.2}
blaken* branden, gloeien 1240 [Bern.]
blakeren* zengen 1415 [hws] {3.1}
blamage afgang 1929 [kwt] <Duits
blameren berispen 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans
blancheren spijzen enkele minuten opkoken, licht van kleur maken 1761 [Aanv wnt] <Frans
blanc-manger soort van nagerecht 1401-1500 [mnw] <Frans {4.1.6}
blanco oningevuld 1676 [De Bruijn 1995] <Italiaans {3.2}
blank* blinkend, wit 1287 [cg NatBl] {4.1.5}
blasé verveeld 1838 [Aanv wnt] <Frans
blasfemeren godslasteren 1276-1300 [cg Lut.A] <Latijn
blaten* het natuurlijke geluid van schapen en geiten maken 1240 [Bern.] {3.1}
blauw* kleurnaam 1121 [Rey] {2.2/4.1.5}
blauw Bargoens: dronken 1906 [wnt] <Duits
blauwbaard* wreedaard tegenover vrouwen 1775 [wnt] {3.1}
blauwblauw* onopgehelderd, met rust 1784 [wnt] {3.1}
blauwhelm* militair in dienst van de Verenigde Naties 1984 [R84] {3.1/4.1.14}
blauwkous spotnaam 1872 [gvd] {3.1}
blazen* met kracht uitademen 1240 [Bern.]
blazer jasje 1940 [Posthumus] <Engels {3.2}
blazoen heraldisch wapen 1350 [mnw] <Frans
bleek* wit 901-1000 [wps] {4.1.5}
bleek* veld om was te bleken 1520 [hws]
blei* beenvis 1477 [Teuth.]
bleken* bleek maken 1240 [Bern.]
blende mineraal 1780 [hou iii, 1, 112] <Duits
blender keukenmachine waarin voedsel fijngemaakt wordt 1974 [Aanv wnt] <Engels {4.1.9}
blèren* blaten, schreeuwen 1451-1500 [mnw] {3.1}
bles* witte plek op voorhoofd van paarden 1300 [mnw]
blessure wond 1794 [Aanv wnt] <Frans
bleu lichtblauw 1587 [wnt oranje] <Frans {4.1.5}
bleu* verlegen 1621 [wnt reu]
bliek* beenvis 1291 [cg i Oudenaarde]
bliep signaaltoon 1983 [R84] <Engels
blij* vrolijk 1152 [Claes] {2.3}
blijde werpgeschut 1260-1280 [cg ii 1 Wrake R.] <Latijn {4.1.14}
blijkbaar* bijwoord van modaliteit: kennelijk 1840 [wnt]
blijken* aan den dag komen 1265-1270 [cg Lut.K]
blijkens* voorzetsel 1840 [wnt] {4.2}
blijspel* komedie 1653 [wnt] {4.1.15}
blijven* voortgaan (te bestaan) 901-1000 [wps]
blik* vertind dun plaatstaal 1384-1407 [mnw]
blik* oogopslag 1608 [wnt]
blikkeren* flikkeren 1605-1616 [wnt] {3.1}
bliksem* elektrische vonk bij onweer 901-1000 [wps] {3.1/4.1.1}
bliksemoorlog* onverhoedse bewegingsoorlog 1961 [gvd] {3.1}
bliksemsnel* zeer snel 1804 [wnt bliksem] {4.4}
blikskaters tussenwerpsel: krachtterm 1914 [gvd] {4.3}
blind* niet kunnende zien 1240 [Bern.]
blind* vensterluik 1623 [wnt]
blindelings* bijwoord van hoedanigheid: zonder te kijken 1562 [Naembouck] {3.1}
blindemannetje* spel waarbij iem. geblinddoekt wordt 1887 [wnt] {4.1.18}
blinderen kogelvrij of onzichtbaar maken 1865 [kvw] <Frans
blinde vink* lapje kalfsbiefstuk met gehakt 1910 [wnt vink] {4.1.6}
blindganger niet ontploft projectiel 1943 [Aanv wnt] <Duits {3.2}
blini boekweitpannenkoekjes 1996 [Vd Sijs 1996] <Russisch {3.2/4.1.6}
blinken* stralen 1461 [mnw]
blits naar de laatste mode 1966 [Aanv wnt] <Duits {3.2}
blitzkrieg onverhoedse bewegingsoorlog 1945 [Schuurman, De Tweede Wereldoorlog 22] <Duits {3.2}
blo* vreesachtig 1240 [Bern.]
blocnote aan de kop gelijmd stapeltje papier 1892 [Aanv wnt] <Frans
bloed* vloeistof in aderen 901-1000 [wps]
bloedheet* zeer warm 1949 [Aanv wnt] {4.4}
bloedhond hondensoort 1567 [Junius] <Engels {3.2/4.1.3}
bloedmooi* zeer mooi 1989 [Hofkamp&Westerman] {4.4/5}
bloedrood* zeer rood 1504 [wnt] {4.1.5/4.4/5}
bloeien* in bloei staan 901-1000 [wps]
bloem* uitgebot deel van plant 1100 [Willeram] {3.1/5}
bloem* fijn gezift meel 1285 [cg Rijmb.]
bloemkool koolsoort, groente 1567 [Claes] {4.1.6}

[pagina 893]

[p. 893]

bloemlezing* verzameling letterkundige stukken 1819 [wnt]
bloes bovenkledingstuk 1872 [gvd] <Frans
bloesem* bloem waaruit zich later een vrucht ontwikkelt 1287 [cg NatBl] {3.1}
bloesjesdag eerste warme lentedag 1984 [gvd]
blok* regelmatig gevormd stuk van iets 1242 [Claes Tw. 9]
blokfluit blaasinstrument 1944 [wnt trio] {4.1.16}
blokhuis* klein verdedigingswerk 1562 [Naembouck]
blokken* hard studeren 1599 [Kil.]
blokkeren afsluiten, tegenhouden 1624 [Wonderlicke avontuer van twee goelieven] <Frans
blond met een lichte kleur 1285 [cg Rijmb.] <Frans {4.1.5}
blondine blond meisje 1866 [wnt] <Frans
bloody mary co*cktail met wodka en tomatensap 1968 [Moderne wp voor de vrouw] <Engels {4.1.6}
blooper misslag 1991 [gnn] <Engels
bloot* naakt 1265-1270 [cg Lut.K]
blootshoofds* met onbedekt hoofd 1698 [wnt]
blos* rood op de wangen 1546 [Claes Tw. 12]
blouson wijd jakje 1984 [gvd] <Frans {3.2}
blow trek aan marihuanasigaret 1984 [gnn] <Engels
blozen* rood worden 1290 [cg ii 1 En.Codex]
blubber modder 1937 [Aanv wnt] <Engels
bluefort een in Nederland ontwikkelde kaas 1968 [wp voor de vrouw] {4.1.6}
bluegrass country music uit Kentucky 1975 [wp, dl. 19, 238] <Engels {4.1.16}
blue jeans spijkerbroek 1956 [R75] <Engels {3.2}
blue movie p*rnografische film 1984 [gnn] <Engels {4.1.15}
blues muzieksoort 1936 [Aanv wnt] <Engels {4.1.16}
bluffen pochen 1855 [wnt] <Engels
blunder domme fout 1847 [kku] <Engels
blurb flaptekst 1947 [De Vooys] <Engels
blussen* uitdoven 1285 [cg Rijmb.]
blut* geen geld meer hebbend 1903 [wnt z.j.]
bluts* deuk 1562 [Naembouck]
boa slang 1287 [cg NatBl] <Latijn {1.2.5/1.3}
boa halsbont 1844 [wnt] <Frans {1.2.5}
board bestuurslichaam 1886 [kku] <Engels {1.2.3}
board bouwmateriaal 1951 [wnt triplet] <Engels {1.2.3}
bobbel* knobbel, luchtbel 1490 [mnw]
bobo ‘belangrijk’ bestuurslid in de sportwereld 1988 [Vd Sijs 1996] <Sranantongo {3.1/3.2/4.4}
bobslee soort slee 1912 [kku] <Engels
bochel* bult 1599 [Kil.] {3.1}
bocht* kromming 1588 [Kil.]
bocht* uitschot 1710 [wnt] {4.1.6}
bockbier donker bier 1886 [kku] <Duits {4.1.6}
bod* het bieden 1440 [hws]
bode* boodschapper 901-1000 [wps]
bodega wijnhuis 1855 [Kramers, Geographisch Wrdb.] <Spaans {3.2}
bodem* grond 1260-1280 [cg ii 1 Wrake R.] {3.1}
body lichaam 1897 [Klöters, Bij ons in de Jordaan 23] <Engels
bodybuilding spieroefeningen 1983 [Ferrée] <Engels {4.1.18}
bodyguard lijfwacht 1984 [gnn] <Engels
bodymilk cosmetische vloeistof voor lichaamsreiniging 1984 [gvd] <Engels
bodywarmer mouwloos gewatteerd vest 1986 [De Coster 1999] <Engels {3.2}
boedel* geheel van roerende goederen 1282 [cg i 1, 644] {1.2.4/3.1}
boef* schurk 1260-1270 [cg ii 1 Boeve]
boeg* voorste deel van schip 1599 [Kil.]
boegseren met sloepen voorttrekken 1599 [wnt] <Portugees {3.2}
boegspriet* uitstekend rondhout voor touwwerk 1521 [hws]
boei band 1285 [cg Rijmb.] <Latijn
boei drijvend baken 1599 [Kil.] <Frans
boeier vaartuig 1475 [ara Rentmeesterschappen i, 108] {4.1.11}
boek* leesboek 901-1000 [wps]
boekanier zeerover 1691 [wnt] <Frans
boeket bloemruiker 1698 [wnt] <Frans
boekmaag* deel van maag van herkauwer 1855 [Aanv wnt]
boekstaven* te boek stellen 1477 [Teuth.]
boekvink* zangvogel 1599-1607 [Claes Tw. 11]
boekweit* graansoort 1413 [hws] {4.1.2}
boel* inboedel 1460-1470 [Latijns-Middelnederlands Vocabularius, hs. 19.590 Brussel] {1.2.4}
boel* grote hoeveelheid 1785 [wnt winst]
boeman* afschrikwekkend persoon 1854 [wnt]
boemelen kroegen aflopen 1894 [Aanv wnt] <Duits
boemeltrein stoptrein 1876 [Moortgat] <Duits {4.1.10}
boemerang werpknots 1889 [Vd Sijs 1998] <Engels

[pagina 894]

[p. 894]

boenen* in de was zetten, schoonmaken 1286 [cg I2, 1176]
boer* landbouwer 1516 [hws] {1.2.3/4.1.13}
boer* oprisping 1704 [Claes] {3.1}
boer* naam van een speelkaart 1828 [wnt uitspelen] {4.1.18}
boerde klucht 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans {4.1.15}
boerderij boerenbedrijf 1644 [wnt] {1.2.4/1.2.5}
boerendans volksdans 1719 [wnt zwieren] {4.1.15}
boerenkool koolsoort 1778 [wnt sluitkool] {4.1.6}
boerenkoolvoetbal slecht voetbal 1977 [Sanders 2001] {4.4}
boerenschroom* spel met prentjes en dobbelstenen 1898 [gvd] {4.1.18}
boernoes mantel 1863 [kku] <Arabisch {3.2}
boete* (geld)straf 1254 [vmnw]
boeten* herstellen, goedmaken 1253 [cg i 1, 46]
boetiek winkel 1847 [Aanv wnt] <Frans
boetseren kleien 1562 [Naembouck]
boezem* borsten 1285 [cg Rijmb.] {3.1/4.4}
boezeroen bepaald kledingstuk 1855 [Focke, Neger-Eng. wrdb.] <Frans
bof* kinderziekte 1327 [mnw]
bof* buitenkans 1891 [wnt bof iii]
boffen* geluk hebben 1866 [wnt]
bogen* pochen 1477 [Teuth.]
bohémien zwervend kunstenaar 1889 [wnt sleepjapon] <Frans
boiler warmwaterreservoir 1938 [Aanv wnt] <Engels {4.1.9}
bojaar adellijke grootgrondbezitter 1824 [wei] <Russisch {3.2}
bok mannetje van de geit 901-1000 [wps] <? {3.2/3.5/4.1.3}
bok hijsstellage, werktuig 1523 [hws] <? {1.2.3/3.5}
bok bok van een rijtuig 1872 [gvd] <? {3.5}
bokaal grote beker 1451 [hws] <Frans
bokkenpoot(je) koekje met chocola aan de uiteinden 1949 [wnt z.j.] <? {3.5/4.1.6}
bokking* gerookte haring 1285 [cg I2, 1021]
boksen met de vuist vechten 1808 [wnt] <Engels {4.1.18}
bokser vuistvechter 1824 [wei] <Engels
boktor insect 1766 [hou i, 9, 518] <? {3.5}
bol* rond voorwerp 1280 [cg i Gent] {2.3}
bol* rond 1351 [mnw]
bolder klamp 1856 [wnt] <Frans
bolderen* geraas maken 1599 [Kil.] {3.1}
boleet buiszwam 1901 [kui] <Latijn {1.2.4}
bolero Spaanse dans 1847 [kku] <Spaans {3.2/4.1.15}
bolero damesjasje 1901 [Aanv wnt] <Frans
bolhoed* hoofddeksel 1939 [wnt rekker ii] {4.1.9}
bolide luchtsteen 1895 [Broeckaert] <Frans
bolide raceauto 1970 [Recht voor raap] <Frans {3.2/4.1.10}
bolivar munteenheid van Venezuela 1906 [wp] {4.1.12}
boliviano munteenheid van Bolivia 1864 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Spaans {3.2/4.1.12}
bolknak* sigaar 1940 [Aanv wnt] {4.1.6}
bolleboos uitblinker 1866 [wnt] <Jiddisch {3.2}
bollen* het bolspel of kegelspel spelen 1555 [Claes Tw. 9] {4.1.18}
bolsjewiek aanhanger van het Russische communisme 1918 [wnt vertegenwoordiger] <Russisch {3.2}
bolster* bast van noten e.d. 1477 [Teuth.]
bolus gebak 1854 [wnt] <Jiddisch {3.2/4.1.6}
bolus drol 1961 [gvd] {4.4}
bolwerk* bastion 1477 [Teuth.]
bolwerken* klaarspelen 1806 [wnt]
bom stop, spon 1284-1285 [cg I2, 1020] <? {3.5}
bom projectiel 1667 [wnt] <Frans {4.1.14}
bom* vissersvaartuig 1871 [wnt] {4.1.11}
bombarderen met bommen beschieten 1515 [wnt] <Frans
bombardon blaasinstrument 1897 [Aanv wnt] <Frans {4.1.16}
bombarie lawaai, ophef 1720 [wnt]
bombast gezwollen stijl 1824 [wnt] <Engels
bombazijn weefsel 1574 [Toll.] <Frans {4.1.9}
bombe ijsgerecht 1945 [Aanv wnt] <Frans {4.1.6}
bomberjack bruinleren jack met bontkraag 1989 [De Coster 1999] <Engels {3.2}
bomen* punteren 1681 [wnt boomen v]
bomen* discussiëren 1884 [wnt boomen ii]
bommen* een hol geluid geven 1452-1494 [hws] {3.1}
bommoeder vrouw die haar kind alleen wenst op te voeden 1981 [De Coster 1999] <L {3.4/4.1.4}
bomvol helemaal vol 1898 [gvd] <? {3.5/4.4}
bon bewijsje 1867-1868 [wnt] <Frans
bonafide betrouwbaar 1824 [wei] <Latijn
bonbon snoepgoed 1785 [wnt] <Frans {3.1/4.1.6}
bonbonnière bonbondoosje 1824 [wei] <Frans
bond verbond, vereniging 1552 [wnt] <Duits {1.3}

[pagina 895]

[p. 895]

bondage sadomasoch*stische omgang met vastgebonden partner 1970 [Recht voor raap] <Engels
bondgenoot deelgenoot, helper 1599 [wnt] <Duits
bondig* kernachtig 1642 [wnt]
bongerd* boomgaard 1240 [vmnw] {3.1}
bongo slaginstrument 1956 [Aanv wnt] <Spaans {3.2/4.1.16}
bonhomie natuurlijke wellevendheid 1824 [wei] <Frans
bonje Bargoens: ruzie 1769 [Endt] <? {3.5}
bonjour tussenwerpsel: groet 1617 [Aanv wnt] <Frans {4.3}
bonk* klomp, bot 1477 [Teuth.]
bonken* hard tegen iets stoten 1844 [wnt] {3.1}
bonken* geslachtsgemeenschap hebben 1988 [Joustra, hom*o-erotisch wrdb.] {3.1/4.4}
bon-mot kwinkslag 1788 [Aanv wnt] <Frans
bonnefooi goed geluk 1863 [kku] <Frans
bonnet muts 1477 [Teuth.] <Frans {4.1.9}
bonnetterie textielwinkel 1865 [kvw] <Frans
bons* tussenwerpsel: nabootsing van geluid 1787-1789 [wnt] {3.1}
bons, bonze invloedrijk persoon, partijbons 1830 [Aanv wnt] <Duits
bonsai dwergboompje 1984 [gvd] <Japans {3.2}
bont veelkleurig 1272 [cg i 1, 237] <Latijn {4.1.5}
bont pelswerk 1300 [mnw] <Latijn
bon ton welgemanierdheid 1765 [Aanv wnt] <Frans
bonus uitkering 1912 [kku] <Engels
bon-vivant losbol 1824 [wei] <Frans
bonze Japanse boeddhistische priester 1824 [wei] <Frans
bonzen* hevig kloppen 1589 [Claes Tw. 11] {3.1}
boobytrap valstrikmijn 1950 [De Vooys] <Engels {4.1.14}
boodschap* bericht 1240 [Bern.]
boodschap* behoefte (grote of kleine boodschap) 1804 [wnt] {4.4}
boodschap* gekocht artikel 1866 [wnt]
boog* schiettuig voor pijlen 901-1000 [wps] {4.1.14}
boog* gebogen constructie 1350-1384 [mnw]
boogie-woogie op piano gespeelde blues met basbegeleiding 1956 [Enc. van de muziek] <Engels {3.1/4.1.16}
bookmaker bij wie men weddenschappen afsluit 1880 [Aanv wnt] <Engels
bookmark vastgelegde verwijzing naar het adres van een website 1997 [Adformatie, dl. 25, 48, 20-22, 2] <Engels
boom* houtachtig gewas 701-800 [Lex Salica] {2.2/3.1}
boom plotselinge stijging 1912 [kku] <Engels {1.3}
boomgaard* grond met vruchtbomen 1100 [Willeram] {3.1}
boon* zaad van peulvrucht 1210-1240 [cg i 1, 2] {4.1.6}
boor* werktuig om gaten te maken 1440 [mnw]
boor boorzuur 1893 [wnt boor ii]
boord* rand 701-750 [Künzel] {2.3}
boordevol* helemaal vol 1599 [Kil.] {4.4}
boos* slecht 1240 [Bern.] {1.2.3}
boos* toornig 1740 [wnt] {1.2.3}
boosaardig* kwaadaardig 1659 [wnt]
booster versterker 1984 [gnn] <Engels
booswicht* schurk 1401-1450 [hws]
boot vaartuig 1390 [mnw] <? {3.5/4.1.11}
boots laarzen 1984 [gvd] <Engels {3.2/4.1.9}
bop jazzstijl 1956 [Van Zuylen, Radio- en televisie-enc.] <Engels {4.1.16}
borax natriumzout 1599 [Kil.] <Frans of Latijn
bord* schaal, plank 1138 [Rey] {2.2}
bordeel ho*renkast 1293 [cg I3, 1920] <Frans
border rand met bloemen in tuin 1909 [Aanv wnt] <Engels
borderliner iem. die zich bevindt op de grens van geestelijk normaal en gestoord 1992 [Peptalk] <Engels
bordes verhoogde stoep 1845 [wnt] <Frans
bordpapier karton 1698 [wnt]
borduren figuren naaien 1573 [Plantijn]
boreaal noordelijk 1824 [wei] <Frans
boren* een gat maken 1240 [Bern.]
borg* waarborg 1237 [cg i 1, 30]
borgtocht* overeenkomst waarbij een derde zich garant stelt 1282 [cg i 1, 631] {3.1}
borium chemisch element 1831 [Aanv wnt] <modern Latijn
born* bron 901-1000 [wps]
borrel* glas sterkedrank 1692 [wnt] {3.1/4.1.6}
borsalino deukhoed 1930 [Aanv wnt] {4.1.9}
borsjtsj rodebietensoep 1886 [kku] <Russisch {3.2/4.1.6}
borst* lichaamsdeel 701-800 [Lex Salica] {2.2}
borst jonkman 1623 [wnt] <Duits
borstbeeld* beeldhouwwerk, buste 1740 [wnt]
borstel* stijve haren van varkens e.d. 1287 [cg NatBl] {3.1}
borstel* gereedschap: schuier 1573 [wnt]
borstplaat lekkernij 1872 [gvd] {4.1.6}
borstrok* wollen onderkledingstuk 1609 [wnt]
borststem* natuurlijke zangstem 1885 [wnt register i] {4.1.16}

[pagina 896]

[p. 896]

borstwering* verhoging waarachter men tot borsthoogte gedekt is 1384-1407 [mnw]
bos* woud 1089 [Claes] {1.2.6/2.3}
bos* bundel 1252 [mnw]
boss baas 1912 [kku] <Engels
bossanova Zuid-Amerikaanse dans 1984 [gvd] <Portugees {3.2/4.1.15}
bosschage bosje 1285 [cg Rijmb.] <Frans
boston kaartspel 1832 [wei] <Engels {4.1.18}
boston dans 1924 [gvd] <Engels {4.1.15}
bot laars 1240 [Bern.] <Frans {4.1.9}
bot* beenvis 1287 [cg NatBl]
bot* knop 1351 [mnw]
bot* been 1477 [Teuth.]
bot* stomp 1599 [Kil.]
botanisch plantkundig 1815 [Aanv wnt] <Frans
botel drijvend hotel 1965 [Verschueren, Bijvoegsel, 9] <L {3.4}
boten* slaan, kloppen 1080 [Rey] {2.2}
boter voedingsstof van melk 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.6}
boterham snee brood 1567 [Claes Tw. 11] {4.1.6}
botje* muntje 1406-1448 [mnw] {1.3/4.1.12}
botsen* met een schok tegen iets aankomen 1588 [Claes]
bottel fles 1698 [wnt] <Engels {3.2}
bottel* rozenbottel 1778 [wnt] {3.1}
bottelen op flessen tappen 1824 [wei] <Engels
botten* uitspruiten 1438 [mnw]
botter* vaartuig 1849 [wnt] {4.1.11}
bottine halve laars 1479 [hws] <Frans {4.1.9}
bottleneck knelpunt 1947 [De Vooys] <Engels
botulisme vergiftiging door bacteriën 1886 [kku] <Duits
botvieren* vrij spel laten 1784 [wnt bot viii]
bouclé losse kaardgaren stof 1912 [kku] <Frans {4.1.9}
boud* stoutmoedig 901-1000 [wps]
boudoir damesvertrek 1832 [wei] <Frans
bouffante das 1839 [wnt] <Frans
bougainville plantengeslacht 1899 [wnt raam i] <modern Latijn
bougie vonkbrug 1917 [Sanders 1995] <Frans
bouillabaisse vissoep 1912 [kku] <Frans {4.1.6}
bouillon vleesnat 1731-1735 [wnt] <Frans {4.1.6}
boulevard brede straat 1816 [Aanv wnt] <Frans
boulimie vraatzucht 1910-1914 [Bauwens] <Grieks {3.2}
bouquet aroma 1847 [kku] <Frans
bourbon Amerikaanse whisky 1975 [wp (whiskey)] <Engels {4.1.6}
bourdon diepe bas 1795 [Aanv wnt] <Frans {3.2}
bourgeois burger 1451-1475 [Mak] <Frans {1.2.3}
bout* poot van een geslacht dier 1101-1200 [Tavernier] {2.4/4.1.6}
bout metalen staaf 1330 [Jacobs 12] <Latijn {3.2}
boutade geestige overdrijving 1824 [wei] <Frans
bouten* kakken 1731 [moo] {4.4}
bouvier hondensoort 1936 [wnt trouw i] <Frans {4.1.3}
bouwen* een huis optrekken 901-1000 [wps]
bouwen* het land bewerken 1375 [mnw]
bouwmeester architect 1620 [wnt]
bouwvakker* iem. die in de woningbouw werkt 1963 [Aanv wnt] {3.1/4.1.13}
bouwvallig vervallen 1451-1500 [mnw] <Duits
bouwwerk* gebouw 1848 [wnt]
boven* voorzetsel 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.2}
boven* bijwoord van plaats 1285 [cg Rijmb.]
bovenbaas* iemand die het voor het zeggen heeft 1963 [Heer Bommel en de bovenbazen] {4.4}
bovendien* voegwoordelijk bijwoord 1658 [wnt]
bowl drank uit wijn, rum en vruchten 1902 [wnt] <Engels {4.1.6}
bowlen bowling spelen 1955 [Fokko Bos, Vreemde wrd.] <Engels {4.1.18}
box afgescheiden ruimte 1857 [Aanv wnt] <Engels
boxenstelsel bepaald belastingstelsel 1999 [Sanders 2000]
boxer hondensoort 1909-1910 [Aanv wnt] <Engels {4.1.3}
boxershort modieuze onderbroek voor mannen 1992 [gvd] <Engels {3.2}
boy knaap 1782 [Wolff en Deken, Sara Burgerhart 1930, 447] <Engels {3.2}
boy Indische bediende 1853 [Van Schaick, De Manja] <Engels
boycot uitsluiting van maatschappelijk verkeer 1910 [De Hollandsche Revue 25/7, 441ab] <Engels
braaf eerzaam, gehoorzaam 1769 [wnt] <Frans
braak* onbebouwd 1562 [Claes]
braak* inbraak, huisbraak 1843 [wnt]
braam* vrucht 1240 [Bern.] {3.1/4.1.2}
braam* oneffenheid aan mes 1799-1811 [Weiland, Nederduitsch taalkundig wrdb.]
braambes* bes van de braamstruik 1160 [Rey] {2.2/3.1/4.1.2}
brabbelen* krom spreken 1613 [wnt] {3.1}
bracteaat dunne, eenzijdig gestempelde middeleeuwse munt 1824 [wei] <Latijn
braden* gaar maken op vuur 1240 [Bern.]

[pagina 897]

[p. 897]

braderie markt 1948 [kwt] <Frans
brahmaan lid van de Indische geestelijke adel 1596 [Linschoten] <Sanskriet
braille schrift voor blinden 1898 [gvd] <Frans
braindrain emigratie van intellectuelen 1968 [wp jaarboek 1969] <Engels {3.1}
brainstorm collectief opperen van spontane suggesties ter oplossing van een probleem 1957 [wp jaarboek 1958] <Engels
braintrust vertrouwensraad 1937 [A. Viruly, Logboek 82] <Engels
brainwashing hersenspoeling 1957 [wp jaarboek 1958] <Engels
brainwave prachtige inval 1957 [wp jaarboek 1958] <Engels
brak* hondensoort 1287 [cg NatBl] {4.1.3}
brak* zilt 1477 [Teuth.]
braken* vlas breken 1350 [mnw]
braken* overgeven 1546 [Naembouck] {4.4}
brallen* snoeven 1613 [wnt] {3.1}
bramzeil* vierkant zeil boven het marszeil 1597 [wnt]
brancard draagbed 1847 [kku] <Frans
branche afdeling 1847 [Aanv wnt] <Frans
brand* vuur 1240 [Bern.]
brandbrief brief met maning 1842 [wnt]
branden* in vuur en vlam staan 1445 [mnw] {1.2.4}
brandewijn gestookte sterkedrank 1301-1350 [hws] {4.1.6}
brandgans* eendachtige 1599 [Kil.]
branding* golfslag 1652-1662 [wnt]
brandschatten* schatting opleggen op straffe van plundering 1488 [hws]
brandvos* hondachtige 1599 [Kil.] {4.1.3}
brandweer* dienst voor het blussen 1828 [wnt]
brandy brandewijn, cognac 1855 [kku] <Engels {4.1.6}
branie bluffer 1884 [wnt] <Indonesisch {3.2}
bras schoot van een ra 1598 [wnt waarnemen] <Frans
brasem* beenvis 1101-1200 [Rey] {2.2/3.1}
braspenning vroegere munt 1409 [Van Gelder 1965] <? {3.5/4.1.12}
brassband band van blaasinstrumenten en drums 1984 [gvd] <Engels
brassen* slempen 1540 [Toll.] {3.1}
brassen de ra's verstellen 1685 [wnt]
bravissimo tussenwerpsel: uitmuntend 1784 [wnt satan] <Italiaans {3.2/4.3}
bravo tussenwerpsel: goed! 1784 [wnt] <Frans {4.3}
bravoure zelfverzekerdheid 1780 [Aanv wnt] <Frans
braziel houtsoort 1602 [wnt] <Spaans of Portugees {3.2}
break bij tennis: winst van een game waarin de tegenstander serveert 1984 [gvd] <Engels
breakdance acrobatische dansstijl 1986 [De Coster 1999] <Engels {4.1.15}
breakdown geestelijke inzinking 1945 [Aanv wnt] <Engels
breed* wijd 851-900 [Claes] {2.3}
breedte* kortste afmeting 1201-1225 [vmnw] {3.1/5}
breeuwen* naden dichten 1351-1400 [mnw]
breidel* toom 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {3.1}
breien* draden strikken 1201-1300 [mnw]
brein* hersens 1477 [Teuth.]
breinbaas* zeer knappe man 1949 [Mondria, Bommelbibl.] {4.4}
breken* klein of stuk maken 1237 [cg i 1, 31]
brem* plant 1240 [Bern.]
brem* zout 1648 [wnt brijn]
brengen* vervoeren 901-1000 [wps]
brengun licht machinegeweer 1950 [Sanders 1995] <Engels {4.1.14}
bres opening in vestingmuur 1588 [Claes] <Frans
bretel draagband 1827-1830 [Olivier, Land- en zeetogten in Nederland's Indië] <Frans
breuk* het breken, barst 1240 [Bern.]
breuk* gebroken getal 1569 [Kool]
brevet diploma 1444 [hws] <Frans
brevier gebedenboek 1461 [hws] <Latijn
bric-à-brac snuisterijen 1929 [kwt] <Frans
bridge kaartspel 1918 [wnt rage] <Engels {4.1.18}
brie kaassoort 1370 [Bouc van den ambachten] <Frans {4.1.6}
brief geschreven boodschap 1236 [cg i 1, 20] <Latijn
briefen instrueren, inlichten 1989 [Peptalk] <Engels
briefing bijeenkomst waarop instructies worden gegeven 1957 [wp jaarboek 1958] <Engels
briefpapier postpapier 1843 [wnt uitstallen i] <Duits {1.4}
bries koele wind 1596 [Linschoten 179] <Frans {4.1.1}
briesen* brullen, hoorbaar ademen van paard 1240 [Bern.] {3.1}
brigade eenheid van bataljons en afdelingen 1650 [Claes] <Frans {4.1.14}
brigadier rang bij de gemeentepolitie 1858 [wnt] <Frans
brij* pap 1477 [Teuth.] {1.2.2}
brik* (gebroken) baksteen 1282 [mnw]

[pagina 898]

[p. 898]

brik zeilvaartuig 1781 [Toll.] <Engels {3.2/4.1.11}
brik rijtuig 1898 [wnt] <Engels {4.1.10}
briket stuk brandstof 1883 [wnt] <Frans
bril glazen om beter te zien 1401-1500 [mnw]
briljant schitterend 1745 [mey] <Frans {1.2.6}
brillantine haarcrème 1912 [kku] <Frans {1.2.6}
brille uitzonderlijke begaafdheid 1840 [wnt kunst] {3.3}
brink* erf, plein 1152 [Claes Tw. 9] {2.3}
brio levendigheid 1795 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2}
brioche zoet broodje 1847 [kku] <Frans {4.1.6}
brits slaapplaats 1774 [wnt] <Duits {4.1.9}
broccoli Italiaanse bloemkool 1800 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2/4.1.6}
brochette pen om vlees aan te roosteren 1961 [gvd] <Frans {3.2}
brochure vlugschrift 1796 [Claes] <Frans {3.2}
broddelen* knoeien 1546 [wnt] {3.1}
broeden* op eieren zitten 1240 [Bern.]
broeden* beramen 1618 [wnt]
broeder* mannelijk kind m.b.t. kinderen van dezelfde ouders 901-1000 [wps] {4.1.4}
broeder* geestelijke 1410 [mnw] {4.1.8}
broeder* verpleger 1899 [wnt] {4.1.13}
broeien* heet worden 1080 [Rey] {2.2}
broek* laag drassig land 918-948 [Claes] {2.3}
broek* kledingstuk 1285 [cg Rijmb.] {3.2}
brogue type schoen 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.9}
brok* stuk 1484 [mnw]
brokaat zware zijden stof, veelal met gouddraad geborduurd 1612 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2/4.1.9}
broker beursagent 1912 [kku] <Engels
brokkelen* kruimelen 1562 [Claes] {3.1}
brokstuk fragment 1872 [gvd] <Duits
brom* dronken 1898 [gvd]
bromelia plantensoort 1906 [wp] <modern Latijn
bromfiets fiets met motor 1950 [Aanv wnt] <? {3.5/4.1.10/4.4}
brommen* laag en dof geluid maken 1477 [Teuth.] {3.1}
brommer Amsterdams huurrijtuig 1819 [Sanders 1993] {4.1.10}
brommer* bromfiets 1961 [gvd] {3.1/4.1.10}
brommobiel vierwielig gesloten voertuig met bromfietsmotor 1995 [Picarta: Verkeersconsequenties van de brommobiel] {4.1.10}
bron uit de grond opwellend water 1605 [wnt verfrisschen] <Duits
bronchiën vertakkingen van de luchtpijp 1669 [mey] <Frans of Latijn {3.2}
bronchitis ontsteking van de luchtpijptakken 1832 [wei] <modern Latijn
brons legering van koper en tin 1590 [wnt] <Frans
bronst paartijd 1599 [wnt] <Duits
brontosaurus voorhistorische hagedis 1912 [kku]
brood* baksel uit gerezen deeg 1101-1200 [Tavernier oveliebroot] {2.4/4.1.6}
brooddronken* overmoedig 1573 [wnt]
broodje-aap* fantastisch volksverhaal dat vaak wordt geloofd 1978 [Picarta: titel van E. Portnoy] {4.4}
broodmager* zeer mager 1784-1785 [wnt]
broodrooster* apparaat om brood te roosteren 1914 [gvd] {4.1.9}
broom chemisch element 1886 [kku] <Frans
broos* breekbaar 1265-1270 [cg Lut.K] {1.2.4}
bros* breekbaar 1596 [Linschoten 129] {1.2.4}
brougham type rijtuig 1903 [Prick 1903] <Engels {4.1.10}
brouilleren onenig maken 1573 [Aanv wnt] <Frans
brouwen* bier bereiden 1284 [cg I2, 1003]
brouwen* met een huig-r spreken 1691 [wnt] {3.1}
brouwer* iem. die beroepsmatig bier brouwt 1284-1285 [vmnw] {4.1.13}
brownie koekje met chocolade en nootjes 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.6}
browning soort pistool 1947 [wnt automaat Suppl] <Engels {4.1.14}
browser computerprogramma waarmee elektronische bestanden kunnen worden geraadpleegd 1994 [pc+ 3/11, 19, 15] <Engels {1.3}
brr* tussenwerpsel: uitroep van kou 1840 [wnt] {4.3}
brug* verbinding over water 840-875 [Claes] {2.3}
bruid* in ondertrouw opgenomen vrouw 1240 [Bern.] {4.1.4}
bruidegom* in ondertrouw opgenomen man 901-1000 [wps] {4.1.4}
bruidssuiker suikergoed 1830 [wnt] {4.1.6}
bruikleen* lening voor tijdelijk gebruik 1675 [wnt]
bruiloft* trouwfeest 1240 [Bern.]
bruin* kleurnaam 1210-1240 [cg i 1, 10] {4.1.5}
bruinvis* walvisachtige 1343-1344 [mnw] {3.1}
bruisen* borrelen 1336-1339 [mnw] {3.1}
brullen hard geluid maken 1483 [mnw] <Duits
brumaire nevelmaand 1824 [wei] <Frans {3.2}

[pagina 899]

[p. 899]

brunch maaltijd 1957 [wp jaarboek 1958] <Engels
brunette meisje met donkerbruine haren en ogen 1720 [mey] <Frans
brut droog (van champagne) 1984 [gvd] <Frans
brutaal onbeschoft 1808 [wnt] <Frans {3.2}
bruto bijwoord: met emballage, zonder aftrek van kortingen 1599 [Kool] <Italiaans {3.2}
bruusk kortaf 1650 [Claes] <Frans
bruuskeren onheus bejegenen 1872 [gvd] <Frans
bruut ruw 1923 [Aanv wnt] <Frans
bubbelgum klapkauwgom 1984 [gvd] <Engels {4.1.6}
buckram boekbinderslinnen 1948 [kwt] <Engels
bucolisch m.b.t. land- en herdersleven 1824 [wei] <Latijn
buddy vrijwilliger die aidspatiënt helpt 1987 [De Coster 1999] <Engels
buddyseat tweepersoons motorzadel 1959 [wp jaarboek 1959] <Engels
budget begroting 1816 [wnt] <Engels {1.4}
budo het geheel van Japanse vechtsporten 1959 [Picarta: titel van ts.] <Japans {3.2/4.1.18}
buffel herkauwer 1287 [cg NatBl] <Frans {4.1.3}
buffelen gulzig eten 1858-1870 [wnt] <Duits
buffer stootkussen 1875 [wnt] <Engels
buffet schenktafel, tapkast 1343-1346 [mnw] <Frans {4.1.9}
buffo basstem voor komische rollen 1847 [kku] <Italiaans {3.2/4.1.16}
bug afluisterapparaat 1984 [gvd] <Engels
bug fout in computerprogramma 1989 [Peptalk] <Engels
bugel blaasinstrument 1912 [kku] <Engels {4.1.16}
buggy opvouwbare kinderwagen 1984 [gvd] <Engels
bühne toneel 1912 [kku] <Duits {4.1.15}
bui* neerslag 1573 [Claes Tw. 12] {4.1.1}
bui* stemming 1786 [wnt]
buidel* zak 1240 [Bern.] {1.2.4}
buideldier* zoogdier dat het jong in een buidel draagt 1869 [wnt]
buigen* krommen 901-1000 [wps]
buik* middendeel van lichaam 701-800 [Lex Salica] {2.2}
buil* bult 901-1000 [wps]
buil* zak 1451-1500 [mnw] {1.2.4}
buis leiding 1350-1385 [mnw] <Frans {1.2.3}
buis haringschuit 1407-1432 [mnw] <Frans {4.1.11}
buis jasje 1573 [wnt buis vi] {1.2.3}
buit* wat men veroverd heeft 1573 [Plantijn]
buitelen tuimelen 1612 [wnt voortbrengen] <? {3.5}
buiten* bijwoord van plaats 1220-1240 [cg ii 1 Aiol]
buiten* voorzetsel 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.2}
buitenbeentje* iem. die zich van de leden van een groep onderscheidt 1859 [wnt]
buitenissig* zonderling 1865 [Multatuli-Enc.] {4.4}
buitenkans onverwachte kans 1642 [wnt]
buitensporig* onmatig 1662 [wnt vonnis]
buitenvrouw elders wonende bijzit 1971 [Van Donselaar 1989] <Surinaams-Nederlands {3.2/4.1.4}
buizen* zuipen 1540 [mnw]
buizerd roofvogel 1567 [Claes] <Frans
bukken* vooroverbuigen 1445 [mnw]
buks kort geweer 1772 [Chr. de Beet, Eerste Bonni-oorlog 137] <Duits {4.1.14}
buks, buksboom heester 1350 [Claes] <Duits
bul* stier 1281 [cg i, 614] {4.1.3}
bul oorkonde 1450 [mnw] <Latijn
bulderen* dreunend geluid geven 1485 [hws] {3.1}
buldog hondensoort 1729 [wnt woewoe] <Engels {3.2/4.1.3}
bulk onverpakte lading 1912 [Fokko Bos] <Engels
bulkcarrier vrachtschip voor los gestorte lading 1968 [kwt] <Engels {4.1.11}
bulken* loeien 1599-1607 [Claes Tw. 9] {3.1}
bulldozer grondschuiver 1950 [De Vooys] <Engels {4.1.10}
bullebak boeman 1611-1620 [wnt] <Nederduits {3.2}
bullen* spullen 1872 [gvd]
bullenbijter hondensoort 1862 [wnt] <Engels {4.1.3}
bullenpees* strafwerktuig 1617 [wnt]
bulletin kort bericht 1816 [wnt verbloemen i] <Frans
bullsh*t onzin 1983 [De Coster 1999] <Engels
bult* bobbel, bochel 1287 [cg NatBl]
bulterriër hondensoort 1912 [kku] <Engels {4.1.3}
bumper stootrand 1938 [Aanv wnt] <Engels
bundel* pak 1250 [cg ii 1 Gen.rec.] {3.1}
bunder vlaktemaat 1101-1200 [Tavernier] <me Latijn {2.4}
bungalow vrijstaand huis van één woonlaag 1863 [Sanders 1995] <Engels

[pagina 900]

[p. 900]

bungeejumpen van een hoog object springen aan een elastisch koord 1993 [De Coster 1999] <Engels {4.1.18}
bungelen* slingeren 1782 [wnt bungelen ii]
bunker verdedigingsstelling 1940-1945 [Nieuwe Taalgids 38, 163ff] <Engels of Duits {3.2}
bunny serveerster in nachtclub 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.13}
bunsenbrander gasbrander 1906 [wp]
bunzing* marterachtige 1150 [Claes] {2.4/4.1.3}
burcht* versterkte plaats 709 [Claes] {1.2.4/2.3}
bureau schrijftafel 1793-1796 [wnt] <Frans {1.2.3/4.1.9}
bureau kantoor 1824 [wei] <Frans {1.2.3}
bureaucratie heerschappij van de ambtenaren 1847 [kku] <Frans
burgemeester hoofd van een gemeente 1254 [vmnw]
burger inwoner van stad, lid van een staat 1240 [Bern.] <Duits {1.2.3}
burggraaf adellijke titel 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {1.2.3}
burlen* bronstig loeien van herten 1605 [wnt] {3.1}
burlesk boertig 1782 [wnt] <Frans
burn-out oververmoeidheid door stress 1994 [De Coster 1999] <Engels
bursaal beursstudent 1592 [wnt trouwbelofte]
bus doos, blik 1240 [vmnw] <Latijn
bus vervoermiddel 1887 [wnt] <Engels {1.1/1.2.4/4.1.10}
bush rimboe 1912 [kku] <Engels
bush-bush rimboe 1992 [gvd] {3.1}
business zaken 1912 [kku] <Engels
buskruit ontplofbaar mengsel 1441 [Toll.] {4.1.14}
buste borstbeeld 1778 [wnt] <Frans
buste boezem 1902 [wnt bustehouder s.v. rekbaar] <Frans {1.2.2/4.4}
bustehouder steun voor de boezem 1902 [wnt rekbaar] <Duits
butaan gasvormige koolwaterstof 1941 [Holleman, Leerboek der organische chemie 50]
buten verstoppertje spelen 1913 [Aanv wnt] {4.1.18}
butje* imbeciel, slome jongen 1989 [Hofkamp&Westerman] {1.2.2/3.1}
butler huisknecht 1912 [kku] <Engels
buts deuk 1470 [mnw] <Frans
butskop* walvisachtige 1761 [wnt potskop] {1.3/4.1.3}
button speldje met afbeelding of tekst 1969 [R75] <Engels
buur* die in de omgeving woont 1265-1270 [cg Lut.K]
buurt* stadsdeel of deel van dorp 1401-1500 [mnw]
buut mikpunt 1847 [kku] <Frans {4.1.18}
buy-out overname van alle aandelen van een vennootschap 1989 [Peptalk] <Engels
buzzer zoemer 1976 [gvd] <Engels
buzzer soort semafoon waarbij een bericht verschijnt op een schermpje 1996 [De Coster 1999] <Engels {4.1.17}
bye tussenwerpsel: afscheidsgroet 1984 [gvd] <Engels {4.3}
bypass omleiding 1968 [kwt] <Engels
byte groep van acht bits 1969 [Dijkman, Computer-abc 74] <Engels
cab huurrijtuig 1912 [kku] <Engels {4.1.10}
caballero heer, ruiter 1847 [kku] <Spaans {3.2}
cabaret amusem*ntsgenre 1914 [gvd] <Frans {4.1.15}
cabine hokje 1895 [Broeckaert] <Frans
cabriolet rijtuig 1824 [wei] <Frans {4.1.10}
cabriolet auto met opvouwbaar dak 1929 [kwt] <Frans {4.1.10}
cacao zaad van de cacaoboom en daaruit bereide drank 1596 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.6}
cachet stempel 1588 [wnt] <Frans
cachot gevangenis 1698 [wnt] <Frans
cactus plantenfamilie 1775 [wnt toortsplant] <Latijn
cadans ritme 1697 [wnt] <Frans
caddie drager van golfsticks 1917 [kwt] <Engels
cadeau geschenk 1824 [wei] <Frans
cadens reeks akkoorden ter afsluiting van muziekstuk 1739 [wnt] <Frans
cadet student aan militaire school 1868 [wnt] <Frans {4.1.14}
cadmium chemisch element 1846 [Aanv wnt] <modern Latijn
café kroeg 1897 [wnt] <Frans
café-chantant café waar voor de bezoekers wordt gezongen 1912 [kku] <Frans
cafeïne alkaloïde uit koffie 1857 [Aanv wnt] <Frans
cafetaria snelbuffet 1937 [Aanv wnt] <Engels
cahier schrift 1832 [wnt wijze i] <Frans
caissière kassajuffrouw 1914 [Aanv wnt] <Frans {4.1.13}
caisson zinkbak 1824 [wei] <Frans
cake zachte koek 1761 [Aanv wnt] <Engels {3.2/4.1.6}
cakewalk negerdans 1912 [kku] <Engels {4.1.15}

[pagina 901]

[p. 901]

calamiteit grote ramp 1631 [wnt] <Frans
calando afnemend 1820 [Muzijkaal zak-woordenboek] <Italiaans {3.2}
calcium chemisch element 1847 [kku] <modern Latijn
calculatie berekening 1582 [Aanv wnt] <Frans
calculator rekenmachine 1982 [R84] <Engels
calculeren berekenen 1611 [wnt] <Frans
calèche licht rijtuig 1641 [Aanv wnt] <Frans {4.1.10}
caleidoscoop weerspiegelende kijker 1847 [kku]
calgon waterontharder 1950 [gvd]
californium chemisch element 1976 [gvd] <modern Latijn
callanetics vorm van fitness 1990 [De Coster 1999] <Engels {4.1.18}
callgirl prostituee die zich telefonisch laat bestellen 1961 [wp jaarboek 1962] <Engels {4.1.13}
calorie warmte-eenheid 1869 [wnt warmte-eenheid] <Frans
calque op calqueerpapier overgenomen tekening 1824 [wei] <Frans
calqueren natrekken van tekening 1604 [Aanv wnt] <Frans
calvados brandewijn 1952 [ensie] <Frans {3.2/4.1.6}
calvinisme hervormde leer 1859 [wnt wel v] <Frans {4.1.8}
calvinist aanhanger van de hervormde leer van Calvijn 1583 [wnt wet i] <Frans {4.1.8}
calypso dans 1965 [R75] <Engels {4.1.15}
camber eenzijdige slijtage van autoband 1954 [Aanv wnt] <Engels
cambio wissel 1543 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2}
cambium steeds aangroeiend weefsel tussen bast en hout 1857 [Aanv wnt] <me Latijn
Cambrium geologische periode 1911 [Heimans, Ons Krijtland 215] <modern Latijn
camcorder apparaat voor beeld- en geluidsopnamen 1982 [Sanders 2000] <Engels {4.1.17}
camee in reliëf gesneden steen 1782 [hou iii, 3, 431] <Frans
camel kameelkleurig 1974 [Posthumus] <Engels {4.1.5}
camelia kamerplant 1847 [kku] <modern Latijn
camembert kaassoort 1900 [Sanders 1995] <Frans {4.1.6}
camera foto- of filmtoestel 1897 [wnt] <Engels {4.1.17}
camerlengo pauselijk kamerheer 1863 [kku] <Italiaans {3.2}
camion vrachtwagen 1899 [wnt automobiel Suppl] <Frans {4.1.10}
camjo eenmansreportageploeg met kleine digitale camera 2000 [Volkskrant 15/12] <L {3.4}
camorra Napolitaanse misdaadorganisatie 1886 [kku] <Italiaans {3.2}
camouflagepak onopvallend pak 1961 [gvd] {4.1.14}
camoufleren onopvallend maken 1924 [gvd] <Frans
camp vulgair, banaal, kitscherig 1966 [R75] <Engels
campagne veldtocht 1597 [Suriname: Spiegel der vaderlandse kooplieden 31] <Frans
campagne publieke actie 1909 [wnt] <Frans
campanile klokkentoren 1876 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2}
campari alcoholische drank 1978 [Complete drankenenc.] <Italiaans {3.2/4.1.6}
camper kampeerwagen 1984 [gvd] <Engels {4.1.10}
camping kampeerterrein 1958 [R75] {1.2.5/3.3/5}
campionissimo de kampioen der kampioenen 1986 [koe] <Italiaans {3.2}
campus universiteitsterrein 1948 [Aanv wnt] <Engels
canaille gepeupel 1572 [wnt adeldom] <Frans
canapé bank 1734 [wnt] <Frans {4.1.9}
canard loos bericht 1872 [gvd] <Frans
canasta kaartspel 1951 [wp, dl. 11, 661] <Spaans {3.2/4.1.18}
cancan revuedans 1847 [kku] <Frans {3.1/4.1.15}
cancelen afzeggen 1951 [Aanv wnt] <Engels
candela eenheid van lichtsterkte 1953 [Aanv wnt] <Latijn
candid-camera heimelijke filmopnamen 1965 [R75] <Engels {4.1.15}
candybar gevulde chocoladereep 1984 [gnn] <Engels {4.1.6}
cannabis hennep 1869 [Aanv wnt] <Latijn
cannelloni pasta met groente- en gehaktmengsel 1992 [gvd] <Italiaans {3.2/4.1.6}
canon regel, richtsnoer 1450 [hws] <Latijn
cañon ravijn 1880 [F. Bruins, Het Wereldrond iii, 178-179] <Spaans {3.2}
canoniek tot het kerkelijk gebruik behorend 1619 [wnt] <Frans
canoniseren voor heilig verklaren 1531 [wnt andere] <Frans
cantabile bijwoord: zangerig 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
cantate zangstuk 1777 [mey] <Frans
cantharel dooierzwam 1846 [Flora Batava 9, nr. 660] <modern Latijn

[pagina 902]

[p. 902]

cantilene kerkgezang, zangerige melodie 1847 [kku] <Frans
canto gezang 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
cantor voorzanger 1678 [wnt jubileeren] <Latijn
canule buisje om wonden open te houden 1748 [Aanv wnt] <Frans
canvas sterk linnen weefsel 1911 [wnt rubber] <Engels {4.1.9}
canvassen werven van kiezers door politici die willekeurig aanbellen 1946 [Aanv wnt] <Engels
canyoning vorm van sportklimmen langs watervallen in diepe kloven 1995 [Dit, dl. 37, 4, 20-22, 2] <Engels {4.1.18}
canzone lyrisch gedicht 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2}
caoutchouc rubber 1847 [wnt wals ii] <Frans
cap ruiterpet 1984 [gvd] <Engels {4.1.9}
capabel bekwaam 1642 [wnt] <Frans
capaciteit bekwaamheid 1728 [Pomey, Novum Dict. Belgico-Latinum] <Frans
capaciteit vermogen, kracht 1886 [wnt] <Frans
cape schoudermantel 1903 [Prick 1903] <Engels {3.2}
capibara knaagdier 1883 [Van Donselaar Tw. 13] <Spaans {3.2/4.1.3}
capillair haar- 1847 [kku] <Frans
capitonneren bekleden, opvullen 1912 [kku] <Frans
capitulatie overgave van troepen 1651 [wnt] <Frans
capituleren zich overgeven 1588 [Claes Tw. 11] <Frans
cappuccino koffie met schuimende melk 1991 [Midas Dekker, Eten op je eigen] <Italiaans {3.2/4.1.6}
capriccio muziekstuk zonder vast schema 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
caprice gril 1657 [Aanv wnt] <Frans
capriool bokkensprong 1624 [wnt] <Frans
capsule (geneesmiddelen)omhulsel 1824 [wei] <Frans
captain (sport)aanvoerder 1889 [Het Sportblad 1:1, 6 jun. 16b] <Engels
capuchon hoofdkap 1824 [wei] <Frans {4.1.9}
caput hoofdstuk 1658 [mey] <Latijn
cara verzamelnaam voor longziekten 1984 [gvd] <L {3.4}
carabinieri Italiaanse gendarmes 1805 [mey] <Italiaans {3.2}
caracal katachtige 1872 [gvd] <Frans {4.1.3}
carambole raken met speelbal van de twee andere biljartballen 1837 [wnt] <Frans
caravan kampeerwagen 1940 [Posthumus] <Engels {4.1.10}
carbid chemische verbinding 1906 [wp]
carbol ontsmettingsmiddel 1898 [gvd]
carburator vergasser 1911 [Aanv wnt] <Frans
carcinogeen kankerverwekkend 1939 [Aanv wnt]
carcinoom kankergezwel 1847 [Aanv wnt] <Latijn
carco (eetbare) zeeslak 1976 [gvd] <Papiaments {3.2}
cardanas as in auto 1919 [Aanv wnt]
care verzorging 1912 [kku] <Engels
cargadoor scheepsbevrachter 1472 [Toll.] <Spaans {3.2}
cargo vracht 1633 [wnt] <Spaans {3.2}
cariës tandbederf 1867 [Aanv wnt] <Latijn
carillon klokkenspel 1824 [wei] <Frans
carnaval drie dagen voor vasten 1673 [wnt] <Frans {4.1.7}
carneool vleesrode edelsteen 1734 [HubWes]
carnivoor vleeseter 1865 [kvw] <Frans
carolus(gulden) munt 1521 [Van Gelder 1965] {4.1.12}
caroteen oranjerode kleurstof in planten 1902 [Kerner von Marilaun, Leven der planten ii:116]
carpaccio voorgerecht bestaande uit dunne plakjes rauwe ossenhaas 1992 [Vogelaar in Raster 60, 70-74, 5] <Italiaans {3.2/4.1.6}
carpooling het gezamenlijk gebruik maken van één auto 1980 [De Coster 1999] <Engels
carport afdak voor auto's 1979 [Wijnands&Ost] <Engels
carré vierkant 1773 [Van Donselaar Woordenaar 2, 1] <Frans
carrier draagwagen 1946 [Aanv wnt] <Engels {4.1.10}
carrière loopbaan 1600 [wnt drank] <Frans
carrosserie koetswerk van auto 1914 [gvd] <Frans
carrousel draaimolen 1824 [wei] <Frans {4.1.18}
carter omhulsel van krukas in motor 1911 [Aanv wnt] {3.3}
cartografie het maken van kaarten 1875 [Aanv wnt] <Frans
cartoon getekende mop 1949 [Aanv wnt] <Engels
cartotheek kaartsysteem 1932 [Aanv wnt] <Frans
cartouche omlijsting met rolwerk 1653 [Aanv wnt] <Frans
cartridge (inkt)houder 1981 [Mini/micro computer okt. 9, 30] <Engels

[pagina 903]

[p. 903]

carveschaats schaats met ijzers die in het midden smaller zijn 1999 [Sanders 2000]
casanova vrouwenversierder 1968 [kwt]
cascade waterval 1649 [Aanv wnt] <Frans
casco romp van schip of auto 1614 [wnt Bijv.+verb.] <Spaans {3.2}
case praktijkgeval 1984 [gvd] <Engels
caseïne kaasstof 1861 [Aanv wnt]
cash bijwoord: contant 1912 [kku] <Engels
cashen te gelde maken, geld innen 1998 [Internet: afz-10.html] <Engels
cashewnoot notensoort 1968 [kwt] <Engels {4.1.2}
cashflow netto winst plus afschrijvingen 1975 [R75] <Engels
casino gebouw voor gokken 1824 [wei] <Italiaans {3.2}
casinobrood broodsoort 1914 [gvd] {4.1.6}
cassatie vernietiging van vonnis 1651 [wnt] <Frans
cassave meel uit de wortels van maniok 1625 [Van Donselaar Woordenaar 1, 1] <Frans
casselerrib varkensrib als broodbeleg 1910 [wnt rib i] <Duits {4.1.6}
casseren een vonnis vernietigen 1290 [cg I3, 1491] <Frans
cassette houder, doos 1688 [Aanv wnt] <Frans
cassette geluids- of videoband in houder 1902 [Aanv wnt] <Engels
cassetterecorder kleine bandrecorder 1973 [Aanv wnt] <Engels {4.1.17}
cassis drank van zwarte bessen 1912 [kku] <Frans {4.1.6}
cast bezetting van film of toneelstuk 1958 [R75] <Engels
castagnetten duimkleppers 1717 [Aanv wnt] <Frans
castraat mannenstem die geen stemwisseling heeft ondergaan 1824 [wei] <Duits {3.2/4.1.16}
castreren ontmannen 1291-1300 [cg Luiks Diat.] <Frans
casus geval 1621 [Aanv wnt] <Latijn
cataclysme geweldige ramp 1919 [kwt] <Frans
catacombe onderaardse gang 1653 [Aanv wnt] <Frans
catalepsie verstijving van spieren 1624 [Aanv wnt] <modern Latijn
catalogus register, lijst 1610 [Picarta: Catalogus Vant gheene tot Amsterdam by groote menichten vercocht zal worden] <Latijn
catamaran dubbelboot 1832 [wei] <Engels {4.1.11}
cataract staar 1351 [mnw] <Latijn
catarre slijmvliesontsteking 1514 [mnw] <Frans
catastrofe grote ramp 1824 [wei] <Frans
catatonie spierspanning 1923 [Aanv wnt]
catch-22 (dankzij bureaucratie) onoplosbaar dilemma 1961 [De Coster 1999] <Engels
catcher vangman bij baseball 1912 [kku] <Engels
catecheet godsdienstonderwijzer 1847 [kku] <Frans {4.1.8}
catechese godsdienstonderwijs 1886 [kku] <Latijn
catechisatie godsdienstonderwijs 1624 [Toll.] <Frans {4.1.8}
catechismus leer van godsdienst in de vorm van vraag en antwoord 1538 [Bibliotheca 1954, nr. 1571] <Latijn
categorie onderdeel van classificatie 1665 [wnt] <Latijn
categorisch onvoorwaardelijk 1698 [mey] <Latijn
catenaccio extreem verdedigend voetbal 1990 [De Coster 1992] <Italiaans {3.2}
catering verzorging van maaltijden of feesten 1972 [Picarta: titel van tijdschrift, uitgegeven bij Merites in Nijmegen] <Engels
catharsis reiniging 1832 [wei] <modern Latijn
catheter buis om lichaamsvocht af te tappen 1642 [wnt waterloop] <Latijn
catwalk nauwe loopbrug voor modeshows 1984 [gvd] <Engels
caudillo militair-politiek leider 1886 [kku] <Spaans {3.2}
causaal oorzakelijk 1824 [wei] <Latijn
causaliteit oorzakelijkheid 1799 [Aanv wnt] <Frans {3.2}
causerie praatje 1843 [Aanv wnt] <Frans
cautie borgtocht 1290 [cg ii 1 En.Codex] <Frans
cavalerie wapen van de landmacht te paard 1588 [Claes] <Frans {4.1.14}
cavalerie wapen van de landmacht, uitgerust met tanks 1946 [Leen Verhoeff, uit off. stukken] <Frans {4.1.14}
cavalier begeleider 1669 [mey] <Frans
cavia knaagdier 1853 [Aanv wnt] <modern Latijn {4.1.3}
cayennepeper gemalen Spaanse peper 1847 [kku] <Engels {4.1.6}
cd dun schijfje waarop geluid is vastgelegd 1983 [Van der Horst 392] <Engels {4.1.17}
cd-rom cd die uitsluitend gelezen kan worden 1985 [De Coster 1999] <Engels {4.1.17}
ceder naaldboom 1100 [Willeram] <Latijn {2.5}
cederen afstaan 1506 [hws] <Frans
cedi munteenheid van Ghana 1967 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Fanti {4.1.12}

[pagina 904]

[p. 904]

cedille teken onder de c 1824 [wei] <Frans
ceel, cedel (bewijs)stuk, lijst 1240 [Bern.] <Frans
ceintuur gordel 1462 [hws] <Frans
cel klein vertrek 1240 [Bern.] <Latijn {3.2}
cel kleinste element in weefsel 1644 [wnt] <Latijn
celebreren vieren, plechtig bedienen 1295 [cg I3, 2161] <Latijn
celesta toetsinstrument 1944 [wnt trommel] <Frans {4.1.16}
celibaat ongehuwde staat 1800 [wnt jaar i] <Frans {3.2}
celibatair vrijgezel 1824 [wei] <Frans
cello snaarinstrument 1847 [kku] {3.3/4.1.16}
cellofaan doorzichtig verpakkingsmateriaal 1934 [kwt] <Frans
cellulair in cellen verdeeld 1856 [Suringar, Het cellulair systeem] <Frans
cellulitis zwelling van onderhuids bindweefsel 1910 [Bauwens] <modern Latijn
celluloid hoornachtige, elastische stof, o.a. gebruikt voor foto's en films 1899 [wnt vignet] <Engels
cellulose celstof 1872 [gvd] <Frans
Celsius eenheid van temperatuur 1865 [wnt verkoken]
cembalo toetsinstrument 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2/4.1.16}
cement mortel 1350 [mnw] <Frans
cenotaaf leeg grafmonument 1824 [wei] <Latijn {1.2.4/3.2}
censureren vrijheid van meningsuiting beperken 1726 [wnt] <Frans
cent munt ter waarde van het honderdste deel van een gulden 1816 [wnt] <Engels {1.3/4.1.12}
centaur paardmens 1526 [wnt stuur ii] <Latijn
centenaar gewichtseenheid van 100 kg 1287 [hws] <Latijn
centime een honderdste frank 1806 [Claes] <Frans {3.2}
centimeter 0,01 meter 1810 [wnt kilometer] <Frans {3.2}
centraal in het midden gelegen 1796 [Picarta: Concept-plan ter inrichting (...) alsmede voor eene algemeene Centraale vergadering] <Frans {3.2}
centraliseren in één punt samenbrengen 1904 [wnt] <Frans
centreren het midden zoeken 1824 [wei] <Frans
centrifugaal middelpuntvliedend 1824 [wei] <Engels {1.2.6}
centrifuge centrifugaalmachine 1865 [wnt uitlekken i] <Frans {1.2.6/4.1.9}
centripetaal middelpuntzoekend 1824 [wei]
centrum middelpunt 1654 [Claes] <Latijn
centrum instelling 1961 [gvd] <Engels
cerebraal wat de hersenen betreft 1847 [kku] <Frans
ceremonie plechtigheid 1494-1512 [hws] <Frans
ceremonieel betrekking hebbend op ceremoniën 1555 [wnt] <Frans
cerise kerskleurig 1912 [kku] <Frans {4.1.5}
cerium chemisch element 1898 [wnt verbranding] <modern Latijn
certificaat schriftelijke verklaring 1847 [wnt] <Frans
certificeren voor echt verklaren 1370-1378 [hws] <me Latijn
cervelaatworst gekruide vleesworst 1824 [wei] {4.1.6}
cerviduct wildviaduct 1986 [koe]
cervix hals van een orgaan 1919 [wnt verplaatsing] <Latijn {3.2}
cesartherapie bewegingstherapie 1991 [wp]
cesium chemisch element 1886 [kku] <modern Latijn
cessie overdracht 1516 [wnt] <Latijn
cessionaris verkrijger 1650 [mey] <Frans
cesuur rustpunt 1824 [wei] <Frans
chaabi Marokkaanse volksmuziek 2000 [nrc-h 30/12/2000] <Arabisch {3.2/4.1.16}
chablis witte bourgogne 1855 [Kramers, Geographisch Wrdb.]
cha-cha-cha Latijns-Amerikaanse dans 1958 [Aanv wnt] <Spaans {3.1/3.2/4.1.15} <Frans {4.1.6}
chador sluier van islamitische vrouwen 1992 [gvd] <Hindi
chaebol groot conglomeraat van bedrijven 1998 [nrc-h 12/8/98] <Koreaans
chagrijn verdrietige ontevredenheid 1720 [mey] <Frans
chakra in oosterse culturen een energiecentrum, verbindingspunt tussen het fysieke en het fijnstoffelijke lichaam 1992 [gvd] <Sanskriet
chalcedon melksteen 1782 [hou iii, 3, 221]
chalet Zwitsers houten huis 1886 [kku] <Frans
challe gevlochten brood voor de sabbat 1912 [kku] <Jiddisch {3.2/4.1.6}
chambertin rode wijnsoort 1840 [wnt rauw i] <Frans {4.1.6}
chambreren wijn op kamertemperatuur brengen 1912 [kku] <Frans

[pagina 905]

[p. 905]

champagne schuimende wijnsoort 1745 [Miller, Groot alg. kruidkundig wrdb. 944] <Frans {4.1.6}
champignon paddestoel 1704 [Hannot&Hoogstraten] <Frans
Chanoeka herdenking van de inwijding van de Tempel 1921 [wnt voorjaar] <Hebreeuws {3.2/4.1.7}
chanson liedje 1751 [Aanv wnt] <Frans
chantage geldafpersing 1865 [kvw] <Frans
chanteren geld afpersen door dreigementen 1949 [Aanv wnt] <Frans
chaos wanorde 1401-1425 [mnw] <Latijn
chaperonneren een dame begeleiden 1847 [kku] <Frans
chapiter onderwerp van gesprek, punt 1841 [Aanv wnt] <Frans
charade lettergreepraadsel 1809 [Aanv wnt] <Frans {3.2/4.1.18}
charge cavalerieaanval 1593 [wnt wijken] <Frans
chargeren in gesloten formatie aanvallen 1591 [Schulten Tw. 9] <Frans
chargeren overdrijven 1916 [wnt z.j.] <Frans
charisma bovennatuurlijke gave 1923 [Aanv wnt] <Latijn of Grieks
charitatief liefdadig 1950 [gvd] <me Latijn
charlatan kwakzalver 1658 [mey] <Frans
charleston dans 1926 [Sanders 1995] <Engels {4.1.15}
charmant leuk 1698 [wnt tranendal] <Frans
charme bekoring 1908 [wnt] <Frans
charter oorkonde 1260 [cg i 1, 72] <Frans
chartervlucht vlucht waarvoor het vliegtuig afgehuurd is 1950 [wnt vlucht] <Frans
chartreuse fijne likeur 1876 [Aanv wnt] <Frans {4.1.6}
chassidisme stroming in jodendom 1886 [kku]
chassis raamwerk 1898 [gvd] <Frans
chateaubriand biefstuk van ossenhaas 1910 [Aanv wnt] <Frans {4.1.6}
chatten on line corresponderen via het internet 1993 [Sanders 2001] <Engels {4.1.17}
chauffeur autobestuurder 1912 [kku] <Frans
chauvinisme overdreven vaderlandsliefde 1890 [wnt toegeven] <Frans
checken controleren 1950 [De Vooys] <Engels {1.3}
cheddar kaas 1909 [Sanders 1995] <Engels {4.1.6}
cheerio tussenwerpsel: gezondheid! 1968 [kwt] <Engels {4.3}
cheeseburger hamburger met een plak kaas 1968 [wp voor de vrouw] <Engels {4.1.6}
cheeta katachtige 1947 [Aanv wnt] <Engels {4.1.3}
chef die aan het hoofd staat 1516 [Mak] <Frans
chef-d'oeuvre meesterwerk 1824 [wei] <Frans
chelatietherapie een behandeling van aderverkalking 1991 [wp]
chemicaliën scheikundige stoffen 1818 [wnt medicinaal] <modern Latijn
chemie scheikunde 1614 [Beguin, Tyrocinium chymicum] <Latijn
chemie wisselwerking tussen mensen 1997 [R99] <Engels
chemobak afvalbak voor klein chemisch afval 1993 [De Coster 1999]
chenille fluweelachtig weefsel 1821 [wnt uitwerksel] <Frans {4.1.9}
cheque schriftelijke betalingsopdracht 1847 [kku] <Engels
cherry brandy kersenlikeur 1926 [kwt] <Engels {4.1.6}
cherubijn engel van de tweede rang 1285 [cg Rijmb.] <Latijn
chesterkaas soort kaas 1847 [kku] {4.1.6}
cheviot wollen stof 1896 [wnt] <Engels {4.1.9}
chewing gum kauwgom 1936 [Kath. Enc.] <Engels {4.1.6}
chianti droge wijnsoort 1847 [kku] <Italiaans {3.2/4.1.6}
chiasma kruisstelling van woorden 1876-1900 [Aanv wnt] <modern Latijn
chic verfijnd 1844 [Toll.] <Frans
chicane haarkloverij 1698 [wnt] <Frans
chiffon weefsel 1900 [Aanv wnt] <Frans {4.1.9}
chihuahua hondensoort 1918 [Sanders 1995] <Engels {4.1.3}
chijl bloedvormend vocht 1702 [wnt windig] <Latijn
chili cayennepeper 1886 [kku] <Spaans {3.2/4.1.6}
chiliasme geloof aan duizendjarig rijk 1668 [Aanv wnt] <modern Latijn
chimaera monsterdier 1556 [wnt minst] <Latijn
chimpansee mensaap 1847 [kku] <Frans {4.1.3}
chinchilla knaagdier 1840 [wnt vossehuid] <Spaans {3.2/4.1.3}
chinezen via koker opsnuiven van verhitte heroïne 1975 [Aanv wnt]
chinoiserie in chinese stijl vervaardigde voorwerpen 1886 [kku] <Frans
chip dun plakje silicium 1979 [wp jaarboek 1980] <Engels
chipknip oplaadbare chipkaart van de banken 1995 [De Coster 1999]

[pagina 906]

[p. 906]

chipolatapudding gevulde pudding 1910 [Aanv wnt] {4.1.6}
chippendale Engelse meubelstijl 1931 [kwt] <Engels
chippendale mannelijke stripper 1992 [De Coster 1999] <Engels {4.1.13}
chipper oplaadbare chipkaart van de Postbank 1996 [De Coster 1999]
chips gebakken aardappelschijfjes 1950 [gvd] <Engels
chiromantie handlijnkunde 1734 [HubWes] <me Latijn
chirurg heelkundige 1877 [wnt wegwisschen] <Duits
chirurgie heelkunde 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans
chirurgijn heelmeester 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans {4.1.13}
chitine schaalhuid 1847 [Aanv wnt] <Frans
chlamydia soort van micro-organismen 1991 [wp] <modern Latijn
chloor chemisch element 1846 [wnt wonderzout] <modern Latijn
chloroform narcosevloeistof 1872 [gvd] <Frans
chlorofyl bladgroen 1847 [kku]
chocolade drank uit cacao, versnapering 1679 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.6}
choke smoorklep 1951 [Aanv wnt] <Engels
choker sjaaltje gedragen in open boord 1912 [kku] <Engels {3.2}
cholera besmettelijke buikloop 1588 [Claes Tw. 11] <Latijn
cholerisch heftig 1805 [mey]
cholesterol vetachtige stof 1941 [Holleman, Leerboek der organische chemie 607]
choqueren aanstoot geven 1669 [mey] <Frans
choreografie het ontwerpen van dansfiguren 1824 [wei]
chorizo harde worstsoort 1992 [gvd] <Spaans {3.2/4.1.6}
chow-chow hondensoort 1931 [kwt] <Engels {4.1.3}
chrestomathie bloemlezing 1824 [wei] <Grieks {3.2}
chrisma zalfolie, zalving 1601 [wnt knorren ii] <Latijn
christen belijder van de christelijke godsdienst 1200 [cg ii 1 Servas] <Latijn {4.1.8}
christeneziele tussenwerpsel: uitroep van verbazing 1860 [wnt christenziel] {4.3}
christoffel mascotte met St.-Christoffel 1992 [gvd]
chromatisch met halve tonen 1809 [Aanv wnt] <Frans {3.2}
chromosoom drager van erfelijke eigenschappen in celkern 1907 [Vd Sijs 1998] <Duits
chronisch langdurig 1824 [wei] <Latijn
chronologie tijdrekenkunde 1697 [wnt almanak Suppl] <Frans
chronometer tijdmeter 1786 [wnt] <Frans
chroom chemisch element 1824 [wei] <modern Latijn
chrysant plantensoort 1773 [hou ii, 1, 146]
chut tussenwerpsel: stil! 1895 [Broeckaert] <Frans {4.3}
chutney zoetzuur met vruchten 1903 [Prick 1903] <Engels {4.1.6}
ciabatta langwerpig brood gebakken van nat deeg 1998 [De Coster 1999] <Italiaans {3.2/4.1.6}
ciao tussenwerpsel: afscheidsgroet 1991 [Hoppenbrouwers] <Italiaans {3.2/4.3}
ciborie kelk ter bewaring van hostie 1451-1500 [mnw] <Latijn
cicade insect 1287 [cg NatBl] <Latijn
cichorei plant waarvan de wortel voor smaakverbetering van koffie gebruikt wordt 1484 [hws] <Frans
cider drank uit gegist vruchtensap 1351-1400 [mnw] <Frans {4.1.6}
cijfer getalmerk 1508 [Kool] <Frans
cijns schatting, belasting 1253 [cg i 1, 46] <Latijn
cilinder rolrond voorwerp 1562 [Dict. Tetraglotton] <Frans of Latijn
cimbaal slaginstrument 1451-1500 [mnw] <Frans {4.1.16}
cineast filmkunstenaar 1929 [wnt totaliteit] <Frans
cinema bioscooptheater 1914 [gvd] <Frans
cinematograaf filmtoestel 1908 [wnt leevend] <Frans {4.1.17}
cinnaber vermiljoen 1719 [wnt vermiljoen] <Frans {4.1.5}
cipier gevangenbewaarder 1552 [wnt] <Frans
cipres naaldboom 1240 [Bern.] <Frans
circa voorzetsel 1749 [Saramakaanse vrede van 1762 53] <Latijn {4.2}
circuit gesloten baan, gesloten groep 1663 [mey] <Frans
circulaire rondschrijven 1812 [wnt] <Frans {3.2}
circulatie omloop 1680 [wnt vereenigd] <Frans
circuleren rondgaan 1663 [mey] <Frans
circumcisie besnijdenis 1658 [mey] <Latijn
circumflex samentrekkingsteken 1567 [Aanv wnt] <Latijn

[pagina 907]

[p. 907]

circus voorstelling van dressuur en acrobatiek 1897 [wnt] <Latijn {4.1.15}
cirkel kring 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Frans of Latijn
cirrose verschrompeling 1847 [Aanv wnt] <Frans
cirrus vederwolk 1847 [Aanv wnt] <Latijn
cis met een halve toon verhoogde c 1832 [wei] <Duits {3.2}
ciseleren versiering in metaal beitelen 1704 [Hannot&Hoogstraten] <Frans
cisterciënzer lid van geestelijke orde 1778 [wnt zwaarddrager] <Frans {4.1.8}
citaat aanhaling 1840 [wnt rhetoriek] <Latijn
citadel deel van vestingwerk 1588 [Claes Tw. 11] <Frans
citer snaarinstrument 1588 [Kil.] <Duits {3.2/4.1.16}
citeren (woorden) aanhalen 1897 [wnt] <Frans
cito bijwoord: met spoed 1602 [wnt] <Latijn
citroen zure vrucht 1554 [Dod.] <Frans {4.1.2}
citroenvlinder vlinder 1910-1914 [Bauwens]
citrusvrucht naam voor vruchten van het geslacht Citrus 1947 [Aanv wnt] {4.1.2}
city stadscentrum (oorspronkelijk van Londen) 1693 [wnt vergrooting] <Engels {3.2}
citybike fiets voor in de stad 1993 [De Coster 1999] <Engels {4.1.10}
civet door civetkat afgescheiden stof 1567 [Junius 122b] <Frans
civetkat roofdier 1596 [wnt civet] {4.1.3}
civiel burgerlijk 1467-1490 [hws] <Frans
civilisatie beschaving 1824 [wei] <Frans
claim vordering 1886 [kku] <Engels
clair-obscur met licht- en schaduweffecten 1824 [wei] <Frans
clairvoyant helderziend 1824 [wei] <Frans
clan (oorspronkelijk Schotse) stam 1824 [wei] <Engels
clandestien heimelijk 1503 [Boutillier] <Latijn
claque samendrukbare hoge hoed 1847 [kku] <Frans {4.1.9}
claque gehuurde toejuichers 1886 [kku] <Frans
clarence type rijtuigje 1912 [kku] <Engels {4.1.10}
clash botsing 1973 [R75] <Engels
classicisme navolging van de klassieken 1868 [wnt tooneel] <Frans
classificatie klasseverdeling 1824 [wei] <Frans
classificeerder losse scheepsarbeider 1951 [Aanv wnt]
classis onderafdeling van provinciaal kerkbestuur 1571 [wnt approbeeren Suppl] <Latijn {4.1.8}
claus passage in toneelstuk 1916 [wnt] <Frans
claustrofobie engtevrees 1911 [Aanv wnt] {1.2.5}
clausule afzonderlijke zinsnede of bepaling 1240 [Bern.] <Frans
clausuur afsluiting 1790 [Aanv wnt] <Latijn
claxon signaalinstrument op auto's 1918 [wnt klaxon] <Engels
clean geen drugs gebruikend 1962 [R75] <Engels
clearing verrekening 1912 [kku] <Engels
cleistogaam als knop gesloten blijvend (van bloem) 1898 [gvd]
clematis klimplantengeslacht 1608 [wnt vitalba] <Latijn
clementie goedertierenheid 1581 [wnt reventie] <Latijn
clementine variëteit van mandarijn 1950 [Kath. Enc.] <Frans {4.1.2}
clerus geestelijkheid 1569 [wnt gewormte] <Latijn
clever handig, slim 1979 [Wijnands&Ost] <Engels
cliché drukplaat 1892 [wnt] <Frans
cliché afgezaagde uitspraak 1950 [gvd] <Frans
click bij inademen gevormde klank 1968 [kwt] <Engels
clickfonds beleggingsfonds dat de winst bij een bepaald koersniveau veiligstelt 1996 [De Coster 1999]
cliënt klant 1699 [wnt] <Frans
cliffhanger spanning door op een beslissend moment af te breken 1981 [Foto en film enc.] <Engels
clignoteur knipperlicht 1976 [gvd] <Frans {3.2}
climacterium overgangsjaren van een vrouw 1913 [Aanv wnt] <modern Latijn
climax hoogtepunt 1847 [Aanv wnt] <Latijn
climax org*sme 1968 [Aanv wnt] <Engels
clinch het elkaar vasthouden van boksers 1946 [De Vooys] <Engels
cliniclown clown die in kinderziekenhuizen optreedt 1998 [nrc-h 14/7/98] <Engels
clinicus arts 1556 [wnt visiteeren] <Latijn
clip (papier)klem 1940 [Posthumus] <Engels
cl*toridectomie het wegnemen van de cl*tor*s 1970 [Recht voor raap]
cl*tor*s kittelaar 1663 [mey] <modern Latijn {3.2}
clivia plantengeslacht 1884 [Aanv wnt] <modern Latijn
cloaca lichaamsholte van sommige dieren 1908 [Elffers/Viljoen, Beknopt Nederlands wrdb. voor Zuid-Afrika] <Latijn

[pagina 908]

[p. 908]

clochard dakloze, zwerver 1976 [gvd] <Frans {3.2}
close reading tekstanalyse met alle aandacht voor de tekst zelf 1970 [Recht voor raap] <Engels
closet toilet 1847 [kku] <Engels {4.4}
close-up opname van dichtbij 1931 [kwt] <Engels
clou het wezenlijke, pointe 1899 [dbl] <Frans
clown grappenmaker 1847 [kku] <Engels
club vereniging 1800 [Toll.] <Engels
cluster tros, groep 1963 [Aanv wnt] <Engels
coach trainer 1929 [kwt] <Engels
coadjutor hulpbisschop 1467-1490 [hws] <Latijn {4.1.8}
coaguleren klonters vormen 1650 [mey] <Frans
coalitie verbond 1795 [wnt revolutionist] <Frans {3.2}
coaster kustvaarder 1947 [Groninger Dagblad 21/7] <Engels {4.1.11}
coaten van een deklaag voorzien 1953 [Aanv wnt] <Engels
coati kleine beer 1761 [Van Donselaar Tw. 13] <Spaans {3.2/4.1.3}
coaxiaal met gemeenschappelijke as 1953 [Aanv wnt]
cobbler verkoelende wijndrank 1912 [kku] <Engels {4.1.6}
cobra slang 1847 [kku] <Portugees {3.2}
Cobra naam van een groep Deense, Belgische en Nederlandse kunstenaars uit de jaren vijftig van de 20e eeuw 1948 [wp] <L {3.4}
coca bladeren van Peruaanse struik 1564 [wnt] <Spaans {3.2}
coca-cola koolzuurhoudende frisdrank 1914 [Van der Horst 56] <Engels {4.1.6}
cocaïne alkaloïde uit de coca 1898 [gvd] <Spaans {3.2/4.1.6}
co*ckerspaniël hondensoort 1940 [Toepoel, Hondenenc.] <Engels {4.1.3}
co*ckpit stuurhut in vliegtuig 1926 [kwt] <Engels
co*cktail gemengde alcoholische drank 1886 [kku] <Engels {4.1.6}
cocon omhulsel van rupsen 1872 [gvd] <Frans
cocooning zich terugtrekken in huiselijke kring 1989 [De Coster 1999] <Engels
cocotte vrouw van lichte zeden 1912 [kku] <Frans {4.1.13}
coda resumerend slot van muziekstuk 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
code wetboek 1824 [wei] <Frans
code stelsel van signalen of symbolen 1919 [wnt woord i] <Frans
codeïne bestanddeel van opium 1869 [Aanv wnt]
codex handschrift 1838 [wnt stempel i] <Latijn
codicil bijvoegsel bij testament 1536 [wnt aalmis Suppl] <Latijn
codificeren tot een wetboek maken 1875 [Aanv wnt] <Duits
coelacant beenvis 1953 [Achterberg, gedicht Ichtyologie] <modern Latijn
coffeeshop gelegenheid waar softdrugs verkrijgbaar zijn 1972 [De Coster 1999] <Engels
cognac soort brandewijn 1790 [wnt] <Frans {4.1.6}
cognitie kenvermogen 1650 [mey] <Latijn
cognossem*nt zeevrachtbrief 1514 [hws]
cohabitatie paring 1650 [mey] <Latijn
cohabitatie samenwerking van twee politieke tegenstanders 1986 [De Coster 1999] <Frans {3.2}
coherent samenhangend 1669 [mey] <Frans
cohesie samenhang 1824 [wei] <Frans
cohort onderafdeling van Romeins legioen 1767 [wnt diep ii] <Latijn
cohort groep individuen met gemeenschappelijk kenmerk 1996 [Vd Sijs 1996] <Engels
coifferen vleien, opkammen 1780-1781 [wnt] <Frans
coiffeur kapper 1802 [wnt nagel] <Frans {3.2/4.1.13}
coïncidentie samenloop van omstandigheden 1824 [wei] <Frans
coïre geslachtsgemeenschap hebben 1859 [Gabler] <Latijn {4.4}
coïtus paring 1562 [Aanv wnt] <Latijn
co*ke cocaïne 1982 [R84] <Engels {4.1.6}
co*kes residu van steenkool 1829 [Toll.] <Engels
col bergpas 1865 [kvw] <Frans
col kraag 1872 [Aanv wnt] <Frans
cola koolzuurhoudende frisdrank 1952 [Aanv wnt] {4.1.6}
colbert jas zonder panden 1881 [Sanders Tw. 7] {1.4/3.3/5}
cold case squad speciale politiegroep die oude delicten opnieuw onderzoekt 1999 [Sanders 2001] <Engels
coldcream verkoelende zalf 1855 [kku] <Engels
colibacil darmbacil 1950 [Kleine wp 382]
collaar pastoorsboord 1901 [kui] <Latijn
collaboreren met de vijand samenwerken 1950 [gvd] <Frans {1.2.2}
collage het samenplaksel 1958 [wp van de kunst, dl. 1, 451] <Frans {3.2}
collageen lijmvormend eiwit 1912 [kku]

[pagina 909]

[p. 909]

collaps plotselinge stoornis in bloedcirculatie 1847 [Aanv wnt] <Latijn
collateraal zijdelings 1486 [mnw] <me Latijn
collatie vergelijking van teksten 1475 [Hoorn, Stad, Inv. 629.R.871] <Latijn
collationeren teksten vergelijken 1370-1378 [hws] <Frans
collecte (geld)inzameling 1600 [wnt] <Frans
collectie verzameling 1553 [wnt vergadering] <Frans
collectief gezamenlijk 1669 [mey] <Frans {1.2.4}
collega ambtgenoot 1643 [wnt] <Latijn
college bestuurslichaam 1450 [hws] <Frans
collegiaal passend onder collega's 1863 [kku] <Frans
collie hondensoort 1912 [kku] <Engels {4.1.3}
collier halssnoer 1401-1450 [mnw] <Frans
collisie botsing 1669 [mey] <Frans
collo te verzenden stukgoed 1824 [wei] <Italiaans {3.2}
collocatie vaste verbinding van twee of meer woorden 1984 [gvd] <Engels
colloïde stof die fijn verdeeld in vloeistof zit 1886 [kku] <Frans
colloquium samenspraak, geleerd gesprek 1824 [wei] <Latijn
colofon gegevens aan het eind van drukwerk 1847 [kku] <Latijn
colofonium distillaatresidu van hars 1734 [HubWes]
colon deel van dikke darm 1807 [wnt vervolgen] <Latijn {3.2}
colon munteenheid van Costa Rica en El Salvador 1896 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Spaans {3.2/4.1.12}
colonnade zuilenrij 1788 [Aanv wnt] <Frans
colonne rij van militairen in rotten 1824 [wei] <Frans {4.1.14}
coloradokever insect 1894 [Bruggencate, Engelsch Wrdb.]
coloratuur versiering met cadansen en loopjes 1739 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2}
coloriet kleurgeving 1710 [wnt koloriet] <Italiaans {3.2}
colorist schilder die zich toelegt op kleureffecten 1717 [wnt] <Frans
colostrum biest 1832 [wei] <Latijn
colporteren te koop aanbieden 1847 [kku] <Frans
colporteur verkoper langs huis 1847 [kku] <Frans {4.1.13}
colt soort revolver 1899 [dbl] <Engels {4.1.14}
coltrui trui met rolkraag 1968 [Aanv wnt]
column regelmatige bijdrage aan krant 1969 [R75] <Engels
coma bewusteloosheid 1663 [mey] <modern Latijn
coma nevelmassa rond komeetkern 1912 [kku] <Latijn
combattant strijder 1602 [Aanv wnt] <Frans
combinatie verbinding 1748-1778 [wnt] <Frans
combine maaidorser 1940 [Aanv wnt] <Engels {4.1.10}
combine combinatie van renners in wielersport om kansen van concurrenten te breken 1944 [Aanv wnt] <Frans
combineren samenvoegen 1663 [mey] <Frans
combiroes roes die ontstaat door gecombineerd gebruik van alcohol en drugs 2000 [Sanders 2001] <L {3.4/4.4}
combo klein ensemble van muzikanten 1957 [wp jaarboek 1958] <Engels
Comecon vroegere organisatie voor wederzijdse hulp van de Oostbloklanden 1984 [gnn] <Engels
comedy humoristische film 1997 [nrc-h 97/11/25] <Engels {4.1.15}
comestibles fijne eetwaren 1824 [wei] <Frans
comfort gemak 1847 [kku] <Engels
comfortabel gerieflijk 1847 [kku] <Engels
comic komisch stripverhaal 1957 [wp jaarboek 1958] <Engels
coming-out het uitkomen voor zijn seksuele geaardheid 1987 [De Coster 1999] <Engels
comité groep personen met uitvoerende taak 1729 [Claes Tw. 11] <Frans
commanderen bevelen 1590 [Schulten Tw. 9] <Frans
commandeur laagste rang van vlagofficier bij de marine 1739 [wnt] <Frans {4.1.14}
commanditair stil (van vennoot) 1847 [kku] <Frans
commando bevel 1652 [wnt] <Spaans {3.2}
commando militair van de commandotroepen 1961 [gvd] <Engels {4.1.14}
commensaal parasitisch gedierte 1914 [gvd] <me Latijn
commentaar verklaring 1697 [wnt] <Frans
commercial reclamefilmpje 1969 [Aanv wnt] <Engels {4.1.15}
commercie handel 1577 [Aanv wnt] <Frans
commies middelbare ambtenaar 1534 [hws] <Frans
commiesbrood soldatenbrood 1816-1817 [wnt] <Duits {4.1.6}
commissaris gevolmachtigde 1353 [hws] <me Latijn

[pagina 910]

[p. 910]

commissie vertrouwelijke opdracht 1370-1378 [hws] <Frans
commissie provisie 1748 [wnt] <Frans
commissie groep personen belast met bepaalde taak 1771 [wnt] <Frans
commissionair iemand die op eigen naam voor rekening van anderen handelt 1778 [wnt] <Frans
commitment sterke betrokkenheid, toewijding 1984 [gvd] <Engels
committeren opdragen, belasten 1370-1378 [hws] <Latijn
commode latafel 1784-1785 [wnt] <Frans {4.1.9}
commode aankleedmeubel voor baby's 1952 [wp voor de vrouw] {4.1.9}
commodo op zijn gemak, rustig 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
commodore gezagvoerder op schip 1781 [wnt uitkomen i] <Engels {3.2}
commodore laagste rang van opperofficier bij de luchtmacht 1976 [gvd] <Engels {4.1.14}
commotie opschudding 1492 [mnw] <Frans
communaal aan een groep gemeenschappelijk toebehorend 1865 [kvw] <Frans
commune leefgemeenschap 1824 [wei] <Frans
communicant die ter communie gaat 1494-1512 [hws] <Latijn {4.1.8}
communicatie mededeling 1467-1490 [hws] <Frans
communie het ontvangen van de hostie 1540 [wnt vagen i] <Latijn
communiqué officiële mededeling 1912 [kku] <Frans
communisme maatschappelijk stelsel van gemeenschappelijk bezit 1850 [wnt gelijkheid] <Frans
compact dicht opeengedrongen 1872 [gvd] <Frans
compagnie onderafdeling van bataljon 1592 [wnt] <Frans {4.1.14}
compagnon handelsgenoot 1574 [Claes Tw. 11] <Frans
comparatief vergrotende trap 1638 [Ruijs] <Latijn
compareren voor rechter of notaris verschijnen 1370-1378 [hws] <Frans
comparitie verschijning voor notaris 1584 [wnt] <Frans
compartiment treincoupé 1901 [wnt] <Frans
compassie medelijden 1285 [cg Rijmb.] <Frans
compatibel verenigbaar 1650 [mey] <Frans
compatibel onderling aansluitbaar van computerapparatuur of programma's 1981 [mcc okt. 81, 3, 9, 84] <Engels
compendium samenvatting 1658 [wnt verversching] <Latijn
compensatie vereffening 1503 [Boutillier] <Frans
compenseren vereffenen 1423-1473 [mnw geliken] <Frans
competent bekwaam, gerechtigd 1459 [hws] <Frans
competentie deskundigheid, bevoegdheid 1551-1600 [wnt verblind] <Latijn
competitie mededinging 1912 [kku] <Frans
compilatie samenvoeging van gegevens 1824 [wei] <Frans
compilator samensteller van compilaties 1854 [wnt vereffening] <me Latijn
compileren samenvoegen 1824 [wei] <Frans
compleet volledig 1613 [Stallaert] <Frans
complement aanvulling 1614 [wnt vervulsel] <Latijn
completen avondgebed 1236 [cg i 1, 25] <Latijn
completeren voltallig maken 1816 [Aanv wnt] <Frans
complex samengesteld geheel 1847 [kku] <Frans
complicatie verwikkeling 1824 [wei] <Frans
compliceren verwikkelen 1847 [kku] <Frans {1.2.6}
compliment lof, begroeting 1635 [wnt wederroepen] <Frans
complot samenzwering 1588 [Claes] <Frans
component samenstellend deel 1901 [kui] <Latijn
componeren samenstellen 1548 [wnt] <Latijn
componist schepper van muziekstukken 1588 [Kil.] <Duits {3.2}
composiet samengestelde bloem 1896 [kui] <Frans
compositie samenstelling 1554 [wnt] <Frans
compositum wat samengesteld is 1847 [kku] <Latijn
compost meststof 1847 [kku] <Engels
compote vruchtenmoes 1786-1793 [wnt] <Frans {4.1.6}
compound mengsel van kunststof met weekmaker 1968 [kwt] <Engels
compressie samendrukking 1624 [Aanv wnt] <Frans
comprimeren samenpersen 1650 [mey] <Frans
compromis schikking 1351-1400 [mnw] <Frans
compromitteren verdacht maken 1865 [wnt] <Latijn
comptabel rekenplichtig, verantwoordelijk 1593 [Aanv wnt] <Frans

[pagina 911]

[p. 911]

computer rekentuig 1957 [wp jaarboek 1958] <Engels {4.1.17}
computeren met de computer spelen 1992 [gvd]
concaaf hol 1744 [Baker, Het microscoop gemakkelyk gemaakt 1] <Latijn
concelebreren gezamenlijk de mis opdragen 1912 [kku] <Latijn
concentratiekamp barakkenkamp voor gevangenen 1943 [wnt veem ii] <Duits {3.2}
concentreren verenigen 1777 [mey] <Frans
concentrisch met een gemeenschappelijk middelpunt 1803 [Aanv wnt] <me Latijn
concept ontwerp 1511 [hws] <Frans
conceptie bevruchting 1511-1520 [Aanv wnt] <Frans
concern geleed groot bedrijf 1932 [Aanv wnt] <Engels
concert muziekuitvoering 1710 [wnt] <Frans
concertina toetsinstrument 1881 [Viotta, Lexicon der toonkunst] <Italiaans {3.2/4.1.16}
concertino klein concert 1847 [kku] <Italiaans {3.2}
concessie tegemoetkoming, vergunning 1530 [wnt] <Frans
conciërge huisbewaarder 1569 [wnt] <Frans
concies bondig 1847 [Aanv wnt] <Frans
conciliant verzoeningsgezind 1865 [wnt voorwaardelijk] <Latijn
concilie kerkvergadering 1240 [Bern.] <Latijn
concipiëren ontwerpen 1442 [hws] <Latijn
conclaaf vergadering van kardinalen 1449 [mnw] <Frans
concluderen besluiten 1370-1378 [hws] <Latijn
conclusie gevolgtrekking 1285 [cg Rijmb.] <Frans
concomitant samengaand 1855 [kku] <Frans
concordaat verdrag (m.n. tussen staat en paus) 1545 [hws] <Frans
concordantie overeenstemming 1276-1300 [cg Kerst.] <me Latijn
concours wedstrijd 1791 [Des Roches, Nieuw Nederduytsch en Fransch Wrdb.] <Frans
concreet als vorm voorstelbaar, duidelijk 1847 [Aanv wnt] <Frans
concubine bijzit 1451-1500 [mnw] <Frans {4.1.4}
conculega persoon of onderneming die in dezelfde markt opereert 1994 [Vrij Nederland 27/8/1994] <L {3.4}
concurreren wedijveren 1819 [wnt voorzanger] <Frans
condenseren indampen 1624 [Aanv wnt] <Frans
conditie voorwaarde, toestand 1281 [vmnw] <Frans
conditie lichamelijke gesteldheid 1898 [gvd] <Engels
conditioner crèmespoeling 1999 [gvd] <Engels
condoleren rouwbeklag betuigen 1650 [mey] <Latijn
condominium gemeenschappelijke soevereiniteit, gemeenschappelijk eigendom 1832 [wei] <modern Latijn
condoom voorbehoedmiddel 1847 [kku] <Engels
condor roofvogel 1762 [Van Donselaar Tw. 13] <Spaans {3.2}
conducteur kaartjesknipper 1866 [wnt] <Frans
confectie in massa gemaakte kleding 1895 [Broeckaert] <Frans
confederatie verbond 1576 [Aanv wnt] <Frans
conference optreden van een conferencier 1920 [Aanv wnt] <Frans {4.1.15}
conferentie vergadering 1592 [wnt verbaasdheid] <me Latijn
confessie belijdenis 1300 [mnw] <Frans
confetti papiersnippers 1847 [kku] <Italiaans {3.2}
confidentie vertrouwelijke mededeling, vertrouwen 1619 [wnt agresseur Suppl] <Latijn
configuratie samenstel van figuren 1669 [mey] <Frans
configuratie samenstel van computer en randapparatuur 1975 [R84] <Engels
confirmeren bevestigen 1276-1300 [cg Kerst.] <Frans
confiscatie verbeurdverklaring 1460 [hws] <Frans
confisqueren verbeurdverklaren 1467-1490 [hws] <Frans
confituren gekonfijte vruchten 1561 [Secreten van den eerweerdighen heere Alexis Piemontois] <Frans {4.1.6}
conflict onenigheid 1658 [mey] <Latijn
conform voorzetsel 1559 [Aanv wnt] <Frans {4.2}
confrater vakgenoot 1650 [mey] <me Latijn
confrère vakgenoot 1583 [wnt strooien] <Frans
confronteren tegenover elkaar plaatsen 1609 [Aanv wnt] <Frans
confucianisme leer van Confucius 1882 [Picarta: titel van J. Legge]
confuus verward 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans
conga Midden-Amerikaanse dans 1976 [wp] <Spaans {3.2/4.1.15}
congé ontslag 1599 [Claes Tw. 11] <Frans
congenitaal aangeboren 1886 [kku]

[pagina 912]

[p. 912]

congestie ophoping van bloed 1624 [Aanv wnt] <Frans
conglomeraat samenklontering 1847 [kku] <Frans
congregatie kerkelijke vereniging 1893 [wnt] <Frans
congres samenkomst 1552-1553 [Claes Tw. 11] <Frans
congruent overeenstemmend 1658 [mey] <Latijn
conifeer naaldboom 1863 [Aanv wnt] <Frans
conisch kegelvormig 1824 [wei] <Frans
conjugatie vervoeging 1540 [Aanv wnt] <Latijn
conjunctie voegwoord 1552 [Aanv wnt] <Latijn
conjunctief aanvoegende wijs 1576 [Colloquien oft tsamensprekingen (...) in ses spraken] <Latijn
conjunctiva oogbindvlies 1901 [kui] <modern Latijn
conjunctivitis ontsteking van de conjunctiva 1847 [kku] <modern Latijn
conjunctuur samentrekkende invloedrijke omstandigheden 1591 [wnt kloek i] <me Latijn
connaisseur kenner 1847 [kku] <Frans
connectie verbinding 1720 [mey] <Frans
connectie invloedrijke relatie 1916 [wnt] <Engels
connotatie gevoelswaarde 1698 [mey] <me Latijn
conrector onderdirecteur 1602 [wnt toeschrijven]
consacreren wijden 1276-1300 [cg Lut.A] <Latijn
consecutief opeenvolgend 1669 [mey] <Frans
consensus eenstemmigheid 1847 [kku] <Latijn
consequent logisch 1648 [wnt watersnood] <Frans
conservatief behoudend 1847 [kku] <Engels
conservator bewaarder, toezichthouder 1847 [kku] <Latijn
conservatorium muziekacademie 1824 [wei]
conserven ingelegde vruchten, verduurzaamde levensmiddelen 1407-1432 [mnw sucade] <Frans {4.1.6}
conserveren bewaren 1526 [hws] <Frans
consideratie overweging 1524 [hws] <Frans
consignatie het ten verkoop geven 1892 [wnt] <Frans
consigne wachtwoord, opdracht 1847 [kku] <Frans
consistent duurzaam 1824 [wei] <Latijn
consistorie r.-k.: vergadering van kardinalen 1350 [mnw] <Latijn
consistorie prot.: kerkenraad 1595 [wnt] <Latijn {4.1.8}
console draagsteen 1824 [wei] <Frans
console bedieningspaneel van computer 1989 [De Coster 1999] <Engels
consolideren duurzaam maken 1351 [hws] <Frans
consommé heldere bouillon 1847 [kku] <Frans {4.1.6}
consonant medeklinker 1530 [wnt verminkt] <Latijn
consorten medestanders 1451-1500 [mnw] <Latijn
consortium tijdelijke vereniging van ondernemingen 1901 [kui] <Latijn
conspiratie samenzwering 1460 [hws] <Frans
constant onveranderlijk 1503 [Claes Tw. 11] <Frans
constateren vaststellen 1824 [wei] <Frans
constellatie sterrenbeeld 1451-1475 [Mak] <Frans
consternatie ontsteltenis 1667 [Aanv wnt] <Frans
constipatie verstopping 1832 [wei] <Frans
constitueren vaststellen 1507 [Aanv wnt] <Frans
constitutie grondwet 1728 [Claes Tw. 11] <Frans
constructie bouw 1332 [hws] <Frans
constructivisme kunstrichting die werkt met geometrische figuren 1934 [Aanv wnt]
construeren samenstellen 1663 [mey] <Frans
consul gevolmachtigd vertegenwoordiger van land 1470 [hws] <Latijn
consul Romeinse magistraat 1824 [wnt] <Latijn
consulent raadgever 1824 [wei]
consult raad 1799 [Picarta: titel Het gewaand consult, blijspel] <Frans {3.2}
consulteren raadplegen 1513 [hws] <Frans
consument verbruiker 1847 [Aanv wnt] <Latijn
consumeren gebruiken, verbruiken 1493 [Mak] <Latijn
consuminderen minder consumeren 1899 [Koenen, Woordverklaring 209] {1.3}
consumptie verbruik 1580 [wnt voorbij] <Latijn
contact aanraking 1872 [gvd] <Frans
contactlens lens ter vervanging van een bril 1950 [Aanv wnt]
container laadbak 1948 [kwt] <Engels
contaminatie het dooreenhalen van verschillende uitdrukkingen 1912 [kku] <Latijn
contant in gereed geld 1569 [Kool] <Frans
contemplatie beschouwing, meditatie 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans

[pagina 913]

[p. 913]

contemporain hedendaags 1832 [wei] <Frans
content tevreden 1396 [Moors 307, 68] <Frans
content inhoud, vulling 1994 [Sanders 2001] <Engels
contentieus betwistbaar 1523 [Aanv wnt] <Frans
contesteren betwisten 1650 [mey] <Frans
context samenhang 1824 [wei] <Frans
continent vasteland 1824 [wei] <Frans
continent de uitscheiding kunnende beheersen 1846 [Aanv wnt] <Frans
contingent vast aandeel of hoeveelheid 1625 [wnt] <Frans
contingentie toevalligheid 1650 [mey] <Latijn
continu onafgebroken 1663 [mey] <Frans
continueren voortzetten 1400 [mnw] <Frans
continuo aanhoudend 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2}
conto rekening 1620 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2}
contour omtrek 1824 [wei] <Frans
contra voorzetsel 1555 [wnt wijnschrading] <Latijn {4.2}
contrabande smokkelwaar 1643 [De Bruijn Tw. 10] <Frans
contrabas snaarinstrument 1754 [wnt trompet] <Italiaans {3.2/4.1.16}
contraceptie verhindering van conceptie 1975 [R75] <Frans {3.2}
contract schriftelijke overeenkomst 1391 [Claes] <Frans of Latijn
contractie samentrekking 1669 [mey] <Frans
contradans dans van tegenover elkaar geplaatste dansers 1697 [wnt] <Frans {4.1.15}
contradictie tegenspraak 1512 [hws] <Frans
contraheren samentrekken 1624 [Aanv wnt] <Latijn
contrair tegengesteld 1824 [wei] <Frans
contrapunt verbinding van aantal stemmen op bepaald motief 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2}
contraseign medeondertekening door minister 1912 [kku] <Frans
contrast tegenstelling 1785 [wnt voorschijn] <Frans
contratenor hoge mannenstem 1591 [wnt vlijen] <Italiaans {3.2/4.1.16}
contrefilet lendenbiefstuk 1984 [gvd] <Frans {3.2/4.1.6}
contreien streken 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans
contribuabel schatplichtig 1488 [hws] <Frans
contribueren bijdragen 1454 [hws] <Frans
contributie vaste bijdrage 1432-1468 [mnw betrecken] <Frans
controle inspectie 1392 [Debrabandere, Wat woorden weten, 142] <Frans
controle beheersing 1975 [R75] <Engels
controleren inspecteren 1548 [wnt] <Frans {1.2.3/1.2.5}
controleren beheersen 1945 [Onze Taal dec.] <Engels {1.2.3/1.2.5}
controverse twistpunt 1824 [wei] <Frans
controversieel tegenspraak oproepend 1959 [Aanv wnt]
conus kegel 1645 [wnt wiskunst] <Latijn
convalescent herstellend 1791 [Aanv wnt] <Frans
convectie overbrenging van warmte door bv. lucht 1911 [wnt warmte] <Latijn
convector aanjager voor warme lucht 1955 [Aanv wnt] <Latijn
convenant overeenkomst 1801 [wnt vigilantie] <Frans {3.2}
conveniëren gelegen komen 1650 [mey] <Frans
convent klooster 1236 [cg i 1, 27] <Frans
conventie overeenkomst, vergadering 1398 [Moors 75, 5] <Frans
conventikel buitenkerkelijke godsdienstige bijeenkomst 1544 [wnt anabaptist Suppl] <Latijn
conventioneel traditioneel 1668 [wnt verzekering] <Frans
conventioneel niet-atomair 1961 [gvd] <Engels
convergeren in één punt samenkomend 1824 [wei] <Frans
convers lekenbroeder 1276-1300 [cg Lut.A] <Frans {4.1.8}
conversatie gesprek 1734 [wnt] <Frans
converseren een gesprek voeren 1840 [wnt uitstaan] <Latijn
conversie omzetting 1619 [wnt] <Frans
converteren verwisselen 1505 [hws] <Frans
converteren omzetten naar ander computerprogramma 1991 [Mini/micro computer jun. 6, 8] <Engels
convertibiliteit inwisselbaarheid 1953 [Aanv wnt] <Frans {3.2}
convertor signaalomzetter, toestel voor chemische omzetting 1912 [kku]
convex bolrond 1659 [Aanv wnt] <Frans
convocatie samenroeping 1586 [wnt] <Frans
cookie tekstbestand met gegevens over de bezoeker van een website 1998 [De Coster 1999] <Engels
cool tof 1989 [Hofkamp&Westerman] <Engels
coöperatie samenwerking 1663 [mey] <Frans
coopertest test voor lichamelijke conditie bij het vliegen 1989 [EWB1]

[pagina 914]

[p. 914]

coöptatie kiezen van nieuwe leden door de zittende 1824 [wei] <Frans
coördineren afstemmen 1658 [mey] <me Latijn
copieus overvloedig 1546 [Jaarboek Stichting inl jaar 1993, 69-87] <Frans
copla Spaanse dichtvorm 1929 [Werumeus Buning, Et in terra] <Spaans {3.2}
copula koppelwerkwoord 1901 [kui] <Latijn
copuleren paren 1872 [gvd] <Latijn {4.4}
copyleft recht om software aan te passen en te distribueren onder vermelding van de oorspronkelijke makers 2000 [Sanders 2001] <Engels
copyright auteursrecht 1912 [kku] <Engels
cordoba munteenheid van Nicaragua 1912 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Spaans {3.2/4.1.12}
cordon bleu gevulde schnitzel 1976 [Complete kookboek voor de goede keuken] <Frans {3.2/4.1.6}
corduroy koordmanchester 1899 [dbl] <Engels {4.1.9}
corebusiness kernactiviteit 1995 [Financieel-Economische Tijd 12/1/1995] <Engels
cornedbeef vlees in blik 1912 [kku] <Engels {4.1.6}
corner hoekschop 1950 [gvd] <Engels
cornflakes maïsvlokken 1954 [De Vooys] <Engels {4.1.6}
corona kransvormige buitenste atmosfeer van de zon 1900 [wnt uitbreiding] <Latijn
coronair m.b.t. de kransslagader 1923 [Aanv wnt] <Frans
corporatie vakgenootschap 1793 [wnt] <Engels {3.2}
corps vereniging 1810 [wnt ambitie Suppl] <Frans {3.2}
corpulent gezet 1553 [Claes Tw. 11] <Frans
corpus lichaam 1553 [wnt architect Suppl] <Latijn
corpus begrensde verzameling teksten 1976 [gvd] <Engels
correct juist 1553 [Claes Tw. 11] <Frans
correctie verbetering 1445 [mnw] <Frans
correctioneel verbeterend 1820 [Aanv wnt] <Frans
correlatie wederzijdse betrekking 1824 [wei] <Frans
correspondentie briefwisseling 1579 [wnt verstand] <me Latijn
corrida stierengevecht 1898 [gvd] <Spaans {3.2}
corridor gang 1669 [mey] <Italiaans {3.2}
corrigeren verbeteren 1276-1300 [cg Lut.A] <Frans
corroderen aantasten 1597 [wnt voortsgaan] <Frans
corrumperen bederven 1287 [cg NatBl] <Latijn
corrupt bedorven 1503 [wnt twijfelen] <Latijn
corsage versiersel op bovenstuk van japon 1849 [wnt] <Frans
corselet combinatie van korset en bustehouder 1950 [gvd] <Frans
corso optocht 1914 [gvd] <Italiaans {3.2}
cortex schors 1847 [Aanv wnt] <Latijn
cortison hormoon uit bijnierschors 1955 [Aanv wnt]
corvee beurtelings te verrichten werkzaamheden 1815 [wnt] <Frans
coryfee uitblinker 1824 [wei] <Frans
cosinus sinus van het complement van een hoek 1777 [Aanv wnt] <modern Latijn
cosmetica cosmetische middelen 1734 [HubWes] <modern Latijn
cotangens tangens van het complement van een hoek 1772 [Stammetz-La Bordus, Wisk. Wrdb.] <modern Latijn
coterie besloten gezelschap 1807 [wnt solide] <Frans {3.2}
cotoneaster dwergmispel 1901 [kui] <modern Latijn
cottage huisje 1912 [kku] <Engels
couchette bed in trein 1917 [kwt] <Frans
coulant toegevend 1855 [kku] <Frans
coulisse beweegbaar stuk van toneeldecor 1839 [wnt trombone] <Frans
coulomb elektrische eenheid 1894 [wnt watt]
counter toonbank, buffet 1940 [Posthumus] <Engels
countertenor hoge mannenstem 1952 [Aanv wnt] <Engels {4.1.16}
country popmuziek uit de zuidelijke vs 1975 [wp, dl. 19, 238] <Engels {4.1.16}
coup staatsgreep 1961 [gvd] <Frans {3.2}
coupé treincompartiment 1847 [kku] <Frans {1.2.3}
coupe snit 1895 [wnt] <Frans
couperen afsnijden (van delen van dieren), afnemen (van kaarten) 1824 [wei] <Frans
couperose aandoening met rode vlekken 1863 [kku] <Frans
couplet strofe 1623 [wnt vers i] <Frans
coupon bewijsbon 1775 [wnt] <Frans
coupon restant stof 1916 [wnt z.j.] <Frans
coupure insnede 1875 [Aanv wnt] <Frans
coupure grootte waarin bankpapier wordt uitgegeven 1929 [kwt] <Frans
courage moed 1548 [wnt wolf] <Frans
courant gangbaar 1554 [wnt] <Frans
coureur wielrenner, autorenner 1934 [kwt] <Frans

[pagina 915]

[p. 915]

coureuse licht rijtuig 1929 [kwt] <Frans {4.1.10}
courgette pompoen 1968 [wp voor de vrouw] <Frans {3.2/4.1.6}
courtage makelaarsloon 1520 [wnt profijt] <Frans
courtisane vrouw van lichte zeden 1614 [De Jonge iv, 19] <Frans {4.1.13}
couturier modeontwerper 1970 [Recht voor raap] <Frans {3.2/4.1.13}
couvert briefomslag 1656 [wnt] <Frans
couvert bestek voor één persoon 1729 [Claes Tw. 11] <Frans
couveuse broedmachine 1865 [kvw] <Frans
cover hoes 1969 [R75] <Engels
cowboy veedrijver 1899 [dbl] <Engels
coyote hondachtige 1912 [kku] <Spaans {3.2/4.1.3}
crack uitblinker in sport 1897 [koe] <Engels
crack zeer verslavende drug 1986 [De Coster 1999] <Engels {4.1.6}
cracker droge biscuit 1950 [gvd] <Engels {4.1.6}
cranberry veenbes 1942 [Heinsius, Geïllustreerde flora 77] <Engels {4.1.2}
crank verbindingsstuk van fiets 1897 [koe] <Engels
crapaud leunstoel 1867 [Aanv wnt] <Frans {4.1.9}
crapuul gespuis 1847 [kku] <Frans
craquelé met barstjes 1912 [kku] <Frans
crash krach, ongeval 1936 [Aanv wnt] <Engels
crawlen met bovenarmse zwemslagen zwemmen 1950 [Kleine wp 416] <Engels {4.1.18}
crayon tekenstift 1618 [wnt] <Frans
crazy gek 1968 [kwt] <Engels
creatie schepping 1571 [wnt] <Frans
creatuur schepsel 1240 [Bern.] <Frans of Latijn
crèche kinderbewaarplaats 1881 [Aanv wnt] <Frans
credit tegoed, schuldig 1543 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2}
creditcard betaalkaart 1974 [Posthumus] <Engels
credo geloofsbelijdenis 1236 [cg i 1, 25] <Latijn
creëren scheppen 1618 [Courante uyt Italien, 30 nov. 1b] <Frans
crematie lijkverbranding 1875 [Picarta: titel van L. Plantenga] <Frans
crematorium gebouw voor lijkverbranding 1898 [gvd] <modern Latijn {3.2}
crème room 1500-1525 [Jansen/Van Winter, Keuken in late me] <Frans {4.1.6}
creoline ontsmettingsmiddel 1898 [gvd]
creool iem. van gemengd bloed 1740 [Ontwerp tot beschrijving Surinaamen 88] <Frans
creosoot bederfwerend middel 1863 [Rijnhart i, 509b]
crêpe weefsel 1847 [kku] <Frans {4.1.9}
crêpe dunne pannenkoek 1968 [wp voor de vrouw] <Frans {3.2/4.1.6}
creperen sterven 1824 [wei] <Duits {4.4}
crescendo bijwoord: toenemend in sterkte 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
cretonne katoenen stof 1847 [kku] <Frans {4.1.9}
crew bemanning 1932 [Aanv wnt] <Engels
cricket balspel 1866 [Alg. Ned. Enc. v, 1] <Engels {4.1.18}
crime misdaad 1485 [mnw] <Frans
criminaliteit misdadigheid 1865 [kvw] <Frans
crimineel misdadig 1467-1490 [hws] <Frans
crinoline hoepelrok 1859 [Multatuli, Max Havelaar, 184] <Frans {1.4}
crisis keerpunt 1763 [wnt vertoef] <Latijn
criterium onderscheidend kenmerk 1663 [mey] <modern Latijn
criticaster muggenzifter 1842 [Aanv wnt] <Spaans {3.2}
criticus beoordelaar 1698 [wnt] <Latijn
croissant halvemaanvormig broodje 1906 [Aanv wnt] <Frans {4.1.6}
crooner neuriënde liedjeszanger 1948 [kwt] <Engels
croque-monsieur tosti met ham en kaas 1992 [gvd] <Frans {3.2/4.1.6}
croquet balspel 1886 [wnt water] <Engels {4.1.18}
crossen ruig rijden 1984 [gvd] <Engels
croton plant 1847 [kku] <modern Latijn
croupier spelleider 1824 [wei] <Frans
crouton stukje geroosterd brood 1847 [kku] <Frans {4.1.6}
crown munt van 5 shilling 1847 [kku] <Engels
cru wijnoogst 1865 [Aanv wnt] <Frans
cru onverbloemd 1886 [kku] <Frans
cruciaal doorslaggevend 1976 [gvd] <Frans
crucifix kruisbeeld 1285 [cg Rijmb.] <me Latijn
cruise vakantietocht met schip 1953 [Aanv wnt] <Engels
crusaat oude Portugese munt 1562-1592 [mnw] <Portugees {3.2/4.1.12}
crustaceeën schaaldieren 1847 [kku] <modern Latijn
crux kernprobleem 1953 [wnt trefwoord] <Latijn
cruzeiro munteenheid van Brazilië tot 1994 1942 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Portugees {3.2/4.1.12}
cryogeen koudmakend 1931 [kwt]

[pagina 916]

[p. 916]

crypte onderaardse gang, grafkelder 1569 [wnt] <Frans
cryptogram kruiswoordraadsel 1955 [Fokko Bos, Vreemde wrd.] <Engels {4.1.18}
csardas Hongaarse volksdans 1886 [kku] <Hongaars {4.1.15}
cue aanwijzing voor het opkomen van een acteur 1984 [gnn] <Engels
cuisinier kok 1929 [kwt] <Frans {4.1.13}
culinair m.b.t. de keuken 1824 [wei] <Frans
culmineren zijn toppunt bereiken 1847 [kku] <Frans
cultivar kunstmatig gekweekt ras 1952 [wnt tuinbouwkundig ii] <Engels
cultiveren bebouwen, aankweken 1592 [Aanv wnt] <Frans
cultureel m.b.t. de cultuur 1927 [Aanv wnt] <Frans
cultus godsverering, eredienst 1824 [wei] <Latijn
cultuur bebouwing 1544 [wnt] <Frans
cultuur beschaving 1824 [wei] <Frans
cumuleren opeenhopen 1650 [mey] <Frans
cumulus stapelwolk 1861 [Witsen Geysbeek (wolken)] <Latijn
cunniling*s het beffen 1984 [gvd] <Latijn
cup wedstrijdbeker 1898 [gvd] <Engels
cup kom van bustehouder 1961 [gvd] <Engels {3.2}
curaçao likeursoort 1847 [kku] <Frans {4.1.6}
curare pijlgif 1847 [kku] <Spaans {3.2}
curatele voogdij 1546 [wnt sober] <me Latijn
curator beheerder 1483 [wnt tutele] <Latijn
cureren genezen 1285 [cg Rijmb.] <Frans
curettage het schoonschrapen van de baarmoeder 1923 [Aanv wnt] <Frans
curie pauselijke regering 1851 [wnt] <Latijn
curie eenheid van radioactiviteit 1942 [Aanv wnt]
curieus merkwaardig 1682 [wnt] <Frans
curiositeit merkwaardigheid 1824 [wei] <Frans
curium chemisch element 1949 [ensie iv, 247] <modern Latijn
curling spel op het ijs 1912 [kku] <Engels {4.1.18}
curriculum levensloop 1899 [dbl] <Latijn
curry kerrieschotel 1847 [kku] <Engels {4.1.6}
cursief schuin (van letters) 1566 [wnt] <Frans
cursist leerling 1946 [wnt tuig ii]
cursiveren met cursieve letter drukken 1886 [Aanv wnt]
cursor indicator op een computerbeeldscherm 1980 [hcc nieuwsbrief nov. 13] <Engels
cursus leergang 1804 [wnt vermakelijk] <Latijn
curve kromme lijn 1777 [wnt regulier] <Latijn
custard poeder voor pudding 1847 [kku] <Engels
cutter snijwerktuig 1929 [kwt] <Engels
cv centrale verwarming 1961 [gvd] <L {3.4/4.1.9}
cyaan giftig gas 1831 [Aanv wnt]
cyanose blauwzucht 1913 [Aanv wnt] <Frans
cybernetica stuurkunde 1953 [Aanv wnt] <Engels
cyberspace virtuele ruimte in netwerken 1992 [De Coster 1999] <Engels
cyclamen plantengeslacht 1624 [Aanv wnt] <modern Latijn
cyclisch een cyclus vormend 1847 [kku]
cycloïde vlakke kromme lijn beschreven door een punt op een voortbrengende cirkel 1824 [wei] <Frans
cycloon wervelstorm 1863 [Aanv wnt] <Engels {4.1.1}
cycloop eenogige reus 1824 [wei] <Frans
cyclotron cirkelvormige deeltjesversneller 1948 [kwt]
cyclus kring, reeks 1824 [wei] <Latijn
cynisch bitter 1848 [Toll.] <Duits
cyperse kat grijs gestreepte kat 1661 [wnt] {4.1.3}
cyrillisch naam van een Slavisch schrift 1832 [wei]
cyste blaasgezwel 1847 [kku]
daad* handeling 901-1000 [wps]
daadwerkelijk feitelijk 1906 [wnt uitsluitsel] {3.3}
daags* dagelijks 1597 [wnt]
daalder zilveren munt 1566 [Van Gelder 1965] <Nederduits {1.2.4/1.3/3.2/4.1.12}
daar* bijwoord van plaats 901-1000 [wps]
daar* onderschikkend voegwoord 1280 [vmnw] {4.2}
daarenboven* onderschikkend voegwoord 1569 [wnt] {4.2}
daarentegen* onderschikkend voegwoord 1484 [mnw] {4.2}
daas* onwijs 1350 [mnw]
daas* insect 1485 [mnw]
da capo bijwoord: van het begin af 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
dactyloscopie onderzoeken van vingerafdrukken 1912 [kku]
dactylus versvoet met één beklemtoonde en twee onbeklemtoonde lettergrepen 1784 [wnt tuigage] <Latijn

[pagina 917]

[p. 917]

dadaïsme kunstrichting 1923 [Aanv wnt] <Frans
dadel vrucht van dadelpalm 1401-1500 [mnw] <Frans {4.1.2}
dadelijk* bijwoord van tijd: aanstonds 1626 [wnt] {4.1.7}
dader* bedrijver 1644 [wnt]
dading* vergelijk, transactie 1288 [mnw]
dag* etmaal, tijd dat het licht is 901-1000 [wps] {4.1.7}
dag ponjaard, korte degen 1351-1400 [mnw] <Frans {4.1.14}
dag* tussenwerpsel: groet 1859 [wnt] {4.3}
dagboek* aantekeningen van dagelijkse gebeurtenissen 1621 [wnt dag i]
dagelijks* iedere dag 901-1000 [wps]
dagen* oproepen 1240 [Bern.]
dageraad* aanbreken van de dag 1240 [Bern.] {4.1.7}
dagjesmensen* mensen die één dag uitgaan 1939 [wnt touringcar]
Dagobert Duck zeer rijk persoon 1952 [Picarta: strip Donald Duck] <Engels {4.4}
dagtekenen* dateren 1704 [Hannot&Hoogstraten]
daguerreotype primitieve foto 1847 [kku] <Frans {4.1.17}
dagvaarden* oproepen voor het gerecht 1522 [wnt relievement]
dahlia sierplant 1846 [wnt vallen] <modern Latijn
daimio edelman 1877 [wp, dl. 9, 47] <Japans {3.2}
daiquiri co*cktail 1974 [Culinaire Enc.] <Engels {4.1.6}
dak* bedekking van huis 1240 [Bern.]
dal* vallei 856 [Claes] {1.2.6/2.3}
dalai lama hoofd der boeddhisten in Tibet 1824 [wei] <Tibetaans
dalasi munteenheid van Gambia 1971 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Bantoe {4.1.12}
dalen* omlaag gaan 1285 [cg Rijmb.]
dalkonschildje anticonceptiemiddel 1988 [Picarta: titel van J.H.M. van den Boogaard en C.M.F. Snijders]
dalles armoede 1886 [kku] <Jiddisch {3.2}
dalmatiner hondensoort 1918 [Sanders 1995] <Duits {3.2/4.1.3}
dalton eenheid van moleculegewicht 1955-1956 [Aanv wnt]
daltononderwijs individuele onderwijsmethode 1950 [gvd]
dalven bedelen 1844 [Endt] <Jiddisch {3.2}
dam* waterkering 1165 [Slicher] {2.4}
damar hars 1836 [Muller, Reizen en Onderzoekingen in den Indischen Archipel i, 124] <Indonesisch {3.2}
damast weefsel 1480 [mnw] <Frans {4.1.9}
dame vrouw 1401-1425 [mnw] <Frans
dame koningin in het schaakspel 1934 [Vd Sijs 1996] <Duits
dameswensen heimelijke seksuele verlangens van vrouwen 1980 [Sanders 1999] {4.4}
damhert herkauwer 1562 [Dict. Tetraglotton] {1.2.4/1.2.5/4.1.3}
dammen* spel 1567 [Junius] {4.1.18}
damp* nevel 1573 [Plantijn] {1.2.6/4.1.1}
dan* bijwoord van tijd: op die tijd, in dat geval 901-1000 [wps] {4.1.7}
dan een meestergraad bij Japanse sporten 1961 [gvd] <Japans {3.2}
dancing dansgelegenheid 1926 [koe] {3.3}
dandy fat 1832 [wei] <Engels
danig* zeer, zeer groot 1781 [wnt]
dank* erkentelijkheid 901-1000 [wps]
danken* dank betuigen 1100 [Willeram]
dankzij* voorzetsel 1764 [wnt dank] {4.2}
dans beweging op muziek 1240 [Bern.] <Frans {4.1.15}
danse macabre dodendans 1865 [kvw] <Frans
dansen op muziek bewegen 1240 [Bern.] <Frans
dansmarieke majorette 1984 [gvd] <Duits {3.2}
dapper* flink, sterk 1265-1270 [cg Lut.K] {1.2.3}
dapper* moedig 1637 [wnt] {1.2.3}
dar* mannetjesbij 1488 [mnw] {3.1}
darcy eenheid van permeabiliteit 1961 [gvd]
darink* slib 1237 [Slicher] {2.4}
darkroom donkere ruimte voor anonieme hom*oseks 1988 [De Coster 1999] <Engels
darm* spijsverteringskanaal 1240 [Bern.] {3.1}
dartel* speels 1537 [Claes Tw. 12]
darts werpspel met pijltjes 1984 [gvd] <Engels {4.1.18}
das* marterachtige 1287 [Cg NatBl] {4.1.3}
das halsdoek 1666 [Wortel Tw. 11] <? {3.5}
das stropdas 1832 [Wortel Tw. 11] <? {3.5}
dashboard instrumentenpaneel in auto e.d. 1937 [koe] <Engels
dashond hondensoort 1810 [wnt afrennen Suppl] <Duits {4.1.3}
dat* aanwijzend voornaamwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2}
dat* onderschikkend voegwoord 901-1000 [wps] {4.2}
data gegevens, feiten 1734 [HubWes] <Latijn
database elektronische gegevensbank 1977 [accu-wegwijzer 22] <Engels
dateren dagtekenen 1599 [Kil. App.] <Frans

[pagina 918]

[p. 918]

datief derde naamval 1633 [Ruijs] <Latijn
dat-recorder digitale cassetterecorder 1987 [De Coster 1999] <Engels {4.1.17}
datsja buitenverblijf van Russische welgestelden 1996 [Vd Sijs 1996] <Russisch {3.2}
datum dagtekening 1297 [cg i West-Holland] <Latijn
dauw* gecondenseerde waterdamp 1100 [Willeram] {4.1.1}
dauwworm* eczeem 1697 [wnt]
daveren* dreunen, schudden 1301-1400 [mnw] {3.1/5}
davit ophanging van sloep 1858 [wnt] <Engels
dazen* onzin uitslaan 1599 [Kil.]
de* lidwoord 1100 [Willeram] {2.5/4.2}
deadline uiterste datum 1974 [koe] <Engels
dealer handelaar 1931 [kwt] <Engels {4.1.13}
dealer handelaar in drugs 1970 [Recht voor raap] <Engels {4.1.13}
debacle ondergang 1912 [kku] <Frans
deballoteren afstemmen van kandidaat 1847 [kku] {3.3}
debarkeren ontschepen 1596 [wnt volontair ii] <Frans
debater iem. die in een debat optreedt 1885 [Aanv wnt] <Engels
debatteren discussiëren 1599 [Kil.] <Frans
debet tegoed 1645 [wnt uitgifte]
debiel zwakzinnig 1650 [mey] <Frans
debiet afzet 1735 [wnt] <Frans
debiteren als debet boeken 1718 [wnt woekerhandel] <Frans
debiteren opdissen, vertellen 1780 [wnt] <Frans
debrayeren ontkoppelen 1929 [kwt] <Frans
debunking het doorprikken van gevestigde reputaties 1968 [kwt] <Engels
debuteren voor het eerst optreden 1824 [wei] <Frans
decaan voorzitter van faculteit 1832 [wei] <Latijn
decade tijdperk van 10 dagen 1824 [wei] <Frans {3.2/4.1.7}
decadent ontaard 1929 [kwt] <Frans
decaëder tienvlak 1961 [gvd] <Frans {3.2}
decagram 10 gram 1819 [wnt lood] <Frans {3.2}
decaliter 10 liter 1802 [wnt liter] <Frans {3.2}
decameter 10 meter 1802 [wnt kilometer] <Frans {3.2}
decanteren afgieten 1669 [mey] <Frans
decatlon tienkamp 1940 [Aanv wnt] <Engels {4.1.18}
december twaalfde maand 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.7}
decennium tijdruimte van 10 jaren 1824 [wei] <Latijn {4.1.7}
decent eerbaar 1553 [Aanv wnt] <Frans
decentie eerbaarheid 1553 [Aanv wnt] <Frans
decentralisatie spreiding 1912 [kku] <Frans
deceptie teleurstelling 1498 [hws] <Frans
decharge ontheffing 1618 [wnt vermaan] <Frans
decibel verhoudingsmaat voor m.n. geluid 1938 [Aanv wnt]
decideren beslissen 1520 [hws] <Frans
decigram 0,1 gram 1819 [wnt korrel] <Frans {3.2}
deciliter 0,1 liter 1802 [wnt liter] <Frans {3.2}
decimaal tiendelig 1824 [wei] <Frans
decimeren ter dood brengen, uitdunnen 1824 [wei] <Frans
decimeter 0,1 meter 1802 [wnt liter] <Frans {3.2}
decisie beslissing 1559 [Aanv wnt] <Frans
deck band- of cassetteapparaat zonder versterker 1979 [Wijnands&Ost] <Engels {4.1.17}
declamando op declamerende toon 1847 [kku] <Italiaans {3.2}
declamatie het voordragen 1734 [wnt] <Frans
declameren voordragen 1735 [wnt] <Frans
declarant hij die declareert 1884 [wnt transportkosten] <Latijn
declaratie verklaring 1292 [cg I3, 1720] <Frans
declareren een declaratie indienen 1753 [wnt vast] <Frans
declasseren uit een lijst schrappen 1912 [kku] <Frans
declinatie grammaticale verbuiging 1633 [Ruijs] <Latijn
declineren verbuigen 1552 [Aanv wnt] <Latijn
decoderen ontcijferen 1942 [Aanv wnt] <Frans
decolleté uitgesneden hals 1908 [Aanv wnt] <Frans
decompressie snelle daling van luchtdruk 1886 [kku]
deconfiture mislukking 1824 [wei] <Frans
decor toneeltoerusting 1886 [kku] <Frans
decoratie versiering 1533 [hws] <Frans
decoreren versieren 1791 [wnt releveeren] <Frans
decorum fatsoen 1650 [wnt welvoegend] <Latijn
decreet verordening 1240 [Bern.] <Frans
decrescendo afnemend in sterkte 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
decreteren afkondigen van een besluit 1548 [hws] <Frans

[pagina 919]

[p. 919]

decubitus het doorliggen 1847 [kku] <modern Latijn
dédain minachting 1824 [wei] <Frans
deduceren afleiden 1546 [hws] <Latijn
deductie het deduceren 1548 [Aanv wnt] <Frans
deeg* mengsel 1240 [Bern.]
deel* gedeelte 901-1000 [wps]
deel* plank, vloer 1343-1344 [mnw]
deelwoord* participium 1633 [Van Heule, Nederduytsche spraec-konst]
deemoed onderworpenheid 1599 [Kil.] <Duits
deerlijk* jammerlijk 1485 [mnw]
deerne* jong meisje 901-1000 [wps] {4.1.4}
deernis* medelijden 1327 [mnw] {3.1}
de facto feitelijk 1510 [wnt usurpatie] <Latijn
defaitisme moedeloosheid 1924 [gvd] <Frans
defecatie ontlasting 1847 [kku] <Frans {4.4}
defect beschadigd 1650 [mey] <Latijn
defensie verdediging 1292 [cg I3, 1717] <Latijn
defensief verdedigend 1549 [hws] <Frans
defibrillator apparaat dat korte hartstilstand bewerkt 1979 [Wijnands&Ost] <modern Latijn
deficit tekort 1824 [wei] <Frans
defileren in smalle formatie voorbijtrekken 1681 [Aanv wnt] <Frans
definiëren duidelijk omschrijven 1650 [mey] <Frans
definitie begripsbepaling 1553 [Aanv wnt] <Frans
definitief blijvend 1748 [wnt vredestractaat] <Frans
deflatie waardevermeerdering van geld 1929 [kwt] <Frans
deflexie verloren gaan van buigingsuitgangen 1898 [gvd]
defloratie ontmaagding 1370-1378 [hws] <Frans
deformatie misvorming 1847 [kku] <Frans
deformeren misvormen 1593 [Aanv wnt] <Frans
deftig* voornaam 1584 [Toll.]
degelijk* deugdelijk 1327 [mnw]
degen stootwapen 1500-1536 [mnw] <Duits {4.1.14}
degene* aanwijzend voornaamwoord 1237 [cg i 1, 31] {4.2}
degeneratie ontaarding 1669 [mey] <Frans
degenereren ontaarden 1582 [Aanv wnt] <Frans
degradatie verlaging in rang 1669 [mey] <Frans
degraderen in rang verlagen 1350 [hws] <Frans
dehydratie wateronttrekking 1961 [gvd]
deiktisch aanwijzend 1886 [kku] <Grieks {3.2}
deinen* golven, wiegen 1618 [wnt]
deinzen* achteruitwijken 1265-1270 [cg Lut.K]
deïsme geloof aan één god 1820 [Aanv wnt]
déja vu gewaarwording dat men iets eerder heeft gezien 1934 [Kath. Enc.] <Frans
dejeuner lunch 1784 [wnt] <Frans
dek* bedekking 1287 [cg NatBl]
deken overste, hoofd 1210 [cg i 1, 2] <Latijn {4.1.8}
deken* beddek 1326-1350 [hws]
dekken* bedekken 901-1000 [wps]
dekken* beschermen (met schild en fig.) 1350 [mnw]
dekken* paren 1600 [wnt]
dekken* vergoeden 1860 [wnt]
deksel* klep 1240 [Bern.]
deksels* tussenwerpsel: bastaardvloek 1866 [wnt verhemelte] {4.3}
del* duinvallei 1290 [cg I2, 1421]
del* slet 1350 [mnw] {1.2.3}
del* vod 1950 [gvd] {1.2.3}
delcredere het borgstaan van commissionair 1643 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2}
delegeren overdragen, afvaardigen 1597 [Aanv wnt] <Frans
deleman rijtuigje 1937 [A. Viruly, Logboek 205] {4.1.10}
delen* verdelen 901-1000 [wps]
delf* sloot 1001-1050 [Künzel] {2.3}
delgen tenietdoen 1477 [Teuth.] <Engels {3.2}
deliberatie beraadslaging 1345 [hws] <Frans
delibereren beraadslagen 1467-1490 [hws] <Frans
delicaat fijn, teer 1552-1553 [Claes Tw. 11] <Frans
delicatesse lekkernij 1642 [wnt delicaat] <Frans {4.1.6}
delicieus kostelijk 1300 [mnw] <Frans
delict strafbaar feit 1503 [Claes Tw. 11] <Frans
delinquent schuldige 1494-1512 [hws] <Frans of Latijn
delirium waanzinnigheid 1660 [wnt ijlheid] <Latijn
delisting als bedrijf vertrekken van de beurs 1999 [Sanders 2001] <Engels
delta land omsloten door rivierarmen 1832 [wei] <Latijn
delven* graven 1260 [cg i 1, 71,72]
demagogie volksmennerij 1838 [Aanv wnt] <Frans
demagoog volksmenner 1796 [Aanv wnt] <Frans {3.2}
demarcatie grensscheiding 1824 [wei] <Frans

[pagina 920]

[p. 920]

demarreren zich losmaken uit peloton 1938 [Aanv wnt] <Frans
dement zwakzinnig 1895 [wnt verwelken] <Frans
dementeren dement worden of zijn 1934 [Aanv wnt] <Latijn
dementia waanzin 1886 [kku] <Latijn
demi overjas 1898 [gvd]
demi-monde schijnbaar fatsoenlijken 1875 [wnt veridiek] <Frans
demissionair aftredend 1929 [kwt] <Frans
demo proefopname van muzieknummer 1984 [De Coster 1999] <Engels
democratie volksregering 1600 [wnt] <Frans
demograaf beschrijver van volkeren 1953 [Aanv wnt]
demon boze geest 1809 [wnt uitgaan i] <Latijn
demonstratie het aantonen 1596 [Aanv wnt] <Frans
demonstratie betoging 1867 [Aanv wnt] <Engels
demonstratief aanwijzend voornaamwoord 1638 [P.C. Hooft, Waernemingen op de Holl. tael] <Latijn
demonstratief duidelijk, opvallend 1669 [mey] <Frans
demonstreren aantonen 1595 [Aanv wnt] <Latijn
demonteren uit elkaar nemen 1824 [wei] <Frans
demoraliseren moedeloos maken 1847 [kku] <Frans
demotie verlaging in rang 1984 [gvd] <Engels
demotie terugzetting in rang of salaris 1996 [De Coster 1999]
dempen* dichtgooien, temperen 1620 [wnt]
den* boomsoort 1225 [Claes]
denar munteenheid van Macedonië 1993 [2000 Standard Catalog of World Coins] <Macedoons {3.2/4.1.12}
denarius oude Romeinse munt 1637 [Statenvertaling (Kantt. op Mattheus 18:29)] <Latijn
denatureren onbruikbaar maken voor consumptie 1824 [wei] <Frans
denderen* dreunend schokken 1876 [wnt] {3.1}
dendriet minerale afzetting in de vorm van boom in gelaagd gesteente 1734 [HubWes]
denier garennummer 1949 [wnt vezel] <Frans
denigreren minachtend spreken van 1607 [Aanv wnt] <Frans
denim katoenen stof 1917 [Aanv wnt] <Engels {4.1.9}
denken* het verstand gebruiken 901-1000 [wps]
denkraam* denkvermogen 1950 [R75] {4.4}
denominatie naamgeving 1524 [hws] <Latijn
denominatief van een naamwoord afgeleid 1625 [Ruijs] <Latijn
densimeter instrument voor bepaling van dichtheid 1872 [Aanv wnt]
densiteit dichtheid 1624 [Aanv wnt] <Frans
dentaal met de tanden gevormd 1847 [kku] <Frans
denudatie erosie 1824 [wei] <Frans
deodorant ontgeuringsmiddel 1968 [Aanv wnt] <Engels
deontologie plichtenleer 1847 [kku] <Engels
depanneren repareren 1961 [gvd] <Frans
departement bestuurlijke afdeling 1712 [wnt vreemde i] <Frans
dependance bijgebouw 1929 [kwt] <Frans
deplorabel betreurenswaardig 1600 [Aanv wnt] <Frans
deponent die een verklaring aflegt 1543 [wnt wetendheid] <Frans
deponeren neerleggen, in bewaring geven 1495 [wnt alzoo Suppl] <Latijn
deporteren naar een strafkolonie brengen 1650 [mey] <Frans
deposito het in-bewaring-geven, in bewaring gegeven waarden 1585 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2}
depot bewaargeving 1789 [wnt tamboer] <Frans
deppen* betten 1909 [wnt] {3.1}
depreciëren in waarde of waardering (doen) dalen 1824 [wei] <Frans
depressie gedruktheid 1720 [mey] <Frans
depressie lage luchtdruk 1886 [kku] <Frans
deprimeren neerdrukken 1669 [mey] <Frans
deprivatie tekort aan zintuiglijke ervaringen of slaap 1976 [gvd] <Engels
deputeren afvaardigen 1358 [hws] <Frans
derailleren ontsporen 1896 [wnt trein] <Frans
derailleur versnellingsmechanisme van een fiets 1951 [Aanv wnt] <Frans {3.2}
derangeren storen 1789 [Aanv wnt] <Frans
dereguleren overheidsbemoeienis terugbrengen 1984 [gvd] <Engels
deren* schade doen 1100 [Willeram]
dergelijk* aanwijzend voornaamwoord 1236 [cg i 1, 29] {4.2}
derhalve* bijwoord van hoedanigheid: op die grond 1524 [wnt voltrekken]
derivaat afgeleide 1868 [wnt uramil] <Latijn
derivatie afleiding 1650 [mey] <Frans

[pagina 921]

[p. 921]

dermatitis huidontsteking 1847 [Aanv wnt] <modern Latijn
dermatologie leer der huidziekten 1847 [kku]
derny motorfiets voor het gangmaken 1962 [Aanv wnt] <Frans {3.2}
derrie* grondsoort, vuil 1343-1346 [mnw]
derrière achterste 1847 [kku] <Frans {4.4}
dertien* telwoord 1240 [Bern.] {4.2}
dertig* telwoord 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.2}
derven* missen 1236 [cg i 1, 26, 27]
derwaarts* bijwoord van richting: naar de genoemde plaats 1407-1432 [mnw] {3.1}
derwisj bedelmonnik 1721 [wnt reverteeren] <Turks {3.2}
desa gemeente 1859 [Multatuli, Max Havelaar, 48] <Indonesisch {3.2}
desastreus rampspoedig 1847 [kku] <Frans
desavoueren niet erkennen 1626 [wnt renvooi] <Frans
descendent nakomeling 1580 [wnt universaliter] <Frans
desem* zuurdeeg 1401-1450 [mnw] {3.1}
deserteur wegloper 1688 [wnt] <Frans
desespereren wanhopen 1669 [mey] <Frans
desgelijks* bijwoord van hoedanigheid: evenzo 1285 [cg Rijmb.] {3.1}
desideratum het gewenste 1890 [wnt bovenaan] <Latijn
design ontwerp 1974 [Posthumus] <Engels
designatie aanwijzing 1650 [mey] <Frans
designerdrug synthetische drug 1988 [De Coster 1999] <Engels {4.1.6}
desillusie ontgoocheling 1914 [gvd] <Frans
desinfectans ontsmettingsmiddel 1942 [wnt amandel Suppl] <modern Latijn
desinfecteren ontsmetten 1878 [wnt] <Frans
desinformatie schijninformatie 1986 [koe] <Russisch {3.2}
desintegreren uiteenvallen 1939 [Aanv wnt] <Frans
desk bureau, balie 1979 [Wijnands&Ost] <Engels
desktop bureaucomputer 1986 [Mini/micro computer dec. 12, 6] <Engels {4.1.17}
deskundig* vakbekwaam 1717 [wnt rekenboek]
desnoods* bijwoord van causaliteit: zo nodig, in het uiterste geval 1671 [wnt] {3.1}
desolaat troosteloos 1509 [hws] <Frans
desperaat wanhopig, hopeloos 1485 [hws] <Latijn
desperado roekeloos persoon 1847 [kku] <Spaans {3.2}
despoot alleenheerser 1824 [Claes Tw. 12] <Frans
despotisch als een despoot 1799 [wnt vertegenwoordiger] <Frans {3.2}
dessert nagerecht 1663 [Claes Tw. 11] <Frans {4.1.6}
dessin patroon 1682 [Van Donselaar Woordenaar 2, 1] <Frans
destalinisatie de afbraak van het stalinisme 1970 [Recht voor raap]
des te* bijwoord: zoveel te 1100 [Willeram] {2.5}
destinatie bestemming 1582 [wnt afvaren Suppl] <Frans
destroyer torpedojager 1968 [kwt] <Engels {4.1.11}
destructie vernietiging 1285 [cg Rijmb.] <Frans
detachement deel van eenheid dat elders wordt tewerkgesteld 1691 [wnt voetvolk] <Frans {4.1.14}
detacheren elders plaatsen 1678 [wnt wijder i]
detail bijzonderheid 1706 [wnt uitgeven i] <Frans
detectie verkenning, onthulling 1663 [Aanv wnt] <Frans
detective geheim politieagent 1902 [wnt wanbedrijf] <Engels {1.2.3}
detective misdaadroman 1948 [Aanv wnt] {1.2.3/3.3}
detector opsporingstoestel 1867 [wnt verklikker] <me Latijn
detente politieke ontspanning 1979 [Wijnands&Ost] <Frans {3.2}
detentie hechtenis 1488 [hws] <Frans
detergens reinigingsmiddel 1824 [wei] <Frans
determinatie bepaling 1650 [mey] <Frans
determineren bepalen 1498 [hws] <Frans
detineren in hechtenis houden 1574 [wnt verstrikking] <Latijn
detonatie ontploffing 1824 [wei] <Frans
detonator apparaat om springstof te doen ontploffen 1929 [kwt] <modern Latijn
detoneren ontploffen 1793 [Aanv wnt] <Frans
detoneren opvallen 1921 [Aanv wnt] <Frans
detox afkickafdeling van een verslavingszorgcentrum 1992 [Peptalk] <Engels
deuce bij tennis: gelijke stand 1951 [Aanv wnt] <Engels
deugd* het goed-zijn 1100 [Willeram]
deugen* goed zijn 1240 [Bern.]
deugniet* iemand die niet deugt, ondeugend kind 1564 [wnt]
deuken* een buts maken 1772 [wnt kwetsen] {3.1}
deun wijsje 1477 [Teuth.] <Duits {3.2}
deur* toegang tot woning e.d. 901-1000 [wps]

[pagina 922]

[p. 922]

deurwaarder* gerechtelijk ambtenaar 1523 [wnt]
deuterium zware waterstof 1942 [Aanv wnt] <modern Latijn
deuvekater tussenwerpsel: bastaardvloek 1802-1809 [wnt] {4.3}
deuvel* pin 1549 [hws] {3.1}
deuvik* pin, stop in spongat 1599-1607 [Kil.]
deux-chevaux type personenauto 1979 [Wijnands&Ost] <Frans {3.2/4.1.10}
deux-pièces dameskostuum bestaande uit jasje en rok 1950 [Aanv wnt] <Frans
devaluatie vermindering van waarde 1768 [wnt vermindering]
deviant afwijkend 1984 [gvd] <Frans
deviatie afwijking 1669 [mey] <Frans
devies zinspreuk 1525 [wnt] <Frans
deviezen geldswaarden ter betaling van buitenlandse schulden 1847 [kku] <Duits
Devoon geologisch tijdvak 1911 [Heimans, Ons Krijtland 215]
devoot vroom 1393 [Claes] <Frans
devotie vroomheid 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans
dextrose druivensuiker 1886 [kku]
deze* aanwijzend voornaamwoord 1130 [cg ii 1, 131] {2.5/4.2}
dezelfde, hetzelfde* aanwijzend voornaamwoord 1240 [vmnw] {4.2}
dia projectieplaatje 1942-1943 [Nederlandsch Jaarboek voor Fotokunst, 12b, 14b]
diabetes suikerziekte 1778 [wnt pis] <Latijn
diabolisch duivels 1824 [wei] <Frans
diabolo speelgoed 1914 [gvd] <Frans {4.1.18}
diachronisch in tijdsorde 1961 [gvd]
diaconaal vanwege de diaconie 1919 [wnt wijk ii] <Frans
diaconaat orde die volgt op het priesterschap 1847 [kku] <Frans
diacones pleegzuster 1872 [gvd] <Frans {4.1.8}
diadeem versierde hoofdband 1434 [mnw] <Frans
diafragma middenrif 1660 [wnt vleesch] <Latijn {3.2}
diafragma verstelbare lensopening 1885-1889 [wnt] <Frans
diagnose beschrijving van aandoening 1857 [wnt lepra] <Frans
diagonaal hoeklijn 1773 [wnt rhombus] <Frans
diagram grafische voorstelling 1872 [gvd] <Frans
diaken r.-k.: iem. die de hiërarchische wijding ontvangen heeft 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.8}
diaken prot.: kerkelijke armenverzorger 1572 [wnt] <Latijn {4.1.8}
diakritisch onderscheidend 1950 [gvd] <Frans
dialect streektaal 1723 [Claes Tw. 9] <Frans
dialoog tweespraak 1380-1425 [hws] <Frans
dialyse scheiding van stoffen 1912 [kku] <Frans
diamant edelgesteente 1287 [cg NatBl] <me Latijn
diameter middellijn 1625 [wnt voortdragen] <Frans
diapositief projectieplaatje 1898 [gvd]
diarree buikloop 1624 [wnt rheumatisme] <Frans {4.4}
diaspora verstrooiing buiten de landsgrenzen 1847 [kku] <Grieks {3.2}
diastase eiwitachtig ferment 1847 [kku] <Frans
diatonisch voortschrijdend met hele of halve tonen 1809 [wnt toonladder] <Frans {3.2}
dibbes gemoedelijke persoonsaanduiding 1961 [gvd]
dichotomie indeling in tweeën 1720 [mey] <Frans
dicht* nauw aaneensluitend 1286 [cg I2, 1176]
dicht gedicht 1350 [mnw]
dichten verzen maken 1350 [mnw] <Latijn
dickeyseat zitplaats achterop wagen of motorfiets 1931 [kwt] <Engels
dictaat wat gedicteerd wordt 1841 [wnt titel] <Latijn
dictafoon dicteermachine 1920 [Aanv wnt]
dictator onbeperkt gezaghebber 1614 [wnt werf ii] <Latijn
dictatuur regering door dictator 1850 [wnt] <Frans of Latijn
dictee speloefening 1929 [kwt] <Frans
dicteren voorzeggen wat iem. moet opschrijven, voorschrijven 1451-1500 [mnw] <Frans
dictie zegging 1894-1908 [wnt] <Frans
dictionaire woordenboek 1758 [Kramer, Het Koninglyk Neder-Hoog-Duitsch Dictionnaire] <Frans
didactisch lerend 1838 [wnt vooraleer] <Frans
die* aanwijzend voornaamwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2}
dieet leefregel m.b.t. de voeding 1617 [wnt] <Frans
dief* iem. die steelt 1240 [Bern.]
diefstal daad van stelen 1562 [Deux-aes bijbel] <Duits
diegene* aanwijzend voornaamwoord 1284 [cg i] {4.2}
diehard fanatieke aanhanger 1929 [kwt] <Engels

[pagina 923]

[p. 923]

dienaar ondergeschikte 1348 [mnw] {1.2.4}
diender* politieagent 1866 [wnt] {1.2.4}
dienen* geschikt of dienstig zijn, functie vervullen 901-1000 [wps]
dienen* moeten, verplicht zijn 1642 [wnt]
dienst* het dienen 1240 [Bern.]
diep* ver naar beneden 701-800 [Claes] {2.3}
diepte* de afmeting diep, het diep-zijn 1301-1400 [mnw]
diepvriezen het invriezen beneden min 18 graden 1952 [Aanv wnt] <Engels
diepvriezer apparaat om levensmiddelen in te vriezen 1953 [Aanv wnt] {4.1.9}
dier* beest 901-1000 [wps]
dies jaarlijkse feestdag 1950 [Aanv wnt] <Latijn
diesel soort motor en de brandstof daarvoor 1907 [wp] <Duits
dieselmotor door gasolie aangedreven motor 1910 [wnt uitvoeren] <Duits {4.1.10}
dievegge vrouw die steelt 1440 [mnw]
differentieel de verschillen aanwijzend 1620 [wnt verdienen] <Frans
differentieel tandwielconstructie in achteras van auto's 1937 [Aanv wnt] <Frans
differentiëren uiteenlopen 1823 [wnt integreren] <me Latijn
diffractie buiging van stralen 1824 [wei] <Frans
diffusie vermenging (van vloeistoffen), verstrooiing (van stralen) 1669 [mey] <Frans
diffuus verspreid 1669 [mey] <Frans
difterie slijmvliesontsteking 1895 [wnt ziekte] <Frans
diftong tweeklank 1568 [Ruijs] <Latijn
digestie spijsvertering 1569 [wnt] <Frans
digibeet iem. die volstrekt onkundig is op het gebied van computers 1995 [De Coster 1999]
digitaal cijferverwerkend 1959 [Aanv wnt] <Frans
digitalis vingerhoedskruid 1663 [mey] <modern Latijn
dignitaris waardigheidsbekleder 1864 [wnt nat] <me Latijn {4.1.8}
dij* bovenbeen 901-1000 [wps]
dijenkletser* grap die uitbundige reactie oproept 1959 [Aanv wnt] {3.1}
dijk* aarden wal 1035 [Claes] {2.3}
dijkgraaf voorzitter van waterschapsbestuur 1330-1332 [mnw]
dijn* bezittelijk voornaamwoord 901-1000 [wps] {4.2}
dik* (op)gezet 1089 [Claes] {2.3}
dikkop iem. met een dik hoofd 1620 [wnt] {3.1/5}
dikkop larve van een kikvors 1899-1906 [wnt] {3.1}
dikte* de afmeting dik, het dik-zijn 1351 [mnw] {3.1}
dikwerf* bijwoord van tijd: dikwijls 1744 [wnt water] {4.1.7}
dikwijls* bijwoord van tijd: vaak 1514 [mnw] {1.2.4/3.1}
dild* kunstpenis 1970 [Recht voor raap] <Engels
dilemma moeilijke keuze 1765 [wnt dubbel i] <Latijn
dilettant amateur 1824 [wei] <Duits of Frans
diligence wagen voor personen- en postvervoer 1775 [wnt] <Frans {4.1.10}
diligent ijverig 1524 [hws] <Frans
dille* plantengeslacht 1225 [Claes] {4.1.6}
Diluvium Pleistoceen 1856-1860 [wnt] <Latijn
dime munt van tien dollarcent 1832 [wei] <Engels
dimensie afmeting 1650 [mey] <Frans
dimensie aspect 1947 [Aanv wnt] <Engels
diminuendo afnemend in sterkte 1805 [mey] <Italiaans {3.2}
diminutief verkleinwoord 1584 [Spieghel, Twee-spraack] <Latijn
dimmen licht temperen 1934 [kwt] <Engels {1.2.5}
dimmen zich rustig houden 1980 [Onze Taal dec. 1980, 115] {1.2.5}
dimorf in twee kristalvormen voorkomend 1847 [kku] <Frans
dim sum Chinese maaltijd van gevarieerde hapjes 2000 [nrc-h 28/10/00] <Chinees {3.2/4.1.6}
dinar munteenheid van o.a. Algerije, Bahrein, Irak, Jordanië, Koeweit, Libië en Tunesië 1824 [wei] <Arabisch {3.2/4.1.12}
diner avondmaaltijd 1782 [wnt] <Frans
ding* zaak, voorwerp 901-1000 [wps] {1.2.3}
dingdong deurbel met twee toonhoogten 1986 [koe] <Engels {3.1}
dingen* trachten te krijgen 1240 [Bern.]
dinges aanduiding van personen of zaken waarvan men de eigennaam niet wil noemen 1784-1785 [wnt] <Duits
dinghy bootje 1912 [kku] <Engels {4.1.11}
dingo hondachtige 1869 [Sijthoffs wrdb. voor kennis en kunst] <Engels {4.1.3}
dink dropshot vlak achter het net 1992 [gvd] <Engels
dinky toy kleine metalen auto op schaal 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.18}

[pagina 924]

[p. 924]

dinosaurus voorhistorische hagedis 1892 [wnt tuf i]
dinosaurus iemand van de oude stempel 1987 [De Coster 1999] <Engels
dinsdag* derde dag van de week 1269 [cg i 1, 133] {3.1/4.1.7}
diocees bisdom 1788 [wnt veinzen i] <Frans
diode buis met twee elektroden 1937 [wnt triode]
dioptrica leer van de lichtbreking 1734 [HubWes]
dioptrie eenheid van sterkte van lenzen 1912 [kku]
diorama schildering die bij op- en doorvallend licht bekeken kan worden 1847 [kku]
dioxine gevaarlijke chemische stof 1977 [Picarta: titel van J. Voetberg]
dip inzinking 1989 [Peptalk] <Engels
diploma bewijs van slagen voor examen 1656 [wnt] <Latijn
diplomaat behartiger van belangen in buitenland 1841 [wnt voorval i] <Frans
diplopie het dubbelzien 1824 [wei] <Frans
dipool dubbele pool 1942 [Aanv wnt]
dippen* eventjes indopen 1829 [wnt]
diptera tweevleugeligen 1824 [wei] <modern Latijn
diptiek tweeluik 1886 [Aanv wnt] <Frans
direct rechtstreeks, ogenblikkelijk 1647-1648 [wnt] <Frans
directeur hoogste bestuurder 1618 [Courante uyt Italien, 15 okt. 1a] <Frans
directoire damesonderbroek 1929 [kwt]
directory lijst met alle programma's en bestanden die op een schijfgeheugen aanwezig zijn 1981 [Mini/micro computer okt. 9, 70] <Engels
dirham munteenheid van Marokko en de Verenigde Arabische Emiraten 1832 [wei] <Arabisch {3.2/4.1.12}
dirigent orkestleider 1910 [wnt] <Duits {3.2}
dirigeren richten, besturen 1497 [hws] <Frans
dirigisme geleide economie 1952 [kwt] <Frans {3.2}
dirken* kakken 1911 [wnt dirken] {4.4}
dis gedekte tafel 901-1000 [wps] <Latijn {2.5/4.1.9}
dis met een halve toon verhoogde d 1832 [wei] <Duits {3.2}
disagio de mindere waarde van een valuta t.o.v. de pariteit 1886 [kku] <Italiaans {3.2}
discant sopraan, hoge tonen 1265-1270 [cg Lut.K] <me Latijn {3.2/4.1.16}
discipel leerling 1285 [cg Rijmb.] <Frans {4.1.8}
discipline tucht 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans
discipline vak 1961 [gvd] <Engels
disco discotheek 1979 [R84] <Engels
disco popmuziek met veel herhalingen 1982 [R84] <Engels {4.1.16}
disconteren vóór de vervaldag verzilveren van wissel 1765 [wnt] <Frans
disconto korting op wissel wegens vervroegde betaling 1620 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2}
discotheek verzameling grammofoonplaten 1932 [Aanv wnt] <Frans
discotheek dansgelegenheid 1968 [kwt] <Engels
discount kortingwinkel 1974 [R75] <Engels
discours gesprek 1578 [wnt wijdloopig] <Frans
discreet bescheiden 1624-1629 [wnt] <Frans
discrepantie tegenstrijdigheid 1650 [mey] <Latijn {1.2.6}
discretie bescheidenheid 1627 [wnt] <Frans
discrimineren niet gelijk behandelen 1955 [Aanv wnt] <Frans
disculperen ontlasten, verontschuldigen 1847 [kku] <Frans
discursief redenerend 1824 [wei] <Frans
discus werpschijf 1832 [wei] <Latijn
discussie gedachtewisseling 1790 [wnt vindicatie] <Frans
discuteren van gedachten wisselen 1847 [kku] <Frans
disharmonie gebrek aan overeenstemming 1869 [wnt wederkomst]
disk schijfgeheugen 1974 [accu-map, bul. 6, 5/11, 20] <Engels
diskette floppy 1980 [hcc nieuwsbrief nov. 34] <Engels
diskjockey aankondiger van grammofoonplaten 1955 [Stoop] <Engels
diskrediet slechte naam 1886 [kku]
diskwalificeren ongeschikt verklaren 1898 [gvd]
disparaat niet bij elkaar passend 1824 [wei] <Frans
dispensatie vrijstelling 1292 [cg I3, 1720] <Frans
dispenser doosje voor tabletten 1979 [Wijnands&Ost] <Engels
dispenseren vrijstellen 1672 [wnt dispensatie] <Frans
dispersie kleurschifting 1900 [wnt anomaal] <Latijn
display uitstalling 1974 [Posthumus] <Engels
disponeren beschikken, regelen 1456 [hws] <Latijn

[pagina 925]

[p. 925]

disponibel beschikbaar 1823 [wnt korvet] <Frans
dispositie beschikking 1456 [hws] <Frans
disputeren (wetenschappelijk) redetwisten 1240 [Bern.] <Frans
dispuut redetwist 1566 [wnt ventileeren] <Frans
dispuut studentenclub 1841 [wnt] <Frans
dissel* disselboom 1460-1514 [mnw]
dissenter andersdenkende 1769 [Aanv wnt] <Engels {3.2}
dissertatie proefschrift 1793-1796 [wnt] <Frans
dissident andersdenkende 1824 [wei] <Frans
dissimilatie het ongelijk maken (in taalkunde) 1886 [kku] <Frans
dissonant wanklank 1650 [wnt wanluidend] <Frans
distel* stekelige plant 1240 [Bern.]
distichon tweeregelig vers 1841 [wnt reputatie] <Latijn
distillaat product van distillatie 1863 [Rijnhart i, 509b] <Latijn
distilleren zuiveren d.m.v. verdamping 1481 [hws] <Frans
distinctie onderscheiding 1504 [hws] <Frans
distinctief onderscheidend 1824 [wei] <Frans
distorsie verzwikking 1669 [mey] <Frans
distribueren verdelen 1404 [hws] <Frans
distributie verdeling 1531 [wnt arm ii] <Frans
district ambtsgebied 1588 [Claes] <Frans
dit* aanwijzend voornaamwoord 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] {4.2}
dithyrambe loflied, oorspronkelijk op Bacchus 1824 [wei] <Latijn
dito evenzo 1562 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2}
diva gevierde actrice 1914 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2}
divan rustbank 1871 [wnt] <Frans {4.1.9}
divergeren uiteenwijken 1824 [wei] <Frans
divers verschillend 1272 [cg i 1, 228] <Frans
diversificatie spreiding 1970 [Picarta: titel van P. Croon] <me Latijn
diversiteit verscheidenheid 1540 [wnt verifieeren] <Frans
divertimento klein muziekwerk 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2}
dividend periodieke winstuitkering 1745 [wnt wisselgeld] <Frans
dividivi peulen 1847 [kku] <Spaans {3.1/3.2}
divisie grote afdeling 1365 [mnw] <Frans {4.1.14}
dixi ik heb gezegd 1872 [gvd] <Latijn
dixieland soort jazzmuziek 1956 [Van Zuylen, Radio- en televisie-enc.] <Engels {4.1.16}
djati houtsoort 1724-1726 [wnt rustplaats] <Indonesisch {3.2}
djellaba gewaad van mannen in de Maghrib 1996 [Vd Sijs 1996] <Arabisch {3.2}
djinn geest 1886 [kku] <Arabisch {3.2}
DNA hoofdbestanddeel van de chromosomen 1968 [kwt] <Engels
do muzieknoot 1601-1700 [wp] <Italiaans {3.2}
dobbelen met dobbelstenen werpen 1324-1341 [Stadb. Zwolle i] {4.1.18}
dobbelsteen kleine kubus met ogen van één tot zes 1240 [Bern.]
dobber* drijver 1412 [hws]
dobberen* drijven 1627 [wnt] {3.1}
dobermannpincher hondensoort 1919 [kwt] <Duits {3.2/4.1.3}
dobli-spiegel spiegel aan vrachtwagen die zicht geeft in de dode hoek 1999 [Sanders 2001] <L {3.4}
dobra munteenheid van Sao Tomé en Principe 1977 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Portugees {3.2/4.1.12}
docent leraar 1805 [mey] <Latijn
docentschap plaats of functie als docent 1976 [gvd]
doceren onderwijzen 1539 [wnt termijn i] <Latijn
doch* nevenschikkend voegwoord 1100 [Willeram] {4.2}
dochter* kind van het vrouwelijk geslacht 901-1000 [wps] {4.1.4}
dociel leerzaam, gedwee 1650 [mey] <Frans
doctor academische graad 1557 [wnt] <Latijn
doctoraal van een doctor 1698 [mey] <me Latijn
doctoraat graad van doctor 1485 [hws] <me Latijn
doctorandus iem. die geslaagd is voor doctoraalexamen 1790 [wnt voordragen] <me Latijn
doctrine leerstelling 1529 [wnt] <Latijn
docudrama combinatie van documentaire en drama 1985 [De Coster 1999] <Engels {4.1.15}
document bescheid 1614 [wnt waarschuw] <Frans
documentaire film waarin feiten worden vastgelegd 1963 [wnt retrospectief] <Frans {3.2/4.1.15}
documercial reclamefilmpje in de vorm van een documentaire 1987 [De Coster 1999] <Engels {4.1.15}

[pagina 926]

[p. 926]

docusoap combinatie van documentaire en soap 1993 [Sanders 2001] <Engels {4.1.15}
dodecaëder twaalfvlak 1886 [kku] <Frans
dodecafonie twaalftonig stelsel 1956 [Enc. van de muziek]
doden* van het leven beroven 1240 [Bern.]
dodo uitgestorven vogelsoort 1853 [wnt] <Portugees {3.1/3.2}
doedelzak blaasinstrument 1783 [Toll.] <Duits {3.2/4.1.16}
doe-het-zelfwinkel* winkel met materialen voor de amateur 1957 [wp jaarboek 1962] {3.1}
doeg* tussenwerpsel: groet 1974 [Vd Toorn, Gesch. Ned. Taal 556] {4.3}
doei* tussenwerpsel: groet 1975 [Vd Toorn, Gesch. Ned. Taal 556] {1.2.2/4.3}
doejoeng zeekoe 1863 [kku] <Indonesisch {3.2/4.1.3}
doek* geweven stof 1240 [Bern.] {4.1.9}
doel* mikpunt 1579 [wnt]
doelen* mikken 1623 [wnt]
doelmatig geschikt voor het doel 1801 [wnt voortbrenging]
doem* oordeel, vloek 901-1000 [wps] {3.1}
doemdenken* sombere gedachten over de toekomst hebben 1980 [Sanders 1999] {4.4}
doen* handelen, plaatsen 901-1000 [wps]
doerak gemeen mens 1879 [Stoett] <Russisch {3.2}
doerian vrucht 1596 [wnt] <Indonesisch {3.2/4.1.2}
does hondensoort 1914 [gvd] {4.1.3}
doetje* sukkel 1632 [wnt]
doezelen* suf zijn 1911 [wnt doezelen ii] {3.1}
dof* mat, gedempt 1608 [wnt voos i] {1.2.4}
doffer* mannetjesduif 1287 [cg NatBl]
dog hondensoort 1546 [hws] <Engels {3.2/4.1.3}
dog-cart licht rijtuig 1912 [kku] <Engels {4.1.10}
doge titel van hoogste overheidspersoon in Venetië en Genua 1653 [wnt] <Italiaans {3.2}
dogma vastomlijnd geloofsartikel 1804 [wnt leerstelling] <Latijn
dojo judoschool 1961 [gvd] <Japans {3.2}
dok inrichting voor scheepsreparaties 1525 [hws] <me Latijn
doka donkere kamer 1942-1943 [Nederlandsch Jaarboek voor Fotokunst, plaat xv] <L {1.1/1.2.5/3.4}
dokken betalen 1509 [wnt] <Romani {3.2}
dokken schepen in het dok brengen 1671 [wnt]
doksaal wand tussen koor en schip van een kerk 1276 [cg i 1, 332] <me Latijn {1.2.4/3.2}
dokter arts 1576 [wnt] <Latijn {1.2.3/4.1.13/5}
dol* krankzinnig, dwaas 1240 [vmnw]
dol* roeipen 1286 [cg i Dordrecht]
dolblij* buitengewoon blij 1916 [wnt dol z.j.] {4.4}
dolby systeem voor ruisonderdrukking 1991 [Spectrum Muziek lexicon] <Engels
dolce zacht, lieflijk 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
dolen* dwalen 1240 [Bern.]
dolendo klagend 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2}
dolfijn walvisachtige 1287 [cg NatBl] <Frans {4.1.3}
dolgraag* buitengewoon graag 1838 [Beets, Camera Obscura 297] {4.4}
dolk steekwapen 1513 [Claes Tw. 11] <Duits {4.1.14}
dollar munteenheid van o.a. Australië, Canada, Nieuw-Zeeland, de vs en enige staten in Azië, Afrika en het Caribisch gebied 1821 [Sanders 1995] <Engels {4.1.12}
dolle Mina strijdster voor vrouwenemancipatie 1970 [Sanders 1993] {1.2.1/4.4}
dollen* uitgelaten handelen 1401-1450 [mnw]
dolmen megalithisch grafmonument 1847 [kku] <Frans
dom* niet wijs 901-1000 [wps]
dom kerk 1574 [wnt vrede] <Frans
dom Portugese titel 1574 [wnt] <Portugees {3.2}
dombo sufferd 1988 [De Coster 1999] <Engels
domein gebied 1602 [wnt] <Frans
domicilie woonplaats 1535 [wnt wet i] <Latijn
dominant overheersend 1824 [wei] <Latijn
dominee predikant 1619 [De Jonge iv, 149] <Latijn {4.1.8}
domineren overheersen 1467-1490 [hws] <Frans
dominicaan monnik van de orde van Sint-Dominicus 1637 [wnt] <me Latijn {4.1.8}
dominion autonoom deel van het Britse Rijk 1931 [kwt] <Engels
domino spel met dominostenen 1854 [Kappler, Nederlandsch-Guyana 10] {4.1.18}
dommekracht* werktuig 1660 [wnt]
dommelen* dutten 1685 [wnt] {3.1}
domoor* dom mens 1757 [wnt]
dompelen* onder laten gaan in vloeistof 1598 [wnt] {3.1}
domper* kapje om vlam te doven 1691 [Sewel 66b]
dompig* mistig 1562 [Claes Tw. 11]
dompteur dierentemmer 1907 [kwt] <Frans
don heer, eretitel 1577 [wnt verwissen] <Spaans of Italiaans {3.2}
donateur schenker 1612 [wnt vertijgen] <Frans

[pagina 927]

[p. 927]

donatie schenking 1650 [mey] <Frans
donder* geluid bij bliksemslag 1240 [Bern.] {3.1}
donderdag* vijfde dag van de week 1257 [cg i 1, 68] {3.1/4.1.7}
donderen* hard lawaai maken, o.a. van donder 1240 [Bern.] {3.1}
donders* tussenwerpsel: krachtterm 1713 [wnt] {4.3}
doneren geven 1562 [Aanv wnt] <Latijn
dong munteenheid van Vietnam 1946 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Vietnamees {4.1.12}
donk* moeras, hoogte daarbij 694 [Claes] {2.3}
donker* niet licht 1240 [Bern.] {4.1.5}
donna vrouwelijke eretitel 1824 [wei] <Italiaans {3.2}
donor gever van bloed, organen e.d. 1947 [kwt] <Engels
donquichotterie handeling uit onberedeneerd idealisme 1799 [wnt vol i]
dons* pluizig haar 1240 [Bern.]
donut rond, luchtig soort gebak met een gat in het midden 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.6}
dood* toestand waarin men niet meer leeft 901-1000 [wps]
dood* niet meer levend 1100 [Willeram]
doodarm* zeer arm 1830 [wnt wel v] {4.4}
dooddoener* algemeen gezegde dat niets bewijst 1858 [wnt]
doodeerlijk* zeer eerlijk 1901 [wnt refugié] {4.4}
doodleuk* kalmweg 1897 [wnt reporter] {4.4}
doodsbang* zeer bang 1866 [wnt dood i] {4.4}
doodstil* zeer stil 1676 [wnt dood ii] {4.4/5}
doodverven* kenschetsen 1642 [wnt]
doodziek* zeer ziek 1633 [wnt dood] {4.4}
doof* niet kunnende horen 1240 [Bern.]
dooien* ophouden te vriezen 1287 [cg NatBl]
dooier* centrale deel van vogelei 1287 [cg NatBl]
dook* ijzerstaaf om hout en stenen te verbinden 1827 [wnt schoen]
doopsgezinde* aanhanger van een protestantse beweging die volwassenendoop voorstaat 1603 [wnt] {4.1.8}
doopvont bekken met doopwater 1704 [Hannot&Hoogstraten]
door* voorzetsel 901-1000 [wps] {2.5/4.2}
doordat* onderschikkend voegwoord 1859-1860 [Nieuwe Taalgids 1982, 340] {4.2}
doorgaans* bijwoord van tijd: gewoonlijk 1575 [wnt wegvloeien] {3.1}
doorgronden* volledig doorzien 1265-1270 [cg Lut.K]
doorheen* voorzetsel 1619 [wnt] {4.2}
doorheen* bijwoord van richting 1731-1735 [wnt]
doorluchtig* verheven 1401-1425 [mnw]
doorn* puntig uitsteeksel aan plant 721 [Künzel] {2.3}
doortrapt* sluw 1555 [wnt weder iii]
doorwrocht* grondig 1653 [wnt]
doos kartonnen omhulsel 1361 [mnw]
doos* (onnozele) vrouw 1642 [wnt]
doos vagin* 1650 [wnt] {4.4}
dop* schaal 1287 [cg NatBl]
dope stimulerend middel 1968 [kwt] <Engels {4.1.6}
dopen* dompelen, door doop in geloofsgemeenschap opnemen 1240 [Bern.]
doping gebruiken van stimulerende middelen in sport 1930 [Aanv wnt] <Engels
doppen* pellen 1401-1450 [mnw]
dor* onvruchtbaar door droogte 918-948 [Künzel] {2.3}
dorade goudmakreel 1764 [hou i, 7, 767] <Spaans {3.2}
dorknoper* saaie, strenge ambtenaar 1951 [Mondria, Bommelbibl.] {4.4}
dorp* plattelandsgemeente 701-800 [Lex Salica] {2.2}
dorpel* drempel 701-800 [Lex Salica] {2.2/3.2}
dors jonge kabeljauw 1351-1400 [mnw] <Oudnoor(d)s {3.2}
dorsen* zaad uit de aren slaan 1285 [cg Rijmb.]
dorst* verlangen (naar drinken) 901-1000 [wps]
dorsten* verlangen naar 1240 [Bern.]
dos-à-dos rijtuigje 1883 [Java-Bode 1/9, 1b] <Frans {4.1.10}
doseren een dosis bepalen 1914 [Aanv wnt] <Frans
dosis hoeveelheid 1663 [Claes] <me Latijn
dossier papieren over één onderwerp 1856 [wnt] <Frans
dot* pluk 1554 [wnt]
dot* lief persoon 1836 [wnt]
dotatie schenking 1558 [Aanv wnt] <Frans
dotcom commercieel internetbedrijf 1999 [Sanders 2000] <Engels
dotteren het verwijden van bloedvaten 1989 [De Coster 1999]
douairière adellijke weduwe 1669 [mey] <Frans
douane dienst voor in- en uitvoerrechten 1813 [wnt regulier i] <Frans {3.2}
doublé met edelmetaal bedekt 1888 [Aanv wnt] <Frans
double-breasted met elkaar bedekkende voorpanden en twee rijen knopen 1984 [gvd] <Engels {3.2}

[pagina 928]

[p. 928]

doubleren verdubbelen 1581 [Aanv wnt] <Frans
doublet dubbel exemplaar 1771 [hou i, 15, 203] <Frans
douceur fooi 1681 [Aanv wnt] <Frans
douche stortbad 1847 [kku] <Frans
doven* uitdoen 1611 [wnt]
dovenetel* plantengeslacht 1514 [Groten Herbarius]
Dow-Jonesindex index van koersen van Amerikaanse effecten 1989 [Peptalk] <Engels
down neerslachtig 1878 [Aanv wnt] <Engels
downloaden binnenhalen van gegevens uit een andere computer 1985 [hcc nieuwsbrief nov. 10, 15] <Engels
dozijn telwoord: twaalftal 1286 [cg I2, 1161] <Frans {4.2}
dra* bijwoord van tijd: spoedig 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.1.7}
draad* garen, vezel 1236 [cg i 1, 23]
draaiboek script 1950 [gvd] <Duits {3.2}
draaien* keren, wenden 1240 [Bern.]
draak fabelachtig monster 1240 [Bern.] <Latijn
drab* droesem 1599 [Kil.]
drachme oude Griekse munt, munteenheid van Griekenland 1637 [Statenvertaling (1 Kronieken 29:7)] <Latijn of Grieks {4.1.12}
drachtig* zwanger 1285 [cg Rijmb.]
draconisch zeer streng 1869 [wnt vermaard]
draf* afval na bierbrouwen 1101-1200 [Tavernier] {2.4}
draf* gang van een paard 1351-1400 [mnw]
dragee versuikerde tablet 1948 [kwt] <Frans
dragen* ondersteunen, bij zich hebben, aan hebben 1100 [Willeram]
dragline graafmachine 1934 [Aanv wnt] <Engels {4.1.10}
dragon slangenkruid 1554 [wnt] <Frans {4.1.6}
dragonder cavalerist 1666 [Claes] <Duits {4.1.14}
dragonder heerszuchtig persoon 1899-1906 [wnt] <Duits
draineren ontwateren 1872 [gvd] <Frans
draisine loopfiets 1824 [wei] <Duits {4.1.10}
dralen* talmen 1546 [Claes]
dralon kunststof 1957 [wp jaarboek 1958] <Duits {3.2/4.1.9}
dram munteenheid van Armenië 1994 [2000 Standard Catalog of World Coins] <Armeens {4.1.12}
drama toneelstuk 1778 [Picarta: titel van Hartsen] <Latijn {4.1.15}
dramady mengvorm van een drama en een comedy 1991 [De Coster 1999] <Engels {4.1.15}
dramaturg toneelschrijver, toneeladviseur 1847 [kku] <Frans
drammen* aandringen 1477 [Teuth.]
drank* drinkbaar vocht 901-1000 [wps] {4.1.6}
drank* sterkedrank 1580 [wnt] {4.1.6}
draperen omhangen met een ruim hangend gewaad 1861 [wnt] <Frans
draperie hangende stof als versiering 1854-1855 [wnt] <Frans
drassig* doorweekt (van grond) 1771 [wnt]
drastisch krachtig 1824 [wei] <Frans
draven* rennen 1350 [mnw]
draw gelijk spel 1914 [gvd] <Engels
drawback nadelige omstandigheid 1912 [kku] <Engels
dreadlocks haardracht van ongekamde krullen 1984 [De Coster 1999] <Engels
dreadnought slagschip 1912 [kku] <Engels {4.1.11}
drecht* overvaart, doorwaadbare plaats 1105 [Claes] {2.3}
dreef* brede landweg 1285 [cg I2, 978]
dreg haak, baggerbeugel 1384-1407 [mnw] <Engels {3.2}
dreigen* bedreigend bejegenen 1240 [Bern.]
dreinen* zeuren 1886 [wnt] {3.1}
drek* uitwerpselen, vuil 1285 [cg Rijmb.]
drempel* verhoging bij deur 1567 [Claes] {3.2}
drenkeling* die dreigt te verdrinken of verdronken is 1635 [wnt]
drenken* te drinken geven 901-1000 [wps] {3.1/5}
drentelen* zonder doel rondlopen 1678 [wnt] {3.1}
drenzen* zeuren 1477 [Teuth.] {3.1}
dresseren africhten 1650 [Claes] <Frans
dressing slasaus 1974 [Posthumus] <Engels {4.1.6}
dressoir buffet 1350 [mnw] <Frans {4.1.9}
dressuur africhting 1833 [wnt veld i]
dreumes* klein kind 1843 [wnt] {4.1.4}
dreunen* met een zwaar geluid trillen 1620 [wnt] {3.1}
dreutelen* talmen 1599 [Kil.] {3.1}
drevel* drijfijzer 1384-1407 [mnw] {3.1}
dribbelen* met kleine passen lopen 1412 [mnw] {3.1}
dribbelen met de bal lopen 1914 [gvd] <Engels
drie* telwoord 820 [Künzel] {2.3/4.2}
driehoek* deel van plat vlak door drie lijnen ingesloten 1351 [mnw] {3.1/5}
drieling* drie tegelijk geboren kinderen van één ouderpaar 1773 [wnt]

[pagina 929]

[p. 929]

drieluik* schilderstuk met drie panelen 1891 [wnt kruis]
driest* vermetel 1324-1341 [Stadb. Zwolle i]
driewieler* voertuig met drie wielen 1869 [wnt twee] {3.1/4.1.10}
drift* hartstocht 1657 [wnt]
drift* plotselinge woede 1689 [wnt]
drijfveer beweegreden 1793 [wnt] <Duits
drijten* kakken 1599 [Kil.] {4.4}
drijven* voor zich uit doen gaan 1100 [Willeram]
drijven* op een vloeistof liggen 1339 [mnw]
dril gekeperd weefsel 1860-1861 [wnt] <Duits {4.1.9}
dril* gelei 1867 [wnt]
drilboor* bepaalde boor 1840 [wnt drillen]
drillen* boren 1460 [mnw]
drillen* africhten 1724-1726 [wnt]
dringen* druk doen gelden 1290 [cg ii 1 En.Codex]
drinkebroer* dronkaard 1539 [wnt]
drinken* vloeistof tot zich nemen 901-1000 [wps] {3.1}
drive bridgewedstrijd 1936 [bvc-krant 2 okt., 4a] <Engels
droef* neerslachtig 1201-1225 [cg ii 1 Floyris]
droefenis* bedroefdheid 1450 [mnw] {3.1}
droes duivel 1561 [wnt droes i] <? {3.5}
droes* paardenziekte 1573 [Claes]
droesem* bezinksel 1287 [cg NatBl] {3.1}
drogbeeld chimère 1872 [gvd] <Duits
drogen* droogmaken 1240 [Bern.]
drogeren drogerende middelen toedienen 1984 [gvd] <Frans
drogist verkoper van drogerijen 1574 [Claes] <Frans {4.1.13}
drol* keutel 1903 [wnt] {4.4}
drom* menigte 1637 [wnt]
dromedaris hoefdier 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.3}
dromen* een droom hebben 1240 [Bern.]
drommel beklagenswaardig persoon 1782 [wnt] <Nederduits {3.2}
drommels* tussenwerpsel: bastaardvloek 1682 [wnt] {4.3}
dronken* beschonken 1100 [Willeram]
droog* niet nat 1100 [Willeram]
droogstoppel saai mens 1860 [wnt] {4.4}
droom* voorstelling in de slaap 1240 [Bern.] {3.1}
drop* druppel 901-1000 [wps] {4.1.1}
drop-out mislukkeling 1970 [Recht voor raap] <Engels
droppen afzetten 1946 [De Vooys] <Engels
droschke huurrijtuig 1832 [wei] <Duits {4.1.10}
drossen deserteren 1707 [wnt opdrossen] <? {3.5}
drost* bestuursambtenaar 1557 [wnt]
droste-effect repeterend effect 1984 [gvd] {4.4}
drug verdovend middel 1968 [Aanv wnt] <Engels {4.1.6}
drugsbaron die op grote schaal drugs verhandelt 1996 [Vd Sijs 1996]
druïde Keltische priester 1704 [Hannot&Hoogstraten] <Latijn
druif* vrucht van de wijnstok 1100 [Willeram] {4.1.2}
druiloor* lijzig persoon 1719 [wnt]
druipen* in druppels neervallen 901-1000 [wps]
druisen* aanhoudend geluid voortbrengen 1562 [Toll.] {3.1}
druk* het drukken 1351-1400 [mnw]
drukken* duwen, zwaar liggen op 1240 [Bern.]
drukken* d.m.v. een pers letters of afbeeldingen op papier drukken 1567 [wnt zetten]
drukken* zijn behoefte doen 1950 [gvd] {4.4}
drukker* iem. die boeken drukt 1626 [wnt] {4.1.13}
drukknoop knoop waarvan de delen op elkaar sluiten 1908 [wnt drukken] <Duits
drukte* het druk-zijn 1700 [wnt] {3.1}
drum slaginstrument 1934 [De Echo 10/3, 227] <Engels {4.1.16}
drumstick boutje van gevogelte 1984 [gnn] <Engels {4.1.6}
druppel* vochtdeeltje 1240 [Bern.] {1.1/3.1/4.1.1/5}
dry niet zoet (van wijn) 1912 [kku] <Engels
D-trein trein die naar het buitenland gaat 1908 [wnt luxueus]
dubbel telwoord: tweevoudig 1278 [cg i 1, 363] <Frans {4.2}
dubbeldekker autobus met twee verdiepingen 1976 [gvd] <Engels {4.1.10}
dubbelganger iem. die buitengewoon sterk op een ander lijkt 1879 [wnt] <Duits
dubbeltje muntstuk 1612 [Toll.] {4.1.12}
dubben twijfelen 1550 [wnt dubben i]
dubben nasynchroniseren 1984 [gvd] <Engels
dubieus twijfelachtig 1562 [wnt uitlander]
dubloen dubbele dukaat 1596 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.12}
duce fascistische regeringsleider 1926 [kwt] <Italiaans {3.2}
duchten* vrezen 1265-1270 [cg Lut.K]
duel tweegevecht 1636 [wnt zwaarte] <Frans
duet tweestemmig gezang 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans of Duits {3.2}

[pagina 930]

[p. 930]

duf* suf, muf 1599-1607 [Kil.] {1.2.4}
duffel* dikke wollen stof 1637 [Sanders 1995] {4.1.9}
dug-out ruimte voor reservespelers 1979 [Wijnands&Ost] <Engels
duidelijk* gemakkelijk te begrijpen of te zien 1557 [wnt]
duiden* wijzen, uitleggen 1200 [cg ii 1 Servas]
duif* duifachtige 901-1000 [wps] {4.1.6}
duig stuk hout van de wand van een vat 1286 [cg I2, 1115] <me Latijn {3.2}
duiken* onder water gaan 1287 [cg NatBl]
duiken* bukken 1301-1400 [mnw]
duim* voorste vinger 1240 [Bern.] {3.1}
duin zandheuvel 1067 [Claes] <Keltisch {2.3/3.2}
duister* zonder licht 1370 [mnw] {4.1.5}
duisternis* afwezigheid van licht 901-1000 [cg wps Gloss.] {3.1/5}
duit koperen munt 1268 [mnw] <Oudnoor(d)s {3.2/4.1.12}
duivel het kwaad als persoon 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] <Latijn {2.5}
duizelen* draaierig worden 1301-1400 [hws] {3.1}
duizend* telwoord 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.2}
dukaat gouden munt 1525 [De Bruijn Tw. 10] <Frans {4.1.12}
dukaton zilveren munt 1618 [Van Gelder 1965] <Frans {4.1.12}
dukdalf zware meerpaal 1671 [Toll.]
dulden* verdragen, toelaten 1477 [Teuth.]
dumdumkogel kogel die bij inslag uitzet 1899 [Sanders 1995] {1.2.5/3.1/4.1.14}
dummy model van uitvoering, pop 1931 [kwt] <Engels
dumpen onder de markt verkopen, storten 1972 [Aanv wnt] <Engels
dun* niet dik, smal 1240 [Bern.]
dunk basketbal: sprong waarbij de bal van bovenaf in het net wordt geworpen 1984 [gnn] <Engels
dunken* als mening hebben 1240 [Bern.]
duo koppel 1618 [wnt trio] <Italiaans {3.2}
dupe bedrogene 1697 [wnt] <Frans
duplicaat kopie 1657 [wnt] <Latijn
dur majeur 1618 [Aanv wnt] <Duits {3.2}
duratief voortdurend 1898 [gvd] <Frans
duren tijd in beslag nemen, voortduren 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Frans {1.3}
durfal* iemand die alles durft 1916 [wnt durven]
duro munt 1950 [gvd] <Spaans {3.2}
durven* wagen 1568 [wnt] {1.1}
dus* bijwoord van kwantiteit: op deze wijze, aldus 1100 [Willeram] {2.5}
dus* nevenschikkend voegwoord 1350 [mnw] {4.2}
dusdanig* aanwijzend voornaamwoord 1237 [cg i 1, 32] {4.2}
duster ochtendjas voor dames 1958 [wp jaarboek 1959] <Engels {3.2}
dutten* suffen, soezen 1642 [wnt]
duur* kostbaar 1100 [Willeram]
duur het (voort)duren 1599-1607 [Kil.]
duurte* het duur-zijn 1641-1642 [wnt] {3.1}
duwen* door drukking voortbewegen 1285 [cg Rijmb.]
dvd digitale videodisk 1994 [nrc-h 17/12/94, 15] <Engels {4.1.17}
dwaas* zonder verstand 1287 [cg NatBl]
dwalen* zich vergissen (in de weg) 901-1000 [wps]
dwang* machtsuitoefening 1455 [mnw]
dwarrelen* zich zwevend verplaatsen 1285 [cg Rijmb.] {3.1}
dwars* scheef, weerbarstig 1265-1270 [cg Lut.K]
dwarsbomen* moeilijkheden in de weg leggen 1872 [gvd]
dweil* schoonmaakdoek 1546 [Naembouck] {1.2.3}
dwepen* overdreven verering koesteren 1785 [wnt]
dwerg* onnatuurlijk klein mens 1301-1400 [mnw]
dwingeland* tiran 1540 [wnt verabelen]
dwingen* noodzaken 1265-1270 [vmnw]
dynamiek stuwkracht 1847 [kku] <Frans
dynamiet springstof 1871 [wnt] {4.1.14}
dynamo toestel voor opwekking van elektrische energie 1894 [wnt vereffening] <Engels
dynastie vorstenhuis 1816 [wnt] <Frans
dyne eenheid van kracht 1895 [Aanv wnt] <Frans
dysenterie besmettelijke darmontsteking 1624 [wnt verduffen] <Frans
dyslexie woordblindheid 1923 [Aanv wnt]
dyspepsie slechte spijsvertering 1624 [Aanv wnt] <Frans
dyspneu ademnood 1624 [Aanv wnt] <Latijn
dysprosium chemisch element 1950 [gvd] <modern Latijn
dystrofie slechte ontwikkeling door storing in voedseltoevoer 1847 [Aanv wnt]

[pagina 931]

[p. 931]

easy listening gemakkelijk in het gehoor liggende popmuziek 1992 [De Coster 1992] <Engels {4.1.16}
eau de cologne reukwater 1824 [wei] <Frans
eb* het aflopen van de zee 1351-1375 [mnw]
ebbenhout harde houtsoort 1240 [Bern.]
ebolavirus virus dat gevaarlijke bloedingen veroorzaakt 1978 [Sanders 1995] <Engels
eboniet gevulkaniseerd caoutchouc 1874 [Album der Natuur bijblad 26]
eBook elektronisch boek 1998 [http:/huizen.dds.nl/∼zuperman/ebook.html] <Engels
ecarté kaartspel 1840 [wnt] <Frans {4.1.18}
ecarteren terzijde schuiven 1824 [wei] <Frans
echec mislukking 1824 [wei] <Frans
echelon bevelsniveau 1824 [wei] <Frans {4.1.14}
echo geluidsweerkaatsing 1477 [hws] <Latijn
echofoon toestel dat bv. scholen vis op het scherm brengt 1984 [gvd]
echografie registratie van de gegevens van echopeiling 1984 [gvd]
echt* huwelijk 701-800 [Lex Salica] {2.2}
echt* wettig, werkelijk 901-1000 [wps]
echtbreker die de huwelijkstrouw schendt 1592 [wnt echtbreken] <Duits {4.1.4}
echter* nevenschikkend voegwoord 1641-1642 [wnt] {4.2}
echtgenoot* man met wie iemand getrouwd is 1631 [wnt] {4.1.4}
echtgenote* vrouw met wie iemand getrouwd is 1631 [wnt] {4.1.4}
eclatant opzienbarend 1824 [wei] <Frans
eclectisch uitkiezend 1847 [kku] <Duits
eclips verduistering 1573 [Plantijn] <Frans
ecoboer ecologisch producerende boer 1996 [Missets horeca dl. 44, afl. 39] {4.1.13}
ecologie leer van de betrekkingen tussen dieren en planten en hun leefomgeving 1938 [Van Essen] <Duits
e-commerce handel via het internet 1997 [De Coster 1999] <Engels
economie zuinigheid 1793 [wnt] <Frans
economie staathuishoudkunde 1864 [wnt] <Frans
écossaise Schotse dans 1824 [wei] <Frans {4.1.15}
ecosysteem het functionele geheel van een levensgemeenschap 1970 [Recht voor raap] {1.2.6}
ecru ongebleekt 1912 [kku] <Frans {4.1.5}
ecstasy een hallucinerend middel 1987 [De Coster 1999] <Engels {4.1.6}
ecu Franse daalder 1734 [HubWes] <Frans
ecu fictieve munteenheid van de eu tot 1999 1984 [Picarta: titel van rapport Commissie van de Europese Gemeenschappen] <Engels {4.1.12}
eczeem huiduitslag 1847 [kku] <Grieks {3.2}
edammer* ronde kaas uit Edam 1725 [wnt klootkaas] {4.1.6}
edel* adellijk 1100 [Willeram]
edelweiss plantje uit het hooggebergte 1888 [Aanv wnt] <Duits
edge telecommunicatiesysteem dat dertig keer sneller is dan gsm 2000 [Sanders 2001] <Engels {4.1.17}
edict verordening 1482 [hws] <Latijn
edison voor grammofoonplaten en cd's toegekende prijs 1984 [gvd]
editen bezorgen (van een boek) 1984 [gvd] <Engels
editie uitgave 1546 [wnt] <Frans
edoch* nevenschikkend voegwoord 1200 [cg ii 1 Servas] {4.2}
educatie opvoeding 1650 [mey] <Frans
edutainment educatief entertainment 1994 [De Coster 1999] <Engels {4.1.15}
eed plechtige verklaring 1236 [cg i 1, 23] <? {3.2/3.5}
eega* echtgenoot, echtgenote 1588 [Claes] {4.1.4}
eekhoorn* knaagdier 1287 [cg NatBl] {4.1.3}
eelt* verdikking van opperhuid 1567 [Claes]
een* telwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2}
een* lidwoord 1100 [Willeram] {2.5/4.2}
eenakter toneelstuk in één bedrijf 1910 [wnt repertoire] <Duits {4.1.15}
eend* eendachtige 793 [Prisma NPl.] {2.3/4.1.6}
eendagsvlieg* haft 1769-1811 [wnt]
eender* gelijk 1569 [Kool]
eendracht* eensgezindheid 1367 [mnw]
eenduidig ondubbelzinnig 1939 [Theissen 1978] <Duits
eenentwintigen* kaartspel 1924 [gvd] {4.1.18}
eenheid* hecht samenhangend geheel 1461 [mnw]
eenheid* team 1989 [Sterkenburg, Taal van het Journaal]
eenhoorn* fabeldier 1287 [cg NatBl]
eenkennig* verlegen 1611 [wnt]
eenparig* overeenstemmend, eendrachtig 1277 [cg i 1, 354]
eens* bijwoord van tijd: eenmaal 1265-1270 [cg Lut.K] {3.1}
eenvoudig* niet ingewikkeld 1350 [hws] {5}
eenzaam alleen 1477 [Teuth.] <Duits
eer* bijwoord van tijd: vroeger 901-1000 [wps] {2.5/4.1.7}

[pagina 932]

[p. 932]

eer* achting, deugd 901-1000 [wps] {1.3}
eerbied* achting 1643-1644 [wnt]
eerdaags* bijwoord van tijd: binnenkort 1648 [wnt steekind] {3.1}
eerder* vroeger 1637 [Statenvertaling (Hebreeën 13:19)]
eergisteren* bijwoord van tijd: op de dag voor gisteren 1240 [Bern.] {4.1.7}
eerlijk* oprecht 901-1000 [wps]
eerst* rangtelwoord: vóór ieder ander 1100 [Willeram] {2.5}
eerstens rangschikkend bijwoordelijk telwoord: ten eerste 1846 [wnt telwoord] <Duits {4.2}
eerzucht* dorst naar roem 1620 [wnt weiden i]
eetlezen* lezen tijdens het eten 1986 [De Coster 1999] {1.2.5/4.4}
eeuw* honderd jaar 901-1000 [wps] {4.1.7}
efedrine stimulerend alkaloïde 1941 [Holleman, Leerboek der organische chemie 449] {4.1.6}
efemeer kortstondig 1847 [kku] <Frans
efemeriden eendagsvliegen 1872 [gvd] <modern Latijn
effect uitwerking 1456 [hws] <Latijn
effect verhandelbaar waardepapier 1807 [wnt] <Frans {3.2}
effectief wezenlijk 1669 [mey] <Frans
effectueren verwezenlijken 1601 [Aanv wnt] <Frans
effen* vlak, gelijkmatig 1236 [cg i 1, 28]
efficiency doelmatigheid 1926 [kwt] <Engels
efficiënt doelmatig, werkzaam 1949 [koe] <Frans
eg* landbouwwerktuig 1240 [Bern.]
egaal gelijkmatig, glad 1503 [hws] <Frans
egaliseren gelijkmaken, vereffenen 1669 [mey] <Frans
egard achting 1652 [Aanv wnt] <Frans
egel* insectenetend zoogdier 1240 [Bern.] {3.1/4.1.3}
egelantier roosachtige heester 1225 [Claes] <Frans
egelstelling stelling die geheel door de vijand is ingesloten 1945 [Aanv wnt] <Duits {3.2}
ego ik-gevoel 1843 [Aanv wnt] <Engels
egocentrisch bij wie het eigen ik steeds het middelpunt is 1912 [kku] <Engels
egoïsme zelfzucht 1872 [gvd] <Frans
egotrip activiteit ter verhoging van het zelfgevoel 1975 [R84] <Engels
e-government besturen via het internet 2000 [nrc-h 22/5/2000] <Engels {1.4}
eh* tussenwerpsel: ter uitdrukking van aarzeling 1840 [wnt wonder] {4.3}
ei* vrouwelijke geslachtscel, kiem 1230-1231 [cg i 1, 18]
ei* tussenwerpsel: uitroep van verrassing 1566-1568 [wnt] {4.3}
eiderdons borstveren van de eidereend 1770 [Papillon] <IJslands {3.2}
eidetisch m.b.t. de aanschouwing 1931 [Enc. handb. mod. denken (eidetiek)] <Duits
eigen* van het subject 1100 [Willeram]
eigen* wederkerend voornaamwoord 1624-1625 [wnt eigen i] {4.2}
eigenaar bezitter 1508 [hws]
eigenaardig een eigen karakter dragend 1764-1775 [wnt] <Duits {3.1}
eigendom* wat men zijn eigen mag noemen 1268 [cg i 1, 123]
eigengerechtig* naar eigen oordeel te werk gaand 1848-1875 [wnt]
eigenlijk* waar, echt 1240 [Bern.]
eigennaam* individuele naam 1477 [Teuth.]
eigenschap bijbehorend kenmerk 1461 [mnw] <Duits
eigenwijs ontoegankelijk voor raad 1466 [hws] <Nederduits {3.2}
eigenzinnig zijn eigen zin volgend 1567 [wnt] <Duits
eik* boomsoort 1137 [Künzel] {2.3}
eikel* vrucht van de eikenboom 1240 [Bern.] {3.1}
eikel* voorste deel van de penis 1686 [wnt] {4.4}
eikel* scheldwoord: sukkel 1989 [Heestermans, Luilebol] {3.1}
eiker* vrachtschip 1684 [wnt] {4.1.11}
eiland land omgeven door water 1240 [Bern.] <Fries {3.2}
eilieve* tussenwerpsel: als aansporing 1634 [wnt] {4.3}
einde* laatste gedeelte 901-1000 [wps]
eindigen* een eind nemen 1395 [hws] {3.1}
einsteinium (kunstmatig) chemisch element 1961 [gvd] <modern Latijn
eïs met een halve toon verhoogde e 1890 [Melchior] <Duits {3.2}
eisen* verlangen 1240 [Bern.]
eivol* stampvol 1816-1817 [wnt ei] {4.4}
ejacul*tie zaadlozing 1799 [wnt uitspuiten] <Frans {3.2}
ejector uitwerper 1920 [Aanv wnt] <Engels
ekster* zangvogel 1287 [cg NatBl]
eksteroog* likdoorn 1350 [mnw]
el* lengtemaat 1277 [cg i 1, 352]
elan bezieldheid 1891 [Aanv wnt] <Frans

[pagina 933]

[p. 933]

eland herkauwer 1456-1489 [mnw] <Duits {4.1.3}
elandtest uitwijktest voor auto's 1997 [De Coster 1999]
elastiek rekbare band 1838 [wnt weg ii] <Frans
elders* bijwoord van plaats: niet hier 1514 [mnw] {1.2.4/3.1}
eldorado paradijs 1847 [kku] <Spaans {3.2}
electoraat de kiezers 1961 [gvd] <Engels
elefantiasis huidverdikking, knobbelmelaatsheid 1608 [wnt lazerij] <Latijn
elegant bevallig 1784 [wnt wit i] <Frans
elegantie bevalligheid 1548 [wnt redite] <Latijn
elegie lyrisch dichtstuk 1616 [wnt] <Frans
elektricien vakman op elektrisch gebied 1894 [Aanv wnt] <Frans {4.1.13}
elektriciteit natuurkracht die door wrijving wordt opgewekt 1736 [wnt] <Engels {3.2}
elektrificeren voorzien van elektrische installaties 1914 [gvd]
elektrisch m.b.t. elektriciteit 1786 [wnt] <modern Latijn
elektrode geleider van elektrische stroom in elektrolyten en gassen 1859 [Aanv wnt] <Engels
elektrolyse ontleding van chemische verbindingen d.m.v. elektriciteit 1862 [wnt rheo] <Frans
elektromotor machine die beweegkracht geeft door elektrische stroom 1872 [wnt vonk i] {4.1.10}
elektron elementair deeltje 1902 [wnt arbeid Suppl] <Grieks {3.2}
elektronica elektronentechniek 1954 [wnt transistor] <modern Latijn
elektronicus specialist in elektronica 1984 [gvd] <modern Latijn
elektronisch werkend door vrije elektronen 1950 [wnt rekenmachine]
element hoofdstof, eenheid 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans of Latijn
element persoon in genoemde (negatieve) hoedanigheid 1989 [Sterkenburg, Taal van het Journaal]
elementair fundamenteel 1810 [wnt meetkunde] <Frans {3.2}
elf* telwoord 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.2}
elf geest 1855-1857 [wnt] <Duits
elfstedentocht* schaatswedstrijd langs de elf Friese steden 1909 [wp] {4.1.18}
elft* beenvis 1351-1400 [mnw]
eliminatie verwijdering 1847 [kku] <Frans
elimineren verwijderen 1832 [wei] <Frans
elisie wegvallen van letter 1669 [mey] <Frans
elite het geselecteerde gedeelte 1824 [wei] <Frans
elixer geneeskrachtige drank 1774 [wnt] <me Latijn {4.1.6}
elk* onbepaald voornaamwoord 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.2}
elkaar, elkander* wederkerig voornaamwoord 1285 [cg Rijmb.] {4.2}
elkeen* onbepaald voornaamwoord 1615 [wnt] {4.2}
elleboog* gewricht tussen beneden- en bovenarm 1240 [Bern.] {3.1}
ellende* beroerdigheid 1285 [cg Rijmb.]
ellepijp dikste bot in benedenarm 1867 [wnt]
ellips ovaal 1749 [wnt weg i] <Latijn
elmsvuur lichtjes door elektriciteit 1778 [wnt elmusvuur]
el Niño periodieke warme golfstroom in de Stille Oceaan 1989 [De Coster 1999] <Spaans {3.2/4.1.1}
eloquent welsprekend 1583 [Aanv wnt] <Frans
elpee langspeelplaat 1966 [Aanv wnt] <L {3.4}
els* boomsoort 772-776 [Künzel] {2.3}
els* priem 1240 [Bern.] {1.2.4}
e-mail elektronische post 1991 [Van der Neut, Stappenplan bij het Project Ned.-Frankrijk] <Engels {4.1.17}
email glazuur 1562 [Claes] <Frans
emancipatie gelijkstelling voor de wet 1503 [Claes Tw. 11] <Frans
emanciperen mondig verklaren 1570 [wnt] <Frans
emballage verpakking 1745 [mey] <Frans
embargo beslaglegging 1808 [wnt] <Spaans {3.2}
embargo publicatieverbod 1961 [gvd] <Engels
embleem zinnebeeld, herkenningsteken, zinnebeeldige plaat 1625 [wnt] <Frans of Latijn
embolie verstopping van bloedvat 1896 [Aanv wnt]
embonpoint gezetheid 1816 [Aanv wnt] <Frans
embouchure mondstuk van blaasinstrument 1824 [wei] <Frans
embryo kiem 1824 [wei] <modern Latijn
emenderen verbeteren 1552 [Apherdianus 38r] <Frans
emergency dringende noodzaak 1992 [gvd] <Engels
emeritus zijn ambt neergelegd hebbend 1658 [wnt] <Latijn {4.1.4}
emfyseem zwelling 1824 [wei] <modern Latijn
emigrant landverhuizer 1741 [wnt] <Frans
emigreren uitwijken naar ander land 1650 [Claes] <Frans

[pagina 934]

[p. 934]

eminent voortreffelijk 1503 [Claes Tw. 11] <Frans
eminentie titel van kardinalen 1654 [wnt] <Latijn
emir Arabisch opperhoofd 1619 [Courante uyt Italien, 19 jun. 1a] <Arabisch {3.2}
emissie uitgifte van obligaties e.d. 1886 [kku] <Frans
emmentaler kaassoort 1866 [Sanders 1995] <Duits {4.1.6}
emmer vat 1240 [Bern.] <Latijn
emmeren zaniken 1914 [gvd]
emmy onderscheiding voor televisie 1984 [gnn] <Engels
emoe loopvogel 1596 [De Jonge ii, 339] <Engels {3.2}
emolumenten bijkomende verdiensten 1660 [wnt] <Frans
emotie gemoedsbeweging 1824 [wei] <Frans
emotioneel vatbaar voor ontroering 1894-1908 [wnt] <Frans
empathie inlevingsvermogen 1968 [kwt] <Engels
empire (stijl van) het eerste Franse keizerrijk 1912 [kku] <Frans
empiricus iem. met alleen door ondervinding opgedane kennis 1824 [wei] <Latijn
emplacement terrein bij station 1905 [wnt] <Frans
emplooi bezigheid 1627 [wnt] <Frans
employability brede inzetbaarheid van werknemers 1996 [De Coster 1999] <Engels
emulgeren tot een emulsie maken 1793 [Aanv wnt] <Latijn
emulsie melkachtige oplossing 1761 [hou i, 1, 259] <Frans
en* nevenschikkend voegwoord 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5/4.2}
encadreren inlijsten 1824 [wei] <Frans
encanailleren, zich omgaan met mensen beneden zijn stand 1697 [wnt kittebroer] <Frans
enchilada gevulde gebakken tortilla 1999 [gvd] <Spaans {3.2/4.1.6}
enclave door vreemd gebied omsloten terrein 1824 [wei] <Frans
enclise aansluiting van woord bij ander woord 1847 [kku] <Frans
encycliek pauselijke zendbrief 1865 [Aanv wnt] <Latijn
encyclopedie beschrijvend woordenboek 1654 [Claes] <Frans
endeldarm* laatste deel van darm 1434-1436 [hws]
endemisch niet elders voorkomend 1821 [Aanv wnt] <Frans
endocrien met inwendige afscheiding 1927 [Oosthoek's geïll. enc. ii]
endogeen uit het binnenste voortkomend 1886 [kku]
endorfine morfineachtige substantie 1984 [gvd] <Frans {3.2}
endoscoop instrument om in lichaamsholten te kijken 1886 [kku]
endosseren overdragen van wissel door aantekening op achterkant 1651 [wnt] <Frans
energie veerkracht, arbeidsvermogen 1668 [Koerbagh] <Frans
enerveren op de zenuwen werken 1903 [wnt welstand] <Frans
enfant terrible flapuit 1874 [Aanv wnt] <Frans
enfin tussenwerpsel: kortom 1646 [wnt] <Frans {4.3}
eng* bouwland 801 [Künzel] {2.3}
eng* nauw 1240 [Bern.]
eng* griezelig 1896 [wnt zeilen i]
engageren (als artiest) verbinden aan 1806 [wnt] <Frans {3.2}
engel bode van God 1200 [cg ii 1 Servas] <Latijn
engerling larve van meikever 1766 [hou i, 9, 215] <Duits
en gros bijwoord: in het groot 1824 [wei] <Frans
enig* onbepaald voornaamwoord 1230-1231 [cg i 1, 19] {4.2}
enigma raadsel 1824 [wei] <Latijn
enjambement overloop van versregels 1824 [Aanv wnt] <Frans
enkel* voetgewricht 1351-1400 [mnw] {3.1}
enkel* alleen, enig in zijn soort 1351-1400 [hws] {4.2}
enkelvoud* vorm van woord die aangeeft dat er slechts van één exemplaar sprake is 1805 [Weiland, Spraakkunst]
enorm bijzonder groot 1477 [hws] <Frans of Latijn
enormiteit grote blunder 1898 [wnt] <Frans
enquête onderzoek 1494 [wnt] <Frans
ensceneren in scène zetten 1921 [wnt apotheose Suppl]
ensemble het geheel 1824 [wei] <Frans
ensemble muziekgezelschap 1929 [Aanv wnt] <Frans
entameren in behandeling nemen 1932 [Aanv wnt] <Frans
enten een loot op een andere boom bevestigen 1240 [Bern.] <Frans

[pagina 935]

[p. 935]

entente overeenkomst 1865 [kvw] <Frans
enter* eenjarige koe 1599 [Kil.] {3.1/4.1.3}
enteren een vijandig schip beklimmen 1571 [wnt] <Spaans {3.2}
enteren de enterknop indrukken 1999 [R99] <Engels
entertainment amusem*nt 1953 [De Vooys] <Engels
enthousiasme geestdrift 1784 [wnt] <Frans
enthousiast geestdriftig 1788 [wnt] <Frans
entiteit het wezenlijke 1824 [wei] <Frans
entourage omgeving 1824 [wei] <Frans
entozoön endoparasiet 1847 [kku]
entr'acte pauze tussen twee bedrijven 1832 [wei] <Frans
entrecote stuk vlees van tussen de ribben 1910 [Aanv wnt] <Frans {4.1.6}
entree intrede, ingang 1467-1490 [hws] <Frans
entree toegangsprijs 1824 [wei]
entremets tussengerecht 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans {4.1.6}
entrepot opslagplaats 1819 [wnt] <Frans
entropie maatstaf voor de wanorde in een systeem 1902 [Vivat's Enc.]
envelop(pe) briefomslag 1817 [wnt theeboei] <Frans
enzovoort(s)* woord dat aangeeft dat verdere opsomming overbodig is 1624 [wnt zenuwig]
enzym ferment 1895 [Aanv wnt] <Duits
Eoceen geologisch tijdperk 1844 [Aanv wnt] <Engels
Eolithicum geologisch tijdperk 1922 [Aanv wnt] <modern Latijn
eon onafzienbare tijdruimte 1832 [wei] <modern Latijn
Eozoïcum geologische periode 1935 [Kath. Enc.] <modern Latijn
epateren overdonderen 1921 [Aanv wnt] <Frans
epaulet schouderbelegsel 1806 [Verz. v.W. v.d. Kon. v. Holl. 1,139] <Frans {3.2}
epibreren niet nader aan te geven werkzaamheden verrichten waarvan men de indruk wil wekken dat ze belangrijk zijn 1954 [Vd Sijs 1996] {1.2.5/4.4}
epicentrum middelpunt van aardbeving 1886 [kku] <modern Latijn {1.2.6}
epidemie besmettelijke ziekte, plaag 1400 [mnw] <me Latijn
epidermis opperhuid 1663 [mey] <Grieks {3.2}
epiek verhalende poëzie 1884 [Aanv wnt] <Latijn
Epifanie feest van de verschijning van Christus 1668 [Koerbagh] <Latijn {4.1.7}
epifyse pijnappelklier 1929 [kwt] <Frans
epigoon navolger 1867 [Aanv wnt] <Frans
epigram puntdicht 1582 [Aanv wnt] <Frans
epilepsie vallende ziekte 1624 [Aanv wnt] <Latijn
epileren ontharen 1914 [Aanv wnt] <Frans
epiloog slotrede 1824 [wei] <Frans
episch m.b.t. de verhalende poëzie 1824 [wei]
episcopaal bisschoppelijk 1720 [mey] <Frans
episcopaat bisschoppelijke waardigheid 1824 [wei] <Latijn
episode op zichzelf staand deel van verhaal of gebeurtenis 1824 [wei] <Frans
epistel brief 1240 [Bern.] <Latijn
epistemologie kennisleer 1931 [Enc. handb. mod. denken]
epitheel bekleedsel van organen 1847 [kku] <modern Latijn
epitheton bijnaam 1663 [mey] <Grieks {3.2}
epizoën in of op de huid van dieren levende insecten 1886 [kku]
epo eiwithormoon gebruikt als doping 1997 [De Coster 1999] {4.1.6}
epoche tijdperk 1720 [mey] <Latijn
eponiem woord dat is afgeleid van een eigennaam 1981 [Sanders 1993] <Frans {3.2}
epos heldendicht 1824 [wei] <Grieks {3.2}
epoxy kunsthars 1955 [wp] <Engels
epsilon vijfde letter van het Griekse alfabet 1873 [wp] <Grieks {3.2}
equator evenaar 1598 [wnt] <Latijn
equinox dag- en nachtevening 1847 [Aanv wnt] <Frans
equipage paard met rijtuig 1734 [wnt] <Frans {4.1.10}
equipage scheepsbemanning 1803 [wnt] <Frans {3.2}
equipe sportploeg 1929 [kwt] <Frans
equiperen toerusten 1632 [wnt] <Frans
equivalent gelijkwaardig 1650 [mey] <Frans
er* bijwoord van plaats 1237 [cg i 1, 32]
era tijdrekening, periode 1824 [wei] <Latijn
erbarmen, zich medelijden betonen 1477 [Teuth.] <Duits
erbium chemisch element 1870 [Gerding, Zakwrdb. Scheik.] <modern Latijn
erectie oprichting van de penis 1850 [wnt zaad] <Latijn {1.2.3}
eren* eerbied bewijzen 1100 [Willeram]
ereprijs plantengeslacht 1554 [Dod.] <Duits
erewoord belofte met eer als onderpand 1934 [Vd Sijs 1996] <Duits {1.4}
erf erfdeel, grond behorend bij huis 901-1000 [wps] <? {3.2/3.5}

[pagina 936]

[p. 936]

erfenis* wat men erft 1399 [mnw] {3.1}
erfgenaam op wie een nalatenschap overgaat 1284 [vmnw] <? {3.5}
erfvijand gezworen vijand 1704 [Hannot&Hoogstraten] <Duits
erg* slecht 901-1000 [wps]
erg* bijwoord van graad: zeer 1866 [wnt]
erg eenheid van arbeid 1907 [wp]
ergens* bijwoord van plaats 1285 [mnw] {3.1}
ergeren* aanstoot geven of nemen 1240 [Bern.]
ergernis* irritatie 1566-1568 [wnt] {3.1}
ergo bijwoord van causaliteit: derhalve 1540 [wnt verkleining] <Latijn
ergonomie studie van werkomstandigheden 1961 [gvd]
ergotherapie oefening om uitgevallen functies weer op te wekken 1955-1956 [Aanv wnt]
erica dopheide 1889 [wnt rose] <me Latijn
erkennen inzien 1376-1400 [mnw] <Duits
erkentelijk dankbaar 1626 [wnt] <Duits
erkentenis* besef van bestaan of waarheid van iets 1604 [wnt] {3.1}
erker uitbouw 1901 [wnt] <Duits
erlang eenheid van dichtheid van telefoonverkeer 1961 [gvd]
erlenmeyer laboratoriumkolf 1949 [ensie iv, 333]
ernst* serieuze gestemdheid, oprechtheid 1100 [Willeram]
eroderen afslijpen 1650 [mey] <Frans
erogeen gevoelig voor erotische prikkels 1923 [Aanv wnt]
erosie afslijting van land 1669 [mey] <Frans
erotiek het geheel van gevoelens van zinnelijke liefde 1895 [Broeckaert] <Frans
erotisch m.b.t. de zinnelijke liefde 1782 [wnt] <Duits
erotogeen erogeen 1955-1956 [Aanv wnt]
erratum drukfout 1676 [wnt vinden] <Latijn
ersatz vervangingsmiddel 1919 [kwt] <Duits {3.2}
erts metaal bevattende delfstof 1556 [wnt] <Duits
erudiet uitgebreide kennis en smaak bezittend 1824 [wei] <Frans
eruditie geleerdheid 1824 [wei] <Frans
eruptie uitbarsting 1650 [mey] <Frans
ervaren ondervinden 1420 [mnw] <Duits
erven* door erfenis verkrijgen 1263-1264 [cg i 1, 83]
erwt* een plantenzaad, ook als voedsel 1240 [Bern.] {4.1.6}
erwtensoep soep van groene erwten 1778 [wnt erwt] {4.1.6}
erytrocyt rood bloedlichaampje 1923 [Aanv wnt]
es* loofboom 860 [Künzel] {2.3}
esbattement rederijkerstoneelstuk 1500 [Den spieghel der salicheit van Elckerlijc, a2] <Frans {4.1.15}
escadrille groep vliegtuigen 1919 [kwt] <Frans {4.1.14}
escalatie het van stap tot stap groeien van een conflict 1965 [wp jaarboek 1966] <Engels
escaleren steeds ernstiger worden 1969 [Aanv wnt]
escapade dwaze streek 1824 [wei] <Spaans {3.2}
escapisme vluchtgedrag 1955 [Aanv wnt] <Engels
escargot wijngaardslak 1952 [wp voor de vrouw] <Frans {3.2/4.1.6}
eschatologie leer van de laatste dingen 1847 [kku] <Frans
escort callgirl 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.13}
escorte gewapend geleide 1592 [Schulten Tw. 9] <Frans {4.1.14}
escudo munteenheid van Portugal en Kaapverdië, vroeger ook van Spanje, Mexico en diverse Zuid-Amerikaanse landen 1832 [wei] <Portugees of Spaans {3.2/4.1.12}
esculaap embleem van geneeskundigen 1615 [wnt artsenij Suppl] <Frans
eskader vlootafdeling 1631-1634 [wnt] <Frans {4.1.14}
eskadron afdeling ruiterij 1580 [Schulten Tw. 9] <Frans {4.1.14}
esoterisch geheim 1821 [Aanv wnt] <Frans
esp* ratelpopulier 870 [Künzel] {2.3}
espadrille schoen met touwzool 1984 [gvd] <Frans {3.2/4.1.9}
espagnole Spaanse dans 1847 [kku] <Frans {4.1.15}
esplanade wandelplein 1821 [Aanv wnt] <Frans
espressivo met veel gevoel 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2}
espresso zwarte koffie 1955 [Stoop] <Italiaans {3.2/4.1.6}
esprit geest 1821 [Aanv wnt] <Frans
essay verhandeling 1769 [Aanv wnt] <Engels {3.2}
essence aromatisch aftreksel 1715 [wnt] <Frans
essentie het wezen 1501-1550 [Mak] <Latijn
establishment heersend bestel, heersende klasse 1969 [R75] <Engels
estafetteloop snelheidswedstrijd tussen verschillende teams 1920 [wnt z.j.] {4.1.18}

[pagina 937]

[p. 937]

ester scheikundige verbinding 1870 [Gerding, Zakwrdb. Scheik.] <Duits
estheet kunstgevoelige 1950 [gvd] <Frans
estuarium trechtervormige riviermonding 1901 [kui] <Latijn
etablissem*nt onderneming, inrichting 1703 [wnt stokhouder] <Frans
etage verdieping 1786 [wnt trap i] <Frans
etalage uitstalkast 1824 [wei] <Frans
etappe afstand tussen twee rustpunten 1832 [wei] <Frans
et cetera, etc. enzovoorts 1570 [wnt achten Suppl] <Latijn
eten* nuttigen 901-1000 [wps]
eterniet asbestcementlei 1917 [wnt plafond]
ethaan gasvormige koolwaterstof 1925 [Oosthoek's geïll. enc. ii]
ether verdovende vloeistof 1778 [wnt] <Duits
ether (boven)lucht 1778 [wnt] <Duits
etherisch vergeestelijkt 1855 [kku] <Duits
ethiek zedenleer 1667 [wnt volk] <Latijn
ethologie gedragsbeschrijving 1824 [wei] <Latijn
ethos zedelijke houding 1824 [wei] <Grieks {3.2}
ethyl koolwaterstofgroep 1863 [kku aethyl]
etiket label 1824 [wei] <Frans
etiquette omgangsvormen 1764 [wnt drukletter] <Frans
etmaal* 24 uur 1289 [cg I2, 1343] {3.1/4.1.7}
etnisch volkenkundig 1880 [Aanv wnt] <Frans
etnografie beschrijvende volkenkunde 1824 [wei]
ets door etsen verkregen voorstelling 1866 [wnt]
etsen in metaal laten uitbijten 1573 [Claes] <Duits
ettelijke onbepaald voornaamwoord 1443-1451 [mnw] <Duits {4.2}
etter* pus 1240 [Bern.] {1.2.3}
etter scheldwoord 1914 [gvd] <Frans {1.2.3}
etude muzikale studie 1847 [kku] <Frans
etui koker 1670 [wnt] <Frans
etymologicon etymologisch woordenboek 1847 [kku] <Grieks {3.2}
etymologie woordafleidkunde 1521 [Mak] <Frans
eucalyptus plantengeslacht 1868 [Aanv wnt] <modern Latijn
eucharistie Heilige Sacrament 1669 [mey] <Frans
eufemisme verhullend woord 1824 [wei] <Frans of Latijn
euforie gevoel van welbehagen 1832 [wei] <Frans of modern Latijn
eugenese rasverbetering 1919 [Aanv wnt]
eunuch ontmande (als vrouwenoppasser in harem) 1615 [wnt vervatten] <Latijn
eureka, heureka tussenwerpsel: uitroep bij ontdekking 1847 [kku] <Grieks {3.2/4.3}
euro vanaf 1999 munteenheid van de eu, vanaf 2002 als betaalmiddel 1995 [De Coster 1999] {1.2.2/4.1.12}
europium chemisch element 1927 [Oosthoek's geïll. enc. ii] <modern Latijn
eustachiusbuis buis in het oor 1847 [kku]
euthanasie het bespoedigen van de dood bij ongeneeslijk zieken 1824 [wei] <Frans
euvel* kwaad 901-1000 [wps]
evacuatie ontruiming 1560 [Aanv wnt] <Frans
evacueren ontruimen 1650 [mey] <Frans
evalueren schatten 1650 [mey] <Frans
evangelie elk van de vier boeken van het Nieuwe Testament 1240 [Bern.] <Latijn
evangelisch volgens het evangelie 1550 [hws] <Frans
evangeliseren het evangelie verkondigen 1291-1300 [cg Luiks Diat.] <Frans
evangelist schrijver van een evangelie, verkondiger van het evangelie 1240 [Bern.] <Frans {4.1.8}
evaporatie verdamping 1636 [Secreeten van Alexis Piemontois 39, 241] <Frans
evaporeren uitwasem*n 1514 [Aanv wnt] <Frans
evasie ontwijking 1669 [mey] <Frans
even* bijwoord van graad: in gelijke mate 1240 [Bern.]
even* door twee deelbaar 1467 [mnw]
even* bijwoord van tijd: ogenblik 1659-1673 [wnt] {4.1.7}
evenaar equator 1585 [Claes Tw. 9]
evenaren gelijkwaardig zijn 1710 [wnt wierook]
evenbeeld die sprekend lijkt op een ander 1557 [wnt] <Duits
eveneens* bijwoord van modaliteit: ook 1857 [wnt] {3.1}
evenement gebeurtenis 1668 [Koerbagh] <Frans
evenknie* gelijke (in stand) 1303 [mnw]
eventing bepaalde paardenwedstrijd: military 1999 [Sanders 2001] <Engels {4.1.18}
eventualiteit mogelijkheid dat iets gebeurt 1847 [kku eventus] <Frans
eventueel mogelijkerwijs 1816 [Aanv wnt] <Frans

[pagina 938]

[p. 938]

evenwicht* toestand van rust door gelijk gewicht aan weerszijden van de balans 1642 [wnt waag i]
ever* hoefdier 1287 [cg NatBl] {4.1.3}
evergreen populair blijvend lied 1965 [R75] <Engels
evident zonneklaar 1503 [Claes Tw. 11] <Frans
evidentie klaarblijkelijkheid 1650 [mey] <Frans
evocatie het voor de geest roepen 1650 [mey] <Frans
evocatief beeldend 1939 [wnt treffen] <Latijn
evolueren ontwikkelen 1824 [wei] <Frans
evolutie ontwikkeling 1896 [wnt] <Frans
evviva tussenwerpsel: leve! 1847 [kku] <Italiaans {3.2/4.3}
ex voormalig echtgenoot of echtgenote 1982 [R84] <Engels {4.1.4}
exact nauwkeurig 1652 [wnt] <Frans
exaltatie geestvervoering 1294 [cg I3, 2074] <Frans
examen onderzoek naar iemands kennis 1477 [hws] <Latijn
examinandus degene die geëxamineerd moet worden 1847 [kku] <Latijn
excellent voortreffelijk 1450 [mnw] <Frans
excellentie titel van hoge staatsdienaar 1583 [wnt] <Latijn
excelleren uitmunten 1650 [mey] <Frans
excentriek buitenissig 1830 [wnt] <Frans
exceptie uitzondering 1467-1490 [hws] <Frans
exceptioneel uitzonderlijk 1839 [Aanv wnt] <Frans
excerperen een uittreksel maken 1650 [mey] <Latijn
excerpt uittreksel 1787 [wnt woord i] <Latijn
exces buitensporigheid 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans
exclamatie uitroep 1650 [mey] <Frans
exclusief iets anders uitsluitend 1824 [wei] <Frans
excommunicatie kerkban 1529 [wnt verwaten i] <Frans
excommuniceren in de kerkban doen 1540 [hws] <Latijn
excrement ontlasting 1650 [mey] <Latijn {4.4}
excretie lichaamsafscheiding 1668 [Koerbagh] <Frans of Latijn
excursie uitstapje 1816 [Aanv wnt] <Frans
excusabel te verontschuldigen 1669 [mey] <Frans
excuseren verontschuldigen 1353 [hws] <Frans
excuus verontschuldiging 1546 [hws] <Frans
executeren (vonnis) voltrekken 1454 [hws] <Frans
executeur uitvoerder 1476-1500 [hws] <Frans
executie uitvoering 1299 [cg i Brugge] <Frans
executie terechtstelling, uitvoering van doodvonnis 1992 [gvd] <Engels
exegeet bijbelverklaarder 1824 [wei] <Frans {4.1.8}
exegese bijbelverklaring 1799 [Aanv wnt] <Frans {3.2}
exemplaar stuk 1641 [wnt] <Frans
exemplair voorbeeldig 1692 [wnt regretteeren] <Frans
exerceren militair oefenen 1592 [Schulten Tw. 9] <Frans
exercitie militaire oefening 1691 [wnt] <Latijn
exhibitie tentoonstelling 1650 [mey] <Frans
exhumatie opgraving van een lijk 1847 [kku] <Frans
exil ballingschap 1824 [wei] <Frans
existentie het bestaan 1650 [mey] <me Latijn
existeren bestaan 1650 [mey] <Frans
exit hij gaat af (van toneel) 1847 [kku] <Latijn
exit uitgang 1950 [gvd] <Engels
ex-libris eigendomsmerk voor boeken 1886 [kku] <Latijn
exocet raket die met radar zijn doel zoekt 1992 [gvd] <Engels of Frans {3.2/4.1.14}
exodus uittocht 1528 [wnt uitgang] <Latijn
exogeen van buitenaf komend 1847 [kku]
exoniem eigen vorm in een taal voor een buitenlandse aardrijkskundige naam 1986 [koe]
exoot uitheemse plant of dier 1935 [Kath. Enc.]
exorbitant buitensporig 1596 [Aanv wnt] <Frans
exorciseren geesten uitdrijven 1569 [Aanv wnt] <Frans
exorcist duivelbanner 1565 [Aanv wnt] <Frans
exosfeer luchtzone boven 1000 km 1976 [wp]
exoterisch ook voor oningewijden bestemd 1824 [wei] <Frans
exotisch uitheems 1824 [wei] <Frans
expanderen uitbreiden 1658 [mey] <Latijn
expansief betrekking hebbend op expansie 1824 [wei] <Frans
expeditie verzending van goederen 1450 [hws] <Frans
expeditie onderzoekstocht 1607 [wnt] <Frans
experiment proefneming 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans
experimenteel proefondervindelijk 1824 [wei] <Frans
experimenteren een proef nemen 1546 [hws] <Frans
expert deskundige 1829 [wnt] <Frans
expiratie afloop, beëindiging 1512 [hws] <Frans

[pagina 939]

[p. 939]

expireren eindigen, aflopen 1450 [hws] <Frans
explicatie uitleg 1649 [Aanv wnt] <Frans
expliceren uitleggen 1635 [Aanv wnt] <Latijn
expliciet uitdrukkelijk 1669 [mey] <Frans of Latijn
expliciteren met zoveel woorden zeggen 1976 [gvd] <Frans
exploderen ontploffen 1824 [wei] <Frans
exploiteren winstgevend maken 1886 [wnt] <Frans
exploot betekening 1482 [hws] <Frans
exploratie verkenning 1669 [mey] <Frans
exploreren doorzoeken (van gebied) 1623 [Aanv wnt] <Frans
explosie ontploffing 1793 [Aanv wnt] <Frans
exponent getal dat aanwijst uit hoeveel gelijke factoren een product bestaat 1740 [wnt proportie] <Latijn
exponent kenmerkend vertegenwoordiger 1950 [gvd] <Engels
exporteren uitvoeren 1808 [wnt partij] <Frans {1.2.3/3.2}
exporteren uitvoeren van computergegevens 1999 [R99] <Engels {1.2.3}
exposant die tentoonstelt 1875 [Aanv wnt] <Frans
exposé overzicht 1824 [wei] <Frans
exposeren tentoonstellen 1824 [wei] <Frans
expositie tentoonstelling 1824 [wei] <Frans
exposure aandacht van de media voor een product 1989 [Peptalk] <Engels
expres met opzet 1824 [wei] <Frans
expressie uitdrukking 1680 [Aanv wnt] <Frans
expressief sterk sprekend 1824 [wei] <Frans
expressionisme kunstrichting 1912 [Aanv wnt] <Frans
expres(trein) zeer snelle trein 1864 [wnt express] <Engels {4.1.10}
expulsie uitdrijving 1650 [mey] <Frans
exquis voortreffelijk 1650 [mey] <Frans
extase geestvervoering 1782 [Wolff en Deken, Sara Burgerhart 1915, 1, 196] <Frans
extatisch in vervoering 1847 [kku] <Frans
extensie uitbreiding 1559 [Aanv wnt] <Frans
exterieur uiterlijk, buitenkant 1669 [mey] <Frans
extern uitwonend, buiten iets liggend 1669 [mey] <Frans
exterritoriaal buiten het staatsgebied vallend 1832 [wei]
extra boven het gewone, bijzonder 1738 [wnt] <Latijn
extract uittreksel 1660 [wnt] <Latijn
extract aftreksel 1778 [wnt] <Latijn
extractie het extraheren 1568 [Kool] <Frans
extraheren uittrekken 1477 [hws] <Latijn
extramuraal buiten het gebouw plaatshebbend 1976 [gvd]
extraneus examenstudent 1819 [Aanv wnt] <Latijn
extraordinair buitengewoon 1503 [hws] <Frans
extrapoleren uit bekende termen daarbuiten liggende termen berekenen 1925 [Aanv wnt]
extra-uterien buitenbaarmoederlijk 1886 [kku] <Frans
extravagant buitensporig 1650 [mey] <Frans
extravert naar buiten gekeerd 1935 [Kath. Enc.]
extreem uiterst 1544 [hws] <Frans
extremiteit uiterste, uiteinde 1650 [mey] <Frans
extrinsiek niet wezenlijk, nominaal 1910 [Aanv wnt] <Frans
extrovert naar buiten gekeerd 1938 [Van Essen]
exuberant overdadig 1824 [wei] <Frans
ex-voto geloftegeschenk 1824 [wei] <Latijn
eyeliner stift voor accentueren van oogranden 1965 [wp jaarboek 1966] <Engels
eye-opener openbaring 1989 [Peptalk] <Engels
ezel paardachtige 1240 [Bern.] <Latijn {1.1/4.1.3}
ezel schildersezel 1654 [wnt] {1.2.3}
ezelin wijfjesezel 1240 [Bern.]
ezelsbruggetje hulpmiddel om iets te onthouden 1682 [wnt ezel] {1.2.5}
ezelsoor omgevouwen hoek 1766 [Sewel/Buys] <Duits
e-zine elektronisch tijdschrift 1996 [Alg. Dagblad 3/12/96] <Engels {1.2.1}
fa muzieknoot 1350 [mnw]
faam reputatie, roem 1250 [cg ii 1 Trist.] <Frans
fabel vertelling, verzinsel 1240 [Bern.] <Frans of Latijn
fabricage het vervaardigen 1807 [In Notificatie van de Leidse politie] {3.3}
fabricatie het vervaardigen 1705 [wnt uitroeien i] <Frans
fabriceren vervaardigen 1593 [wnt verblijven] <Frans
fabriek industrieel bedrijf 1764-1775 [wnt] <Frans {1.2.5}
fabrikant eigenaar van een fabriek 1782 [Picarta: titel van D. Schuurman] <Frans
fabuleus fabelachtig 1650 [mey] <Frans
façade voorgevel 1695 [Aanv wnt] <Frans
facelift het optrekken van gezichtshuid 1937 [Aanv wnt] <Engels
facet aspect, kant 1901 [wnt] <Frans

[pagina 940]

[p. 940]

faciaal m.b.t. het gelaat 1847 [kku facies] <Frans
facie gezicht (tegenwoordig minachtend) 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans {1.2.3}
faciliteit hulpmiddel 1881 [Aanv wnt] <Frans
facsimile nauwkeurige nabootsing 1824 [wei]
factie politieke groep 1596 [Linschoten 162] <Frans
factie fictie gebaseerd op ware gebeurtenissen 1997 [De Coster 1999] <Engels
factor in de wiskunde: vermenigvuldiger 1821 [wnt] <Latijn
factor element 1856 [wnt] <Latijn
factorij filiaal van handelsonderneming in buitenland 1663 [wnt]
factoring het verzorgen van de inning door een financiële instelling 1974 [Posthumus] <Engels
factotum manusje-van-alles 1605 [wnt schransen] <Frans
factuur rekening voor geleverde goederen 1600 [De Jonge i, 238] <Frans
facultatief aan eigen verkiezing overlatend 1847 [kku] <Frans
faculteit hoofdafdeling van universiteit 1710 [wnt] <Frans
fading sluiereffect 1929 [kwt] <Engels
fado melancholiek Portugees lied 1933 [Aanv wnt] <Portugees {3.2}
faëton rijtuigje 1731-1735 [wnt] <Engels {3.2/4.1.10}
fa*gocyt wit bloedlichaampje, eetcel 1912 [kku]
fa*got blaasinstrument 1599 [Kil.] <Italiaans {3.2/4.1.16}
Fahrenheit bepaalde thermometerschaal 1736 [wnt thermometer] <Duits
faience soort aardewerk 1824 [wei] <Frans
failliet bankroet 1844 [wnt] <Frans
faillissem*nt het failliet gaan of zijn 1582 [wnt] {3.3}
fair eerlijk 1887 [wnt unfair] <Engels
fake namaak 1965 [R75] <Engels
fakir boetende bedelmonnik 1788 [Toll.] <Arabisch of Frans {3.2}
fakkel toorts 1240 [Bern.] <Latijn
falafel gerecht van gefrituurde erwtjes, uien en kruiden 1989 [Philippa, Koffie, kaffer, katoen] <Arabisch {3.2/4.1.6}
falanx slagorde 1824 [wei] <Latijn
falderappes gespuis 1701-1725 [wnt] <Jiddisch {3.2}
falen in gebreke blijven, mislukken 1285 [cg Rijmb.] <Frans
faliekant verkeerd, mis 1727 [Tuinman]
fall-out radioactieve neerslag 1964 [Ferrée, In en uit 59] <Engels
fallus mannelijk lid in erectie 1832 [wei] <Latijn {3.2/4.4}
falset stemregister 1564 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2/4.1.16}
falsificatie vervalsing 1650 [mey] <Frans
fameus vermaard 1488 [hws] <Frans
familiair, familiaar gemeenzaam 1560 [wnt] <Latijn
familiariteit te grote vertrouwelijkheid 1567 [wnt] <Frans
familie gezin, bloedverwanten 1566-1568 [wnt] <Frans {5}
familie Doorsnee doorsneegezin 1954 [De Coster 1999] {4.4}
fan ventilator 1931 [Aanv wnt] <Engels {4.1.9}
fan bewonderaar 1947 [kwt jazz-fan] <Engels
fanatiek bezeten 1796 [wnt] <Frans {3.2}
fancy-fair liefdadigheidsbazaar 1855 [kku] <Engels
fandango Spaanse volksdans 1806 [wnt quadrille] <Spaans {3.2/4.1.15}
fanfare muziekstuk voor koper 1655 [wnt] <Frans
fanmail van fans ontvangen correspondentie 1942 [kwt] <Engels
fantasie verbeeldingskracht 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans
fantasmagorie geestverschijning 1824 [wei] <Frans
fantast iem. met sterke fantasie 1599 [Kil.] <Duits
fantastisch niet werkelijk, onwerkelijk goed e.d. 1824 [wei] <Frans
fantoom spook 1287 [cg NatBl] <Frans
farad eenheid van elektrische capaciteit 1894 [wnt watt]
farao naam van Egyptische koningen 1285 [cg Rijmb.] <Latijn
farce dwaze grap 1617 [wnt] <Frans
farizeeër schijnheilige 1808-1816 [wnt geldzuchtig] <Duits {4.1.8}
farm particulier landbouwbedrijf 1847 [kku] <Engels
farmaceut apotheker 1847 [kku] <Latijn {4.1.13}
farmacie artsenijbereidkunde, apotheek 1689 [Picarta: titel van C. Bontekoe] <Frans
faro Zuid-Nederlandse biersoort 1528 [wnt] {4.1.6}
faro kaartspel 1699 [wnt] {4.1.18}
fascineren sterk boeien 1553 [Claes Tw. 11] <Frans

[pagina 941]

[p. 941]

fascisme politiek systeem 1923 [Picarta: titel van N.J.C.M. Kappeijne van de Coppello] <Italiaans {3.2}
fase schijngestalte van planeet, stadium 1824 [wei] <Frans
fashion mode 1847 [kku] <Engels
fashionable naar de mode 1840 [Kolfin, Van de slavenzweep 157] <Engels
fastfood gemaksvoedsel 1984 [R84] <Engels {4.1.6}
fat modegek, dandy 1698 [wnt kwibus] <Frans
fataal noodlottig 1603 [wnt] <Frans
fatalisme geloof in noodlot 1800 [wnt uitvloeisel] <Frans {3.2}
fata morgana luchtspiegeling 1808 [wnt gewaand] <Italiaans {3.2}
fatsoen welgemanierdheid 1714 [wnt] <Frans
fatsoensrakker zedenmeester 1935 [Aanv wnt] {4.4}
fatwa door een islamitisch rechtsgeleerde geformuleerd decreet 1989 [Vd Sijs 1996] <Arabisch {3.2}
faun bos- en veldgod 1579 [wnt aanrecht] <Latijn
fauna dierenwereld 1822 [Aanv wnt]
fauteuil leunstoel 1776 [wnt vis-à-vis] <Frans {4.1.9}
fauvisme richting in schilderkunst 1961 [gvd] <Frans {3.2}
favorabel gunstig 1370-1378 [hws] <Frans
favoriet gunsteling 1650 [mey] <Frans
favoriseren begunstigen 1467-1490 [hws] <Frans
favus hoofdzeer 1901 [kui] <Latijn
fax systeem van telecommunicatie 1982 [R84] <Engels {4.1.17}
fazant hoendervogel 1287 [cg NatBl] <Frans {1.2.4}
feature iets speciaals 1925 [De Telegraaf 13/12/25, 13] <Engels
februari tweede maand 1376 [Claes] <Latijn {4.1.7}
fecaliën uitwerpselen 1876 [wnt utiliseeren] <Latijn {4.4}
feces uitwerpselen 1778 [wnt gist] <me Latijn {4.4}
federatie bond 1805 [wnt] <Frans {3.2}
fee vrouwelijke sprookjesfiguur 1871 [wnt] <Frans
feedback terugkoppeling 1957 [wp jaarboek 1958] <Engels
feeëriek toverachtig 1922 [Aanv wnt] <Frans
feeks lastige vrouw 1607 [wnt] <Fries {3.2}
feeling intuïtie 1946 [Aanv wnt] <Engels
feest viering 1265-1270 [vmnw] <Frans of Latijn
feil fout 1573 [Claes] <Frans
feit daad, wat werkelijk is 1294 [cg i Brugge] <Frans
fel hevig, vurig 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Frans
felgeel knalgeel 1901 [wnt koepel] {4.1.5}
feliciteren gelukwensen 1688-1696 [wnt] <Frans {1.2.5}
fellatie het pijpen 1970 [gvd Suppl.] <modern Latijn
felsen metalen platen omvouwen en vastslaan 1860 [wnt] <Duits
femel mannelijke hennep 1401-1500 [mnw] <Frans
femelen zoetsappig zeuren 1866 [wnt]
femininum vrouwelijk geslacht 1584 [wnt wijflijk] <Latijn
feminisme vrouwenbeweging 1899 [dbl] <Frans
feng shui bepalen van gunstige omstandigheden voor de vestiging van een gebouw 1975 [wp (tauïsme)] <Chinees {3.2}
feniks mythische vogel 1301-1325 [hws] <Latijn
fennek hondachtige 1902 [Vivat's Enc. 4:2736] <Arabisch {3.2/4.1.3}
fenol carbolzuur, hydroxybenzeen 1881 [wnt phenol]
fenologie leer van de invloed van het klimaat 1917 [kwt]
fenomeen verschijnsel 1778 [wnt] <Frans
fenotype verschijningsvorm 1926 [kwt]
feodaal tot het leenstelsel behorend 1650 [Claes] <Frans
ferm flink 1815 [wnt] <Frans
fermate rustpunt 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
ferment giststof 1668 [Koerbagh] <Frans
fermentatie gisting 1777 [wnt verrotting] <Frans
fermenteren gisten 1668 [Koerbagh] <Frans
fermium chemisch element 1961 [gvd] <modern Latijn
ferry veerboot 1857 [wnt pol i] <Engels {4.1.11}
fervent vurig 1832 [wei] <Frans
festijn feest(maal) 1672 [wnt] <Frans
festival groot (muziek)feest 1872 [gvd] <Engels
festiviteit feestelijkheid 1764 [wnt] <Frans
festoen guirlande 1617 [wnt af Suppl] <Frans
feston ornament (in bouwkunde), guirlande 1549 [wnt usance] <Frans
feta zachte witte kaas 1996 [Vd Sijs 1996] <modern Grieks {3.2/4.1.6}
fêteren vieren, onthalen 1824 [wei] <Frans

[pagina 942]

[p. 942]

fetisj vereerd voorwerp 1602 [wnt fetisch] <Frans
feuilletee bladerdeeg 1761 [Aanv wnt]
feuilleton vervolgverhaal 1847 [wnt] <Frans
feut noviet 1913 [Aanv wnt]
fez muts 1836 [Sanders 1995] <Frans {4.1.9}
fiacre huurrijtuig 1824 [wei] <Frans {4.1.10}
fiasco mislukking 1847 [kku] <Italiaans of Frans {3.2}
fiat goedkeuring 1630 [wnt request] <Latijn
fiber isolatiemateriaal uit vezels e.d. 1921 [Aanv wnt] <Frans
fibrilleren onregelmatig samentrekken van spieren 1955 [Aanv wnt]
fibrine bloed- of plantenvezelstof 1847 [kku] <Frans
fiche speelmerkje, kaart uit kaartsysteem 1735 [wnt] <Frans
fictie niet op werkelijkheid berustende voorstelling 1566-1568 [wnt] <Frans
fictief verdicht 1822 [wnt publiek i] <Frans
ficus plantengeslacht 1911 [wnt] <Latijn
fideel trouwhartig 1637 [wnt] <Frans
fideï-commis erfstelling over de hand 1624 [Aanv wnt] <Frans
fideliteit trouw 1569 [wnt] <Frans
fiduciair op goede trouw berustend 1898 [gvd] <Frans
fiducie vertrouwen 1787 [wnt vigilantie] <Latijn
fielt schurk 1550 [mnw] <Frans {1.2.4}
fier trots 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Frans
fierljeppen polsstokverspringen 1996 [Vd Sijs 1996] <Fries {3.2/4.1.18}
fiets rijwiel 1886 [Sanders 1997b] <? {3.5/4.1.10}
fiets Bargoens: vijf gulden 1910 [kwt] <? {3.5/4.1.12}
figaro barbier, sluwe dienaar 1898 [gvd] <Frans
figurant acteur met zwijgende rol 1805 [wnt] <Frans {3.2}
figuur gestalte, afbeelding 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans
fijn niet grof, verfijnd, heerlijk 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans
fijnmechanicus instrumentmaker 1961 [gvd] <Duits {3.2/4.1.13}
fijns tussenwerpsel: fijn, vaak ironisch 1974 [Sanders 1999] {4.3}
fijnzinnig met fijn onderscheidingsvermogen 1950 [gvd] <Duits {3.2}
fijt ontsteking aan vinger 1554 [Dod. 798]
fikfakken beuzelen, prutsen 1636-1638 [wnt] <Duits {3.1}
fikken* vingers 1894-1908 [wnt fik ii]
fikken* branden 1897 [wnt fikken ii]
fikkie hond 1916 [wnt fik i] <? {3.5}
fiks flink, stevig 1800 [wnt] <Frans {3.2}
fiksen in orde brengen 1954 [De Vooys] <Engels
filantroop liefdadig persoon 1757 [wnt] <Frans
filantropie menslievendheid 1778 [wnt] <Frans
filatelist postzegelverzamelaar 1884 [gvd] <Frans
file rij 1889 [wnt] <Frans
file administratief bestand 1969 [Dijkman, Computer-abc 164] <Engels
fileren van bot of graat ontdoen 1900 [wnt haring]
filet bot- of graatloos stuk vlees of vis 1500-1525 [Jansen/Van Winter, Keuken in late me] <Frans {4.1.6}
filharmonisch de toonkunst beminnend 1847 [kku] <Duits of Frans {3.2}
filiaal bijkantoor 1888 [wnt] <Frans
filibuster obstructie door eindeloze redevoeringen 1961 [gvd] <Engels
filigraan, filigrein zilver- of gouddraadwerk 1832 [wei] <Frans
filigram watermerk 1847 [kku]
filippica agressieve redevoering 1838 [wnt] <Latijn
filippie Bargoens: tien gulden 1906 [moo] {4.1.12}
filippine dubbele amandel 1840 [wnt] <Frans
filister bekrompen burger 1847 [kku] <Duits
filler Hongaarse munt, een honderdste forint 1928 [Oosthoek's geïll. enc. 2, dl. 7: 136 (Hongarije)] <Hongaars
film strook met film- of fotobeelden 1912 [wnt] <Engels {4.1.15/4.1.17}
filofax losbladige agenda 1987 [De Coster 1999] <Engels
filologie taal- en letterkunde van een volk 1824 [wei] <Frans
filosofie wijsbegeerte 1285 [cg Rijmb.] <Frans
filosofie grondgedachte, beleid 1975 [R75] <Engels
filter zeef 1851 [wnt uittappen] <Frans
filter mondstuk van sigaret 1976 [gvd] <Engels {4.1.6}
filtratiekamp gevangenkamp 2000 [Sanders 2001] <Engels
finaal uiteindelijk, tot het einde toe 1516 [wnt verstand] <Frans
finale slotstuk van meerdelig instrumentaal muziekstuk 1847 [kku] <Italiaans {3.2}
finale eindstrijd in sport 1914 [gvd] <Frans
financiën geldwezen 1459 [hws] <Frans of Latijn

[pagina 943]

[p. 943]

fineren met fineer beleggen 1879 [wnt] <Engels
finesse kleine bijzonderheid 1805 [wnt vergauwen] <Frans {3.2}
fingerboard klein vingerbestuurd skateboard 1999 [Sanders 2000] <Engels
fingeren verzinnen 1351-1400 [mnw] <Latijn
fini bijwoord van tijd: afgelopen 1847 [kku] <Frans {4.1.7}
finish laatste deel van een wedstrijdbaan, eindstreep 1897 [koe] <Engels
finnjol type van jol 1976 [gvd] {4.1.11}
finoegristiek kennis van de Fins-Oegrische talen 1976 [gvd]
fiorituren versieringen van de zang 1847 [kku] <Italiaans {3.2}
firma handelsnaam, handelszaak 1806 [wnt] <Italiaans {3.2}
firmament uitspansel 1285 [cg Rijmb.] <Latijn
firn korrelig sneeuwijs 1734 [HubWes] <Duits {4.1.1}
fis met een halve toon verhoogde f 1832 [wei] <Duits {3.2}
fiscaal m.b.t. de belastingen 1767 [wnt] <Frans
fiscus staatskas 1660 [wnt restitueeren] <Latijn
fistel afvoerkanaal van etter 1301-1400 [mnw] <Frans
fit gezond 1896 [kwt] <Engels
fitness training d.m.v. lichaamsbeweging 1983 [R84] <Engels {4.1.18}
fitnesscentrum inrichting voor het op peil houden van de lichamelijke conditie 1984 [gvd] <Engels
fitten pasklaar maken (van buizen) 1898 [gvd] <Engels
fitting deel van lamp dat gloeidraden met stroomdraden verbindt 1897 [Aanv wnt] <Engels
fixatie volledige aandacht 1932 [Aanv wnt] <Engels
fixeren vastmaken, vastleggen 1485 [hws] <Frans
fjeld bergvlakte 1863 [kku] <Noors {3.2}
fjord inham 1659 [Aanv wnt] <Noors {3.2}
flacon sierlijke fles 1824 [wei] <Frans
fladderen* vlinderen, wapperen 1755 [wnt] {3.1}
flagellant geselbroeder 1824 [wei] <Frans {4.1.8}
flageolet boon 1916 [wnt z.j.] <Frans {4.1.6}
flagrant zonneklaar 1847 [kku] <Frans
flagstone tuintegel 1945 [Van der Vlerk, Geheimschrift der aarde 219] <Engels
flair bijzondere handigheid 1890 [Aanv wnt] <Engels
flakkeren* onrustig branden 1484 [mnw] {3.1}
flambard slappe vilten hoed met brede rand 1889 [wnt] {4.1.9}
flamberen opdienen met brandende alcohol 1957 [Aanv wnt] <Frans
flambouw fakkel 1380-1420 [mnw] <Frans
flamboyant stralend 1950 [Aanv wnt] <Frans
flamelamp gloeilamp met getint glas 1984 [gvd] <Engels
flamenco Spaanse zigeunerdans 1956 [Aanv wnt] <Spaans {3.2/4.1.15}
flamingant aanhanger van de Vlaamse beweging 1881 [wnt terugtrekken] <Frans
flamingo reigerachtige 1646 [wnt] <Portugees {3.2}
flamoes kut 1914 [gvd] <? {3.5}
flan eiervla 1961 [gvd] <Frans {3.2/4.1.6}
flanel geweven stof 1601-1700 [wnt] <Frans {4.1.9}
flaneren rondslenteren om gezien te worden 1847 [kku] <Frans
flank zijkant 1591 [Schulten Tw. 9] <Frans
flankeren zich in de flank bevinden 1599 [Kil.] <Frans
flansen* haastig in elkaar zetten 1625 [wnt] {3.1}
flap bankbiljet 1954 [Aanv wnt] <Duits {3.2/4.1.12}
flapdrol* stommerd 1899 [Aanv wnt]
flapuit* iemand met het hart op de tong 1793-1796 [wnt]
flard* afgescheurde lap 1600 [wnt] {3.1}
flash flits 1958 [P. Heyse, Enc. Fotografie] <Engels
flashback vertelwijze waarin wordt teruggegrepen op het verleden 1953 [De Vooys] <Engels
flat gebouw met woningen 1931 [kwt] <Engels
flater* blunder 1866 [wnt] {3.1}
flatneurose neurose ontstaan door het wonen in een flat 1965 [wp jaarboek 1966]
flatteren te fraai voorstellen 1477 [Teuth.] <Frans
flatteus vleiend, flatterend 1816 [Aanv wnt] <Frans
flauw niet hartig, niet krachtig 1401-1500 [mnw] <Frans
flauwekul kletspraat 1989 [Hofkamp&Westerman]
flecteren verbuigen 1650 [mey] <Latijn
flegma onverstoorbaarheid 1600 [wnt] <Latijn
flemen* vleien 1624 [wnt]
flens opstaande rand 1872 [gvd] <Engels
flensje* dun pannenkoekje 1633 [wnt] {4.1.6}

[pagina 944]

[p. 944]

flenter, flinter* lap, reep 1635 [wnt] {3.1}
fleppen* lurken 1872 [gvd] {3.1}
fles* glazen vat met nauwe hals 1351-1400 [mnw]
flessentrekker* zwendelaar 1894-1908 [wnt]
flets bleek 1785 [wnt] <Frans {4.1.5}
fleur bloeiende toestand 1521 [wnt wijd i] <Frans
flexibel buigzaam 1669 [mey] <Frans
flexibiliteit buigzaamheid 1824 [wei] <Frans
flexie buiging, verbuiging 1847 [kku] <Frans
flexwerk flexibel werk 1996 [De Coster 1999]
flierefluiter* losbol 1861 [wnt] {3.1}
flikflak achterwaartse rol in de gymnastiek 1941 [Aanv wnt] <Duits {3.1/3.2}
flikflooien* met baatzuchtige bedoelingen vleien 1625 [wnt] {3.1}
flikje chocolaatje 1864 [Toll.] {4.1.6}
flikken handig klaarspelen, leveren 1850 [wnt] <Duits
flikker* hom*oseksueel 1916 [wnt flikker i]
flikkeren* onrustig licht afgeven 1545 [tntl 90, 1974, 187] {3.1}
flink* fors, stevig 1655 [wnt verstand]
flip-over flap-overbord 1989 [Peptalk] <Engels
flippen ongunstig reageren op drugs, uitgekeken zijn op 1967 [Aanv wnt] <Engels
flipperkast speelautomaat 1973 [Aanv wnt] {4.1.18}
flippo plastic schijfje met stripfiguurtje als speelgoed 1995 [De Coster 1999] {4.1.18}
flirten niet serieus het hof maken 1889 [wnt lach] <Engels
flit insecticide 1939-1940 [De Gedehpost 66] <Engels
flits kort schijnsel 1555 [Claes Tw. 11] <Frans
flitsen bloot over straat rennen 1976 [gvd]
flitsstep opklapbare twee- of driewieler 2000 [nrc-h 10/8/2000] {4.1.10}
flitstrein hogesnelheidstrein 1990 [Sanders 2001] {4.1.10}
flobert achterlaadgeweer 1885 [wnt kamer] {4.1.14}
flodder* oefenpatroon 1950 [gvd]
floepen* zich schielijk uitschietend bewegen 1904 [wnt] {3.1}
floers geweven stof 1336-1339 [mnw] <Frans {4.1.9}
flonkeren* warm schitteren 1552 [Toll.] {3.1}
flop mislukking 1961 [Aanv wnt] <Engels
floppy diskette 1983 [R84] <Engels
flora gezamenlijke planten van een streek 1760 [Meese, Flora Frisica]
floréal bloeimaand, 8e maand, van 20 april tot 19 mei, volgens de revolutionaire kalender 1824 [wei] <Frans {3.2}
florentium minder gebruikelijke naam voor het chemische element promethium 1976 [gvd illinium] <modern Latijn
floreren bloeien 1451-1500 [mnw] <Latijn
floret schermdegen 1658 [wnt] <Frans
florijn gulden 1369 [Claes Tw. 9] <Frans {4.1.12}
florin munteenheid van Aruba 1986 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Papiaments {3.2/4.1.12}
florissant bloeiend 1802 [wnt] <Frans {3.2}
flossen gebit met een draadje reinigen 1984 [gvd] <Engels
flotatie scheiding van poedervormige mengsels 1949 [Aanv wnt] <Engels
flottielje groep lichte oorlogsvaartuigen 1804 [wnt verzameling] <Frans {3.2/4.1.11}
flower power jongerenbeweging die liefde predikte 1970 [Recht voor raap] <Engels
flox sierplantengeslacht 1847 [kku]
fluctuatie het schommelen 1669 [mey] <Frans
fluïdum uitvloeiende stof 1824 [wei] <Latijn
fluim hoeveelheid slijm 1287 [cg NatBl] <Frans
fluistercampagne ondergrondse mondelinge propaganda 1950 [gvd]
fluisteren* zacht spreken 1640 [wnt] {3.1}
fluit blaasinstrument 1351-1400 [mnw] <Frans {4.1.16}
fluitglas hoog, smal wijnglas 1847 [kku]
fluitschip vrachtschip 1642 [wnt quel] {4.1.11}
fluks spoedig, dadelijk 1485 [mnw] <Duits
fluor gas 1847 [kku] <Latijn
fluoresceren licht uitstralen 1886 [kku]
flut* prul 1961 [gvd] {3.1}
flutter snelle zweving bij geluidsweergave 1974 [Posthumus] <Engels
fluviatiel rivier- 1950 [gvd] <Frans
fluviometer meter voor stroomsnelheden 1886 [kku]
fluweel geweven stof 1336-1339 [mnw] <Frans {4.1.9}
flux de bouche radheid van tong 1835 [Lulofs, Lessen over de Redekunst, ii, 212] <Frans
flyer kleine folder 1989 [Peptalk] <Engels
fly-over viaduct 1979 [Wijnands&Ost] <Engels
fnuiken* beknotten 1613 [wnt]
fobie angstbeklemming 1930 [Oosthoek's geïll. enc. 2, dl. 10] <Frans
focus brandpunt 1778 [wnt vector] <Latijn
focussen in het brandpunt plaatsen 1959 [Aanv wnt] <Engels
foedraal koker 1847 [kku] <Duits

[pagina 945]

[p. 945]

foefje* truc 1789 [wnt]
foei* tussenwerpsel: uitroep van afkeuring 1618 [wnt] {4.3}
foelie zaadmantel van de muskaatnoot 1286 [cg I2, 1173] <Latijn {4.1.6}
foelie bladmetaal 1400-1434 [mnw] <Latijn
foerage veevoeder 1599 [Kil.] <Frans
foerier bevoorradingsonderofficier 1594 [wnt] <Frans {4.1.14}
foeteren mopperen 1848 [wnt] <Frans
foetsie weg 1902 [Aanv wnt] <Duits
foetus embryo 1770 [wnt vruchtbeginsel] <Latijn
foeyonghai soort garnalenomelet 1968 [wp voor de vrouw] <Chinees {3.2/4.1.6}
foezel slechte jenever 1716 [wnt] <Nederduits {3.2/4.1.6}
föhn warme valwind 1847 [kku] <Duits {4.1.1}
föhn elektrische haardroger 1956 [Aanv wnt] <Duits {3.2/4.1.9}
fok* voorzeil 1438 [hws]
fok* bril 1829 [H. Martin, Beredeneerd Nederduitsch Wrdb.]
fokken* aankweken, doen voorttelen 1704 [Claes]
folder vouwblad 1920 [Aanv wnt] <Engels
foliant boek in folioformaat 1766 [Sewel/Buys] <Duits
folie bladmetaal 1400-1434 [mnw] <Latijn
foliëren de bladen van een boek nummeren 1684 [wnt]
folio boekformaat 1599 [wnt alphabet] <me Latijn
folklore volksoverleveringen 1887 [Toll.] <Engels
follikel zakje 1847 [kku follikel] <Latijn {3.2}
folteren martelen 1599 [Kil.] <Duits
fondant suikergoed 1896 [wnt] <Frans {4.1.6}
fonds vastgelegd kapitaal 1651-1652 [wnt] <Frans
fondue gesmoltenkaasgerecht 1863 [Rijnhart i, 375b] <Frans {4.1.6}
foneem klankeenheid 1937 [Kath. Enc. 19] <Frans
fonetiek tak van taalwetenschap betreffende spraakklanken 1847 [kku] <Duits
foniatrie spraakverbetering 1929 [kwt]
foniek tak van taalwetenschap 1847 [kku]
fonkelen levendig glanzen 1812 [wnt] <Duits
fonkelnieuw splinternieuw 1874 [wnt] <Duits {4.4}
fonograaf voorloper van de grammofoon 1886 [kku] <Frans {4.1.17}
fonologie tak van taalwetenschap betreffende fonemen 1855 [kku]
font letterset 1992 [gvd] <Engels
fontanel zacht deel van schedeldak 1824 [wei] <Frans {1.2.2}
fontein kunstmatige springbron 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] <Frans
fooi drinkgeld 1651 [wnt] <Frans
foolproof beschermd tegen onoordeelkundige behandeling 1946 [De Vooys] <Engels
foon eenheid van geluid 1939 [Aanv wnt] <Grieks {3.2}
foppen voor de gek houden 1639 [wnt stoppen] <Duits
force kracht 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Frans
forceps tang 1847 [kku] <Latijn
forceren met geweld openen 1556 [Claes] <Frans
foreest woud 1085 [Slicher] <Latijn {2.4}
forehand slag met handpalm richting bal (bij tennis) 1924 [Aanv wnt] <Engels
forel beenvis 1700 [Toll.] <Duits
forens wie woont buiten de plaats waar hij werkt 1898 [gvd] <Duits
forensisch betrekking hebbend op het gerecht 1832 [wei] <Latijn
forfait vast bedrag 1847 [Aanv wnt] <Frans
forint munteenheid van Hongarije 1951 [wp, dl. 10, 524] <Hongaars {4.1.12}
formaat grootte 1573 [Plantijn] <Frans
formaat structuur van een computerdocument 1986 [mcc dec. 86, 8, 12, 33] <Engels
formaldehyde een alifatisch aldehyde 1895 [Aanv wnt]
formaline desinfectiemiddel 1895 [Aanv wnt]
formaliseren formeel maken 1650 [mey] <Frans
formaliteit uiterlijke vorm, plichtpleging 1663 [mey] <Frans
formateur samensteller 1924 [gvd] <Frans
formatie vorming 1812 [wnt azijn Suppl] <Frans {3.2}
formatteren een informatiedrager gereed maken voor gegevensopslag 1984 [hcc nieuwsbrief dec. 12, 27]
formeel naar de vorm 1614 [wnt] <Frans
formeren vormen 1287 [cg NatBl] <Frans
formica harde kunststof 1962 [Aanv wnt]
formidabel geducht 1647-1648 [wnt] <Frans
formule vast geheel van woorden 1698 [wnt bezweren] <Frans
formulier in te vullen papier 1624 [wnt wederroeping]
fornuis kookkachel 1270 [cg i 1, 159] <Frans {4.1.9}

[pagina 946]

[p. 946]

fors stevig 1599 [Kil.] <Frans
forsythia sierheester 1907 [wp] <modern Latijn
fort vestingwerk 1577 [wnt] <Frans
forte bijwoord: sterk 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
fortepiano toetsinstrument 1786 [wnt trekker] <Italiaans {3.2/4.1.16}
fortificatie versterking 1477 [hws] <Frans
fortissimo bijwoord: zeer krachtig 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
forto bijwoord: sterk, luid 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2}
fortuin groot kapitaal 1494 [hws] <Frans
fortuin lot, geluk 1557 [wnt] <Frans
forum markt te Rome 1832 [wnt reus i] <Latijn
forum groep deskundigen 1954 [R75] <Engels
fosburyflop techniek bij het hoogspringen, met de rug over de lat 1984 [gvd] <Engels
fosco chocoladedrank 1912 [kku] {3.3/4.1.6}
fosfaat zout van fosforzuur 1883 [Java-Bode 1/9, 2e] <Frans
fosfor chemisch element 1720 [wnt worm i] <Latijn
fosforesceren licht geven na bestraling 1824 [wei] <Frans
fossiel versteend overblijfsel 1847 [kku] <Frans
fot eenheid van lichtsterkte 1961 [gvd] <Frans {3.2}
foto fotografische opname 1898 [wnt photo] <Engels {1.1/1.2.4/4.1.17}
fotografie het maken van afbeeldingen door chemische inwerking van licht 1847 [kku] <Frans {4.1.17}
fotokopie fotografisch vervaardigde kopie 1946 [Aanv wnt] <Engels
foton lichtquant 1942 [kwt]
fouilleren kleren doorzoeken 1898 [gvd] <Frans
foundation damesondergoed 1958 [R75] <Engels {3.2}
foundation onderlaag van poeder 1975 [R75] <Engels
fourneren verschaffen 1472 [hws] <Frans
fournituren kleine handwerkbenodigdheden 1808 [wnt viseeren] <Frans {3.2}
fout gebrek, misslag 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans
foxterriër hondensoort 1889 [Het Sportblad 1:1, 6 jun. 9a] <Engels {4.1.3}
foxtrot dans 1919 [kwt] <Engels {4.1.15}
foyer koffiekamer 1832 [wei] <Frans
fraai mooi 1276-1300 [cg Lut.A] <Frans
fractal bepaalde meetkundige figuur 1988 [De Coster 1999] <Engels
fractie onderdeel 1787 [wnt land] <Frans
fractie deel van een politieke partij 1847 [kku] <Frans
fractioneren trapsgewijs distilleren 1895 [Aanv wnt] <Frans
fractuur breuk 1560 [Aanv wnt] <Frans
fragiel breekbaar 1824 [wei] <Frans
fragment gedeelte 1787 [Picarta: Rhijnvis Feith, Fanny: een fragment] <Frans
fragmentarisch uit brokstukken bestaand 1824 [wei] <Engels
fraise aardbeikleurig 1895 [Broeckaert] <Frans {4.1.5}
frak jas 1782 [wnt lus] <Frans
framboesia tropische huidziekte 1919 [kwt] <modern Latijn
framboos vrucht 1554 [wnt] <Frans {4.1.2}
frame raamwerk 1886 [kku] <Engels
franchise vrijstelling van invoerrechten 1886 [kku] <Frans
franchising het huren van rechten van een ander bedrijf 1973 [R84] <Engels
franciscaan monnik van de orde gesticht door Franciscus van Assisi 1654 [wnt voet] {4.1.8}
francium chemisch element 1967 [wp in kleuren] <modern Latijn
franco bijwoord: portvrij 1676 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2}
francofoon Frans sprekend 1976 [gvd]
franc-tireur vrijschutter 1886 [kku] <Frans {4.1.14}
franje overbodige opsiering 1704 [Hannot&Hoogstraten] <Frans
frank vrij 1267 [cg i 1, 96] <Frans
frank oude muntnaam, munteenheid van o.a. Frankrijk en België 1382 [mnw] <Frans {4.1.12}
frankeren porto betalen 1729 [wnt] <Duits
franskiljon Vlaming die voor overheersing van het Frans is 1838 [wnt anti i Suppl]
fransoos Fransman (minachtend) 1240 [Bern.] <Frans
frappant treffend 1799 [wnt] <Frans {3.2}
frapperen treffen 1781 [wnt] <Frans
frase volzin 1784-1785 [wnt] <Frans
fraseologie woordkeus van een schrijver 1885-1886 [wnt] <Engels
fraseren (muzikaal) interpungeren 1912 [kku] <Duits {3.2}
frater broeder 1544 [wnt typograaf] <Latijn {4.1.8}
fraterniseren zich verbroederen 1824 [wei] <Frans
frats gril 1684 [wnt] <Duits
fraude bedrog 1294 [cg I3, 2151] <Frans

[pagina 947]

[p. 947]

frauderen bedriegen 1451 [hws] <Frans
freak fanaat 1971 [R75] <Engels
freatisch m.b.t. de grondwaterspiegel 1947 [Koningsberger, Leerboek der alg. plantkunde]
freelancer losse medewerker 1950 [De Vooys] <Engels
frees geplooide halskraag 1847 [kku] <Frans
frees werktuig 1860 [wnt]
freeware software die gratis wordt verspreid, maar waarop wel copyright rust 1994 [pc+ 3/11, 19, 17] <Engels
freewheelen doorgaan zonder activering 1950 [gvd] <Engels
fregat (oorlogs)schip 1598 [wnt wederhouden] <Frans {4.1.11}
frêle broos 1904 [Aanv wnt] <Frans
frenesie bezetenheid 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans
frenetiek bezeten 1566 [wnt kleven] <Frans
frenologie beoordeling van karakter en geestelijke vermogens naar de vorm van de schedel 1847 [kku]
freon chloorfluorkoolstofproducten 1939 [Aanv wnt]
frequent veelvuldig 1619 [Aanv wnt] <Frans
fresco muurschildering 1604 [wnt versch i] <Italiaans {3.2}
fresia knolgewas 1927 [Oosthoek's geïll. enc. 2, dl. 5] <modern Latijn
fret marterachtige 1287 [cg NatBl] <Frans {4.1.3}
fret boortje 1351-1400 [mnw] <Frans
freudiaans iets prijsgevend uit het onderbewustzijn 1939 [wnt angst Suppl]
freule adellijke jonkvrouw 1646 [wnt] <Duits
frezen met de frees bewerken 1924 [gvd] <Frans
fricandeau stuk vlees 1765 [wnt] <Frans {4.1.6}
fricassee gerecht van gehakt vlees 1500-1525 [Jansen/Van Winter, Keuken in late me] <Frans {4.1.6}
fricatief wrijvingsmedeklinker 1912 [kku] <modern Latijn
frictie wrijving 1847 [kku] <Frans
friemelen* peuteren 1889 [wnt knijpen] {3.1}
fries gebeeldhouwde strook boven aan muur of vaas 1568 [wnt] <Frans
frigidaire koelkast 1929 [kwt] <Frans {4.1.9}
frigide seksueel ongevoelig 1933 [Aanv wnt] <Frans
frigiditeit seksuele ongevoeligheid van vrouwen 1847 [kku] <Frans
frigorie koude-eenheid 1961 [gvd]
frik* schoolmeester 1914 [gvd] {1.2.5}
frikadel gehakt vlees 1599-1607 [Kil.] <Frans {4.1.6}
frikandel bepaald soort worst 1961 [gvd] {4.1.6}
frimaire rijpmaand 1824 [wei] <Frans {3.2}
fris vers, koel 1477 [Teuth.] <Duits
frisbee werpschijf 1971 [Aanv wnt] <Engels {4.1.18}
frisdrank verfrissende, niet-alcoholische drank 1956 [Van Gelder 1993] {1.2.1/4.1.6/4.4}
friseren doen krullen 1562 [Naembouck] <Frans
frites, friet in vet gebakken reepjes aardappel 1924 [gvd] {3.3/4.1.6}
friteuse frituurpan 1979 [Wijnands&Ost] <Frans {3.2}
frituur in kokend vet gebakken spijs 1599 [wnt] <Frans
frivool lichtzinnig 1500 [hws] <Frans
fröbelen spelen, vrijblijvend bezig zijn 1898 [gvd] {3.3}
frommelen* friemelen 1710 [wnt] {3.1}
fronsen tot rimpels samentrekken (van voorhoofd) 1619 [wnt] <Frans
front voorzijde 1683 [wnt] <Frans
frontispice voorgevel 1668 [Koerbagh] <Frans
fronton driehoekige gevelbekroning 1770 [wnt] <Frans
frotté ruw weefsel 1917 [Aanv wnt] <Frans {4.1.9}
frou-frou biscuitje 1929 [kwt] <Frans {3.1/4.1.6}
fructidor naam van maand tijdens de Franse revolutie 1800 [De Rampen van De la Galetierre, 36, noot a.] <Frans {3.2}
fructivoor vruchteneter 1984 [gvd]
fructose vruchtensuiker 1895 [Aanv wnt]
fruit vruchten 1285 [cg Rijmb.] <Frans {4.1.2}
fruitautomaat gokautomaat 1984 [gvd] {4.1.18}
fruiten bruin braden 1477 [mnw] <Frans
frunniken* peuteren, morrelen 1920 [wnt z.j.] {3.1}
frustreren dwarsbomen 1518 [hws] <Frans
frutselen* knoeien 1878 [wnt tuieren ii] {3.1}
fuchsia siergewas 1847 [kku] <modern Latijn
f*ck tussenwerpsel: uitroep van ergernis 1986 [De Coster 1999] <Engels {4.3}
f*ckmuziek zeer slechte muziek 1992 [gvd]
fuga meerstemmig stuk 1739 [wnt verhandelen] <Italiaans {3.2}
fuif feest 1884 [wnt tractaat] <? {3.5}
fuik* langwerpig vistuig 1383 [mnw]
fulmineren heftig uitvaren 1574 [Aanv wnt] <Frans
fumarole damp- en gasbron 1847 [kku] <Italiaans {3.2}
functie ambt 1652 [wnt aanzienlijk] <Latijn

[pagina 948]

[p. 948]

functionaris die een functie vervult 1891 [wnt trouwlustig] <Frans
fundament grondslag 1240 [Bern.] <Latijn {3.2}
fundamenteel tot grondslag dienend 1668 [Koerbagh] <Frans
fundatie stichting 1370-1378 [hws] <Frans
funderen grondvesten 1331 [Claes] <Frans
fundgrube goudmijn, schatkamer 1996 [Vd Sijs 1996] <Duits {3.2}
funest verderfelijk 1801 [Aanv wnt] <Frans {3.2}
fungeren de dienst verrichten van 1658 [mey] <Latijn
fungibel vervangbaar 1903 [wnt verbruiken] <me Latijn
fungicide stof die schimmels doodt 1934 [Van den Berge, Beoordeeling van de waarde van fungicide stoffen]
fungus zwam, paddestoel 1675 [wnt verguld i] <Latijn
funiculaire kabelbaan 1929 [kwt] <Frans
funk soort van popmuziek 1982 [R84] <Engels {4.1.16}
funshoppen recreatief winkelen 1988 [Sanders 2001] {3.3}
furby interactief knuffeldier 1998 [Internet: homepage] <Engels {4.1.18}
furie razernij 1538 [wnt] <Frans
furieus razend 1531 [Aanv wnt] <Frans
furore opgang 1847 [kku] <Italiaans {3.2}
fusee scharnier van autovoorwiel 1953 [Aanv wnt] <Frans {3.2}
fuseren samensmelten 1963 [Aanv wnt] <Frans
fusie het samengaan 1636 [Secreeten van Alexis Piemontois, 226] <Frans
fusilleren neerschieten (als straf) 1824 [wei] <Frans
fust houten vat 1599 [Kil.] <Frans
fut* energie 1813 [wnt]
futiel nietig 1824 [wei] <Frans
futiliteit nietigheid, kleinigheid 1824 [wei] <Frans
futon dunne oprolbare matras 1992 [gvd] <Japans {3.2}
futselen* friemelen 1616 [wnt] {3.1}
futurisme kunstrichting 1921 [Aanv wnt] <Frans
futurum toekomende tijd 1633 [Ruijs] <Latijn
fuut* duikvogel 1763 [wnt]
fylogenese ontwikkelingsleer van lagere levensvormen 1914 [gvd]
fysica natuurkunde 1575 [wnt] <Latijn
fysiek van de natuur, lichamelijk 1723 [wnt opgraven] <Frans
fysiologie verrichtingsleer 1824 [wei] <Frans
fysiotherapeut iem. die masseert of oefeningen laat verrichten om de lichamelijke conditie te verbeteren 1956 [Aanv wnt]
fysisch overeenkomend met de natuur 1784-1785 [wnt] <Duits
gaaf* ongeschonden 1281-1282 [cg i Dordrecht]
gaaf* geweldig 1973 [De Coster 1999] {3.1}
gaai zangvogel 1287 [cg NatBl] <Frans
gaaischieten met pijl en boog een vogel van een hoge paal schieten 1805 [wnt gaai] {4.1.18}
gaan* zich voortbewegen 901-1000 [wps] {5}
gaande* voorzetsel 1994 [Van der Horst] {4.2}
gaanderij zuilengang 1804 [Roos, Surinaamsche Mengelpoezij 146]
gaandeweg* bijwoord van tijd: van lieverlede 1799 [wnt] {4.1.7}
gaandeweg* voorzetsel 1974 [Van der Horst] {4.2}
gaar* voldoende toebereid 901-1000 [wps]
gaard* omheinde tuin 701-800 [Lex Salica] {2.2}
gaarkeuken spijshuis 1599-1607 [Claes Tw. 11] <Duits
gaarne* bijwoord van hoedanigheid: met genoegen 1100 [Willeram] {1.3/2.5}
gaas luchtig weefsel 1692 [Sanders 1995] <Frans {4.1.9}
gabardine waterdichte stof 1919 [kwt] <Engels {4.1.9}
gabber kameraad 1769 [moo] <Jiddisch {1.2.5/3.2}
gabber jongere die van bepaalde muziek houdt 1993 [De Coster 1999] {1.2.5}
gabberhouse Nederlandse variant van housemuziek 1991 [De Coster 1999] {4.1.16}
gade* echtgenoot, echtgenote 1357 [mnw] {4.1.4}
gadeslaan* observeren 1514 [mnw]
gadget klein, speels voorwerp 1968 [kwt] <Engels
gading* lust 1312 [mnw]
gado-gado Indonesisch gerecht van koude groenten met pindasaus 1968 [wp voor de vrouw] <Indonesisch {3.1/3.2/4.1.6}
gadolinium chemisch element 1907 [wp] <modern Latijn
gaffel* tweetandige stok, vork 1477 [Teuth.]
gag kwinkslag 1948 [Aanv wnt] <Engels
gaga kinds 1859 [Multatuli, Max Havelaar, 48] <Frans {3.1}
gage loon 1530 [mnw] <Frans
gagel* heester 1212 [Prisma NPl.] {2.3}
gaillarde dans 1569 [Aanv wnt] <Frans {4.1.15}

[pagina 949]

[p. 949]

gajes volk (vooral pejoratief) 1906 [Aanv wnt] <Jiddisch {3.2}
gakken* het natuurlijke geluid van ganzen maken 1961 [gvd] {3.1}
gal* bittere vloeistof 901-1000 [wps]
gal eenheid van versnelling 1950 [gvd]
gala staatsiekleding 1761 [Van Donselaar Woordenaar 2, 1] <Frans
gala hoffeest 1846 [wnt] <Frans
galactisch m.b.t. de melkweg 1950 [gvd] <Engels
galant hoffelijk 1574 [Toll.] <Frans
galantine vleesgerecht 1331 [mnw] <Frans {4.1.6}
galappel* uitwas aan eikenbomen 1704 [Claes]
galei vaartuig, geroeid door gevangenen 1350 [mnw] <Frans {4.1.11}
galerie verkooplokaal voor moderne kunst 1970 [Recht voor raap] <Frans {3.2}
galerij zuilengang 1538 [Claes] <Frans
galg* strafwerktuig voor ophanging 1240 [Bern.]
galgenaas* schurk 1562 [Naembouck]
galjas schip 1592 [wnt verstranden] <Frans {4.1.11}
galjoen zeilschip 1538 [hws] <Frans {4.1.11}
galjoot schip 1240 [Bern.] <Frans {4.1.11}
gallicisme uit het Frans overgenomen woord of uitdrukking, in strijd met het eigen taalgebruik 1806 [Aanv wnt] <Frans of Latijn {3.2}
gallium chemisch element 1898 [gvd] <modern Latijn
gallon inhoudsmaat 1692 [Aanv wnt] <Engels {3.2}
galm* zwaar geluid 1477 [Teuth.] {3.1}
galon koordvormig weefsel op uniformen e.d. 1704 [Hannot&Hoogstraten] <Frans
galop snelle gang van paard 1588 [Claes] <Frans
galvanisch m.b.t. opgewekte elektriciteit 1831 [wnt ammonia Suppl]
gamba snaarinstrument 1824 [wei] <Italiaans {3.2/4.1.16}
gamba soort van grote garnaal 1984 [gvd] <Portugees {3.2}
gambiet schaakopening waarin een pion wordt geofferd 1847 [kku] <Duits
game deel van een set in tennispartij 1903 [Prick 1903] <Engels
gameet voortplantingscel 1902 [Kerner von Marilaun, Leven der planten iii:53] <modern Latijn
gamel eetketel 1928 [Aanv wnt] <Frans
gamelan stel muziekinstrumenten 1851 [Van Doren, Reis naar Nederlands Oost-Indië, 76b] <Indonesisch {3.2}
gamma Griekse letter 1581 [Aanv wnt] <Grieks {3.2}
gammel* wrak, vervallen 1445 [mnw]
gang* loop, wijze van gaan 1100 [Willeram]
gang* doorloop, overdekte weg 1450 [mnw]
gang bende 1931 [kwt] <Engels
ganglion zenuwknoop, peesknoop 1824 [wei] <Grieks {3.2}
gangreen koudvuur 1595 [wnt bloemig] <Latijn
gangstarap rapmuziek uit de Amerikaanse zwarte getto's waarvan de teksten handelen over het (gewelddadige) leven in straatbendes 1994 [De Coster 1999] <Engels {4.1.16}
gangster bendelid 1931 [kwt] <Engels
gannef dief 1769 [Endt] <Jiddisch {3.2}
gans geheel 1236 [cg i 1, 24,25] <Duits
gans* eendachtige 1240 [Bern.] {4.1.6}
ganzenbord* bordspel 1621 [wnt] {4.1.18}
ganzerik mannetjesgans 1543 [Heukels] <Duits
ganzerik* roosachtig plantengeslacht, zilverschoon 1554 [wnt]
gapen* de mond wijd openen 1240 [Bern.]
gappen stelen 1875 [Polak, Geïllustreerd Politie Nieuws] <Jiddisch {3.2}
garage autostalling 1912 [kku] <Frans
garanderen waarborgen 1574 [Aanv wnt] <Frans
garantie waarborg 1700 [Aanv wnt] <Frans
gard* strafwerktuig, roe 901-1000 [wps]
garde keurbende 1855 [wnt] <Frans {4.1.14}
gardenia plantengeslacht 1889 [wnt frak] <Engels
garderobe klerenbewaarplaats 1588 [Claes] <Frans
gareel halsjuk 1294-1300 [cg I4, 2832] <Frans
garen* draad 1278 [cg i 1, 367]
garen* verzamelen 1514 [mnw] {1.2.5}
garf, garve* schoof 1170 [Rey] {2.2}
garm, germ ooi die nog niet gelammerd heeft 1477 [Teuth.] <Frans {4.1.3}
garnaal* schaaldier 1657 [wnt vijlen i] {1.2.4}
garneren versieren 1773 [wnt voorschoot] <Frans
garnituur garneersel 1793 [wnt] <Frans
garnizoen legerafdeling 1695 [wnt] <Frans {4.1.14}
gas stof in luchtvormige toestand 1648 [Toll.] {1.2.5/4.4}
gasmotor door brandbaar gas aangedreven machine 1892 [wnt petroleum] {4.1.10}
gast* bezoeker 1236 [cg i 1, 27] {1.2.5}
gastarbeider buitenlandse werknemer 1964 [Aanv wnt] <Duits {3.2}

[pagina 950]

[p. 950]

gastritis ontsteking van maagslijmvlies 1847 [kku] <modern Latijn
gastronomie hogere kookkunst 1816 [Aanv wnt] <Frans
gastvrij mild gasten onthalend 1542 [Claes Tw. 11] <Duits
gat* opening 1236 [cg i 1, 23]
gat* anus, achterwerk 1481-1483 [mnw] {4.4}
gaucho gekleurde koeherder 1847 [kku] <Spaans {3.2}
gauw* snel, spoedig 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {1.3}
gauwdief* geslepen dief 1351 [mnw]
gave* iets dat gegeven wordt 1100 [Willeram]
gaviaal krokodilachtige 1847 [kku] <Frans
gavotte dans 1738 [Aanv wnt] <Frans {4.1.15}
gay hom*oseksueel 1984 [gnn] <Engels
gazelle herkauwer 1720 [wnt vogelstruis] <Frans {4.1.3}
gazet krant 1615 [Aanv wnt] <Frans
gazon onderhouden grasveld 1780 [wnt trap i] <Frans
gazpacho koude soep van tomaten, olie en knoflook 1976 [Complete kookboek voor de goede keuken] <Spaans {3.2/4.1.6}
geaccidenteerd ongelijk (van bodem) 1875 [wnt verkeer ii]
geaffecteerd gekunsteld 1582 [wnt affecteren]
geallieerden bondgenoten 1600 [wnt representeeren]
gebaar* beweging van het lichaam 1100 [Willeram]
gebak* taart 1778 [wnt] {4.1.6}
gebarenspel* mime 1866 [wnt] {4.1.15}
gebbetje* grapje 1897 [Aanv wnt]
gebed* het bidden 901-1000 [wps]
gebeente* het beendergestel 1285 [cg Rijmb.] {1.2.5/3.1/5}
gebergte* groep van bergen 1626 [wnt] {3.1}
gebeten* nijdig 1550 [wnt vervleten]
gebeuren* voorvallen 1272 [cg i 1, 244]
gebeurtenis* voorval 1793-1796 [wnt] {3.1}
gebied streek waarover een macht heerst 1599 [Toll.] <Duits
gebieden* (als heerser) bevelen 901-1000 [wps]
gebint* samenstel van balken 1252 [mnw]
gebit* geheel van tanden en kiezen 1340 [mnw]
gebladerte* alle boombladeren 1805 [wnt] {3.1}
gebod* het bevolene 901-1000 [wps]
geboefte* gespuis 1400 [mnw] {3.1}
geboomte* groep bomen 1285 [vmnw] {3.1}
geboorte* het ter wereld komen 1240 [Bern.]
gebouw* bouwwerk 1599 [wnt]
gebrek* gemis, kwaal 1265-1270 [vmnw]
gebroeders* broers 1240 [Bern.]
gebrouilleerd in onmin zijnde 1781 [wnt wel v]
gebruiken* zich bedienen van 1240 [Bern.]
gedaante* uiterlijk 1276-1300 [cg Lut.A]
gedachte* het nadenken, idee 901-1000 [wps]
gedeelte* deel 1237 [cg i 1, 38, 39]
gedegen goed doordacht 1928 [wnt trouw i] <Duits {1.4}
gedeisd kalm, koest 1955 [Aanv wnt]
gedijen* voorspoedig groeien, welvaren 1265-1270 [cg Lut.K]
geding* rechtszaak 1237 [cg i 1, 32]
gedistingeerd voornaam 1770 [Aanv wnt]
gedogen* dulden 1236 [cg i 1, 21]
gedrag* wijze van doen 1701 [wnt schot iii]
gedragen, zich* handelen, doen 1712 [wnt]
gedrocht* monster 1351 [mnw]
geducht* gevreesd 1643 [wnt uitwerken]
geduld* lijdzaamheid, volharding 901-1000 [wps]
gedurende* voorzetsel 1642 [wnt] {4.2}
gedwee* onderworpen 1401-1450 [mnw]
geëigend geschikt 1855 [wnt zusterschap] <Duits
geel* kleurnaam 1240 [Bern.] {4.1.5}
geelgors* zangvogel 1477 [Teuth.]
geeltje* Bargoens: biljet van f 25,- 1906 [Köster Henke] {4.1.12}
geelzucht* ziekte 1350 [mnw]
geen* telwoord 1100 [Willeram] {2.5/4.2}
geenszins* bijwoord van modaliteit: in genen dele 1350 [mnw] {3.1}
geep* beenvis 1567 [Claes]
geer* spits toelopende lap kleding of grond 1135 [Künzel] {2.3}
geest* ziel, onstoffelijk wezen 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5}
geest* grond 911-948 [Claes] {2.3}
geestdodend* afstompend 1866 [wnt] {3.1/5}
geestig* gevat 1831 [wnt]
geestverwant gelijkgezinde, medestander 1864 [wnt] <Duits
geeuwen* gapen 1240 [Bern.]
geeuwhonger* plotselinge honger 1769 [wnt] {1.2.4}
geëxalteerd overspannen 1887 [wnt richten] {1.2.5}
gegadigde* belanghebbende 1672 [wnt toezegging]
gegeven* grootheid, bekend geval 1872 [gvd]
gegeven* voorzetsel 1884 [wnt zwaar i] {4.2}
gegoed* welgesteld 1292-1293 [cg i]
gehaaid* gewiekst 1912 [wnt verkommeren]
gehalte inhoud 1729 [wnt] <Duits

[pagina 951]

[p. 951]

geheel* heel 1236 [cg i 1, 29]
geheid* onwrikbaar 1899 [dbl]
geheim verborgen 1588 [Claes] <Duits
gehemelte* bovenwand van mondholte 1514 [mnw] {3.1}
geheugen* herinnering 1648 [wnt wijds]
gehoorzaam* gewillig 1240 [Bern.]
gehucht* klein dorpje 1272 [cg i 1, 233]
geigerteller meetinstrument voor radioactieve stralen 1953 [Huizinga]
geil* wulps 1350 [mnw]
gein lol 1906 [moo] <Jiddisch {3.2}
geïntimeerde gedaagde in beroep 1948 [kwt]
geiser warme springbron 1832 [wei] <IJslands {3.2}
geiser waterverwarmingstoestel 1897 [Aanv wnt] <Engels {4.1.9}
geisha Japanse dienster 1912 [kku] <Japans {3.2}
geit* herkauwer 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.1.3}
gek* krankzinnig, dwaas 1401-1450 [mnw]
gekkekoeienziekte* besmettelijke ziekte bij runderen 1990 [De Coster 1999] {3.1}
gekko hagedis 1718 [Van Donselaar Tw. 13]
gekscheren* spotten 1701 [wnt wierookvat]
gekte* gekkigheid, dwaasheid 1973 [Van Gelder 1993] {3.1/4.4}
gel geleiachtige stof 1909 [Aanv wnt] <Engels
gelaat* aangezicht 1240 [Bern.]
gelag* vertering 1285 [cg Rijmb.]
gelagerd voorzien van kogellagers 1944 [Aanv wnt] <Duits {3.2}
gelasten* bevelen 1704 [Hannot&Hoogstraten]
gelaten in het lot berustend 1461 [mnw] <Duits
gelatine geleiachtig eiwitpreparaat 1599 [Kil.] <Frans {4.1.6}
geld* betaalmiddel 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5}
geld* onvruchtbaar (van dieren) 1135 [Künzel] {2.3}
gelden* meetellen, van kracht zijn 1237 [cg i 1, 32]
geleding* het verbonden-zijn van delen 1690 [wnt wade ii]
geleed* uit geledingen bestaand 1240 [Bern.]
geleerd* knap 1240 [Bern.]
gelegenheid* plaats m.b.t. haar ligging 1399 [Stadb. Zwolle ii]
gelei ingekookt sap 1377-1378 [mnw] <Frans {4.1.6}
geleidelijk* niet plotseling geschiedend 1793-1796 [wnt]
geletterd gestudeerd 1410 [mnw]
gelid* gewricht 1301-1400 [mnw]
gelid* rij militairen van voren gezien 1639 [wnt]
gelieven* lief zijn 901-1000 [wps]
gelijk* overeenkomend 901-1000 [wps]
gelijken* gelijk zijn aan 1240 [Bern.]
gelijkenis* uiterlijke overeenkomst 901-1000 [wps] {3.1}
gelofte* plechtige belofte 1285 [cg I2, 1055]
geloven* vertrouwen in of op 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5}
gelte* jong vrouwtjesvarken, m.n. een dat onvruchtbaar gemaakt is 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.1.3}
geluid* dat wat hoorbaar is 1265-1270 [vmnw]
geluk* voorspoed 1240 [Bern.]
gelukskind* bofkont 1871 [wnt]
gelukzalig uiterst gelukkig 1599 [Kil.] <Duits
gelul* kletspraat 1657 [wnt]
gemaal echtgenoot 1580 [Claes] <Duits {4.1.4}
gemak* kalmte 1236 [cg i 1, 25]
gemak* wc 1637 [wnt] {4.4}
gemakkelijk* op zijn gemak gesteld 1240 [Bern.]
gemakkelijk* niet moeilijk 1866 [wnt]
gemalin echtgenote 1629 [wnt prononceeren] <Duits {4.1.4}
gematigd* niet overdreven 1401-1450 [mnw]
gember eetbare gekonfijte wortelstok 1240 [Bern.] <me Latijn {4.1.6}
gemeen* gemeenschappelijk 901-1000 [wps] {1.2.3}
gemeen* vals 1776 [wnt] {1.2.3}
gemeengoed algemeen verspreid idee 1872 [wnt gemeen] <Duits
gemeenplaats alledaags gezegde 1585 [wnt toevallig i]
gemeente* zelfbestuur uitoefenend onderdeel van de staat 1798 [wnt] {1.2.2/3.1}
gemeenzaam familiair 1704 [Hannot&Hoogstraten] <Duits
gemelijk* misnoegd 1447 [mnw]
gemenebest* republiek 1624 [wnt eenmoedig]
gemet* vlaktemaat 1181-1210 [Künzel] {2.3}
geminatie verdubbeling 1669 [mey] <Frans
gemoed* innerlijk 1285 [cg Rijmb.]
gemoedelijk genoeglijk, gezellig 1889 [wnt z.j.] <Duits
gems herkauwer 1515 [Murmellius, Pappa Puerorum] <Duits {4.1.3}
gen drager van erfelijke eigenschappen 1928 [Geerts, Leerboek der plantkunde]
genade* gratie, gunst 901-1000 [wps]
genaken* naderen, ophanden zijn 901-1000 [wps]

[pagina 952]

[p. 952]

gênant verlegenheid wekkend 1847 [kku] <Frans
gendarme rijkswachter in België 1847 [kku] <Frans
gender het geheel van sociale en culturele kenmerken van een sekse 1991 [Kunst en Schutte, Lesbiaans] <Engels
genderbender iem. die bewust gedrag van de andere sekse vertoont 1992 [De Coster 1999] <Engels
gene* aanwijzend voornaamwoord 1237 [cg i 1, 30] {4.2}
gêne verlegenheid 1847 [kku] <Frans
genealogie geslachtkunde 1567 [Junius 557a] <Frans
genebbisj tussenwerpsel: uitroep van medelijden 1937 [Van Bolhuis] {4.3}
geneesheer-directeur arts die directeur van een ziekenhuis is 1885 [wnt rijk i] {3.1}
genegen* lust tot iets hebbend 1480 [mnw]
generaal hoogste opperofficiersrang 1567 [Junius 500a] <Frans {4.1.14}
generaliseren veralgemenen 1803 [Aanv wnt] <Frans {3.2}
generalissimus hoogste militaire commandant 1675 [Aanv wnt] <modern Latijn {4.1.14}
generalist niet-specialist 1984 [gvd] <Frans {3.2}
generatie geslacht 1250 [mnw ongeraectheit] <Frans
generatief geslachtelijk, voortbrengend 1847 [kku] <Frans
generator toestel dat gas of stroom opwekt 1843 [Aanv wnt] <Latijn
generen hinderen, schamen 1824 [wei] <Frans
genereren verwekken 1351-1400 [mnw] <Latijn
genereus edelmoedig 1824 [wei] <Frans
generlei onbepaald voornaamwoord 1400 [mnw] {4.2}
generositeit edelmoedigheid 1824 [wei] <Frans
genese ontstaan, wording 1824 [wei] <Frans
genetica erfelijkheidsleer 1929 [kwt]
genetkat civetkat 1287 [cg NatBl] {4.1.3}
geneugte* genieting 1350 [mnw]
genezen* beter (doen) worden 1200 [cg ii 1 Servas]
geniaal buitengewoon begaafd 1841 [wnt uitvoerbaarheid] <Frans
genie die buitengewoon begaafd is 1784 [wnt verlagen iii] <Frans
genie wapen van de landmacht dat zorgt voor bouwwerkzaamheden 1861-1862 [wnt] <Frans {4.1.14}
geniep* geheim 1736 [wnt]
genieten* vreugde beleven aan, ontvangen 1265-1270 [cg Lut.K]
genitaal m.b.t. de genitaliën 1919 [wnt auto- i] <Latijn
genitaliën geslachtsdelen 1847 [Aanv wnt] <Latijn {3.2/4.4}
genitief tweede naamval 1633 [Ruijs] <Latijn
genius beschermgeest 1597 [wnt belachen] <Latijn
genocide uitroeiing van een volk 1950 [gvd] <Engels
genoeg* onbepaald telwoord: voldoende 1100 [Willeram] {2.5/4.2}
genoegen* voldoening 1393-1402 [mnw]
genoom geheel van de genen en chromosomen 1946 [Bijlmer, De evolutie van de mens, 66]
genoot* deelgenoot, makker 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5}
genot* vreugde 1285 [cg Rijmb.]
genotype type zoals bepaald door erfelijke aanleg 1936 [Aanv wnt]
genre soort 1824 [wei] <Frans
gent* mannetjesgans 1477 [Teuth.]
gentherapie behandeling door het inbrengen van genetisch materiaal 1985 [De Coster 1999]
gentiaan plantengeslacht 1554 [wnt] <Latijn
gentleman heer 1824 [wei] <Engels
genus geslacht 1638 [Ruijs] <Latijn
geobotanie plantengeografie in relatie tot de bodem 1948 [kwt]
geocentrisch met de aarde als middelpunt 1763 [Aanv wnt]
geode holte in gesteente 1970 [gvd] <Frans {1.2.6/3.2}
geodesie theoretische landmeetkunde 1824 [wei] <Frans
geograaf aardrijkskundige 1813 [Aanv wnt] <Frans {3.2}
geografie aardrijkskunde 1592 [De Jonge i, 167-168] <Frans of Latijn
geologie aardkunde 1813 [Picarta: Bilderdijk, Geologie of verhandeling] <Frans {3.2}
geometrie meetkunde 1285 [cg Rijmb.] <Latijn
geoniem woord dat is afgeleid van een aardrijkskundige naam 1995 [Sanders 1995] <Duits {3.2}
geoorloofd* toegelaten 1240 [Bern.]
geostatica leer van het evenwicht der vaste lichamen 1824 [wei]
gepensioneerde iem. die pensioen trekt 1814 [wnt pensionneeren] {4.1.4}
gepeupel gewone volk 1562 [wnt verschrapen ii]
gepikeerd ontstemd 1641 [wnt pikeeren i]

[pagina 953]

[p. 953]

geporteerd op hebbend met 1762 [Van Donselaar Woordenaar 2, 1]
geraamte* raamwerk 1340 [mnw] {3.1}
geraamte* skelet 1526 [wnt verdoemenis]
geranium plantengeslacht 1861 [wnt stokroos] <Latijn
gerant zaakleider 1847 [kku] <Frans
gerbera snijbloem 1923 [Aanv wnt] <modern Latijn
gerbil knaagdier 1984 [gvd] <Engels {4.1.3}
gerecht* eten in één gang 1040 [Slicher] {2.4/4.1.6}
gerecht* rechtbank 1237 [cg i 1, 32]
gereed* bereid, klaar voor of met een handeling 1230-1231 [cg i 1, 24]
gereedschap* werktuigen 1240 [Bern.]
gereformeerd protestant 1578 [wnt] {4.1.8}
gerei* benodigdheden 1240 [Bern.]
geren* schuin lopen 1829 [H. Martin, Beredeneerd Nederduitsch Wrdb.]
gerenommeerd vermaard 1608 [Aanv wnt]
geriatrie ouderdomszorg 1956 [Aanv wnt]
gerief* genot 1376-1400 [mnw]
gering klein, onbeduidend 1561-1562 [Toll.] <Duits
germanisme uit het Duits overgenomen woord of uitdrukking, in strijd met het eigen taalgebruik 1817 [Aanv wnt] <Frans of Latijn
germanium chemisch element 1898 [gvd] <modern Latijn
germinal kiemmaand 1824 [wei] <Frans {3.2}
geronnen* gestremd 1265-1270 [cg Lut.K]
gerontologie leer van de ouderdomsverschijnselen 1954 [Aanv wnt]
gerst* graangewas 1240 [Bern.] {4.1.2}
gerstekorrel* gezwelletje aan ooglid 1871 [wnt anthrax]
gerucht* geluid 1200 [cg ii 1 Servas]
gerucht* praatje 1390 [mnw]
gerust* kalm 1240 [Bern.]
geschieden* gebeuren 1236 [cg i 1, 21] {1.2.4}
geschiedenis* het gebeurde 1401-1500 [mnw] {3.1}
geschikt* aangenaam in omgang, passend 1460 [mnw]
geschil* onenigheid 1200 [mnw]
geschrift het geschrevene 1100 [Willeram]
geschut* oorlogstuig waarmee men projectielen afvuurt 1285 [cg Rijmb.] {4.1.14}
gesel* strafwerktuig 1240 [Bern.]
geserreerd beknopt 1929 [kwt]
gesjochten arm 1860 [moo] <Jiddisch {3.2}
geslacht* familie 1285 [cg Rijmb.]
geslacht* sekse 1393-1402 [mnw]
geslacht* als grammaticale term: genus 1584 [Ruijs]
geslacht* genitaliën 1968 [Heestermans, Erotisch Wrdb.] {3.1}
geslepen* sluw 1599 [Kil.]
gesp* sluitmechanisme aan riemen e.d. 1276-1300 [cg ii 1 Perch.]
gesprek* mondeling onderhoud 1599-1607 [Claes Tw. 11]
gespuis* geboefte 1573 [wnt]
gestaag* voortdurend, bestendig 1240 [Bern.]
gestalte gedaante 1542 [Claes Tw. 11] <Duits
gestalttherapie therapie gericht op het herstellen van een eenheid in de beleving en waarneming 1991 [wp] <Duits {3.2}
Gestapo Duitse geheime politie 1940-1945 [Van Lennep, Oorlogswrdb.] <Duits {3.2}
geste gebaar 1596 [Linschoten 10] <Frans
gesteente* stenen 1325 [mnw] {3.1}
gesteggel* ruzie 1927 [Aanv wnt]
gestel* samenstel 1265-1270 [cg Lut.K] {1.2.6}
gestel* lichamelijke constitutie 1776 [wnt] {1.2.6}
gesteld* gehecht 1451-1500 [mnw]
gesternte* alle sterren 1376-1400 [mnw] {3.1}
gesticht* inrichting voor krankzinnigen 1808 [wnt]
gesticuleren gebaren maken 1669 [mey] <Frans
gestoord* gek 1976 [gvd] {1.2.2/3.1}
gestreng streng, onverbiddelijk 1620-1650 [wnt] <Duits
getal* cijfer, aantal 1240 [Bern.]
getal* als grammaticale term: enkel- of meervoud 1576 [Ruijs]
geteisem uitvaagsel 1906 [moo] <Jiddisch {3.2}
getijde, getij* eb en vloed 1236 [cg i 1, 25]
getouw* toestel waarop men weeft 1240 [Bern.]
getroebleerd niet goed bij het hoofd 1829 [Aanv wnt]
getsie tussenwerpsel: uitroep van afschuw 1986 [koe] {4.3}
getto jodenwijk 1847 [kku] <Duits of Italiaans
gettoblaster grote draagbare radio 1985 [De Coster 1999] <Engels {4.1.17}
getuige* voorzetsel 1644 [wnt] {4.2}
getuigen* als getuige verklaren 1240 [Bern.]
getuigenis* wat men getuigt 1293 [vmnw] {3.1}
getverderrie tussenwerpsel: uitroep van afschuw 1986 [koe] {4.3}
geul* smal water 908 [Künzel] {2.3}
geur* wat men ruikt 1265-1270 [cg Lut.K]
geuren* met iets pronken 1898 [gvd]
geus lid van een bepaalde partij 1566 [wnt af] <Frans {1.2.3}

[pagina 954]

[p. 954]

geus kleine boegvlag 1685 [wnt]
geuze biersoort 1924 [gvd] <Duits {3.2/4.1.6}
gevaar hachelijke toestand 1574 [Toll.] <Duits
gevaarte* kolos 1626 [wnt wonderwerk] {3.1}
geval* voorval, omstandigheid 1240 [Bern.]
gevangenis* bajes 1281-1282 [cg i 1, 649] {3.1}
gevat geestig 1704 [Claes] <Duits
gevecht* gewapend treffen 1285 [cg Rijmb.]
gevel* voormuur van gebouw 1450 [mnw]
geven* aanreiken, verschaffen, schenken 901-1000 [wps]
gevest handvat van blank wapen 1588 [Claes] <Duits
gevoeg* behoefte 1552 [Apherdianus 11v] {4.4}
gevoeglijk* betamelijk, gepast 1240 [Bern.]
gevoel* tastzin 1450 [mnw]
gevogelte* alle vogels 1287 [cg NatBl] {3.1}
gevolg* personen die iem. begeleiden 1285 [cg I2, 1049]
gevolg* wat uit iets voortvloeit 1644 [wnt]
gewaad* kleding 1285 [cg Rijmb.]
gewaarworden* bespeuren 1236 [cg i 1, 28]
gewagen* vermelden 1236 [cg i 1, 27]
geweer* handvuurwapen 1771 [wnt] {4.1.14}
gewei hoorns van herten e.d. 1592 [Toll.] <Duits
geweld* uiting van macht of kracht 901-1000 [wps]
gewelf* halfgebogen zoldering 1435-1500 [mnw]
gewest* landstreek 1564 [wnt vinder i]
geweten besef van goed en kwaad 1588 [Kil.] <Duits
gewetensvraag vraag waarbij men zijn geweten raadpleegt 1886 [wnt] <Duits
gewicht* zwaarte 1240 [Bern.]
gewicht* zwaar voorwerp voor aandrijving van mechanismen 1694 [wnt] {4.1.10}
gewiekst bijdehand 1898 [gvd]
gewijsde* definitief vonnis 1295 [cg I4, 2249]
gewis* waar 1287 [cg NatBl]
gewoon* gewend, gebruikelijk 1236 [cg i 1, 25]
gewricht* beweegbare beenderverbinding 1477 [Teuth.]
gewrocht* voortbrengsel 1350 [mnw]
gewürztraminer kruidige witte wijnsoort 1950 [wp (Frankrijk)] <Duits {3.2/4.1.6}
gezag* macht 1401-1500 [mnw]
gezaghebbend* overwicht hebbend 1847 [wnt] {3.1}
gezaghebber* regeerder 1646 [wnt] {3.1}
gezagvoerder* iem. die het bevel heeft 1856 [wnt] {3.1}
gezamenlijk* samen 1286-1343 [mnw]
gezant afgevaardigde 1588 [Claes Tw. 11] <Duits
gezapig* gemoedelijk 1873 [Aanv wnt] {1.2.2}
gezegde* spreekwijze 1785 [wnt]
gezeik* kletspraat 1937 [Aanv wnt]
gezel* makker 1100 [Willeram]
gezellig* knus 1240 [Bern.]
gezet* corpulent 1647 [wnt]
gezicht* het zien 1100 [Willeram]
gezicht* gelaat 1619 [wnt]
gezichtspunt oogpunt 1784 [wnt]
gezien* voorzetsel 1921 [wnt zien] {4.2}
gezin* echtpaar met hun kinderen 1586 [wnt] {5}
gezind* genegen 1300 [mnw]
gezindte* gemeenschap van gelovigen 1676 [wnt]
gezond* niet ziek 901-1000 [wps]
gezusters* zusters 1276-1300 [cg Lut.A]
gezwind* rap 1599 [Kil.]
ghazel Arabische dichtvorm 1847 [kku] <Arabisch {3.2}
ghostwriter die voor een ander teksten schrijft 1968 [kwt] <Engels
gibbon mensaap 1784 [wnt wouwou] <Frans {4.1.3}
gids leidsman 1643 [Toll.] <Romani {3.2}
giebelen* giechelen 1898 [gvd] {3.1}
giechelen* halfgesmoord lachen 1573 [Plantijn] {3.1}
giek onderste parallelle rondhout van een langsgetuigd schip 1671 [wnt]
giek lange, smalle sloep 1846 [wnt] <Engels {4.1.11}
gienje Engelse munt 1766 [Sewel/Buys] <Engels {3.2}
gier* roofvogel 1287 [cg NatBl]
gier vloeibare mest 1343-1346 [mnw] <Fries {3.2}
gieren* (scherp) geluid maken 1567 [Junius 376b] {3.1}
gieren* heen en weer gaan 1627 [wnt]
gierig* inhalig 1100 [Willeram]
gierst graangewas 1577 [wnt] <? {1.2.4/3.5/4.1.2}
giervalk roofvogel 1287 [cg NatBl] <Oudnoor(d)s {3.2}
gierzwaluw* gierzwaluwachtige 1567 [Junius 64a] {1.2.6}
gieten* schenken 1220-1240 [cg ii 1 Aiol]
gietstaal sterk soort staal 1860 [wnt] <Duits
gif vergif 1606 [wnt waren ii] <Duits {1.2.4}
gift* geschenk 1240 [Bern.]
gigantisch reusachtig 1944 [wnt ton i]
gigategenvaller zeer grote tegenvaller 1992 [De Coster 1999]

[pagina 955]

[p. 955]

gigolo betaalde minnaar 1935 [Aanv wnt] <Frans {4.1.13}
gigue oude, oorspronkelijk Engelse dans, de muziek daarvan 1751 [Aanv wnt] <Frans {4.1.15}
gij* persoonlijk voornaamwoord 901-1000 [wps] {4.2}
gijpen* voor de wind overstag gaan 1618 [wnt]
gijzelaar persoon die als onderpand dient 1401-1500 [mnw]
gijzelen als gijzelaar gevangenzetten 1254 [mnw] <Keltisch {3.2}
gilamonster hagedis 1976 [gvd]
gilbert eenheid van magnetomotorische kracht 1912 [kku]
gilde* middeleeuwse broederschap 1115 [Slicher] {2.4}
gillen* schel schreeuwen 1588 [Claes] {3.1}
gimmick vernuftig apparaat, laatste snufje 1962 [Aanv wnt] <Engels
gin jenever 1847 [kku] <Engels {4.1.6}
ginder* bijwoord van plaats: daar 1220-1240 [cg ii 1 Aiol]
ginds* aanwijzend voornaamwoord 1250 [cg ii 1 Trist.] {4.2}
gin fizz coctail met gin 1974 [Culinaire Enc. 115] <Engels {4.1.6}
gingerbeer gemberbier 1912 [kku] <Engels {4.1.6}
ginkgo een Japanse sierboom 1866 [Alg. Ned. Enc.] <Japans {3.2}
ginnegappen* giechelen 1717 [wnt] {3.1}
ginseng Chinese plant 1770 [Papillon] <Chinees {3.2}
gips pleister 1477 [Teuth.] <Frans
gipsy zigeuner(in) 1847 [kku] <Engels
giraal m.b.t. de giro 1929 [kwt] <Duits
giraffe herkauwer 1588 [Claes] <Frans {4.1.3}
gireren overmaken (van geld) 1676 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2}
giro overschrijving 1734 [Aanv wnt] <Duits of Italiaans
gis met een halve toon verhoogde g 1832 [wei] <Duits {3.2}
gis Bargoens: slim 1860 [moo] <Jiddisch {3.2}
gispen* laken 1626 [wnt] {1.2.3}
gissen* raden 1451-1500 [mnw]
gist* rijsmiddel 1461 [mnw]
gisteren* bijwoord van tijd: de dag voor heden 1240 [Bern.] {4.1.7}
git zwarte delfstof 1451-1500 [mnw] <Frans
gitaar snaarinstrument 1683 [wnt] <Frans {4.1.16}
glacé geglansd leer 1864 [wnt glacéhandschoen] <Frans
glaceren met een gladde laag overdekken 1847 [kku] <Frans
glaciaal m.b.t. de ijstijd 1882 [Aanv wnt] <Frans
glaciologie gletsjerkunde 1961 [gvd]
glad* egaal 1287 [cg NatBl]
gladakker leperd 1860 [moo] <Indonesisch {3.2}
gladiator zwaardvechter 1781 [wnt werkzaam] <Latijn
gladiool, gladiolus knolgewassengeslacht 1779 [wnt water] <Latijn
gladjanus gewiekste vent 1907 [Aanv wnt]
glamour schone schijn 1947 [De Vooys] <Engels
glans schijnsel 1477 [Teuth.] <Duits
glans eikel 1686 [wnt eikel] <Latijn {3.2/4.4}
glas* harde stof uit silicaten 1240 [Bern.] {1.2.3}
glasnost openheidspolitiek 1987 [Picarta: titel van J. Blokker] <Russisch {3.2}
glaucoom groene staar 1720 [mey] <Latijn
glazuur glasachtige laag 1766 [Sewel/Buys] <Duits
gletsjer ijsstroom 1780 [hou iii, 1, 57] <Duits
gleuf* spleet 1858 [wnt]
glibberen* glijden 1632 [wnt slibber] {3.1}
glijden* zich met weinig wrijving voortbewegen 901-1000 [wps]
glimlach* onhoorbare lach 1765 [wnt vergoeding]
glimmen* gloeien, blinken 1480 [mnw]
glimmer delfstof mica 1770 [Toll.] <Duits
glimp* flikkering 1620 [wnt]
glinsteren* schitteren 1350 [hws] {3.1}
glippen* uitglijden, ontglijden 1588 [Claes]
glissando bijwoord: met een vlotte voordracht 1860 [Nieuw beknopt en volledig muziekaal wrdb.] <Italiaans {3.2}
glitter fonkeling 1966 [Aanv wnt] <Engels
globaal niet nauwkeurig 1860-1865 [wnt] <Frans
globe wereldbol 1588 [De Jonge i, 166, 178] <Frans of Latijn
globetrotter wereldreiziger 1903 [Prick 1903] <Engels
gloed* uitstralende hitte 1290 [cg ii 1 En.Codex]
gloednieuw* volstrekt nieuw 1836 [wnt] {4.4}
gloeien* door verhitting stralen 1287 [cg NatBl]
gloeiendheet* zeer heet 1896 [wnt zuur i] {4.4}
glooien* met een flauwe helling aflopen 1640 [wnt]
gloren* lichten 1611-1620 [wnt vermiljoen]
glorie roem, pracht 1240 [Bern.] <Latijn
gloriëren roemen 1534 [Vorstermanbijbel (1 Corinthen 9)] <Latijn
glorieus roemrijk 1450-1520 [mnw] <Frans

[pagina 956]

[p. 956]

glos kanttekening 1240 [Bern.] <Latijn
glossarium verklarende woordenlijst 1824 [wei] <Latijn
glossolalie extatische verkondiging 1899 [dbl] <modern Latijn
glossy periodiek op glanzend papier gedrukt 1989 [Peptalk] <Engels
glottis stemspleet 1734 [HubWes] <modern Latijn {3.2}
gloxinia plant 1889 [wnt violet ii] <modern Latijn
glucose druivensuiker 1865 [Aanv wnt]
gluipen* loeren 1573 [Plantijn]
gluren* tersluiks kijken 1588 [Claes]
gluten kleefstof uit graankorrels 1770 [Papillon] <Latijn
gluton plakmiddel 1929 [kwt]
glycerine driewaardige alcohol 1831 [Aanv wnt] <Frans
glycogeen spiersuiker 1912 [kku]
glycol antivries 1907 [wp]
gniffelen* onderdrukt lachen 1860 [wnt] {3.1}
gnoe herkauwer 1803 [wnt wildebeest] <Duits {4.1.3}
gnoom aardgeest 1776 [Aanv wnt] <modern Latijn
gnosis diepere kennis m.b.t. godsdienstige waarheden 1824 [wei] <modern Latijn
gnostisch m.b.t. de gnosis 1922 [wnt vitaal] <Frans
gnuiven* gniffelen 1920 [wnt windzak i]
go Japans bordspel 1950 [wp, dl. 9, 608] <Japans {3.2/4.1.18}
goal doel(punt) 1903 [Aanv wnt] <Engels
gobang muntstuk 1910 [Prick 1910] <Indonesisch {3.2}
gobelin wandtapijt 1857 [wnt verschieten i] <Frans
god* bovenmenselijk wezen 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5}
goddank* tussenwerpsel: uitroep van blijdschap 1350 [mnw] {4.3}
godlof* tussenwerpsel: uitroep van blijdschap 1635 [wnt God] {4.3}
godsamme* tussenwerpsel: uitroep om schrik uit te drukken 1968 [Aanv wnt] {4.3}
godsdienst* religie 1301-1400 [mnw] {3.1}
godsvrucht devotie 1605 [wnt waar iv] <Duits
godverdomme* tussenwerpsel: vloek 1874 [wnt God] {4.3}
godvruchtig* godvrezend 1285 [cg Rijmb.]
goed* niet slecht 901-1000 [wps]
goedendag* tussenwerpsel: groet 1265-1270 [vmnw] {4.3}
goedendag* middeleeuwse knots 1306 [Grand Robert] {3.1/4.1.14}
goedertieren* welgezind 1276-1300 [cg ii 1 Rein. E]
goedkoop niet duur 1390 [mnw]
goedkoopte het goedkoop-zijn 1858 [wnt turf i] {3.1}
goedlachs* graag lachend 1784-1785 [wnt] {3.1}
goegemeente* gewone, niet-kritische publiek 1628 [wnt reupen i]
goelag interneringskamp 1984 [gvd] <Russisch {3.2}
goena-goena tovermiddelen 1910 [Prick 1910] <Indonesisch {3.1/3.2}
goeroe leermeester 1910 [Prick 1910] <Hindi
goesting trek 1653 [wnt]
goh tussenwerpsel: uitroep van verbazing 1966 [Aanv wnt] {4.3}
goj niet-jood 1824 [wei] <Jiddisch {3.2}
gokken spelen om geld 1860 [moo] <Jiddisch {3.2/4.1.18}
golem joodse sagefiguur, tot leven gebrachte kleifiguur 1886 [kku] <Hebreeuws {3.2}
golf* opgestuwd water 1475 [mnw]
golf zeeboezem 1488 [mnw] <Frans
golf balspel 1890 [Haagse Golfclub] <Engels {4.1.18}
gom kleverige boomvloeistof 1287 [cg NatBl] <Frans
gonade geslachtsklier 1950 [gvd] <Frans
gondel Venetiaans bootje 1602 [wnt verheffen] <Italiaans {3.2/4.1.11}
gong slaginstrument 1603 [De Jonge iii, 154] <Indonesisch {3.2/4.1.16}
goniometrie hoekmeetkunde 1824 [wei] <Frans
gonje jute 1886 [kku] <Indonesisch {3.2/4.1.9}
gonorroe druiper 1769 [Aanv wnt] <Latijn
gonzen* dof klinken 1588 [Claes] {3.1}
goochelen door handigheid misleiden 1340-1350 [mnw] <? {3.5}
goochem slim 1800 [moo] <Jiddisch {3.2}
goodwill waarde van een zaak voor zover die berust op haar verworven positie, boven de intrinsieke waarde 1912 [kku] <Engels
goog iemand die zich met opvoeding of vorming bezighoudt 1982 [R84] {1.2.4}
googol telwoord: 10 tot de 100ste macht of een 1 met 100 nullen 1976 [wp] <Engels {4.2}
gooien* werpen 1350 [mnw] {1.3}
goor* vies 1599 [Kil.]
goot* afvoerkanaal 1277 [cg i 1, 348]
gordel* riem 1240 [Bern.] {3.1}

[pagina 957]

[p. 957]

gordeldier* tandarm zoogdier 1864 [wnt] {1.2.1/4.1.3}
gordijn voorhangsel 1285 [cg Rijmb.] <Frans
gorgelen de keel spoelen 1500-1525 [Jansen/Van Winter, Keuken in late me] {3.1}
gorgonzola kaassoort 1903 [Sanders 1995] <Italiaans {3.2/4.1.6}
gorilla mensaap 1857 [Aanv wnt] <modern Latijn {4.1.3}
gorilla lijfwacht 1964 [Aanv wnt] <Engels
gors* buitendijks land 1339-1345 [mnw] {1.2.4}
gors* zangvogel 1860 [wnt]
gort* gepelde gerst 1170 [Rey] {1.2.4/2.2/4.1.2}
gortig* erg, grof 1784-1785 [wnt] {1.2.5}
gospel godsdienstig negerlied 1959 [Enc. van de muziek] <Engels {4.1.16}
gossiemijne* tussenwerpsel: bastaardvloek 1870 [wnt God] {4.3}
gossip roddelpraat 1984 [gvd] <Engels
gotisch naam van een stijl 1717 [wnt] <Italiaans {3.2}
gotspe brutaliteit 1937 [Aanv wnt] <Jiddisch {3.2}
gouache soort waterverf 1832 [wei] <Frans
goud* chemisch element 901-1000 [wps]
goudeerlijk* zeer eerlijk 1912 [Aanv wnt]
goudse* kaas uit Gouda 1811 [wnt kaas] {4.1.6}
goulash vleesgerecht 1886 [kku] <Duits {4.1.6}
gourde munteenheid van Haïti 1881 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Frans {4.1.12}
gourmand lekkerbek 1824 [wei] <Frans
gourmet fijnproever 1865 [kvw] <Frans
gouvernante particuliere onderwijzeres 1683 [wnt paedagoog] <Frans {5}
gouvernement regering 1646 [wnt] <Frans
gouverneur bestuurder 1336-1339 [mnw] <Frans
gouw* gewest, landstreek 790-793 [Claes] {2.3}
gouw* weg langs water, sloot 976 [Künzel] {2.3}
gozer Bargoens: kerel 1906 [moo] <Jiddisch {3.2}
gprs bepaald telecommunicatiesysteem 1999 [Sanders 2001] <Engels {4.1.17}
graad eenheid van schaalverdeling, rang 1240 [Bern.] <Latijn
graaf adellijke titel 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] <me Latijn {1.2.3}
graag* bijwoord van hoedanigheid: met plezier 1600 [wnt] {1.3}
graaien* met de handen rondtasten 1617 [wnt]
graal schaal waarin Christus' bloed opgevangen werd 1276-1300 [cg ii 1 Perch.] <Frans
graan zaadkorrel, koren 1240 [mnw] <Latijn {4.1.2}
graat* been van vis 1116 [Prisma NPl.] {2.3}
grabbelen* grijpen 1486 [mnw] {3.1}
gracht* kanaal 1101-1200 [Claes] {2.3}
gracieus bevallig 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans
gradatie verloop 1650 [mey] <Frans
gradiënt ruimtelijk verloop van een grootheid 1912 [kku] <Frans
graduaat Belgische academische graad 1976 [gvd] <me Latijn
gradueel opklimmend 1847 [kku] <Frans
gradueren een graad verlenen 1559 [Aanv wnt] <Frans
graecisme ontlening aan het Grieks 1552 [Aanv wnt]
graecus beoefenaar van het Oudgrieks 1871 [wnt Piet i] <Latijn
graf* waar lijk begraven wordt 901-1000 [wps]
grafeem schriftteken 1976 [gvd] <Frans {3.2}
graffiti leuzen aangebracht op muren e.d. 1983 [R84] <Engels
grafiek schrijf- en tekenkunst, prentkunst 1832 [wei] <Frans
grafiet koolstof 1832 [wei] <Duits
grafologie handschriftkunde 1898 [gvd]
gram* boos 1220-1240 [cg ii 1 Aiol]
gram 0,001 kilogram 1808 [wnt kilogram] <Frans {1.2.2/3.2}
grammatica spraakkunst 1500 [Aanv wnt] <Latijn
grammofoon platenspeler 1912 [kku] <Duits {4.1.17}
gramstorig* boos 1709 [wnt links]
granaat ontploffend projectiel 1594 [Schulten Tw. 9] <Frans {4.1.14}
granaatappel vrucht van de granaatboom 1534 [Claes] {4.1.2}
grandeur groot(s)heid 1669 [mey] <Frans
grandioos groots 1847 [kku] <Frans
graniet hard gesteente 1770 [Papillon] <Frans
granman stamhoofd bij bosnegers 1769 [Van Donselaar 1989] <Sranantongo {3.2}
grap* kwinkslag 1761 [wnt]
grapefruit citrusvrucht 1929 [kwt] <Engels {4.1.2}
grapjas lolbroek 1912 [wnt toren]
grappa Italiaanse alcoholische drank 1978 [Complete drankenenc.] <Italiaans {3.2/4.1.6}
gras* gewas op weiden e.d. 1125-1130 [Claes] {1.2.4/2.3}
grasduinen zijn hart ophalen 1574 [wnt]
gratie goedgunstigheid, genade 1240 [Bern.] <Latijn
gratie bevalligheid 1630 [wnt] <Latijn
gratificatie bonus 1669 [mey] <Frans

[pagina 958]

[p. 958]

gratineren met een korstje toebereiden 1912 [kku] <Frans
gratis zonder betaling 1689 [wnt revisie] <Latijn
gratuit onverplicht, ongegrond 1661 [wnt verstoring i] <Frans
grauw* vaalwit 1132 [Claes] {2.3/4.1.5}
grauw* gepeupel 1588 [Claes]
grauwen* snauwen 1573 [Claes]
grauwsluier grijs waas 1970 [Recht voor raap] <Duits {3.2}
grave plechtig 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
gravel dakpannengruis als bestrating 1914 [Aanv wnt] <Engels
graven* in de grond spitten 901-1000 [wps]
graveren figuren inkrassen 1240 [Bern.] <Frans
graves wijnsoort 1847 [kku] <Frans {4.1.6}
graveur kunstenaar die graveert 1796 [wnt wenden] <Frans {3.2}
gravitatie zwaartekracht 1832 [wei] <modern Latijn
gravure gegraveerd werk 1796 [wnt] <Frans {3.2}
gray eenheid van geabsorbeerde stralingsenergie 1976 [wp techn. enc.]
grazen* gras eten 1401-1450 [mnw]
grazioso bevallig 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2}
greep* het grijpen, handvat 1477 [Teuth.]
gregoriaans van Gregorius 1739 [wnt tusschen]
grein korrel 1287 [cg NatBl] <Frans
grein gewichtje 1371-1423 [mnw] <Frans
gremium college van vertegenwoordigers 1847 [Aanv wnt] <Latijn
grenadier keursoldaat van de infanterie 1688 [wnt vooraan] <Frans {4.1.14}
grenadine limonade 1912 [kku] <Frans {4.1.6}
grendel* schuifbout voor deuren 1100 [Willeram] {3.1}
grenen van grenenhout 1643 [wnt sas iv] <Zweeds {3.2}
grens scheidingslijn 1573 [wnt] <Nederduits {3.2}
grenshospitium asielzoekerscentrum 1992 [De Coster 1999]
greppel* ondiepe sloot 1245 [Slicher] {2.4/3.1}
gres aardewerk 1912 [kku] <Frans
gretig* begerig 1573 [Plantijn]
greyhound hondensoort 1900-1908 [wnt windhond] <Engels {4.1.3}
gribus bouwvallige woning of buurt 1709 [wnt] <? {3.5}
grief klacht 1301-1325 [cg i 1, 66 (latere vertaling)] <Frans
griend* waard 1376-1400 [mnw]
grienen* huilen 1170 [Rey] {2.2/3.1}
griep influenza 1873 [wnt] <Frans
griesmeel gebroken, niet tot meel gemalen graan 1872 [Toll.] <Duits
griet* beenvis 1567 [Claes Tw. 11]
griet* steltloper 1717 [wnt vogel]
grietjebie zangvogel 1917 [Van Donselaar Tw. maart 2000]
grieven krenken 1350 [mnw]
griezelen* ijzen 1434-1436 [hws] {3.1}
grif* vlug 1649 [wnt]
griffel schrijfstift 1370 [mnw] <me Latijn
griffie secretarie 1488 [hws] <Frans
griffier secretaris 1481 [hws] <Frans
griffioen mythische vogel 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans
grijnzen* vals lachen 1240 [Bern.] {3.1}
grijpen* pakken 1240 [Bern.]
grijs* lichtgrauw 1140 [Rey] {2.2/4.1.5}
grijsaard oude man 1450 [mnw] {4.1.4}
gril inval 1573 [wnt] <Duits
grill vleesrooster 1954 [Aanv wnt] <Engels
grille rooster voor radiateur van auto 1912 [kku] <Frans
grillen roosteren 1961 [gvd] <Engels
grilleren roosteren 1824 [wei] <Frans
grimas vertrekking van het gezicht 1555 [Claes] <Frans
grimeren schminken 1888 [Aanv wnt] <Frans
grimeur die grimeert 1898 [gvd] {3.3/4.1.13}
grimlach* bittere lach 1704 [Hannot&Hoogstraten]
grimmig* boos 1400 [mnw]
grind* kiezels 1820-1829 [wnt]
grind, griend walvisachtige 1864 [wnt grindewal] <Deens {3.2/4.1.3}
grinniken* grijnzend lachen 1410 [mnw] {3.1}
grissen* snel naar zich toe halen 1810 [wnt]
grit* schelpengruis 1903 [Aanv wnt]
grivnja munteenheid van Oekraïne 1918 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Oekraïens {3.2/4.1.12}
grizzlybeer soort beer 1919 [Picarta: titel van E.S. Thompson] <Engels {4.1.3}
groed* aangeslibd land 1133 [Künzel] {2.3}
groef* greppel, inkerving 901-1000 [wps]
groeien* (in grootte) toenemen 1100 [Willeram] {1.2.5}
groen* kleurnaam 1040 [Claes] {1.2.5/2.3/3.1/4.1.5/5}
groente* groenvoer 1721 [wnt] {3.1/4.1.6}
groenteboer* verkoper van groenten 1858 [wnt groente] {4.1.13}

[pagina 959]

[p. 959]

groentesoep soep van groenten 1900 [wnt z.j.] {4.1.6}
groenvoer groene planten als voedsel 1844 [wnt winterrogge] <Duits {4.1.6}
groep verzameling 1618 [wnt] <Frans
groeten* gedagzeggen 1200 [cg ii 1 Servas]
groezelig* niet schoon 1796 [wnt]
grof* groot, ruw 1240 [Bern.]
grofstoffelijk ruw, onbehouwen 1975 [Heer Bommel en de opvoedering] {4.4}
grog sterkedrank met heet water 1847 [kku] <Engels {4.1.6}
groggy waggelend, dronken 1932 [Aanv wnt] <Engels
grol* grap, frats 1625 [wnt]
grom* ingewand van vis 1501-1600 [mnw]
grommen* dof brommend geluid maken 1440 [mnw] {3.1}
grond* bodem 1220-1240 [cg ii 1 Aiol]
grondel* beenvis 1440 [mnw] {3.1}
grondslag* fundament 1599 [Kil.]
grondsop* bezinksel van een drank 1477 [Teuth.]
groot* niet klein 1177-1187 [Künzel] {2.3}
groot* munt 1288 [cg I2, 1330] {4.1.12}
groothandel koop en verkoop in het groot 1857 [wnt] <Duits
grootmoeder* moeder van iemands vader of moeder 1482 [hws] {4.1.4}
grootte* afmeting 1287 [cg NatBl] {3.1}
grootvader* vader van iemands vader of moeder 1545 [mnw] {4.1.4}
gros telwoord: twaalf dozijn 1745 [mey] <Frans {4.2}
gros het grootste aantal, de meeste(n) 1832 [wei] <Frans
groschen munt 1734 [HubWes] <Duits
grosse afschrift 1668 [wnt] <Frans
grossier groothandelaar 1485 [hws] {3.3/4.1.13/5}
grosso modo bijwoord: ruw geschat 1805 [mey] <Latijn
grot onderaardse ruimte 1600 [wnt] <Frans
grotesk zonderling, buitensporig 1785 [wnt] <Frans
grrl zelfbewuste jonge vrouw 1996 [Internet: webgrrls.nl] <Engels
gruis* verbrokkelde stof 1330 [Jacobs 14]
gruit* ingrediënt van bier 999 [Slicher] {2.4}
grunge bepaald soort rockmuziek 1992 [De Coster 1999] <Engels {4.1.16}
grutten* graan dat op de molen verbrijzeld is 1599 [Kil.] {1.2.4}
grutto* steltloper 1770 [Van Groen, Steltlopers 72] {3.1}
gruwel* afschuw 1350 [mnw]
gruwen* afschuw hebben van 1420 [mnw]
gruyère kaassoort 1822 [Sanders 1995] <Frans {4.1.6}
gruzelementen scherven 1873 [wnt]
gsm mobiele telefoon 1991 [Sanders 2000] <Engels {1.3/4.1.17}
g-string minuscuul broekje dat van achter slechts uit een koordje bestaat 1989 [Sanders 2000] <Engels {3.2}
guanaco hoefdier 1847 [kku] <Spaans {3.2/4.1.3}
guano mest van zeevogels 1847 [kku] <Spaans {3.2}
guarani munteenheid van Paraguay 1943 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Spaans {3.2/4.1.12}
guave boom en vrucht daarvan 1625 [Van Donselaar Woordenaar 1, 1] <Engels {3.2/4.1.2}
guerrilla strijd van ongeregelde troepen 1824 [wei] <Spaans {3.2}
guillotine valbijl 1795 [Aanv wnt] <Frans {3.2}
Guinees biggetje knaagdier 1761 [hou i, 2, 439] {4.1.3}
guirlande bloemenslinger 1588 [Claes] <Frans
guit* deugniet 1501-1550 [mnw]
gul* royaal 1615 [wnt gul ii]
gulden* oude munt, munteenheid van Nederland, de Nederlandse Antillen en Suriname 1248-1271 [cg Antwerps Obituarium] {4.1.12}
gulp* dikke straal 1588 [Claes]
gulp* split in broek 1829 [wnt gulp ii]
gulzig gretig 1285 [cg Rijmb.] <Frans
gummi kleverige boomvloeistof 1542 [Claes Tw. 11] <Latijn
gunnen* verlenen 1260-1280 [cg ii 1 Rein. G]
gunst* welwillendheid 1240 [Bern.] {3.1}
gup, guppy beenvis 1967 [Aanv wnt] <Engels
gut* tussenwerpsel: uitroep van verwondering 1612 [wnt wederbrengen] {4.3}
guts beitel met holle bek 1600 [Toll.] <Frans
guts lef 1986 [De Coster 1999] <Engels
gutsen* in stromen neervloeien 1659 [wnt]
guttapercha verdroogd melksap van bomen 1859 [wnt vulcanisatie] <Indonesisch {3.2}
gutturaal keelklank 1832 [wei] <Frans
guur* snijdend 1599 [wnt]
g.v.d. tussenwerpsel: vloek, verkorting van godverdomme 1875 [wnt zeeziekte] <L {3.4/4.3}
gymnasium instelling voor middelbaar onderwijs 1876 [wnt] <Duits {1.2.2}

[pagina 960]

[p. 960]

gymnastiek lichaamsoefeningen 1840 [wnt] <Frans {4.1.18}
gymnastiekschoenen schoenen met zachte zolen 1898 [gvd] {4.1.9}
gynaecologie leer der vrouwenziekten 1847 [kku]
gyros gerecht bestaande uit aan het spit geroosterd vlees of vis 1999 [gvd] <modern Grieks {3.2/4.1.6}
gyroscoop stabilisator 1855 [Aanv wnt]
ha* tussenwerpsel: uitroep van blijdschap 1330 [mnw] {4.3}
haag* heg 889 [Künzel] {2.3}
haagdoorn* heestergeslacht 901-1000 [wps] {3.1}
haai kraakbeenvis 1445-1455 [mnw] <Oudnoor(d)s {3.2}
haaibaai* kijfzieke vrouw 1642 [wnt heibei] {3.1}
haak* gebogen voorwerp om iets vast te houden, op te hangen e.d. 1240 [Bern.]
haam* houten halsband voor paard 1317 [mnw]
haan* mannetje bij hoenderachtigen 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.1.6}
haar* hoogte in het veld 797 [Claes] {2.3}
haar* bezittelijk voornaamwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2}
haar* buigbare vezels die op huid van zoogdieren groeien 1100 [Willeram]
haar* bijwoord van richting: links (bij voerlieden) 1616 [wnt]
haard* stookplaats 1350 [mnw] {4.1.9}
haarfijn bijwoord: uiterst nauwkeurig 1806-1807 [wnt]
haarscherp zeer scherp 1922 [Aanv wnt] <Duits {3.2/4.4}
haarstilist haarkunstenaar 1984 [gnn] <Engels {4.1.13}
haas* haasachtige 1240 [Bern.] {4.1.3}
haas* spier bij slachtdieren 1562 [Claes] {4.1.6}
haasje-over* spel waarbij men over elkaars rug springt 1717 [wnt] {4.1.18}
haast spoed 1237 [cg i 1, 35] <Frans
haast bijwoord van hoedanigheid: bijna, weldra 1401-1450 [mnw] <Frans
haat* diepe afkeer 1287 [cg NatBl]
habbekrats kleinigheid, klein bedrag 1906 [Aanv wnt] <Jiddisch {3.2}
habijt geestelijk gewaad 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn
habitat natuurlijk woongebied 1939 [wnt associatie] <Latijn
habitué regelmatige bezoeker 1840 [wnt] <Frans
habitus uiterlijke gedaante 1803 [wnt analyse Suppl] <Latijn
haček typografisch teken 1999 [gvd] <Tsjechisch {3.2}
hachee gerecht met vlees en kruiden 1778 [wnt] <Frans {4.1.6}
hachelijk* gevaarlijk 1600 [wnt]
hachje* leven 1670 [wnt]
haciënda landgoed in Midden- en Zuid-Amerika 1863 [kku] <Spaans {3.2}
hacker computerkraker 1985 [De Coster 1999] <Engels
hadji Mekkaganger 1847 [kku] <Arabisch {3.2}
haf strandmeer 1670 [wnt instorten] <Duits
hafnium chemisch element 1950 [gvd] <modern Latijn
haft* insect 1635 [wnt haft ii]
hagedis* hagedisachtige 1301-1400 [Claes]
hagel* ijskorrels als neerslag 1265-1270 [cg Lut.K] {4.1.1}
hagiografie levensbeschrijving van heilige 1847 [kku]
haha* tussenwerpsel: nabootsing van lachen 1330 [mnw] {3.1}
haiku Japanse dichtvorm 1969 [wp] <Japans {3.2}
hak* landbouwwerktuig 1301-1350 [mnw]
hak* hiel 1444-1450 [hws]
haken* verlangen 1301-1350 [mnw]
hakenkruis swastika, insigne van nazi's 1924 [gvd] <Duits {1.4/3.2}
hakkebord* slaginstrument 1477 [Teuth.] {4.1.16}
hakkelen* stamelen 1562 [Claes] {3.1}
hakken* houwen 1350 [mnw]
hakketakken* vitten 1914 [gvd] {3.1}
hal* ruimte 1213 [Rey] {2.2}
halal rein volgens de islamitische spijswetten (van vlees) 1989 [Philippa, Koffie, kaffer, katoen] <Arabisch {3.2}
halen* (bij zich) brengen, bemachtigen 1265-1270 [cg Lut.K]
half* telwoord: de helft 1236 [cg i 1, 25] {4.2}
halflandelijkheid gebied tussen land en stad 1931 [Burger en De Jong] {4.4}
hallali tussenwerpsel: jagerskreet 1914 [gvd] <Frans {4.3}
halleluja tussenwerpsel: lofkreet 1561 [wnt] <Hebreeuws {3.2/4.3}
hallo tussenwerpsel: uitroep en groet 1909 [wnt smeerpoets] <? {3.5/4.3}

[pagina 961]

[p. 961]

hallucinatie zinsbegoocheling 1847 [kku] <Frans
hallucineren begoochelen 1865 [kvw] <Frans
halm* stengel van gewas 1268 [cg i 1, 117] {3.1}
halma bordspel 1931 [kwt] <Engels {4.1.18}
halo lichtende kring om zon of maan 1894 [wnt wiel i] <Frans
halogeen chemisch element van de 7e groep 1847 [Aanv wnt]
hals* keel 1080 [Rey] {2.2}
halsstarrig hardnekkig 1542 [Claes Tw. 12] <Duits
halster* leidsel 1450 [mnw]
halt tussenwerpsel: stop 1673 [wnt] <Duits {4.3}
halte stopplaats voor openbaar vervoer 1896 [wnt] <Frans
halter staaf met kogels of schijven aan uiteinden 1872 [gvd] <Duits
halva(product) product met minder vet 1982 [R84]
halvarine halfvette margarine 1968 [Voorlichtingsbureau Margarine, Vetten en Oliën] {4.1.6}
ham* aangeslibd land 694 [Claes] {2.3}
ham* achterbout van varken 1301-1400 [mnw] {4.1.6}
hamam oosters badhuis 1988 [Philippa, Koffie, kaffer, katoen] <Arabisch {3.2}
hamburger broodje met gehakt 1938 [Sanders 1995] <Engels {4.1.6}
hamel* gecastreerde ram 1376-1400 [mnw] {3.1/4.1.3}
hamer* werktuig 801-850 [Künzel] {2.3}
hammondorgel elektronisch muziekinstrument 1952 [wnt vibrato] {4.1.16}
hamster knaagdier 1515 [Claes Tw. 12] <Duits {4.1.3}
hamsteren voorraden inslaan voor tijden van schaarste 1917 [Slijper] <Duits {3.2}
hamvraag* voornaamste kwestie 1953-1957 [Van Gelder 1993] {3.1}
hand* lichaamsdeel aan uiteinde van arm 701-800 [Lex Salica] {2.2}
handboek* leidraad 1513 [Bibliotheca 1954, nr. 430]
handel* kopen en verkopen 1573 [Plantijn]
handelen* doen, behandelen 1236 [cg i 1, 29]
handelen* handel drijven 1573 [wnt]
handhaven in stand houden 1599 [Kil.] <Duits
handicap belemmering, gebrek 1929 [kwt] <Engels
handlanger die een ander bijstaat bij verboden handelingen 1787-1789 [wnt] <Duits
handling handelingen m.b.t. de afwerking na de productie 1999 [gvd] <Engels
handschoen* kledingstuk voor de hand 1286 [cg I2, 1173] {1.2.4/3.1}
handvest* stuk met rechtsbeginselen 1528 [Hs kbh 129.E.2, Hoorn]
hangar overdekte bergplaats 1895 [Broeckaert] <Frans
hangbrug* vaste brug waarvan het dek aan kabels hangt 1844 [wnt ketting]
hangen* aan bovenkant bevestigd door eigen zwaarte neerwaarts gehouden worden 1100 [Willeram]
hangende* voorzetsel 1626 [wnt] {4.2}
hangijzer ijzer waaraan iets hangt 1278 [cg i Gent]
hangmat hangend net om in te liggen 1627 [Van DonselaarTw. 8] <Spaans {1.2.1/1.2.4/3.2}
hannes sukkel 1620 [wnt]
hannesen knoeien 1858 [wnt]
hansom tweewielig rijtuigje 1886 [kku] <Engels {4.1.10}
hansop wijd kledingstuk, m.n. als nachtkleding 1725 [wnt]
hansworst potsenmaker 1732 [wnt] <Nederduits {3.2}
hanteren omgaan met, (werktuig) gebruiken 1286 [cg I2, 1130] <Frans {1.2.5}
Hanze koopmansgilde 1233 [Slicher] <Duits {2.4}
haperen* blijven steken 1351-1400 [mnw] {3.1}
haplologie weglating van een lettergreep 1950 [gvd]
happen* bijten 1588 [Claes] {3.1}
happening manifestatie 1965 [R75] <Engels
happig* gretig 1625 [wnt waarnemen]
happy gelukkig 1951 [Aanv wnt] <Engels
hapsnap* onregelmatig 1976 [gvd] {1.2.2/3.1}
haptonomie de wetenschap der affectiviteit 1991 [wp]
harakiri zelfmoord 1877 [wp, dl. 9, 44] <Japans {3.2}
hard* moeilijk samen te drukken, te verbrijzelen, te buigen; luid, meedogenloos 901-1000 [wps]
hardboard houtvezelplaat 1954 [De Vooys] <Engels
harddrug verslavende drug 1973 [R75] <Engels {4.1.6}
harder* beenvis 1286 [cg I2, 1173]
hardhandig* ruw 1841 [wnt] {3.1}
hardnekkig* halsstarrig 1357 [mnw]
hardrock harde rockmuziek 1984 [gvd] <Engels {4.1.16}

[pagina 962]

[p. 962]

hardvochtig* ongevoelig 1785 [wnt] {1.2.3}
hardware computerapparaten 1969 [Dijkman, Computer-abc 24] <Engels
harem vrouwenverblijf, vrouwen en bijzitten van een moslim 1792 [wnt vrouw] <Turks {3.2}
haren* een zeis scherpen 1343-1346 [mnw]
haring* beenvis 1101-1200 [Rey] {2.2}
haringbuis schip voor haringvangst 1521 [wnt konvooieeren] {4.1.11}
hark* tuingereedschap 1420 [Claes]
harlekijn hansworst 1653 [wnt] <Frans
harmattan verschroeiende West-Afrikaanse wind 1847 [kku] <Spaans {3.2/4.1.1}
harmonica toetsinstrument 1824 [wei] <Engels {4.1.16}
harmonie eendracht 1330 [mnw] <Frans
harmonisatie het harmoniseren 1931 [Aanv wnt] <Frans of Engels
harmonium toetsinstrument 1869 [Aanv wnt] <Frans {4.1.16}
harnas wapenrusting 1250 [cg ii 1 Trist.] <Frans {4.1.14}
harp* snaarinstrument 1240 [Bern.] {4.1.16}
harpoen geweerhaakt werptuig 1287 [cg NatBl] <Frans
harrewarren* krakelen 1676 [wnt] {3.1}
hars kleverige stof uit naaldbomen 1285 [cg Rijmb.] <Duits
hart* spier die bloedsomloop regelt 901-1000 [wps] {1.2.5}
harten* kleur in kaartspel 1612 [wnt klaveren i] {4.1.18}
hartenbeest herkauwer 1652-1662 [wnt] <Afrikaans {3.2}
hartstikke* bijwoord van hoedanigheid 1839 [wnt]
hartstocht* passie 1599 [wnt hartstrek]
hartsvanger jachtmes 1731 [wnt] <Duits
hasjiesj bedwelmend genotmiddel 1838 [Heldring, De jenever erger dan de cholera] <Arabisch {3.2/4.1.6}
haspel* toestel om garen op te winden 1486 [mnw] {3.1}
hassebassen* kibbelen 1605 [wnt] {3.1}
hatchback vijfde deur van een auto 1978 [Picarta: titel van P.H. Olving] <Engels
haten* sterke afkeer voelen 901-1000 [wps]
hatsiekidee* tussenwerpsel: reactie op iets onverwachts 1984 [gvd] {4.3}
hatsjie* tussenwerpsel: geluid van het niezen 1950 [gvd] {3.1}
hattrick het maken van drie doelpunten achter elkaar 1940 [De Telegraaf 3/6, 6b] <Engels
hausmacher soort van leverworst 1986 [koe] {4.1.6}
hausse het rijzen van prijzen, opleving 1847 [kku] <Frans {1.3}
hautain hooghartig 1540 [Aanv wnt] <Frans
hauw* type vrucht 1287 [cg NatBl]
havanna sigaar 1839 [wnt somber] <Frans {4.1.6}
have* bezit 1237 [cg i 1, 32]
haveloos* armoedig 1677 [wnt] {1.1/1.2.3}
haven* ligplaats voor schepen 1240 [Bern.]
havenen* beschadigen 1676 [wnt]
haver* korensoort 1280 [cg i 1, 509] {4.1.2}
havik* roofvogel 1287 [cg NatBl]
hazard kans, geluk 1484 [mnw] <Frans
hazelaar struik 1546 [Naembouck]
hazelworm* hagedis 1862 [wnt]
hazenpeper gerecht van hazenvlees 1778 [wnt] {4.1.6}
hazewind* hondensoort 1376-1400 [mnw] {4.1.3}
H-bom waterstofbom 1955 [Stoop] <Engels {4.1.14}
hè, hé* tussenwerpsel: uitroep om aandacht of bevestiging te krijgen 1612 [wnt] {4.3}
headbangen heftig het hoofd heen en weer bewegen op harde rockmuziek 1985 [De Coster 1999] <Engels
headhunter iem. die kaderpersoneel selecteert 1987 [De Coster 1999] <Engels
hearing hoorzitting 1946 [De Vooys] <Engels
heat manche 1968 [kwt] <Engels
heavy zwaarwichtig 1984 [De Coster 1999] <Engels
heavy metal vorm van hardrock 1984 [De Coster 1999] <Engels {4.1.16}
hebben* bezitten, hulpwerkwoord 901-1000 [wps]
hebbes* tussenwerpsel: daar heb ik 't 1937 [Aanv wnt] {4.3}
hebraïcus kenner van het Hebreeuws 1847 [kku] <Latijn
hecatombe offer, slachting 1605 [Aanv wnt] <Latijn
hecht* stevig 1750 [wnt hecht vi]
hechten* bevestigen 1220-1240 [cg ii 1 Aiol]
hechtenis* gevangenschap 1471 [hws] {3.1}
hectare vlaktemaat 1814 [wnt voerling] <Frans {3.2}
hectisch gejaagd 1962 [Aanv wnt] <Duits {3.2}
hectogram 100 gram 1802 [wnt hectometer] <Frans {3.2}
hectoliter 100 liter 1802 [wnt liter] <Frans {3.2}
hectometer 100 meter 1802 [wnt] <Frans {3.2}

[pagina 963]

[p. 963]

heden* bijwoord van tijd: vandaag 901-1000 [wps] {1.3/4.1.7}
heden* tussenwerpsel: uitroep van verwondering of schrik 1662 [wnt] {4.3}
hedonisme leer dat genot het hoogste goed is 1847 [kku] <Duits
hedsjra de migratie van Mohammed uit Mekka naar Medina 1847 [kku] <Arabisch {3.2}
heel* ongeschonden, volledig 1220-1240 [cg ii 1 Aiol]
heel* bijwoord van hoedanigheid: zeer 1617 [wnt]
heemkunde streekgeschiedenis 1945 [Aanv wnt] <Duits {3.2}
heemraad* college van raadslieden 1155 [Slicher 119] {2.4/3.1}
heen* bijwoord van plaats: weg 1287 [cg NatBl]
heengaan* weggaan 1599 [wnt kil] {1.2.1}
heengaan* sterven 1635 [wnt] {4.4}
heer* leger 850 [Künzel] {2.3/4.1.14}
heer* naam en titel van mannelijk persoon 901-1000 [wps] {1.2.3}
heer* naam van een speelkaart 1717 [wnt] {4.1.18}
heerlijk* prachtig, aangenaam 1200 [cg ii 1 Servas]
heeroom* gemoedelijke benaming voor een pastoor 1528 [wnt] {3.1}
heersen regeren 1348 [mnw] <Duits
hees* schor 901-1000 [wps]
heester* struik 1210 [Rey] {2.2}
heet* zeer warm 901-1000 [wps]
heffen* omhoog brengen 1200 [cg ii 1 Servas] {1.3}
hefnerkaars eenheid van lichtsterkte 1907 [wnt watt]
heft* handvat 1480 [mnw]
heftig onstuimig 1542 [Dasypodius] <Duits
heg* haag 1100 [Willeram]
hegemonie overwicht van een staat 1847 [kku] <Frans
heibel drukte, ruzie 1903 [Aanv wnt] <Jiddisch {3.2}
heide* plant, grond met heideplant begroeid 1240 [Bern.]
heiden* ongelovige 1200 [cg ii 1 Servas] {4.1.8}
heien* in de grond stampen 1350 [mnw]
heiig* wazig (van de lucht) 1840 [wnt]
heikel netelig 1972 [Aanv wnt] <Duits {3.2}
heil* welzijn, redding 901-1000 [wps]
Heiland Zaligmaker 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Duits
heilbot* beenvis 1476-1500 [hws]
heilgymnastiek fysische therapie 1912 [kku] <Duits
heilig* verheven 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5}
heiligbeen* een bekkenbeen 1718 [wnt]
heim, heem* woonplaats 709 [Claes] {2.3/3.1}
heimelijk* geheim, verborgen 1220-1240 [cg ii 1 Aiol]
heimwee verlangen naar geboortegrond 1689 [Vd Sijs 1998, 124] <Duits
heinde* bijwoord van plaats: dichtbij 1440 [mnw]
heining* schutting 1401-1500 [mnw]
heisa* drukte 1912 [wnt z.j.]
heitje Bargoens: kwartje 1860 [Aanv wnt] <Jiddisch {3.2/4.1.12}
hek* rastering 1227 [Tavernier] {2.4}
hekel* vlaskam 1485 [mnw] {3.1}
hekel* afkeer 1785 [wnt]
hekelen* over de hekel halen 1485 [mnw]
heks tovenares 1562 [Claes] <Duits
hel* onderwereld 901-1000 [wps]
hel* schel, fel 1477 [Teuth.] {4.1.5}
hela* tussenwerpsel: uitroep om aandacht te trekken 1800 [wnt voorman ii] {4.3}
helaas tussenwerpsel: uitroep van smart 1548 [wnt] <Frans {4.3}
held* dapper iemand 1250 [cg ii 1 Trist.]
helder* klaar, duidelijk 1573 [wnt] {4.1.5}
heleboel* onbepaald telwoord 1785 [wnt] {4.2}
helegaar* bijwoord van hoedanigheid: geheel en al 1785 [wnt heelemaal] {1.2.4}
helemaal* bijwoord van hoedanigheid: geheel en al 1784 [wnt witten] {1.2.4}
helen* genezen 1100 [Willeram]
helen* verbergen (ook van gestolen goed) 1562 [Dict. Tetraglotton 104B]
helft* elk der beide gelijke delen waarin iets verdeeld is 1236 [cg i 1, 23] {4.2}
helikopter hefschroefvliegtuig 1900 [Aanv wnt] <Frans {4.1.10}
heliocentrisch met de zon als middelpunt 1763 [Aanv wnt]
heliotroop plantengeslacht 1854 [wnt] <Frans
helium chemisch element 1882 [Aanv wnt] <modern Latijn
hellebaard* blank wapen 1429 [mnw] {4.1.14}
hellen* schuin aflopen 1265-1270 [cg Lut.K]
hellenisme de Griekse beschaving na het instorten van Alexanders rijk 1847 [kku] <Duits
heller munt 1400 [mnw] <Duits
helleveeg* feeks 1567 [Claes]
helm* hoofddeksel 1080 [Rey] {2.2/3.1/4.1.14/5}
helm* duinplant 1500 [mnw]

[pagina 964]

[p. 964]

helmstok* stok die het roer beweegt 1465 [mnw]
heloot Spartaanse horige 1824 [wei] <Latijn
helpdesk bureau vanwaaruit ondersteuning aan cliënten wordt geboden 1994 [pc+ 3/11, 19, 15] <Engels
helpen* bijstaan 901-1000 [wps]
hem* buitendijks land 1182-1206 [Slicher] {2.4}
hem* persoonlijk voornaamwoord 1200 [cg ii 1 Servas] {4.2}
hemd* onderkledingstuk 1240 [Bern.]
hemel* firmament 901-1000 [wps]
hemelsbreed* zeer breed, zeer veel 1677 [wnt] {4.4}
hemisfeer halve bol 1650 [mey] <Frans
hemofilie bloederziekte 1924 [gvd] <modern Latijn
hemorroïden aambeien 1847 [kku] <Frans
hemostase bloedstolling 1976 [gvd] <Frans {3.2}
hen* hoendervogel 1240 [Bern.] {4.1.6}
hen* persoonlijk voornaamwoord 1265-1270 [cg Lut.K] {4.2}
hendel hefboom 1852 [wnt] <Engels
hendiadys stijlfiguur 1832 [wei] <me Latijn
hengel* vistuig 1440 [mnw] {3.1}
hengsel* beugel, scharnier 1285 [cg i Dordrecht]
hengst* mannelijk paard 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.1.3}
henna oranjerood kleurmiddel 1847 [kku] <Arabisch {3.2}
hennep plant 1343-1346 [mnw] <Scythisch of Thracisch {3.2}
henry eenheid van zelfinductie 1950 [gvd]
hepatitis geelzucht 1734 [HubWes] <modern Latijn
her* bijwoord van plaats: hierheen 1180 [Rey] {2.2}
heraldiek wapenkunde 1824 [wei] <Frans
heraut aanroeper 1340-1350 [mnw] <Frans
herbarium verzameling gedroogde planten 1770 [Aanv wnt] <Latijn
herberg* logement 1220-1240 [cg ii 1 Aiol]
herbergier waard 1451-1500 [mnw] {4.1.13}
herbicide onkruidverdelger 1961 [gvd]
herbivoor planteneter 1872 [Aanv wnt]
herder* hoeder van een kudde 1240 [Bern.] {4.1.13}
herdershond* hondensoort 1811 [wnt] {4.1.3}
herderstasje* plantje 1668 [wnt]
hereditair erfelijk 1572 [Aanv wnt] <Frans
heremiet kluizenaar 1240 [Bern.] <Latijn
heremijntijd* tussenwerpsel: uitroep van verbazing 1855 [wnt] {4.3}
herenboer* heer die uit liefhebberij het boerenbedrijf uitoefent 1877 [wnt] {3.1/4.1.13/5}
herfst* najaar 1050 [cg ii 1, 122] {1.1/4.1.7}
herfstmaand* september 1050 [cg ii 1, 122] {3.1/4.1.7}
herfsttij* laatste (levens)fase 1919 [Huizinga, Hersttij der me] {4.4}
herinneren doen terugdenken aan 1599 [Kil.] <Duits
hermafrodiet tweeslachtig wezen 1596 [Linschoten 61] <Frans
hermandad politie 1824 [wei] <Spaans {3.2}
hermelijn marterachtige 1287 [cg NatBl] <me Latijn {4.1.3}
hermeneutiek theorie van de exegese 1734 [HubWes] <Latijn
hermetisch volkomen dicht 1778 [wnt] <Frans
hernhutter lid van een christelijke sekte 1781 [wnt] <Duits {4.1.8}
hernia uitstulping van tussenwervelschijf, ingewandsbreuk 1552 [Toll.] <Latijn
heroïek heldhaftig 1599 [Van Meteren, Historien 268] <Frans
heroïne bedwelmende stof 1928 [Oosthoek's geïll. enc.] <Duits {4.1.6}
heroïsch heldhaftig 1847 [kku] <Latijn
herpes huidziekte 1825 [wnt hoofdzeer] <Latijn
herrie lawaai 1806 [wnt] <Engels
herrijzenis* wederopstanding 1852 [wnt] {3.1}
hersenen* deel van centrale zenuwstelsel 1240 [Bern.]
hersengymnastiek oefening in logisch denken 1912 [wnt z.j.]
hert* herkauwer 901-1000 [wps] {4.1.3}
hertog* adellijke titel 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] {1.2.3}
hertz eenheid van trillingen 1948 [Aanv wnt]
hervormd protestant 1773 [wnt gereformeerd] {4.1.8}
hes kiel 1851 [wnt]
hesp* (hieltje van een) ham 1252 [mnw] {4.1.6}
het* persoonlijk voornaamwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2}
het* lidwoord 1370 [Vd Toorn, Gesch. Ned. Taal 219] {4.2}
heten* de naam dragen 1200 [cg ii 1 Servas]
heterofiel seksueel op het andere geslacht gericht 1970 [Recht voor raap]
heterogeen ongelijksoortig 1788 [wnt uitvullen] <Frans

[pagina 965]

[p. 965]

hetman aanvoerder van de kozakken 1833 [wnt] <Pools {3.2}
hetze lastercampagne 1919 [kwt] <Duits {3.2}
hetzij* nevenschikkend voegwoord 1407 [mnw] {4.2}
heugen* herinnerd worden 1330 [mnw]
heulen* samenspannen 1590 [wnt]
heup* gewricht tussen bovenbeen en romp 1240 [Bern.]
heuristiek leer van het vinden 1847 [kku]
heus* hoffelijk 1406 [mnw]
heus* werkelijk 1866 [wnt]
heuvel* verheffing van aardbodem 901-1000 [wps] {3.1}
hevel* gebogen buis om vloeistoffen over te tappen 1736 [wnt] {3.1}
hevig* sterk, erg 1100 [Willeram]
hexaëder zesvlak 1669 [mey] <modern Latijn
hexameter versmaat 1655 [wnt maat ii] <Latijn of Grieks
hezbollah (lid van) een radicale islamitische groepering 1989 [Philippa, Koffie, kaffer, katoen] <Arabisch {3.2}
hiaat leemte 1860 [wnt] <Latijn
hibiscus plantengeslacht 1911 [wnt uur i] <Latijn
hidrotica zweetmiddelen 1734 [HubWes] <modern Latijn
hiel* achterste deel van voet 1285 [cg Rijmb.]
hiep, hiep, ho*ra tussenwerpsel: uitroep bij verjaardag 1845 [wnt] <Duits {4.3}
hier* bijwoord van plaats 1236 [cg i 1, 21]
hiërarchie rangorde 1350 [mnw] <me Latijn
hiëroglief teken van beeldschrift 1804-1808 [wnt sleutel] <Frans {3.2}
highbrow intellectueel 1947 [De Vooys] <Engels
hij* persoonlijk voornaamwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2}
hijgen* kort ademhalen 1351 [mnw] {3.1}
hijsen* naar boven trekken 1645 [wnt] {3.1}
hikikomori het zichzelf opsluiten van jongeren 2000 [Internet: tkmst.nl] <Japans {3.2}
hikken* de hik hebben 1573 [wnt] {3.1}
hil* hoogte 1188 [Claes] {2.3}
hilariteit vrolijkheid 1650 [mey] <Frans
hillebil* draaigat (meisje) 1654 [wnt] {3.1}
hinde* wijfje van hert 822-825 [Künzel] {2.3/4.1.3}
hinder* overlast 1297 [cg I4, 2412]
hindernis* belemmering 1256-1370 [mnw] {3.1}
hindoe aanhanger van het hindoeïsme 1822 [Van Wijk, Alg. Aardrijkskundig Wrdb. dl. 2, 569] <Perzisch
hinkelen* op één been voortspringen 1599 [wnt] {1.2.6/4.1.18}
hinken* mank gaan 1301-1400 [mnw]
hinniken* het natuurlijke geluid van paarden maken 1630 [wnt] {3.1}
hint wenk 1903 [Prick 1903] <Engels
hip vlot 1966 [Aanv wnt] <Engels
hiphop stroming in de popmuziek 1984 [De Coster 1999] <Engels {4.1.16}
hippen* springen 1724 [wnt]
hippie jong, non-conformistisch persoon 1968 [R75] <Engels {4.1.4}
hippisch m.b.t. paarden 1897 [koe]
hippopotamus hoefdier 1773 [wnt waterzwijn] <Latijn {4.1.3}
hiragana Japans cursief lettergreepschrift 1877 [wp, dl. 9, 52] <Japans {3.2}
histamine bloedvaten verwijdende stof 1941 [Holleman, Leerboek der organische chemie 364]
historicus geschiedkundige 1770 [wnt trouwheid] <Latijn
historie verhaal, geschiedverhaal 1240 [Bern.] <Latijn
historiografie geschiedschrijving 1845 [Aanv wnt]
historisch geschiedkundig 1607 [wnt applicatie Suppl]
hit paardje 1778 [wnt] {4.1.3}
hit succesnummer 1924 [Aanv wnt] <Engels
hitparade overzicht van de best verkochte muzieknummers 1956 [Enc. van de muziek] <Engels
hitsig vurig 1442 [hws] <Duits
hitte* sterke warmte 1240 [Bern.]
hittepetit* bedrijvig persoontje 1855 [De Navorscher] {3.1}
hiv virus dat aids veroorzaakt 1989 [De Coster 1999] <Engels
hm, hum* tussenwerpsel: uitroep van twijfel of om aandacht te trekken 1561 [wnt] {4.3}
ho* tussenwerpsel: uitroep om iets te stoppen 1540 [mnw] {4.3}
hobbel* oneffenheid 1546 [Naembouck]
hobbelen* schommelend bewegen 1477 [Teuth.] {3.1}
hobbelpaard* houten paard als speelgoed 1784-1785 [wnt] {4.1.18}
hobbezak lomp persoon 1735 [wnt]
hobby liefhebberij 1896 [kwt] <Engels
hobo blaasinstrument 1714 [wnt] <Frans {4.1.16}
hobo zwerver 1984 [gvd] <Engels

[pagina 966]

[p. 966]

hockey veldsport 1892 [Amsterdamsche Hockey- en Bandyclub] <Engels {4.1.18}
hocus-pocus toverformule: tussenwerpsel 1644 [wnt] {3.1/4.3}
hoe* bijwoord van hoedanigheid: op welke wijze 901-1000 [wps]
hoed* hoofddeksel 1253 [cg ii 1 Gezondh.] {4.1.9}
hoedanig* vragend en betrekkelijk voornaamwoord 1285 [cg Rijmb.] {4.2}
hoede* bewaking, waakzaamheid 1253 [cg ii 1 Gezondh.]
hoeden* beschermen 901-1000 [wps]
hoef* hoornschoen 1287 [cg NatBl]
hoefdier* zoogdier met hoeven 1921 [wnt zwijn]
hoek* ruimte tussen twee lijnen of vlakken 1177-1187 [Claes] {2.3}
hoela dans 1961 [gvd] <Engels {4.1.15}
hoelahoep hoepelspel 1958 [R75] <Engels {3.1/4.1.18}
hoelman hondsaap 1914 [gvd] {4.1.3}
hoempa* straatmuzikant 1881 [kui]
hoen* hoendervogel 1279 [cg i 1, 443] {4.1.6}
hoepel* band om vaatwerk 1728 [wnt] {3.1}
hoepelen* met een hoepel spelen 1682 [co*ck en Teirlinck, Kinderspel 53] {4.1.18}
hoepla* tussenwerpsel: uitroep bij beweging 1912 [wnt z.j.] {3.1}
ho*r* prostituee 1240 [Bern.] {4.1.13}
ho*ra tussenwerpsel: vreugdekreet 1816 [wnt] <Duits {4.3}
ho*ri maagd in islamitisch paradijs 1824 [wei] <Perzisch
hoes overtrek 1343-1344 [mnw] <Frans
hoest* uitstoting van lucht met keelgeluid 1253 [cg ii 1 Gezondh.]
hoeve* boerderij 889 [Slicher] {2.4}
hoeveelheid* aantal 1599 [wnt]
hoeven* nodig hebben of zijn 1588 [Claes]
hoewel* onderschikkend voegwoord 1436-1443 [mnw] {4.2}
hoezee tussenwerpsel: vreugde- of aanmoedigingskreet 1748 [wnt] <Engels {3.2/4.3}
hoezenpoes* afbeelding van aantrekkelijke vrouw op platenhoes 1960 [Discografie van repertoire Schmidt] {3.1/4.4}
hof* omheind stuk grond 976 [Claes] {2.3}
hof* omgeving van een vorst 1200 [cg ii 1 Servas]
hof* rechtbank 1240 [Bern.]
hofnar nar die koninklijk hof moet vermaken 1599 [wnt] <Duits
hogesnelheidstrein trein voor de grote afstand die meer dan 200 km/u rijdt 1986 [De Coster 1999] {4.1.10}
hoi* tussenwerpsel: groet 1956 [Aanv wnt] {4.3}
hok* bergruimte 1567 [Claes] {3.2}
hol* leeg 918-948 [Claes] {2.3}
hol* grot 1240 [Bern.]
hola tussenwerpsel: uitroep om iets te stoppen 1516 [hws] <? {3.5/4.3}
holderdebolder* bijwoord van tijd: halsoverkop 1665 [wnt] {3.1}
holisme biologisch-filosofische leer 1950 [Banning, Enc. handboek van het moderne denken 313]
hollanditis verzet tegen plaatsing van kernwapens 1981 [De Coster 1999] <Engels
hollen* rennen 1484 [mnw]
hollerithsysteem administratiesysteem met ponskaarten 1948 [kwt] <Engels {4.1.17}
holmium chemisch element 1947 [Holleman, Leerboek der organische chemie 678] <modern Latijn
holocaust moord op het joodse volk in wo ii 1966 [Aanv wnt] <Engels
Holoceen geologisch tijdperk 1927 [Aanv wnt] <Frans
holster* vuurwapenfoedraal 1678 [wnt]
hom zaad van vis 1567 [wnt] <? {3.5}
homeopathie geneeswijze 1824 [wei] <Duits
homepage eerste pagina van een website met algehele informatie 1994 [pc+ 3/11, 19, 15] <Engels
hometrainer toestel om thuis op te oefenen 1976 [gvd] {1.2.5/3.3}
hommage eerbetoon 1548 [Aanv wnt] <Frans
hommel* mannetjesbij 1301-1350 [mnw] {3.1/5}
hommeles* ruzie 1653 [wnt]
hommer zeekreeft 1872 [gvd] <Deens {3.2}
hom*o persoon met seksuele gerichtheid op personen van hetzelfde geslacht 1933 [Aanv wnt] <Engels {1.2.4}
hom*ofiel hom*oseksueel 1961 [gvd]
hom*ofonie het gelijk-klinken 1832 [wei] <Frans
hom*ogeen van dezelfde aard 1824 [wei] <Frans
hom*oloog overeenstemmend 1824 [wei] <Frans
hom*oniem gelijkluidend woord met verschillende betekenissen 1847 [kku] <Frans
hom*oseksueel gericht op seksuele omgang met personen van hetzelfde geslacht 1892 [Kunst en Schutte, Lesbiaans]
hom*osueel hom*oseksueel 1987 [Kuitenbrouwer]
homp* stuk, brok 1573 [Claes]

[pagina 967]

[p. 967]

hond* hondachtige 901-1000 [wps] {4.1.3}
hond* landmaat van 100 roeden 1130-1161 [Slicher] {2.4}
honderd* telwoord 1236 [cg i 1, 25] {4.2}
hondsdagen* warmste tijd van het jaar 1485 [mnw] {4.1.7}
hondsdraf* plantengeslacht 1642 [wnt] {1.2.4}
hondsvot scheldwoord 1580 [wnt] <Duits
honen* smaden 1080 [Rey] {2.2}
honen binnenomtrek slijpen 1961 [gvd] <Engels
honger* eetlust 901-1000 [wps]
honing* stof door bijen uit bloemvocht bereid 901-1000 [wps]
honk* thuis, vrijplaats bij kinderspelen 1401-1450 [mnw] {3.2/4.1.18}
honky-tonk metalige pianomuziek 1980 [Picarta: titel van de Basispers, Utrecht] <Engels {3.1}
honneponnig* snoezig 1935 [wnt vitrine] {3.1}
honorabel eervol 1589 [Aanv wnt] <Frans
honorair ere- 1775 [Aanv wnt] <Frans
honorarium geldelijke vergoeding 1614 [wnt wijd i] <Latijn
honoreren belonen, als geldig erkennen 1561 [Aanv wnt] <Frans
hoofd* kop 901-1000 [wps]
hoofd* leider 1285 [cg Rijmb.]
hoofs* vormelijk 1240 [Bern.]
hoog* boven een ander punt, verheven 1130-1161 [Künzel] {2.3}
hoogaars vissersschip 1688 [wnt] {4.1.11}
hoogmoed* trots 1470 [mnw]
hoogoven hoge smeltoven 1823 [wnt] <Duits
hoogseizoen drukste tijd van het jaar 1962 [wnt repatriatie] <Duits {3.2}
hoogspanning elektrische spanning boven 600 volt 1907 [wnt vereffenen] <Duits
hoogstens bijwoord: op zijn hoogst, meest 1802 [wnt hoogst] <Duits
hoogte* afmeting in verticale richting 1452-1501 [mnw] {3.1}
hooi* gedroogd gras 1050 [cg ii 1, 122]
hooimaand* juli 1050 [cg ii 1, 122] {3.1/4.1.7}
hooimijt stapel hooi 1872 [gvd]
hooked verslaafd 1978 [De Coster 1999] <Engels
hooligan voetbalvandaal 1985 [De Coster 1999] <Engels
hoon* smadelijke bejegening 1287 [cg NatBl]
hoop* verwachting 1240 [Bern.]
hoop* stapel (dingen), massa (mensen of dieren) 1283 [cg i 1, 732]
hoop* uitwerpselen 1605 [wnt] {4.4}
hoor* tussenwerpsel: ter bevestiging van een uitspraak 1781 [wnt hooren] {4.3}
hoorn* uitsteeksel aan dierenkop 901-1000 [wps]
hoorn* blaasinstrument 1300 [mnw] {4.1.16}
hoorndol* razend, stapelgek 1555 [wnt]
hoorndrager* iem. die door zijn echtgenote wordt bedrogen 1599 [wnt]
hoos* wervelwind als een slurf 1610 [wnt] {4.1.1}
hop* scharrelaarachtige 1270-1290 [mnw] {3.1}
hop* klimplant 1376-1400 [hws] {1.1}
hop* inham 1401-1450 [mnw]
hopen* wensen, verwachten 1240 [Bern.]
hopje* handelsnaam voor een bepaald snoepje 1855 [wnt pepermunt] {4.1.6}
hopla* tussenwerpsel: uitroep bij beweging 1850 [wnt toom i] {3.1}
hopman kapitein 1556 [wnt] <Duits {4.1.14}
hopper baggervaartuig 1905 [wnt] <Engels {4.1.11}
hor* gaas voor raam tegen insecten 1599 [Kil.]
horde bende 1622 [wnt] <Duits
horeca bedrijfsgroep van hotel-, restauranthouders e.d. 1940 [Picarta: titel van A.C. de Vooijs] <L {1.1/1.2.5/3.4}
horig* onderworpen 701-800 [Lex Salica] {2.2}
horizon gezichtseinder 1598 [wnt] <Latijn
hork lomperd 1900 [wnt] <Jiddisch {3.2}
horlepijp dans van één persoon 1839 [Toll.] {4.1.15}
horloge zakuurwerk, polshorloge 1688-1696 [wnt] <Frans
hormoon inwendig afgescheiden stof 1912 [kku] <Engels
horn* in het water uitspringende hoek land 838 [Künzel] {2.3}
horoscoop punt van ecliptica tijdens geboorte-uur, waaruit de toekomst blijkt 1626 [wnt] <Frans
horrelvoet* misvormde voet 1715 [wnt]
horreur afschuw 1650 [mey] <Frans
horror afschuw 1847 [kku] <Latijn
hors beenvis 1862 [wnt]
hors* zandplaat 1862 [wnt]
hors d'oeuvre voorgerecht 1824 [wei] <Frans {4.1.6}
horse heroïne 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.6}
horst* roofvogelnest 1547 [wnt]
hort korte stoot 1350 [mnw]
hortensia sierheester 1844 [wnt vermoedelijk] <modern Latijn
horticultuur tuinbouw 1847 [kku]
hortologie tuinbouwkunde 1847 [kku]
hortus tuin 1765 [wnt] <Latijn

[pagina 968]

[p. 968]

horzel* insect 1180 [Rey] {2.2/3.1}
hosanna tussenwerpsel: heil 1824 [wei] <Latijn {4.3}
hosklos* lomp persoon 1871 [wnt] {3.1}
hospes persoon bij wie men op kamers woont 1692 [wnt] <Latijn
hospita kostjuffrouw 1646 [wnt wen ii] <Latijn
hospitaal militair ziekenhuis 1662 [wnt] <Latijn {3.2}
hospitant aanstaand leraar die lessen bijwoont 1964 [Aanv wnt] <Latijn
hospitium gastverblijf 1847 [Aanv wnt] <Latijn
hossebossen* op en neer gaan bij het rijden 1637 [wnt] {3.1}
hosselen op illegale wijze geld voor drugs verkrijgen 1984 [gvd] <Surinaams-Nederlands {3.2}
hossen elkaar arm in arm vasthoudend dansen 1897 [wnt hotsen] {1.2.4}
hostess gastvrouw in vliegtuigen e.d. 1959 [Aanv wnt] <Engels
hostess chique prostituee 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.13}
hostie offerbrood 1282 [cg i 1, 643] <Latijn
hot* bijwoord van richting: rechts (bij voerlieden) 1550 [mnw]
hotdog broodje knakworst 1951 [De Vooys] <Engels {4.1.6}
hotel logement 1855 [wnt] <Frans
hoteldebotel dol 1935 [De Coster 1998] <Jiddisch {3.1/3.2}
hotemetoot hoge piet 1896 [wnt] <Japans {3.1/3.2}
hotpants type shorts voor vrouwen 1971 [R75] <Engels {3.2}
hotsen schokken 1612 [wnt] <Duits {1.2.4}
hotshot belangrijk persoon 1989 [Peptalk] <Engels {3.1}
houdbaar duurzaam van levensmiddelen 1905 [wnt] <Duits {1.4}
houden* niet afstaan, tegenhouden 901-1000 [wps]
houding* wijze waarop men het lichaam houdt 1719 [Hannot&Hoogstraten]
houdoe* tussenwerpsel: groet 1882 [Aanv wnt] {4.3}
house stroming in de popmuziek 1987 [Sanders 1995] <Engels {4.1.16}
hout* hard gedeelte van bomen 741 [Claes] {2.3}
houtje-touwtjejas driekwartjas die sluit met houten staafjes 1955 [Stoop] {3.1}
houtsnede* in hout uitgesneden voorstelling 1778 [wnt plaat]
houtvester bosopzichter 1314 [mnw]
houw* hak, slag 1170 [Rey] {2.2}
houwdegen vechtersbaas 1900 [wnt] <Duits
houweel werktuig, bik 1296 [cg i Brugge] <Frans
houwen* slaan, afhakken 1260-1280 [cg ii 1 Wrake R.]
houwitser vuurmond met kortere loop dan kanon 1663 [wnt] <Duits {4.1.14}
hovaardig* hoogmoedig 1291-1300 [cg Luiks Diat.]
hovercraft amfibisch vaartuig 1967 [R75] <Engels {4.1.11}
hozen* water scheppen 1588 [Claes]
hufter* Bargoens scheldwoord: schoft 1927 [wnt soep]
hugenoot Franse protestant 1565 [wnt] <Frans {4.1.8}
huichelen veinzen 1562 [Deux-aes bijbel] <Duits
huid* vel 1100 [Willeram]
huidig* tegenwoordig 1409 [mnw]
huif* kap 1240 [Bern.]
huig* lelletje in de keel 1301-1350 [mnw]
huik mantel 1317 [mnw] <Frans
huilebalk* iem. die vaak huilt 1612 [wnt] {3.1}
huilen* schreien, janken 1287 [cg NatBl] {1.3/3.1}
huis* woning 893 [Claes] {1.2.3/1.3/2.3}
huisjesmelker* verhuurder van slechte woningen 1866 [wnt huis]
huiveren* rillen 1573 [Plantijn] {3.1}
huizenhoog* zeer hoog 1677 [wnt] {4.4}
hulde* eerbetoon 1784-1785 [wnt]
huldigen* eer bewijzen 1654 [wnt] {3.1}
hulk schip 1240 [Bern.] <me Latijn {4.1.11}
hulk zeer sterke man 1994 [De Coster 1999] <Engels
hullen* wikkelen in 1330 [mnw]
hullie* persoonlijk voornaamwoord 1882 [wnt verstoppen] {4.2}
hulp* bijstand 901-1000 [wps]
huls koker 1542 [Claes Tw. 12] <Duits
hulst* heester 710 [Claes] {1.2.4/2.3}
hum goed humeur, schik 1912 [C. Veth, Prikkel-Idyllen v, 25] {1.1/1.2.4}
humaan menslievend 1840 [wnt] <Latijn
humaan (med.) van de mens afkomstig 1961 [gvd] <Latijn
humaniora studiën die iem. tot mens maken 1823 [wnt volmaaktelijk] <modern Latijn
humaniteit menselijkheid 1619 [wnt voorbedacht i] <Frans
humbug bluf 1901 [wnt] <Engels

[pagina 969]

[p. 969]

humeur gemoedsgesteldheid 1658 [wnt] <Frans {1.2.4}
hummel jong kind 1887 [wnt] <? {3.5/4.1.4}
hummen* ‘hm’ zeggen 1539 [wnt] {3.1}
humor scherts 1839 [Toll.] <Engels
humoreske kort humoristisch vertelsel 1912 [kku] <Duits
humus teelaarde 1828 [wnt water] <Latijn
hun* verbogen vorm van het persoonlijk voornaamwoord derde persoon meervoud 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.2}
hun* bezittelijk voornaamwoord 1358 [mnw] {4.2}
hunebed voorhistorische begraafplaats 1809 [wnt urn(e)]
hunkeren* verlangen 1573 [Plantijn] {3.1}
hup* tussenwerpsel: uitroep bij beweging 1904 [wnt] {3.1}
huppelen* zich springend voortbewegen 1477 [Teuth.] {3.1/5}
huppen* springen 1599 [Kil.]
hups aardig 1477 [Teuth.] <Duits
huren* pachten 1240 [Bern.]
hurken* met gebogen knieën op de eigen hielen zitten 1599 [Kil.]
husky hondensoort 1940 [Toepoel, Hondenenc.] <Engels {4.1.3}
hut houten woning 1475 [mnw] <Duits
hutselen* door elkaar mengen 1599 [Kil.] {3.1}
hutsen* hutselen 1351 [mnw]
hutspot gerecht 1527 [hws] {4.1.6}
huttentut* plant 1808 [wnt vlas i] {3.1}
huur* pacht 1324-1341 [Stadb. Zwolle i]
huwelijk* echtverbintenis 1236 [cg i 1, 29]
huwen* trouwen 1236 [cg i Gent] {1.3}
huzaar soldaat van de ruiterij 1599 [Van Meteren, Historien 408] <Duits {4.1.14}
hyacint bolplant 1608 [wnt] <Latijn
hybridisch bastaard- 1847 [kku]
hybris overmoed 1896 [Aanv wnt] <Grieks {3.2}
hydra slang 1552 [wnt uitwassen] <Latijn
hydraat verbinding met water 1844 [Aanv wnt]
hydraulica de leer der vloeistoffen 1736 [wnt watergoot] <modern Latijn
hydraulisch waarbij van vloeistoffen gebruik gemaakt wordt 1740 [Aanv wnt] <Frans
hydrocefaal met een waterhoofd 1604 [wnt waterzucht] <Frans
hydrofiel vocht aantrekkend 1924 [gvd]
hydrografie deel van de aardrijkskunde 1623 [Ruiters, Toortse der Zee-vaert vi] <Frans
hydrometer vochtweger 1824 [wei]
hyena hyena-achtige 1552 [Toll.] <Latijn {4.1.3}
hygiëne gezondheidsleer 1642 [wnt gezond] <Frans
hygrofyt vochtminnende plant 1944 [Meltzer, Inleiding tot de plantensociologie 147]
hygrograaf registrerende vochtigheidsmeter 1914 [gvd]
hygroscoop vochtigheidsmeter 1847 [kku]
hymen maagdenvlies 1604 [wnt vermengeling] <Latijn {3.2}
hymne lofzang 1350 [mnw] <Frans
hype overdreven publiciteit 1975 [wp jaarboek 1976] <Engels
hyperbool kegelsnede 1605 [wnt kegelsnede] <Frans
hyperbool overdrijving 1669 [mey] <Frans
hypercorrect foutief uit vrees voor onjuistheid 1950 [gvd]
hyperlink tekstgedeelte dat een onderliggende verwijzing bevat 1991 [Sanders 2001 (dieplinken)] <Engels
hypermetroop verziend 1898 [gvd]
hypermodern zeer modern 1912 [wnt hyper- z.j.]
hypertekst koppeling van tekst, geluid en beeld 1994 [pc+ 3/11, 19, 21] <Engels
hypertrofie abnormale gewichtstoeneming 1846 [Aanv wnt] <modern Latijn
hypnose kunstmatige slaap 1903 [wnt water] <Frans
hypochondrie zwaarmoedigheid 1771 [H.J. Vieu-Kuik, in ts. De Rhapsodist 1956, 50] <Latijn
hypocriet huichelaar 1240 [Bern.] <Frans
hypofyse hersenaanhangsel 1906 [Aanv wnt] <Frans
hypotensie lage bloeddruk 1961 [gvd]
hypotenusa schuine zijde van rechthoekige driehoek 1631 [wnt rechthoekig] <Latijn
hypotheek geldlening voor onroerend goed 1503 [Claes Tw. 12] <Frans
hypothermie ondertemperatuur 1961 [gvd]
hypothese nog te bewijzen stelling 1568 [Kool] <Frans
hysterectomie operatieve verwijdering van de baarmoeder 1895 [Picarta: titel van S.R. Brouwer]
hysterie zenuwziekte 1847 [kku] <Frans
iatrosofie alternatieve geneeswijze 1993 [De Coster 1999]
ibidem bijwoord: ter zelfder plaatse 1824 [wei] <Latijn
ibis reigerachtige 1240 [Bern.] <Latijn

[pagina 970]

[p. 970]

ichneumon civetkat 1761 [wnt pharao] <Latijn {4.1.3}
ichtyosaurus voorhistorische vishagedis 1855 [kku]
ichtyosis huidziekte met schubben 1847 [kku] <modern Latijn
iconoclast beeldenstormer 1824 [wei] <Latijn
iconografie beeldbeschrijving 1824 [wei] <me Latijn
icoon voorstelling van Christus, Maria en/of de heiligen 1824 [wei] <Latijn
icoon pictogram 1987 [De Coster 1999] <Engels
icoon iemand met grote invloed 1997 [De Coster 1999] <Engels
ict informatie- en communicatietechnologie 1997 [Internet: nrc.nl] <Engels
ideaal droombeeld 1784-1785 [wnt] <Frans
ideaalbeeld ideale voorstelling 1964 [Aanv wnt] <Duits {3.2}
idee voorstelling, denkbeeld 1485 [mnw] <Frans
ideëel denkbeeldig 1871 [wnt] <Duits
idem bijwoord: de- of hetzelfde 1515 [wnt waal ii] <Latijn
identiek gelijk(waardig) 1872 [Aanv wnt] <Frans
identificeren de identiteit vaststellen 1824 [wei] <me Latijn
identiteit (persoons)gelijkheid 1824 [wei] <Frans
ideologie ideeënleer 1832 [wei] <Frans
idioom bijzondere eigenaardigheid van een taal 1824 [wei] <Frans of Latijn
idioot gek 1857 [wnt] <Frans
idiosyncrasie aangeboren overgevoeligheid 1734 [HubWes] <Grieks {3.2}
idioticon dialectwoordenboek 1778 [Aanv wnt] <Grieks {3.2}
idolaat afgodisch 1784 [wnt] <Frans
idolatrie beeldendienst 1650 [mey] <Frans
idool afgod(sbeeld) 1462 [hws] <Frans
idylle dichterlijke schildering van eenvoudig leven 1784 [wnt uitlaten] <Frans
iebel naar, kregel 1961 [gvd] <Jiddisch {3.2}
ieder onbepaald voornaamwoord 1573 [Plantijn] <Duits {4.2}
iedereen* onbepaald voornaamwoord 1636 [wnt] {4.2}
iegelijk* onbepaald voornaamwoord 1240 [Bern.] {4.2}
iel* dun 1596 [wnt kind]
iemand* onbepaald voornaamwoord 1236 [cg i Gent] {1.2.4/4.2}
iep loofboom 1567 [wnt] <? {3.5}
iets* onbepaald voornaamwoord 1348 [mnw] {4.2}
ietsepietsje kleinigheid 1984 [gvd] {3.1}
iezegrim* brompot 1401-1450 [mnw]
iglo hut van bevroren sneeuw 1886 [kku] <Engels
ignoramus een onwetende 1984 [gvd] <Latijn
i-grec Griekse i, de letter y 1952 [kwt] <Frans {3.2}
I-ijzer profielijzer met I-vormige doorsnede 1933 [wnt trog] <L {3.4}
ijdel* vergeefs 901-1000 [wps]
ijdel* verwaand 1463 [mnw]
ijdeltuit* iemand die erg ijdel is 1501-1525 [mnw]
ijken waarmerken 1285 [cg i Dordrecht] <Latijn
ijl* leeg, dun, wazig 1809 [wnt voos i]
ijlen* zich haasten, hard lopen 901-1000 [wps]
ijlen* verward praten 1783 [Claes]
ijlhoofdig* licht in het hoofd, onbesuisd 1641 [wnt]
ijs* bevroren water 1240 [Bern.] {4.1.1}
ijs* bevroren water of room als lekkernij 1793-1796 [wnt] {4.1.6}
ijsbeen dijbeen in ham 1101-1200 [Tavernier] {2.4/4.1.6}
ijsbeer* soort beer 1788 [wnt wegsnorren] {1.3/4.1.3}
ijsberen* rusteloos heen en weer lopen 1897 [wnt wandelen] {1.2.2}
ijsco ijsje 1928 [Andries de Rosa, in: Nu 1, 55] {4.1.6}
ijselijk* verschrikkelijk 901-1000 [wps]
ijskast kast waarin etenswaar koel gehouden wordt 1897 [wnt ijs] {1.2.1/4.1.9}
ijsvogel* scharrelaarachtige 1287 [cg NatBl]
ijver toewijding 1542 [Claes Tw. 12] <Duits
ijzel* dunne ijskorst na neerslag 1485 [mnw] {3.1/4.1.1}
ijzen* gruwen 1285 [cg Rijmb.]
ijzer chemisch element 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Keltisch {3.2}
ik* persoonlijk voornaamwoord 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5/4.2}
ikebana bloemschikkunst 1940 [Picarta: titel van A.L. Sadler] <Japans {3.2}
illegaal onwettig 1824 [wei] <Frans
illinium chemisch element 1946 [Holleman, Leerboek der organische chemie 529] <modern Latijn
illuminatie verlichting 1698 [wnt vreugdeteeken] <Frans
illumineren verlichten, versieren 1450-1500 [mnw] <Frans

[pagina 971]

[p. 971]

illusie zinsbegoocheling, droombeeld 1837 [wnt uitroeien] <Frans
illusionist goochelaar 1950 [Aanv wnt] <Frans
illusoir denkbeeldig 1895 [Broeckaert] <Frans
illuster doorluchtig 1553 [Aanv wnt] <Frans
illustratie het illustreren 1871 [wnt kindercourant] <Frans
illustreren met afbeeldingen voorzien, toelichten 1548 [wnt vatten] <Frans
I love you-virus gevaarlijk computervirus 2000 [Sanders 2001] <Engels
image voorstellingsbeeld 1963 [R75] <Engels
imaginair denkbeeldig 1637 [Aanv wnt] <Frans
imago voorstellingsbeeld 1961 [wnt] <Latijn
imam islamitische gebedsvoorganger 1626 [Aanv wnt] <Arabisch {3.2}
imbeciel zwakzinnig, onnozel 1650 [mey] <Frans
imbroglio verwikkeling 1847 [kku] <Italiaans {3.2}
imitatie nabootsing 1650 [mey] <Frans
imitator nabootser 1847 [kku] <Latijn {1.2.4}
imiteren navolgen 1669 [mey] <Frans
imker* bijenhouder 1886 [wnt] {4.1.13}
immanent inwonend 1824 [wei] <Frans
immens onmetelijk 1650 [mey] <Frans
immensiteit onmetelijkheid 1621 [Aanv wnt] <Frans
immer* bijwoord van tijd: altijd 901-1000 [wps] {4.1.7}
immers* bijwoord van modaliteit: toch 1530 [mnw] {3.1}
immigrant inkomend landverhuizer 1865 [kvw] <Frans
imminent boven 't hoofd hangend 1824 [wei] <Frans
immobiel onbeweeglijk 1650 [mey] <Frans
immuniteit niet-onderworpen zijn aan wetten, onvatbaarheid 1545 [wnt kerk] <Frans
immuun onschendbaar, onvatbaar 1895 [wnt] <Latijn
i-mode mobiele internettelefoon in Japan 1999 [Sanders 2001] <Engels {4.1.17}
impact invloed 1966 [R75] <Engels
impala herkauwer 1961 [gvd] <Zoeloe {4.1.3}
impasse moeilijkheid zonder oplossing 1903 [Aanv wnt] <Frans
impegno borgstelling 1832 [wei] <Italiaans {3.2}
imperatief gebiedende wijs 1576 [Colloquien oft tsamensprekingen (...) in ses spraken] <Latijn
imperator opperbevelhebber 1575 [wnt wapen] <Latijn
imperfect onvolmaakt 1539 [wnt uitwendigheid] <Latijn
imperiaal keizerlijk 1553 [Aanv wnt] <Frans
imperiaal bagagerek op voertuig 1832 [wei] <Frans {1.2.3}
imperium (keizer)rijk, oppermacht 1824 [wei] <Latijn
impertinent onbehoorlijk 1784-1785 [wnt] <Frans
implanteren inplanten 1824 [wei] <Latijn
implementeren verwezenlijken 1983 [R84] <Engels
implicatie verwikkeling in een zaak 1946 [Aanv wnt] <Frans
impliceren omvatten 1594 [Aanv wnt] <Latijn
impliciet mede erin betrokken 1832 [wei] <Frans
implosie ontploffing naar binnen toe 1976 [wp]
imponderabilia onweegbare zaken 1872 [gvd] <Latijn
imponeren ontzag inboezemen 1923 [wnt vetzucht] <Frans
importeren invoeren 1824 [wei] <Frans {1.2.3}
importeren computergegevens invoeren 1989 [hcc nieuwsbrief nov. 11, 47] <Engels {1.2.3}
imposant indrukwekkend 1784 [Aanv wnt] <Frans
impotent niet in staat tot geslachtelijk verkeer 1824 [wei] <modern Latijn {1.2.2}
impregneren doordrenken 1847 [kku] <Frans
impresario ondernemer van toneelvoorstellingen e.d. 1847 [kku] <Italiaans {3.2}
impressie indruk 1575 [Aanv wnt] <Frans
impressionisme kunststroming 1896 [wnt] <Frans
imprimatur verlof tot drukken 1824 [wei] <Latijn
improviseren voor het ogenblik bedenken 1824 [wei] <Frans
impuls prikkel 1847 [kku] <Latijn
in* voorzetsel 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5/4.2}
inbeelden, zich* zich iets onmogelijks voorstellen 1595 [wnt]
inborst* aard 1376-1400 [mnw]
inburgeren opgenomen worden in een (taal)gemeenschap 1847 [Vd Sijs 1996] <Duits {1.4}
incapabel onbekwaam 1630 [Aanv wnt] <Frans
incarnatie vleeswording 1252 [mnw] <Frans
incasseren in ontvangst nemen 1793-1796 [wnt] <Italiaans {3.2}
incasso het incasseren 1847 [kku] <Italiaans {3.2}
incentive aansporing 1984 [gvd] <Engels

[pagina 972]

[p. 972]

incest bloedschande 1503-1516 [Aanv wnt] <Frans
inch Engelse duim 1832 [wei] <Engels
inchoatief werkwoord dat begin van een handeling aangeeft 1633 [Ruijs] <Latijn
incident (hinderlijk) voorval 1683 [wnt] <Frans
incidenteel bijkomstig 1840 [wnt appel ii] <Frans
incisie insnijding 1552 [Aanv wnt] <Frans
inciviek politiek onbetrouwbaar (persoon) 1961 [gvd] <Frans
incluis bijwoord: inbegrepen 1562-1592 [mnw] <Frans
inclusief met inbegrip van 1669 [mey] <Frans
incognito bijwoord: onder schuilnaam 1662 [wnt] <Italiaans {3.2}
incoherent onsamenhangend 1824 [wei] <Frans
incommunicado geïsoleerd, van de buitenwereld afgezonderd 1996 [Vd Sijs 1996] <Spaans {3.2}
incompatibel onverenigbaar 1619 [De Jonge iv, 183] <Frans
incompetent onbevoegd 1599 [wnt] <Frans
incongruent niet overeenstemmend 1824 [wei] <Latijn
inconsequent onlogisch 1824 [wei] <Frans
incontinent urine of ontlasting niet kunnende ophouden 1950 [gvd] <Frans
incorporatie opneming 1480 [hws] <Frans
incorrect onnauwkeurig, ongepast 1824 [wei] <Frans
incrimineren als schuld aanrekenen 1847 [kku] <Frans
incubatie broeiing 1824 [wei] <Frans
incubator broedmachine 1912 [kku] <Latijn
incunabel wiegendruk 1824 [wei] <Frans
indecent onwelvoeglijk 1556 [wnt woord i] <Frans
indemniteit schadevergoeding 1570 [Aanv wnt] <Frans
inderdaad* bijwoord van modaliteit: werkelijk 1639 [wnt]
index inhoudsopgave, verhoudingscijfer 1676 [wnt belasting] <Latijn
indicatie aanwijzing 1824 [wei] <Frans
indicatief aantonende wijs 1576 [Colloquien oft tsamensprekingen (...) in ses spraken] <Latijn
indien* onderschikkend voegwoord 1463 [mnw] {4.2}
indigestie gestoorde spijsvertering 1793-1796 [wnt] <Frans
indigo blauwe kleur(stof) 1582 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.5}
indiscreet onbescheiden 1480 [mnw criscer] <Frans
indium chemisch element 1901 [kui] <modern Latijn
individu enkeling 1824 [wei] <Frans
individualiteit eigen aard 1824 [wei] <Frans
indo halfbloed 1898 [gvd]
indoctrineren inprenten (van opvattingen) 1966 [Aanv wnt]
indolentie lusteloosheid 1824 [wei] <Frans
indoorgolf binnenshuis gespeelde golf 1931 [kwt] <Engels {4.1.18}
in dorso op de achterzijde 1612 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2}
indruk uitwerking op de geest 1461 [mnw] <Duits
in dubio in twijfel 1638 [wnt inhulding] <Latijn
inductie redeneren van het bijzondere naar het algemene 1863 [wnt] <Frans
in duplo in tweevoud 1808 [wnt archief] <Latijn
industrie nijverheid, fabriekswezen 1864 [wnt] <Frans
ineffectief zonder voldoende uitwerking 1855 [kku] <Frans
inert traag 1824 [wei] <Frans
inertie traagheid 1650 [mey] <Frans
in extenso in zijn geheel 1832 [wei] <Latijn
in extremis in de laatste ogenblikken 1511 [wnt weren i] <Latijn
infaam schandelijk 1542 [wnt vervolgen] <Frans
infante koninklijke prinses 1598 [wnt] <Spaans {3.2}
infanterie wapen van de landmacht te voet 1588 [Claes] <Frans {4.1.14}
infantiel kinderlijk 1950 [gvd] <Frans
infarct verstopping van de bloedtoevoer 1847 [Aanv wnt]
infecteren besmetten 1550 [wnt woonstede] <Frans
infectie aansteking 1664 [wnt] <Frans
inferieur lager, minder 1650 [mey] <Frans
inferioriteit minderheid in rang 1669 [mey] <Frans
inferno hel 1874 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2}
infiltreren naar binnen siepelen, binnendringen 1847 [kku] <Frans
infinitesimaalrekening differentiaal- en integraalrekening 1824 [wei] <Duits
infinitief onbepaalde wijs 1625 [Ruijs] <Latijn
infix tussengevoegd element 1974 [Elseviers Nederlands wrdb. en vreemde-woordentolk] <modern Latijn

[pagina 973]

[p. 973]

inflatie opzetting van de buik 1624 [Aanv wnt] <Frans
inflatie waardevermindering van geld 1912 [kku] <Engels
inflorescentie bloeiwijze 1847 [kku] <Frans
influenza griep 1800 [Picarta: Bij-lichter, (...) verhandeling over de influenza] <Italiaans {3.2}
infomercial commercieel filmpje van een adverteerder 1986 [De Coster 1999] <Engels {4.1.15}
informatica leer van de automatische informatieverwerking 1964 [Aanv wnt] <modern Latijn
informatie inlichting, nasporing 1451-1500 [mnw] <Frans
informatietechnologie toegepaste kennis m.b.t. het ontwerpen en beheren van informatiesystemen 1991 [wp] <Engels
informeren inlichten 1460 [hws] <Frans
infotainment informatief amusem*nt op radio en tv 1990 [De Coster 1999] <Engels {4.1.15}
infrarood onder het rood liggend 1914 [gvd]
infrasoon beneden de frequentie van de geluidstrillingen 1967 [wp in kleuren]
infrastructuur onroerende voorzieningen voor het economische leven 1953 [Aanv wnt] <Engels
infusie het laten trekken, aftreksel 1608 [wnt zwaarmoedigheid] <Frans
infuus intraveneuze toediening 1967 [Aanv wnt] <Frans {3.2}
ingenieur afgestudeerde aan een hogere technische school 1842 [wnt] <Frans
ingenieus vernuftig 1602 [wnt goud] <Frans
ingetogen* zich onthoudend van buitensporigheden 1625 [wnt]
ingevolge* voorzetsel 1723 [wnt] {4.2}
ingewand* inwendige delen van het lichaam 1400 [mnw]
ingrediënt bestanddeel 1652 [wnt trekken] <Frans
inhaler inhaleertoestel 1999 [gvd] <Engels
inhaleren diep inademen (van rook) 1847 [kku] <Frans
inham* kleine baai 1567 [Claes Tw. 12]
inheems* in het land zelf thuis behorende 1237 [cg i Gent]
inherent eigen aan 1824 [wei] <Frans
inhibitie verbod, remming 1361-1425 [mnw] <Frans
inhumaan onmenselijk 1832 [wei] <Latijn
initiaal hoofdletter 1847 [kku] <Frans
initiatie inwijding 1669 [mey] <Frans
initiatief aanstichting 1832 [wnt vrede] <Frans
initieel aanvankelijk 1976 [gvd] <Frans
initiëren inleiden, invoeren 1777 [mey] <Frans
injecteren inspuiten 1954 [Aanv wnt] <Frans
injectie inspuiting 1778 [wnt] <Frans
injector inspuittoestel 1883 [wnt brandslang] <me Latijn
inkapselen insluiten in een omhulsel 1936 [Aanv wnt] <Duits
inkeer bezinning 1537 [wnt voortgaan] <Duits
inklinken* door klinken (met een hamer) vastmaken 1769 [wnt inklinken ii]
inkt schrijfvloeistof 1351 [mnw] <Frans {1.2.4}
inlay op maat gemaakte vulling voor een kies 1989 [Peptalk] <Engels
inlichten* opheldering geven 1866 [wnt]
inlijven* opnemen 1565 [wnt]
inmiddels bijwoord van tijd: middelerwijl 1642 [wnt] <Duits {4.1.7}
in natura in goederen 1780 [wnt] <Latijn
innen* invorderen 1268 [cg i 1,128 Holland graf. kans.]
innerlijk inwendig 1450 [mnw] <Duits
innig* in of uit iemands binnenste 1265-1270 [cg Lut.K]
inning slagbeurt bij cricket e.d. 1889 [Het Sportblad 1:1, 6 jun. 6b] <Engels
innoveren als nieuwigheid invoeren 1512 [hws] <Frans
inoculeren inenten 1768 [wnt] <Frans
inpalmen naar zich toehalen 1598 [wnt]
inpalmen listig voor zich innemen 1734 [wnt]
inpeperen betaald zetten 1564 [wnt inpeperen]
in petto bijwoord: in voorraad, achter de hand 1859 [wnt petto] <Italiaans {3.2}
inprenten doen doordringen 1450 [mnw]
input wat toegevoerd wordt 1970 [Recht voor raap] <Engels
inquisitie kerkelijke rechtbank 1560 [wnt] <Frans
inro doosje aan de gordel gedragen 1976 [wp] <Japans {3.2}
inscriptie inschrift 1541-1550 [hws] <Frans
insect klasse van gelede dieren 1660 [wnt] <Frans
inseminatie inbrengen van zaadcellen 1950 [gvd] <Latijn
insgelijks* bijwoord van hoedanigheid: evenzo 1485 [mnw] {3.1}
insider ingewijde 1903 [Prick 1903] <Engels
insigne onderscheidingsteken 1730 [wnt lang i] <Frans {1.3}
insinuatie zijdelingse verdachtmaking 1764 [wnt] <Frans
insinueren bedekt aantijgen 1847 [kku] <Frans
insisteren aandringen 1630 [Aanv wnt] <Frans

[pagina 974]

[p. 974]

insjallah tussenwerpsel: zo God wil 1886 [kku] <Arabisch {3.2/4.3}
insolvent niet in staat te betalen 1582 [wnt]
inspecteren bezichtigen 1637 [wnt wateren] <Frans
inspecteur opziener 1688 [wnt] <Frans
inspectie onderzoek 1544 [hws] <Frans
inspiciënt die toezicht houdt op rekwisieten e.d. 1858 [Aanv wnt] <Duits
inspiratie ingeving 1330 [mnw] <Frans
instabiel onvast 1847 [kku] <Latijn
installeren inrichten, bevestigen (in een ambt) 1691 [wnt] <Frans
installeren computerprogramma op de harde schijf zetten 1985 [hcc nieuwsbrief dec. 11, 74] <Engels
instantie rechtsgang 1472 [hws] <Latijn
instantie overheidsorgaan 1961 [gvd] <Latijn
instantpudding pudding die direct klaar is 1963 [R75] <Engels {4.1.6}
instemmen zijn stem met andere verenigen 1766 [Sewel/Buys] <Duits
instigatie aandrijving 1524 [wnt vertooning] <Frans
instinct natuurdrift 1650 [Claes] <Frans
institutie instelling 1478 [hws] <Frans
instituut instelling 1800 [wnt vertooning] <Frans {3.2}
instructeur leermeester 1664 [wnt] <Frans
instructie onderricht, aanwijzing 1467-1490 [hws] <Frans
instrueren onderrichten 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn
instrument gereedschap 1285 [vmnw] <Frans of Latijn
instrumentalis naamval die het middel aangeeft 1847 [kku] <modern Latijn
instrumentarium stel instrumenten 1908 [wnt instrument] <modern Latijn
insubordinatie militaire ongehoorzaamheid 1796 [wnt wanorde] <Frans {3.2}
insufficiëntie onvoldoende werking 1663 [mey] <Latijn {1.2.6}
insulair eiland- 1847 [kku] <Frans
Insulinde Indonesische archipel 1860 [wnt] {4.4}
insuline hormoon 1926 [kwt] <Engels
intact onaangeroerd 1824 [wei] <Frans
intaglio camee 1824 [wei] <Italiaans {3.2}
intakegesprek gesprek bij de inschrijving 1984 [gvd]
intarsia inlegwerk 1926 [kwt] <Italiaans {3.2}
integer onkreukbaar 1873 [wnt wijnbouw] <Latijn
integraal volledig 1814 [wnt] <Frans
integraalrekening berekenen van de oorspronkelijke functie uit de afgeleide 1740 [wnt] <Duits
integratie het maken tot een geheel 1872 [Picarta: titel van N.P. Kapteijn] <Frans
integreren volledig maken, tot een geheel samenvoegen 1775 [wnt] <Frans
integriteit rechtschapenheid 1689 [wnt] <Frans
intellect verstand 1650 [mey] <Frans
intellectueel verstandelijk 1824 [wei] <Frans
intelligent verstandig 1808 [wnt post] <Frans {3.2}
intelligentsia de stand der intellectuelen 1931 [kwt] <Russisch {3.2}
intendance rentmeesterschap 1815 [wnt] <Frans
intens hevig 1902 [wnt] <Frans
intensief krachtig, hevig 1864 [wnt] <Frans
intensiteit mate van kracht 1843 [wnt vrij] <Frans
intensive care intensieve verpleging 1974 [koe] <Engels
intentie bedoeling 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans
interactie wisselwerking 1949 [Aanv wnt] <Engels
interbellum periode tussen twee oorlogen 1958 [Aanv wnt] <Engels
intercedent bemiddelaar 1824 [wei] <Latijn
intercity sneltrein tussen grote steden 1970 [gvd 1984] <Engels {4.1.10}
intercom huistelefoon 1974 [R75] <Engels {4.1.17}
intercommunaal tussen verschillende gemeenten 1929 [kwt] <Frans
interessant belangwekkend 1762 [wnt interessabel] <Frans
interesse belangstelling 1913 [Baale, Handboek vreemde woorden] <Duits {5}
interest procentuele vergoeding voor lening 1530 [wnt] <Frans
interferentie inmenging 1847 [kku] <Frans
interfereren tussenbeide komen 1950 [gvd] <Engels
interferon eiwit dat deel van het afweersysteem is 1989 [Peptalk] <Engels
interieur het inwendige 1847 [kku] <Frans
interim tussentijd 1568 [wnt wijdberoemd] <Latijn
interimaris plaatsvervanger 1984 [gvd] <modern Latijn
interlinie regelafstand 1801 [wnt wit ii] <Frans {3.2}

[pagina 975]

[p. 975]

interlock dubbel breigoed, ondergoed daarvan 1948 [Aanv wnt] <Engels {3.2}
intermediair bemiddeling 1832 [Aanv wnt] <Frans
intermezzo tussenspel 1810 [Picarta: titel van A. von Kotzebrie] <Italiaans {3.2}
intern inwendig 1722 [wnt] <Frans
internaat kostschool 1896 [kwt] <Frans
internationaal tussen verschillende naties 1847 [kku] <Engels
interneren een gedwongen verblijfplaats aanwijzen 1855 [kku] <Frans
internet wereldwijd netwerk van computers 1992 [Sanders 2000] <Engels {4.1.17}
internist arts voor inwendige ziekten 1907 [kwt]
interpellatie vraag om inlichting aan bestuurder 1633 [wnt] <Frans
interpelleren om inlichting vragen 1592 [wnt vermaning] <Frans
Interpol internationale politie 1974 [koe] <Frans {3.2}
interpolatie tussenvoeging 1824 [wei] <Frans
interpretatie uitlegging, vertolking 1350 [hws] <Frans
interpunctie leestekens 1822 [wnt] <Latijn
interregnum tussenregering 1824 [wei] <Latijn
interrumperen onderbreken 1538 [wnt dingtaal] <Latijn
interruptie onderbreking 1501-1525 [mnw onterfenesse] <Frans
interval tussentijd 1485 [mnw] <Frans
interveniëren tussenbeide komen 1669 [mey] <Frans
interventie tussenkomst van buitenaf 1592 [wnt voegen i] <Frans
interview vraaggesprek 1886 [kku] <Engels
intestaat zonder testament overledene 1669 [mey] <Frans
intiem innig, vertrouwelijk 1740 [wnt] <Frans
intifada Palestijnse volksopstand tegen de Israëliërs 1992 [gvd] <Arabisch {3.2}
intimideren schrik aanjagen 1678 [F. van der Doe, Indianen in Zeeuwse bronnen 14] <Frans
intimus boezemvriend 1847 [kku] <Latijn
intonatie stembuiging 1910 [wnt] <Frans
intranet besloten computernetwerk 1996 [De Coster 1999] <Engels {4.1.17}
intransitief onovergankelijk 1669 [mey] <Latijn
intraveneus in de ader geschiedend 1912 [kku]
intrigant arglistig mens 1795 [wnt klanteren] <Italiaans {3.2}
intrigeren slinks te werk gaan 1824 [wei] <Frans
intrigeren nieuwsgierig maken 1888 [wnt] <Frans
intrinsiek wezenlijk 1656 [wnt uitwerken] <Frans
introducé geïntroduceerde 1912 [wnt introduceren z.j.] {3.3}
introduceren voorstellen 1650 [mey] <Latijn
introductie binnenleiding 1544 [wnt] <Frans
introïtus inleiding tot de mis 1641 [Aanv wnt] <Latijn
introspectie innerlijke zelfwaarneming 1865 [kvw] <Frans
introvert naar binnen gekeerd 1947 [kwt]
intuïtie ingeving 1824 [wei] <Frans
intussen bijwoord van tijd: inmiddels 1757 [wnt voortvaren] <Duits {4.1.7}
invalide gehandicapt 1726 [wnt] <Frans
invariabel onveranderlijk 1669 [mey] <Frans
invasie vijandelijke inval 1524 [wnt vangenis] <Frans
inventaris boedelbeschrijving 1450 [hws]
inventief vindingrijk 1669 [mey] <Frans
inversie omkering van de gewone orde 1650 [mey] <Frans
invertebrata ongewervelde dieren 1863 [kku] <modern Latijn
inverteren omkeren 1658 [Aanv wnt] <Frans
investeren beleggen 1937 [koe] <Frans
invitatie uitnodiging 1781 [wnt] <Frans
inviteren uitnodigen 1553 [wnt vermaken] <Frans
in-vitrobevruchting reageerbuisbevruchting 1984 [gvd]
invloed inwerking 1282 [cg i 1, 640] <Duits
invocatie aanroeping 1650 [mey] <Frans
involveren verwikkelen in 1511 [Aanv wnt] <Latijn
inwendig van binnen zittend 1276-1300 [cg Kerst.] <Duits
inwilligen toestaan 1647 [wnt] <Duits
inzake* voorzetsel 1890 [wnt] {4.2}
ion elektrisch geladen deeltje 1886 [kku]
ippon heel punt bij Japanse vechtsport 1992 [gvd] <Japans {3.2}
irbis katachtige 1976 [gvd] <Russisch {3.2/4.1.3}
iridium chemisch element 1872 [gvd] <modern Latijn
iris plantengeslacht 1608 [wnt] <Frans
iriscopie alternatieve onderzoeksmethode op basis van de iris 1983 [De Coster 1999]
ironie lichte spot 1650 [Claes] <Frans
irrationeel onberedeneerbaar 1824 [wei] <Frans
irrelevant niet ter zake 1658 [Aanv wnt]

[pagina 976]

[p. 976]

irreversibel onomkeerbaar 1912 [kku] <Frans
irrigatie kunstmatige bevloeiing 1824 [wei] <Frans
irrigator toestel voor het uitspoelen van lichaamsholten 1901 [kui] <Latijn
irrigeren bevloeien 1847 [kku] <Frans
irritatie onaangename prikkeling 1614 [wnt kreiten] <Frans
irriteren prikkelen 1553 [wnt kreiten] <Frans
ischias heupjicht 1826 [wnt typheus] <Latijn
isdn digitale variant van het telefoonnet 1986 [De Coster 1999] <Engels {4.1.17}
islam moslimgodsdienst 1820 [wnt] <Arabisch {3.2}
isobaar lijn die plaatsen met gelijke luchtdruk verbindt 1886 [kku]
isoglosse grenslijn van een taalverschijnsel 1915 [wnt verbinden]
isoleren afzonderen 1799 [wnt transcendentaal] <Frans {3.2}
isometrie gelijkheid van maat 1847 [kku] <Frans
isomorf van dezelfde gedaante 1847 [kku]
isotherm met constante temperatuur 1950 [gvd]
isotoon van gelijke spanning 1961 [gvd]
isotoop elke vorm van eenzelfde element met verschillende atoomkern 1950 [gvd]
issue onderwerp 1970 [Recht voor raap] <Engels
it informatietechnologie 1991 [P.E. Wisse, Integratie van electronische post] <Engels
item onderwerp, punt 1970 [Recht voor raap] <Engels
iteratie herhaling 1650 [mey] <Frans
iteratief herhalend 1669 [mey] <Frans
ivoor materiaal van slagtanden 1240 [Bern.] <Frans
ja* tussenwerpsel: uitroep ter bevestiging 1240 [Bern.] {4.3}
jaap diepe snijwond 1612 [wnt]
jaar* tijd van 12 maanden 1236 [cg i 1, 24] {4.1.7}
jaargang tijdschriftafleveringen van één jaar 1836 [wnt woest i] <Duits
jabroer die op alles ja zegt 1710 [wnt] <Duits
jacht* het vervolgen van dieren 1240 [Bern.]
jacht* vaartuig 1528 [Toll.] {4.1.11}
jack jasje 1968 [Aanv wnt] <Engels {3.2}
jacket kroon over een tand 1940 [Aanv wnt] {3.3/5}
jacket papieromslag van boek 1950 [gvd] <Engels
jackpot de totale inleg 1979 [Wijnands&Ost] <Engels
jacquet pandjas 1897 [wnt] <Frans
jacuzzi systeem van onderwaterstralen die het lichaam masseren 1992 [De Coster 1999] <Engels
jade kostbaar gesteente 1832 [wei] <Frans
jaeger wollen weefsel voor ondergoed 1899 [dbl] {3.3/4.1.9}
jaffa sinaasappel 1950 [gvd] {4.1.2}
jagen* wild vervolgen 1240 [Bern.]
jaguar katachtige 1770 [Van Donselaar Tw. 10] <Engels {1.3/3.2/4.1.3}
jajem Bargoens: jenever 1844 [Aanv wnt] <Jiddisch {3.2/4.1.6}
jak kiel, kort jasje 1350 [mnw] <Frans
jak herkauwer 1857-1858 [wnt] <Engels {4.1.3}
jakhals hondachtige 1653 [wnt] <Frans {4.1.3}
jakkeren* voortjagen 1850 [wnt] {3.1}
jakkes tussenwerpsel: uitroep van tegenzin 1910 [wnt] {1.2.4/4.3}
jakobijn naam van de eerste dominicanen in Noord-Frankrijk 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans {4.1.8}
jakobsladder over schijven lopende ketting met bakken 1858 [wnt stander]
jakobsschelp schaal van oestersoort 1613 [wnt]
jaloers naijverig 1300 [mnw] <Frans
jaloezie afgunst 1300 [mnw] <Frans
jaloezie optrekbaar zonnescherm 1892 [wnt] <Frans
jam confiture 1903 [Prick 1903] <Engels {4.1.6}
jam, yam eetbare wortelknol 1695 [wnt] <Engels {3.2/4.1.6}
jambe versvoet 1623 [wnt wet i] <Latijn
jamboree internationaal padvinderskamp 1920 [Aanv wnt] <Engels
jammer* spijtig, als tussenwerpsel: helaas 1780 [wnt tintelen i] {4.3}
jamsession geïmproviseerde jazzuitvoering 1957 [Enc. van de muziek] <Engels
jandomme tussenwerpsel: bastaardvloek 1872 [gvd] {4.3}
janhagel gepeupel 1650 [wnt]
janken* huilen 1285 [cg Rijmb.] {3.1}
janklaassen hansworst 1788 [wnt]
Jan Rap gespuis 1613 [wnt wedergeven]
jansalie slappe man 1622 [wnt] {4.4}
jansenist aanhanger van een bepaalde godsdienstige leer 1654 [wnt] {4.1.8}
januari eerste maand 1293 [cg I3, 1849] <Latijn {4.1.7}
jan-van-gent pelikaanachtige 1619 [wnt]
jap pejoratief voor Japanner 1926 [wnt z.j.] <Engels

[pagina 977]

[p. 977]

japon jurk 1717 [wnt]
jargon groepstaal, vaktaal 1824 [wei] <Frans
jarig* zijn geboortedag herdenkend 1714 [wnt]
jarretelle kousenophouder 1913 [Aanv wnt] <Frans
jas kledingstuk 1733 [Toll.]
jasmijn plantengeslacht 1350 [mnw] <Frans
jaspis steensoort 1240 [Bern.] <Latijn
jassen kaartspel 1738 [wnt] {4.1.18}
jasses tussenwerpsel: uitroep van afschuw 1612 [wnt jaszes] {4.3}
jat hand 1858 [Aanv wnt] <Jiddisch {3.2}
jatmoos handgeld 1950 [gvd] <Jiddisch {3.2}
jatten gappen 1901 [wnt vrede]
jawel* tussenwerpsel: uitroep ter bevestiging 1615 [wnt ja] {4.3}
jazz moderne muziek met sterk improvisatie-element 1912 [Toll.] <Engels {4.1.16}
je* persoonlijk voornaamwoord 1618 [Wester-poorts Praatjen in Taal en Tongval 1999, 1, 7] {4.2}
jeans spijkerbroek 1954 [Aanv wnt] <Engels {3.2}
jee tussenwerpsel: uitroep van schrik 1661 [wnt] {4.3}
jeep legerauto 1944 [Ts. Kijk, nr. 2] <Engels {4.1.10}
jegens* voorzetsel 1292 [cg i Middelburg] {4.2}
jekker korte overjas 1788 [wnt]
jemig tussenwerpsel: uitroep van verbazing 1897 [Aanv wnt] {4.3}
jemig de pemig tussenwerpsel: uitroep van verbazing 1985 [Sanders 1999] {3.1/4.3}
jeminee tussenwerpsel: uitroep van verbazing 1613 [wnt] {4.3}
jenaplanschool schoolvorm 1976 [wp]
jenever alcoholische drank 1606 [Vd Sijs 1998, 137] {4.1.6}
jengelen* dwingend huilen 1528 [mnw] {3.1}
jennen plagen 1937 [Aanv wnt] <Jiddisch {3.2}
jeremiade klaaglied 1802-1803 [wnt Bijv.+verb.] <Frans {3.2}
jerrycan benzineblik 1950 [Aanv wnt] <Engels
jersey gebreide kleding 1889 [Sanders 1995] <Engels
jet straalvliegtuig 1956 [R75] <Engels {4.1.10}
jetlag fysieke ervaring van tijdsverschil op lange vluchten 1984 [gvd] <Engels
jetset groep rijkelui die de toon zetten in het uitgaansleven 1970 [Recht voor raap] <Engels {3.1}
jeu aardigheid 1719 [wnt]
jeugd* het jong-zijn 901-1000 [wps]
jeugd* jongelui 1480 [mnw]
jeugdsentiment met vertedering terugdenken aan de jeugdjaren 1967 [Van Gelder 1993] {4.4}
jeuïg fleurig, smeuïg 1915 [wnt jeu]
jeuken* kriebelen 1240 [Bern.]
je-weet-wel-kater gecastreerde kater 1974 [25 jaar Jan, Jans etc. 14] {4.1.3/4.4}
jezuïet lid van de Sociëteit van Jezus 1567 [wnt uitgeven i] <Latijn {4.1.8}
jezusmina tussenwerpsel: bastaardvloek 1992 [gvd] {4.3}
jicht* pijnlijke gewrichtsontsteking ten gevolge van onder meer een stofwisselingsziekte 1599 [Kil.]
jid jood 1921 [moo] <Jiddisch {3.2}
jiffypotje plantenbakje dat in de grond vergaat 1986 [koe]
jihad heilige oorlog 1907 [wp] <Arabisch {3.2}
jij* persoonlijk voornaamwoord 1617 [wnt aanraken Suppl] {1.3/4.2}
jingle herkenningsmelodie 1962 [Aanv wnt] <Engels
jioe-jitsoe Japans worstelen 1931 [Aanv wnt] <Japans {3.2/4.1.18}
jippie tussenwerpsel: vreugdekreet 1992 [gvd] <Engels {4.3}
jitterbug moderne dans 1945 [Metro 1:14, 36b] <Engels {4.1.15}
jive Amerikaanse dans 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.15}
job baan 1928 [Aanv wnt] <Engels
jobhopper iemand die regelmatig van baan verwisselt 1994 [De Coster 1999] <Engels
jobsbode ongeluksbode 1560 [wnt Job i]
jockey pikeur 1824 [wei] <Engels
jodelen manier van zingen bij de alpenbewoners 1890 [wnt] <Duits {3.2}
jodium chemisch element 1834 [wnt vereenigen] <modern Latijn
joechei* tussenwerpsel: vreugdekreet 1992 [gvd] {4.3}
joehoe* tussenwerpsel: groet 1991 [Hoppenbrouwers] {4.3}
joekel hond 1873 [moo] <Romani {3.2}
joekel kanjer 1965 [Aanv wnt]
joelen* zich luidruchtig gedragen 1648 [wnt] {3.1}
joet, joetje tientje 1899 [dbl] <Jiddisch {3.2/4.1.12}
jofel Bargoens: fijn 1913 [Aanv wnt] <Jiddisch {3.2}
joggen hardlopen 1979 [Verschueren, Bijvoegsel, 2495] <Engels {4.1.18}
joh* tussenwerpsel: aanspreekvorm 1924 [wnt smeken] {4.3}

[pagina 978]

[p. 978]

joint hasj- of marihuanasigaret 1970 [R75] <Engels
joint venture samenwerkingsverband 1968 [kwt] <Engels
jojo klimtol 1872 [gvd] <Frans {3.1/4.1.18}
joke grap 1984 [gvd] <Engels
joker overscharige kaart 1948 [kwt] <Engels {4.1.18}
joker teken om 0 of meer willekeurige tekens te zoeken 1995 [Handleiding wnt] <Engels
jokkebrok kind dat veel jokt 1872 [gvd] {3.1}
jokken liegen 1635 [wnt]
jol kleine boot 1567 [wnt] <Nederduits {3.2/4.1.11}
jolig* vol vrolijkheid 1784 [wnt]
jolijt vrolijkheid 1276-1300 [cg Lut.A] <Frans
Jom Kippoer Grote Verzoendag 1910 [wnt vasten i] <Hebreeuws {3.2/4.1.7}
jonassen iem. met zijn tweeën horizontaal vasthouden en heen en weer slingeren 1669 [wnt] {4.1.18}
jong* jeugdig 1100 [Willeram]
jongejannen het spelen van een groot aantal rollen door één speler 1904 [H. de Vries, Mijn mémoires 52] {4.4}
jongeling* jonge man 901-1000 [wps] {4.1.4}
jongen* mannelijk kind 1479 [hws] {4.1.4}
jongere oudere* iemand globaalweg tussen de 50 en 60 of 65 jaar 1985 [Sanders 1999] {4.1.4/4.4}
jongleur evenwichtskunstenaar 1566 [wnt] <Frans
jongstleden* vorig 1643 [wnt]
jonk Chinees schip 1596 [De Jonge ii, 337] <Indonesisch {3.2/4.1.11}
jonker* aanspreektitel voor adelborst 1631 [wnt] {3.1/4.1.14}
jonkheer* adellijk predikaat, aanvankelijk: jong edelman 1240 [Bern.] {1.2.3}
jonkvrouw* adellijk predikaat, aanvankelijk: jonge edelvrouw 1240 [Bern.] {1.2.4}
jood Israëliet 1270 [cg i] <Latijn
jool* pret, feest 1852 [wnt jool ii]
jopper zeilkiel 1941 [Aanv wnt] <Duits {3.2}
jota Griekse letter 1580 [wnt] <Grieks {3.2}
jou* persoonlijk voornaamwoord 1330 [mnw] {4.2}
joule praktische eenheid van elektrische arbeid, thans ook de officiële warmte-eenheid i.p.v. de calorie 1909 [wp]
journaal dagboek, nieuwsrubriek 1591 [wnt vijand] <Frans
journaille persmuskieten 1974 [Aanv wnt] {3.3}
journalist verslaggever 1790 [wnt] <Frans
jouw* bezittelijk voornaamwoord 1290 [mnw] {4.2}
jouwen* schimpen 1613 [wnt]
joviaal gulhartig 1642 [wnt] <Frans
joyriding rijden in een gestolen auto 1939 [kwt] <Engels
J-pop Japanse popcultuur 2000 [nrc-h 8/6/2000] <Engels
jubelen vreugdekreten aanheffen 1854-1855 [wnt] <Duits
jubilaris die een jubileum viert 1659 [wnt] <me Latijn
jubileum herdenkingsdag van bekleding van ambt 1726 [wnt bruiloft] <modern Latijn
jucht(leer) soort leer 1609 [wnt jucht] <Nederduits {3.2}
judaskus verraderlijke kus 1470 [mnw]
judicieel rechterlijk 1570 [wnt] <Frans
judicium vonnis, oordeel 1687 [wnt] <Latijn
judo verdedigingssport 1948 [Picarta: titel van M. van Nieuwenhuizen] <Japans {3.2/4.1.18}
judogi oefenpak van judoka 1984 [gvd] <Japans {3.2}
judoka beoefenaar van judo 1950 [Picarta: titel van H. Hobbema] <Japans {3.2}
juffrouw* (ongehuwde) vrouw 1451-1500 [mnw] {1.2.4/3.1/4.1.4}
Jugendstil een Europese kunststijl 1948 [wp (art nouveau)] <Duits {3.2}
juichen* uiting geven aan vreugde 1285 [cg Rijmb.] {3.1}
juist billijk, correct 1337-1382 [mnw] <Frans
jujube vrucht 1351 [Toll.] <Frans {4.1.2}
juk* trektuig voor dieren 1240 [Bern.]
jukebox muziekautomaat 1955 [R75] <Engels
juli zevende maand 1286 [cg i Brugge] <Latijn {4.1.7}
juliennesoep heldere groentesoep 1912 [kku] <Frans {4.1.6}
jullie* persoonlijk voornaamwoord 1601-1700 [Franck/Van Wijk, Etym. wrdb.] {4.2}
jumbo naam voor olifant 1899 [dbl] <Engels
jumbo groot exemplaar 1976 [gvd] <Engels
jumbojet zeer groot straalvliegtuig 1966 [Aanv wnt] <Engels {4.1.10}
jumelage band tussen twee organisaties 1961 [Aanv wnt] <Frans {3.2}
jumper damestrui 1937 [wnt knallen] <Engels {3.2}
junctie verbinding 1872 [gvd] <Latijn
jungle wildernis 1847 [kku] <Engels
juni zesde maand 1270 [Toll.] <Latijn {4.1.7}
junior de jongere (achter namen) 1795 [wnt volk] <Latijn

[pagina 979]

[p. 979]

junkbond obligatie met hoog risico 1987 [De Coster 1999] <Engels
junkie, junk verslaafde aan drugs 1965 [Aanv wnt] <Engels
junkmail ongevraagde e-mail met reclame 1992 [De Coster 1999] <Engels
junta staatsraad, regeringscomité 1790 [wnt verificatie] <Spaans {3.2}
juridisch rechtskundig 1751 [wnt promoveeren] <Frans
jurisdictie rechtsmacht, rechtsgebied 1345 [mnw] <Frans
jurisprudentie toegepaste rechtspraak 1658 [mey] <Latijn
jurist rechtsgeleerde 1401-1500 [mnw] <me Latijn
jurk kledingstuk 1691 [wnt] <Frans {1.2.3}
jury beoordelingscommissie, beëdigd college 1824 [wei] <Engels
jus vleesnat 1518 [Claes] <Frans {4.1.6}
jus d'orange sinaasappelsap 1956 [Kolsteren, Prisma-vreemde-wrdb.] <Frans {3.2/4.1.6}
justeren op de juiste maat brengen 1479 [hws] <Frans
justificatie rechtvaardiging 1467-1490 [mnw] <Frans
justificeren rechtvaardigen 1499 [hws] <Latijn
justitie rechterlijke macht 1276-1300 [cg i 1, 40] <Frans
jute vezelstof 1858-1859 [wnt] <Engels {4.1.9}
jutten stranddieverij plegen 1912 [Toll.]
juvenaat school voor aspirant-kloosterlingen 1912 [kku] <Frans
juveniel jeugdig 1952 [kwt] <Frans
juweel kostbaar sieraad 1287 [cg NatBl] <Frans
juwelier handelaar in juwelen 1520 [wnt] <Frans {4.1.13}
juxtapositie het naast elkaar plaatsen 1832 [wei] <me Latijn
k kanker 1964 [Wolkers, Hond met de blauwe tong] <L {3.4/4.4}
k telwoord: 1000 1999 [R99] <Engels {4.2}
ka bazige vrouw 1950 [gvd]
kaag* buitendijks land 1151-1157 [Künzel] {2.3}
kaag* vaartuig 1588 [Claes] {4.1.11}
kaai wal 1457 [mnw] <Frans
kaaiman krokodilachtige 1564 [wnt kaaiman ii] <Spaans {3.2}
kaak* deel van skelet waarin tanden en kiezen zitten 1285 [cg Rijmb.]
kaak* schandpaal 1340 [mnw]
kaakje koekje 1699 [Claes Tw. 12] <Engels {3.2/4.1.6}
kaal* zonder haar 1240 [Bern.]
kaalkop iem. met een kaal hoofd 1599 [wnt] {3.1}
kaan* stukje uitgebraden spek 1305-1370 [mnw] {1.2.4/4.1.6}
kaan bootje 1599 [Kil.] <Duits {4.1.11}
kaap landtong 1567 [Claes] <Frans
kaapstander windas 1530 [Toll.]
kaars vetstaaf met pit voor verlichting 1240 [Bern.] <Duits
kaart landkaart 1532 [wnt] <Frans
kaart speelkaart 1599 [mnw] <Frans
kaarten kaartspelen 1394 [Janssen, Gesch. speelkaart, 194] {4.1.18}
kaas zuivelproduct 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.6}
kaasburger broodje gehakte biefstuk met kaas 1975 [R75] {1.2.5/4.1.6}
kaasschaaf schaaf om plakjes van kaas te snijden 1950 [gvd]
kaatsen balslaan 1374-1394 [mnw] <Frans {4.1.18}
kabaal lawaai 1845 [wnt] <Frans
kabbala geheime joodse leer 1847 [kku] <Hebreeuws {3.2}
kabbelen* zacht golven 1631-1634 [wnt] {3.1}
kabel dik touw of staal 1285-1286 [cg I2, 1153] <Frans
kabelaring kabeltouw 1652-1662 [wnt] <Portugees {3.2}
kabeljauw beenvis 1101-1200 [Tavernier] <? {2.4/3.5}
kabeltelevisie televisie waarbij de beelden via een kabel worden overgebracht 1974 [R75] <Engels {4.1.17}
kabinet meubelstuk 1588 [Claes] <Frans {1.2.3/4.1.9}
kabinet regering 1858 [wnt] <Frans {1.2.3}
kabouter* aardmannetje 1573 [Plantijn]
kabouter* lid van politieke groepering die een niet-autoritaire maatschappij nastreeft 1970 [Recht voor raap] {3.1}
kabuki Japans volkstoneel met mannen in alle rollen 1970 [wp (kaboeki)] <Japans {3.2}
kachel verwarming 1591 [Toll.] {4.1.9}
kachel dronken 1913 [wnt]
kadaster grondbeschrijving 1828 [Toll.] <Frans
kadaver lijk 1662 [wnt cadaver] <Frans
kaddisj gebed ter herdenking van een dode 1832 [wei] <Jiddisch {3.2}
kade wal 1111-1115 [Prisma NPl] <Keltisch {1.2.4/2.3/3.2}
kader frame, lijst 1816 [wnt] <Frans

[pagina 980]

[p. 980]

kadetje broodje 1823 [wnt] {4.1.6}
kadi rechter 1653 [Aanv wnt] <Arabisch {3.2}
kadreren in een kader plaatsen 1984 [gvd] <Frans
kaduuk bouwvallig, kapot 1558 [wnt] <Frans
Kaenozoïcum geologische periode 1933 [De Gaay Fortman en Heidinga, Leerboek der Nat. Hist. iii, 284] <modern Latijn
kaf* hulzen van aren 1240 [Bern.]
kaf Bargoens: twintig 1860 [moo] <Jiddisch {3.2/4.2}
kaffer boer, lomperd 1724 [moo] <Jiddisch {3.2}
kafferkoren graansoort 1918 [wnt zeebies] <Afrikaans {3.2/4.1.2}
kaft omslag 1861 [wnt]
kaftan lang opperkleed 1714 [wnt ceintuur] <Turks {3.2}
kajak eenpersoonsvaartuigje 1847 [kku] <Engels {4.1.11}
kajuit passagiersverblijf op boten 1455 [Toll.] <Frans
kak drek 1376-1400 [hws] {4.4}
kakelbont met vele, niet-harmoniërende kleuren 1603 [De Jonge iii, 159] {4.1.5/4.4}
kakelen* het roepen van kippen 1477 [Teuth.] {3.1}
kakelvers* gloednieuw 1957 [Aanv wnt] {4.4}
kakemono hangende rolschildering 1891 [Picarta: Kakemono: Japansche tafereeltjes] <Japans {3.2}
kaken* ingewandsverwijdering van haring via de kieuw 1462 [mnw]
kaken* op het punt staan te braken 1650 [wnt] {3.1}
kaketoe papegaaiachtige 1662 [wnt] <Indonesisch {3.2}
kaki stof, uniform daarvan 1912 [kku] <Engels {4.1.14}
kakken poepen 1514 [mnw] <Latijn {4.4}
kakkerlak insect 1646 [wnt] <Portugees {3.2}
kakmadam opgedirkte vrouw 1914 [gvd]
kakofonie herrie 1824 [wei] <Frans
kalander mangel 1622 [wnt]
kalasjnikov Russisch geweer 1984 [gvd] <Russisch {3.2/4.1.14}
kalebas vrucht 1588 [Claes] <Frans {4.1.2}
kalender tijdoverzicht 1573 [Plantijn] <Duits
kalf* jong van een koe 901-1000 [wps] {4.1.3}
kalfaten, kalefaten herstellen 1530 [wnt] <Frans
kalfsoester gepaneerd lapje kalfsvlees 1910 [wnt kalf i] {4.1.6}
kali kaliumzout 1583 [Dod. 82]
kali rivier 1896-1901 [kui] <Indonesisch of Javaans {3.2}
kaliber middellijn van de loop van een vuurwapen 1697 [wnt] <Frans
kalibreren het kaliber vaststellen 1872 [gvd] <Frans
kalief titel van de opvolgers van Mohammed 1462 [hws] <Frans
kalium chemisch element 1847 [kku]
kalk bouwmateriaal 1240 [Bern.] <Latijn {3.2}
kalkoen hoendervogel 1551 [Sanders 1995] {4.1.6}
kalle Bargoens: meisje, geliefde, ho*r 1875 [Polak, Geïllustreerd Politie Nieuws] <Jiddisch {3.2/4.1.13}
kalligraferen schoonschrijven 1871 [wnt penneschrijver] <Grieks {3.2}
kalm rustig 1568 [wnt vrede] <Frans
kalmte rust 1602 [wnt] {3.1}
kalong vleermuis 1854 [Junghuhn, Licht- en schaduwbeelden 10a] <Indonesisch {3.2/4.1.3}
kalot mutsje 1677 [wnt] <Frans {4.1.9}
kaltstellen uitschakelen 1994 [nrc-h 4/7/1994] <Duits {3.2}
kam* gereedschap om haar te ontwarren of bijeen te houden 1240 [Bern.]
kameel hoefdier 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.3}
kameleon hagedis 1240 [Bern.] <Frans
kamelot weefsel 1390-1460 [mnw] <Frans {4.1.9}
kamenier vrouwelijke bediende 1240 [Bern.] <me Latijn {1.2.4}
kamer vertrek 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] <Latijn
kamer wetgevend lichaam: Eerste, Tweede Kamer 1798 [wnt] {1.4}
kameraad makker 1596 [wnt mondelijk i] <Frans
kamerbreed gesteund door de meerderheid van de (Tweede) Kamer 1982 [R84]
kamerling kamerheer 1050 [Rey] {2.2}
kamermuziek muziek die oorspronkelijk in een kleine ruimte werd uitgevoerd 1795 [wnt] <Duits {3.2/4.1.16}
kamfer middel tegen motten, geneesmiddel 1351 [mnw] <Frans
kamikaze zelfmoordpiloot 1945 [Schuurman, De Tweede Wereldoorlog 28] <Japans {3.2}
kamille plantengeslacht 1351 [hws] <Frans
kamizool kledingstuk 1654 [wnt] <Frans
kamp stuk land 847 [Claes] <Latijn {2.3}
kamp strijd 1240 [Bern.] <Latijn
kamp legerplaats 1573 [Plantijn] <Frans
kampen strijden 1299 [mnw]

[pagina 981]

[p. 981]

kamperen tijdelijk in tenten verblijven 1688 [wnt] <Frans
kamperfoelie plant 1567 [Claes] <Latijn
kampioen de beste in een sport, voorvechter 1340-1350 [mnw] <Frans
kampong gehucht 1606 [De Jonge iii, 215] <Indonesisch {3.2}
kan* pot 1285 [cg I2, 1020]
kan oosterse titel 1462 [mnw winnen] <Frans
kanaal kunstmatige waterweg 1376-1400 [mnw] <Frans
kanarie zangvogel 1554 [Sanders 1995] <Frans
kandeel warme wijndrank 1351 [mnw] <me Latijn {4.1.6}
kandelaar kaarsdrager 1240 [Bern.] <Frans
kandelaber kroonluchter 1832 [wei] <Frans
kandidaat gegadigde 1652 [wnt alumnus Suppl] <Frans
kandideren zich kandidaat stellen 1912 [kku] <Duits
kandij soort suikerklontjes 1397 [hws] <Frans
kaneel specerij 1276-1300 [cg ii 1 Perch.] <Frans {4.1.6}
kanen* met smaak eten 1976 [gvd] {3.1}
kangoeroe buideldier 1774 [wnt] <Engels {3.2/4.1.3}
kanis Bargoens: hoofd, kop 1906 [Köster Henke]
kanjer voortreffelijk persoon 1734 [wnt] <Frans
kanjer iets dat groot is 1897 [wnt]
kanji Japanse schriftsoort 1992 [gvd] <Japans {3.2}
kanker ziekte 1240 [Bern.] <Latijn
kankeren zich morrend beklagen 1904 [wnt]
kankerweer zeer slecht weer 1984 [gvd] {4.1.1}
kannibaal menseneter 1566 [wnt] <Spaans {3.2}
kano bootje 1598 [Toll.] <Spaans {1.2.4/3.2/4.1.11}
kanoet steltloper 1763 [hou i, 5, 250]
kanon vuurwapen met lange loop 1574 [Schulten Tw. 9] <Frans {4.1.14}
kanon een kei, kopstuk 1984 [gvd] <Duits {3.2}
kanonnade het schieten met kanonnen 1647 [wnt] <Frans
kans waarschijnlijkheid 1350 [mnw] <Frans
kansel preekstoel 1599 [wnt] <Duits
kanselarij griffie 1530 [wnt] <me Latijn {3.2}
kanselier hoogwaardigheidsbekleder 1293 [mnw] <Frans
kant zijde, rand 1248-1271 [cg Antwerps Obituarium] <Frans of Latijn
kant weefsel 1617 [wnt] {4.1.9}
kanteel opstaand deel van muur 1285 [cg Rijmb.] <Frans
kantelen omkeren 1782 [wnt]
kanteloep meloen 1779 [hou ii, 11, 322] <Frans {4.1.2}
kantine schaftlokaal 1676 [wnt] <Frans
kantje* haringvaatje 1872 [gvd]
kanton onderafdeling van een arrondissem*nt 1827 [wnt] <Frans
kantoor werkvertrek, bureau 1524 [wnt] <Frans
kanunnik domheer 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.8}
kaolien porseleinaarde 1770 [Papillon] <Chinees {3.2}
kap hoofddeksel 1240 [Bern.] <me Latijn {1.2.5/4.1.9}
kap bovendeel 1468-1497 [mnw] {1.2.5}
kapel bedehuisje 1102-1105 [Künzel] <Latijn {2.3/3.2/5}
kapel vlinder 1397 [mnw]
kapelaan hulppriester 1240 [Bern.] <me Latijn {4.1.8}
kapen overmeesteren 1652 [wnt] <Fries {3.2}
kapitaal vermogen 1567 [wnt] <Frans
kapiteel bovenstuk van zuil 1285 [cg Rijmb.] <Latijn {3.2}
kapitein scheepsgezagvoerder 1351 [mnw] <Frans
kapitein militaire rang 1562 [Dict. Tetraglotton 289B] <Frans {4.1.14}
kapittel bijeenkomst van kanunniken 1236 [cg i Gent] <Latijn
kapittel hoofdstuk 1350 [mnw] <Latijn
kapittelen berispen 1301-1400 [mnw] <me Latijn
kapoen gecastreerde haan 1240 [Bern.] <Frans
kapoeres verloren, dood 1871 [wnt] <Jiddisch {3.2}
kapok zaadpluis van kapokboom 1620 [De Jonge iv, 239] <Indonesisch {3.2}
kapot stuk 1717 [wnt] <Duits
kapotjas soldatenjas 1817 [wnt] {4.1.14}
kapotje condoom 1912 [kku]
kappa de Griekse letter k 1976 [wp] <Grieks {3.2}
kappen* hakken 1240 [Bern.]
kappen haar opmaken 1717 [wnt]
kapper struik, bes 1551 [wnt] <Latijn
kapper haarknipper 1732 [wnt] {4.1.13}
kapseizen omslaan 1856 [wnt] <Engels
kapsel omhulsel van bv. abces 1904-1905 [wnt] <Duits
kapsones koude drukte 1906 [moo] <Jiddisch {3.2}

[pagina 982]

[p. 982]

kapstok lat om kledingstukken aan te hangen 1669 [wnt]
kapucijn bedelmonnik 1622 [Bibliotheca 1954, nr. 7057] <Frans {4.1.8}
kapucijner soort van erwt 1854 [wnt] {4.1.6}
kar voertuig 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.10}
karaat eenheid van diamantgewicht en goudgehalte 1400-1434 [mnw] <Frans
karabijn buks 1582 [Schulten Tw. 9] <Frans {4.1.14}
karaf tafelfles 1778 [wnt] <Frans
karakter aard, kenmerk 1764 [wnt] <Frans
karakteristiek kenmerkend 1792 [wnt] <Frans
karamel gebrande suiker 1847 [kku] <Frans {4.1.6}
karaoke Japans amusem*nt waarbij telkens één amateur het vocale deel van de muziek invult 1991 [De Coster 1999] <Japans {3.2}
karate verdedigingssport 1961 [Picarta: titel van Fr. Van Haesendonck] <Japans {3.2/4.1.18}
karateka beoefenaar van karate 1984 [Picarta: titel van O. Roethof] <Japans {3.2}
karavaan troep kameelrijders 1659 [wnt] <Frans
karavanserai gebouw voor huisvesting van karavanen 1652 [wnt] <Perzisch
karbies grote handtas 1884 [wnt]
karbonade stuk vlees 1573 [wnt] <Frans {4.1.6}
karbonkel een edelgesteente 1240 [Bern.] <Latijn
karbonkel negenoog, grote puist 1287 [cg NatBl] <Latijn
karbouw herkauwer 1786 [wnt] <Indonesisch {3.2/4.1.3}
kardinaal hoogwaardigheidsbekleder in de r.-k. kerk 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans {4.1.8}
kardinaalsmuts plant 1800 [Flora Batava 1, nr. 72]
kardoes kruithuls 1593 [Schulten Tw. 9] <Frans {4.1.14}
kardoes hondensoort 1841 [wnt] {4.1.3}
karekiet* zangvogel 1779 [Sepp en Nozeman, Nederlandsche vogelen ii:93] {3.1}
kariatide vrouwenbeeld als zuil 1733 [Sanders 1995] <Frans
kariboe herkauwer 1929 [kwt] <Frans {4.1.3}
karig* schraal, gierig 1477 [Teuth.]
karikatuur spotbeeld 1785 [wnt] <Frans
karkas geraamte 1805 [Siegenbeek, Verhandeling Nederduitsche spelling] <Frans {3.2}
karma het bepaald-zijn van iemands lot 1893 [Aanv wnt] <Sanskriet
karmeliet monnik van de orde der karmelieten 1555 [Luython, Dictionaris in fransoys 12r] <me Latijn {4.1.8}
karmozijn purperverf, rode kleur 1516 [hws] <Frans
karn* karnton 1351-1400 [mnw]
karnemelk* gekarnde melk 1301-1350 [mnw] {3.1/4.1.6}
karos rijtuig 1618 [Courante uyt Italien, 14 jun. 1b] <Frans {4.1.10}
karper* beenvis 1285-1286 [cg I2, 1153]
karpet vloerkleed 1346 [hws] <Frans
karren smalle gleuven in kalksteen 1961 [gvd] <Duits {3.2}
karsaai grof gekeperd laken 1401 [mnw] <Engels {3.2/4.1.9}
kart skelter 1961 [Aanv wnt] <Engels {4.1.10}
kartel aaneensluiting van producenten 1824 [wei] <Duits
kartelen* uittanden 1599 [Kil.] {3.1}
karteren in kaart brengen 1847 [kku] <Duits
karton bordpapier 1790 [wnt] <Frans
kartonnage kartonnen band 1914 [gvd] <Frans
kartuizer monnik van de orde van Sint-Bruno 1552 [Apherdianus 71r] <me Latijn {4.1.8}
kartuizer kattensoort 1761 [Sanders 1995] {4.1.3}
karveel schip 1533 [mnw] <Frans of Portugees {4.1.11}
karwats zweep 1616 [tntl 1956, 304] <Russisch {3.2}
karwei werk 1271-1272 [cg i Mechelen] <Frans
karwij specerijplant 1351 [mnw] <Frans of Latijn {4.1.6}
kas contanten 1543 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2}
kas broeikas 1717 [wnt]
kashba Moorse citadel 1886 [kku] <Arabisch {3.2}
kasjmier wollen stof 1835 [Sanders 1995] <Frans {4.1.9}
kassa loket 1914 [gvd] <Italiaans {3.2}
kassei straatsteen 1300 [mnw] <Frans
kassian tussenwerpsel: uitroep van medelijden 1867 [wnt] <Indonesisch {3.2/4.3}
kassier kashouder 1543 [De Bruijn Tw. 10] <Duits {4.1.13}
kast opbergmeubel 1364-1365 [mnw] <Duits {4.1.9}
kastanje vrucht 1240 [Bern.] <Frans {4.1.2}
kaste stand binnen het hindoeïsme 1743 [wnt] <Portugees {3.2}
kasteel burcht 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Frans
kastelein caféhouder 1733 [wnt] <Latijn {4.1.13}

[pagina 983]

[p. 983]

kastijden tuchtigen 1240 [Bern.] <Latijn {1.2.4/1.2.6}
kastrol braadpan 1778 [wnt] <Frans {1.2.4}
kasuaris loopvogel 1763 [hou i, 5, 310] <Indonesisch {3.2}
kat katachtige 1210-1240 [cg i 1, 9] <Latijn {1.2.3/4.1.3}
kat standje 1976 [gvd] {1.2.3}
katakana Japans fonetisch lettergreepschrift 1877 [wp, dl. 9 (Japan)] <Japans {3.2}
katalysator in de scheikunde stof die een proces bespoedigt of vertraagt 1903 [wnt versnellen] <modern Latijn
katalyse ontbinding 1861 [Aanv wnt] <Frans
katapult werptuig voor jongens 1898 [gvd] <Frans {4.1.18}
katenspek gerookt spek 1972 [Aanv wnt] <Duits {3.2/4.1.6}
kater mannetjeskat 1297 [cg I4, 2418] {4.1.3}
kater onaangenaam gevoel na dronkenschap 1906 [wnt] <Duits
katern deel van boek 1717 [wnt] <Frans
katheder spreekgestoelte 1778 [wnt] <Duits
kathedraal hoofdkerk 1875 [wnt] <Frans
kathode negatieve elektrode 1870 [Gerding, Zakwrdb. Scheik. (anode)]
katholiek rooms 1567 [Claes] <Frans
katje bloeiwijze 1573 [wnt]
katoen geweven stof 1272 [cg i 1, 219] <Frans {4.1.9}
katrol hijsblok 1460 [mnw]
kattebelletje kort briefje 1662 [wnt]
katten berispen 1979 [Wijnands&Ost]
katzwijm kortstondige flauwte 1697 [wnt]
kauw* zangvogel 1279 [cg i 1, 431] {3.1}
kauwen* met de kiezen vermalen 1240 [Bern.]
kauwgum, kauwgom snoepgoed van suiker, olie en gom 1921 [Van Goor vreemde-woordentolk] {4.1.6}
kavel* deel, perceel 1240 [Bern.]
kaviaar viskuit 1481-1485 [tntl 1943, 135] <Turks {3.2}
kazemat verdedigingsstelling 1588 [Claes] <Frans
kazerne gebouw voor huisvesting van soldaten 1710 [wnt] <Frans
kazuifel deel van misgewaad 1350 [mnw] <me Latijn
kebab aan pennen geroosterde stukjes vlees 1976 [Complete kookboek voor de goede keuken] <Turks {3.2/4.1.6}
keel* strot 901-1000 [wps]
keel rood (in de heraldiek) 1350 [mnw] <Frans {4.1.5}
keelstem* zangstem tussen borst- en kopstem 1855 [wnt] {4.1.16}
keep* kerf 1588 [Claes]
keep* zangvogel 1650 [wnt keep i] {3.1}
keeper doelverdediger 1871 [Ter Gouw, Volksvermaken 338] <Engels
keerkring* cirkel evenwijdig aan de evenaar 1699 [Claes Tw. 12]
kees hondensoort 1841 [wnt] {4.1.3}
keet* schuur 1287 [cg NatBl]
keet* herrie 1904 [wnt]
keffen* blaffen 1550 [wnt] {3.1}
kefir melkwijn 1899 [dbl] <Kaukasisch {4.1.6}
kegel* conus 1276 [cg i 1, 311] {3.1}
kegelen* met een bal kegels omgooien 1425 [mnw] {4.1.18}
kei* rolsteen 1350 [mnw]
keihard* zeer hard 1872 [gvd] {4.4}
keilen* langs het wateroppervlak werpen 1406 [mnw]
keirin sprint achter gangmakers 1984 [gvd] <Japans {3.2}
keiruig* zeer ruig 1991 [Hoppenbrouwers] {4.4}
keizer titel van de hoogste vorst 1100 [Willeram] <Latijn {2.5}
keizersnede operatieve verlossing 1812 [Weiland, Spelling]
kek kittig 1974 [R75] <Duits {3.2}
keker kikkererwt, sisser 1477 [Teuth.] <Latijn {4.1.6}
kelder deel van gebouw onder de begane grond 1240 [Bern.] <Latijn {1.2.4}
kelim tapijt 1832 [wei] <Turks {3.2}
kelk drinkbeker 1240 [Bern.] <Latijn
kelk bloemkroon 1766 [wnt] <Latijn
kelner ober 1806 [wnt passant i] <Duits {4.1.13}
kempetai Japanse militaire politie 1986 [koe Kempei] <Japans {3.2}
kemphaan steltloper 1641 [wnt]
kenau manwijf 1660 [wnt]
kendo stokschermen 1973 [Picarta: titel Budo: (...) Kendo] <Japans {3.2/4.1.18}
kenmerk* merkteken 1764 [wnt]
kennel hondenhok voor de fok 1886 [kku] <Engels
kennen* weten 901-1000 [wps]
kennis* het kennen 1260 [hws] {3.1}
kennis* persoon die men kent 1391-1400 [mnw]
kenpo Japanse vechtkunst 1972 [Grote Sport Enc.] <Japans {3.2/4.1.18}
kenteren omslaan, veranderen 1671 [wnt]
keper visgraat (in weefsel) 1717 [wnt] <Latijn
kepie militair hoofddeksel 1886 [kku] <Frans {4.1.14}

[pagina 984]

[p. 984]

keppeltje schedelkapje 1950 [wnt veloursen] <Jiddisch {3.2}
keramiek pottenbakkerskunst, producten daarvan 1906 [Picarta: Het museum Willet-Holthuysen: (...) ceramiek] <Frans
kerel* man 1271-1272 [cg i 1, 211]
keren* wenden 901-1000 [wps]
keren* vegen 1240 [Bern.]
kerf* keep 1343-1346 [mnw]
kerfstok* stokje waarop door kerven wordt aangegeven wat iem. verbruikt (en dus: hoeveel schulden hij heeft) 1240 [Bern.] {3.1}
kerk bedehuis 777 [Claes] <Grieks {2.3/3.2}
kerker gevangenis 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Latijn
kerkhof begraafplaats 1240 [Bern.]
kerkmuziek muziek die in een kerk wordt gespeeld 1754 [wnt koor i] {4.1.16}
kermen* kreunen 1265-1270 [cg Lut.K] {3.1}
kermis volksfeest met jaarmarkt 1240 [Bern.]
kern* binnenste, essentie 1240 [Bern.]
kernenergie energie die vrijkomt bij de splitsing van atoomkernen 1950 [gvd] {4.1.10}
kerngezond door en door gezond 1889 [wnt] <Duits {4.4}
kernhem* Nederlandse kaassoort 1970 [wp] {3.1/4.1.6}
kernonderzeeër door kernenergie voortbewogen onderzeeboot 1979 [Wijnands&Ost] {4.1.11}
kernreactor toestel dat energie levert door de splijting van atoomkernen 1957 [wp jaarboek 1958] {4.1.10}
kerosine vliegtuigbenzine 1941 [wnt vluchtigheid]
kerrie specerij, daarmee gekruid gerecht 1724 [wnt] <Engels {3.2/4.1.6}
kers* kruisbloemige plant, waterkers e.d. 1170 [Rey] {2.2}
kers vrucht 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.2}
Kerst de kerstdagen 1719 [wnt] {1.2.4/4.1.7}
kerstenen dopen 1324-1341 [mnw] <Latijn
Kerstmis feest van Jezus' geboorte 1274 [cg i 1, 273] {1.2.4/4.1.7}
kerststol luxe kerstbrood 1961 [gvd stol] {4.1.6}
kersvers* geheel vers 1665 [wnt] {3.1}
kervel plantengeslacht 1226-1250 [cg ii 1 Pl.gloss.] <Latijn {4.1.6}
kerven* insnijdingen maken 1350 [mnw]
ketchup pikante saus 1950 [gvd] <Engels {4.1.6}
ketel vat 1240 [Bern.] <Latijn
keten ketting 1240 [Bern.] <Latijn
keten reeks 1664 [wnt]
ketjap saus van sojabonen 1910 [Prick 1910] <Indonesisch {3.2/4.1.6}
ketsen afwijzen, afspringen 1717 [wnt]
ketter die afwijkt van de geloofsleer 1276-1300 [cg Lut.A] <Frans {4.1.8}
ketting samenstel van schakels 1401-1500 [mnw]
kettingroker iem. die voortdurend rookt 1961 [gvd] <Duits {3.2}
keu biljartstok 1770 [wnt] <Frans
keuken kookvertrek 1236 [cg i 1, 28] <Latijn
keukenmachine elektrisch apparaat met hulpstukken 1982 [R84] {4.1.9}
keur* handvest 1217 [Slicher 125] {2.4}
keur* het beste, de bloem 1573 [Plantijn]
keurig* net 1621 [wnt]
keurs kledingstuk om bovenlijf 1569 [wnt] <Oudslavisch {3.2}
keurslijf belemmering 1840 [wnt]
keus* het kiezen 1300 [mnw]
keutel* drekballetje 1351 [mnw] {3.1}
keuter* kleine boer 1420 [mnw] {4.1.13}
keuvelen* babbelen 1724 [wnt]
kever* insect 901-1000 [cg wps Gloss.]
keyboard elektronisch muziekinstrument 1984 [Picarta: Orgelwereld en keyboardnieuws] <Engels {1.3/4.1.16}
kezen* neuken 1901 [wnt vinder i] {4.4}
kibbelen* ruzie maken 1477 [Teuth.] {3.1}
kibboets Israëlische kolonie 1958 [Picarta: titel van J.E. Ellemers] <modern Hebreeuws {3.2}
kick prikkel 1962 [R75] <Engels
kickboksen vechtsport met elementen van boksen, judo en karate 1986 [koe] <Engels {4.1.18}
kidnap ontvoering 1953 [Picarta: titel van Piet Bakker] <Engels
kids kinderen 1998 [De Coster 1999] <Engels {4.1.4}
kiebitzer toekijker bij een spel of sport die onnodig advies geeft 1992 [gvd] <Duits {3.2}
kiekeboe* tussenwerpsel: uitroep als men te voorschijn komt 1665 [wnt] {4.3}
kieken* jong van een kip 1240 [Bern.]
kiekendief* roofvogel 1573 [wnt]
kiekje* amateurfoto 1899 [dbl] {1.2.5/4.1.17}
kiel* boezeroen 1370 [mnw]
kiel* kielbalk 1527 [wnt]
kiele-kiele* tussenwerpsel: uitroep als men een kind kietelt 1894 [wnt] {3.1/4.3}
kiele-kiele* bijwoord: op het nippertje 1933 [Aanv wnt] {3.1}
kiem* beginsel, uitloper 901-1000 [wps] {3.1}
kien pienter 1969 [R75] <Engels

[pagina 985]

[p. 985]

kienen het kienspel spelen 1846 [wnt kienen iii] {4.1.18}
kiep* hengselmand 1477 [Teuth.]
kiepen omwerpen 1914 [gvd] <Duits {3.2}
kieperen vallen, smijten 1897 [wnt]
kier spleet 1887 [wnt] <Fries {3.2}
kierewiet* gek 1937 [Aanv wnt] {3.1}
kies* maaltand 1440 [mnw]
kies* kieskeurig, welvoeglijk 1610 [wnt kiesch]
kies zwavelverbinding 1780 [hou iii, 1, 112] <Duits
kieskeurig* veeleisend 1661 [wnt]
kietelen* een kriebeling opwekken 1240 [Bern.] {3.1}
kieuw* ademhalingsorgaan van vis 1599 [kil]
kieviet* steltloper 1287 [cg NatBl] {1.2.5/3.1}
kiezel* grind 1631 [wnt wateren] {3.1}
kiezen* een keus doen 1240 [Bern.]
kif hasjiesj 1961 [R84] <Arabisch {3.2/4.1.6}
kiften* ruzie maken 1918 [wnt]
kijken* zien 1350 [mnw]
kijven* schelden 1301-1350 [mnw]
kikken* een geluid voortbrengen 1450 [mnw] {3.1}
kikker* kikvorsachtige 1623 [wnt] {3.1}
kikvors* kikvorsachtige 1627 [wnt uits- (uitslibberen)] {3.1}
kil* koud 1628 [wnt]
kilo kilogram 1866 [wnt] <Frans {1.1/1.2.4}
kilogram 1000 gram 1808 [wnt] <Frans {1.2.2/1.2.4/3.2}
kilometer 1000 meter 1802 [wnt] <Frans {3.2}
kilt Schotse rok 1847 [kku] <Engels {3.2}
kim* horizon 1658 [wnt]
kimmel Bargoens: drie 1860 [moo] <Jiddisch {3.2/4.2}
kimono ochtendkleding 1908 [wnt] <Japans {3.2}
kin* deel van de onderkaak 1201-1225 [cg ii 1 Floyris]
kina boom, bast daarvan 1722 [wnt voeding] <Spaans {3.2}
kina munteenheid van Papoea-Nieuw-Guinea 1975 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Tok Pisin {4.1.12}
kind* jong mens, zoon of dochter 901-1000 [wps] {4.1.4}
kindsbeen* vroegste kindsheid 1561 [wnt]
kinematica leer van de bewegingen 1931 [Picarta: titel van F. Schuh]
kinesitherapie bewegingstherapie 1934 [kwt]
kinetica dynamica 1863 [kku]
kinine extract van kinabast tegen koorts 1826 [wnt atonie Suppl] <Frans
kink* kronkel 1636 [wnt]
kinkel* botterik 1544 [wnt]
kinkhoest* ziekte 1588 [Claes] {1.2.1}
kinkhoorn* (eetbare) zeeslak 1488 [mnw]
kinnebak* onderkaak 901-1000 [wps] {3.1}
kinnesinne jaloezie, afgunst 1906 [Aanv wnt] <Jiddisch {3.1/3.2}
kiosk verkoopstalletje 1885 [wnt] <Frans
kip* hoendervogel 1588 [Claes] {4.1.6}
kip politieagent 1906 [wnt kip ii] <Duits
kip munteenheid van Laos 1955 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Laotiaans {4.1.12}
kiplekker* zeer wel 1950 [gvd] {4.4}
kippen kantelen 1904 [wnt kippen xii] <Duits
kippensoep soep getrokken van kippenvlees 1845 [wnt] {4.1.6}
kipper gebakken haring 1984 [gvd] <Engels
kippig* bijziend 1790 [wnt]
kir alcoholische drank 1978 [Complete drankenenc.] <Frans {3.2/4.1.6}
kirren* rollend keelgeluid maken 1599-1607 [Claes] {3.1}
kirsch likeur 1864 [wnt] <Duits {4.1.6}
kiskassen* steentjes keilen 1859 [Multatuli, Max Havelaar, 126] {3.1/4.1.18}
kismet voorbeschikking 1824 [wei] <Turks {3.2}
kissebissen* vitten 1784-1785 [wnt] {3.1}
kist bak met deksel 1237 [cg i 1, 38] <Latijn
kistjes schoenen in soldatenjargon 1914-1918 [Leen Verhoeff] {4.1.14}
kit lijm 1860 [wnt] <Duits
kit zelfbouwpakket 1984 [gvd] <Engels
kitchenette ingebouwd keukentje 1952 [R75] <Engels
kits type zeilschip 1572 [wnt] <Engels {3.2/4.1.11}
kits fijn, in orde 1904 [wnt] <Jiddisch {3.2}
kitsch schijnkunst 1937 [Aanv wnt] <Duits
kitten aaneenlijmen 1870-1871 [wnt] <Duits
kitten jonge kat 1984 [gvd] <Engels {4.1.3}
kittig* levendig 1612 [wnt]
kiwi loopvogel 1863 [kku] <Engels
kiwi vrucht 1977 [Picarta: titel van R. Efraimssou] <Engels {4.1.2}
klaar helder 1200 [cg ii 1 Servas] <Latijn {4.1.5}
klaar gereed 1651-1652 [wnt]
klaarkomen gereedkomen, volbrengen 1819 [wnt]
klaarkomen een org*sme hebben 1914 [gvd] {4.4}
klabak politieagent 1884 [wnt pst]
klad* vlek 1465 [mnw]
klagen* droefheid uiten 1100 [Willeram]
klak* klodder, vlek 1451-1500 [mnw]

[pagina 986]

[p. 986]

klakkeloos* zonder grond 1343-1371 [mnw]
klam* vochtig 1477 [Teuth.]
klamboe muskietennet 1859 [Multatuli, Max Havelaar, 120] <Indonesisch {3.2}
klandizie cliëntèle 1561 [wnt] <Frans
klank* geluid 1287 [cg NatBl]
klant cliënt 1350 [mnw] <Frans
klap* slag 1400 [mnw] {3.1}
klapekster* zangvogel 1860 [wnt]
klaploper* profiteur 1699 [Claes Tw. 12]
klapmuts zeeroofdier 1843 [wnt] {4.1.3}
klappen* praten 1240 [Bern.] {3.1}
klappen* klappen geven 1627 [wnt]
klapper kokosnoot 1678 [wnt] <Indonesisch {3.2/4.1.2}
klapperen* klepperen 1540 [mnw] {3.1}
klappertanden* met de tanden klapperen 1648 [wnt] {3.1}
klaproos plant 1543 [Heukels]
klapschaats scharnierende schaats 1983 [Vd Sijs 1998] {4.4}
klapstuk* vlees van de klapribben, de korte ribben van geslacht vee 1746 [wnt klapstuk ii] {4.1.6}
klapwieken* met de vleugels slaan 1710 [wnt] {3.1}
klarinet blaasinstrument 1790 [wnt treffelijk] <Italiaans {3.2/4.1.16}
klaroen blaasinstrument 1566-1568 [mnw] <Frans {4.1.16}
klas groep 1591 [wnt klasse] <Frans
klassem*nt onderbrenging in een klasse 1896 [wnt] <Frans
klassiek antiek 1824 [wei classe] <Frans
klassieke muziek muziek van klassieke componisten 1961 [gvd] {4.1.16}
klassieker wielerwedstrijd op de weg 1961 [Aanv wnt] <Duits {1.2.2/3.2}
klateren* helder klinken 1351-1400 [mnw] {3.1}
klatergoud* vals bladgoud 1641-1642 [wnt]
klauteren* klimmen 1562 [wnt opklauteren] {3.1}
klauw* nagel 901-1000 [wps]
klauwier zangvogel 1762 [hou i, 4, 221]
klavarskribo notenschrift voor klavierinstrumenten 1931 [Presentatie in 1931] {4.4}
klavecimbel toetsinstrument 1519 [Liggeren en andere hist. archieven i, 93] <Italiaans of Latijn {3.2/4.1.16}
klaver* plantengeslacht 1226-1250 [cg ii 1 Pl.gloss.]
klaveren* kleur in kaartspel 1612 [wnt klaveren i] {4.1.18}
klaverjassen een bepaald kaartspel spelen 1710 [wnt] {4.1.18}
klaviatuur toetsenbord 1795 [wnt] <Duits {3.2}
klavier toetsenbord 1567 [Junius] <Frans
klavier toetsinstrument, piano 1871 [wnt] <Frans {4.1.16}
kledderen* met iets nats knoeien 1836 [wnt] {3.1}
kleed* stuk weefsel 1220-1240 [cg ii 1 Aiol]
kleermaker* iem. die als beroep bovenkleren maakt 1342 [mnw] {4.1.13}
klef* kleverig 1648 [Toll.]
klei* grondsoort 1344 [hws]
klein* niet groot 1140-1170 [Künzel] {2.3/3.1}
kleindochter* vrouwelijk kleinkind 1760 [wnt] {4.1.4}
kleineren in waarde verkleinen 1599 [wnt]
kleingeestig bekrompen 1852 [wnt] <Duits {3.1}
kleinkunst cabaretkunst 1920 [wnt zwerver] <Duits {3.2/4.1.15}
kleinood* kostbaar voorwerp 1240 [Bern.]
kleinschalig op kleine schaal 1976 [gvd] {3.1}
kleinzoon* mannelijk kleinkind 1661 [wnt] {4.1.4}
klemmen* vastzetten, knellen 1477 [Teuth.]
klemtoon* nadruk 1723 [wnt]
klep* klepper, deksel 1490 [mnw]
klepel* staaf in klok 1272 [cg i 1, 202] {3.1}
kleppen* een kleppend geluid maken 1346 [hws] {3.1}
klepper* paard 1599 [Kil.] {3.1/4.1.3}
klepperen* een kleppend geluid geven 1636 [wnt] {3.1}
kleptomanie steelzucht 1886 [kku]
klere tussenwerpsel: uitroep van ergernis 1912 [Aanv wnt] {4.3}
klerelijer ellendeling 1955 [Endt]
kleren* kleding 1521 [wnt voering ii]
klerikaal geestelijk 1824 [wei] <me Latijn
klerk schrijver 1210-1240 [cg I4] <Latijn {1.2.3}
klessebessen* babbelen 1984 [gvd] {1.4/3.1}
klets* tussenwerpsel: nabootsing van geluid 1599 [wnt klets ii] {3.1}
kletsen* geluid maken 1635 [wnt kletsen i] {3.1}
kletsen* praten 1841 [wnt kletsen ii] {3.1}
kletskop koekje 1875 [wnt] {4.1.6}
kletskous* praatzieke vrouw 1884 [gvd]
kletteren* scherpe geluiden maken 1649 [Toll.] {3.1}
kleumen* kou lijden 1634 [wnt]
kleur lichtnuance 1567 [wnt] <Frans
kleuter* klein kind 1569 [wnt] {4.1.4}
kleven* plakken 901-1000 [wps] {3.2}

[pagina 987]

[p. 987]

klewang kort, breed zwaard 1768 [wnt] <Indonesisch {3.2}
klezmer traditionele joodse muziek 1992 [Klezmerfestival A'dam] <Jiddisch {3.2/4.1.16}
kliek* voedselrest 1676 [wnt]
kliek exclusief groepje 1848 [wnt podagra] <Frans
klier* vochtafscheidend orgaan 1351 [mnw] {1.2.3}
klier* onuitstaanbaar persoon 1906 [wnt] {1.2.3}
klieven* splijten 1290 [cg ii 1 En.Codex] {3.2}
klif* steile bodemverheffing 1476-1500 [mnw] {3.2}
klik* tussenwerpsel: nabootsing van geluid 1599 [wnt klik ii] {3.1}
klikken* overbrengen 1401-1450 [mnw] {3.1}
klikspaan* klikker 1691 [Sewel 159a]
klimaat natuurlijke gesteldheid van lucht en weer 1485 [mnw] <Frans
klimmen* klauteren 1265-1270 [cg Lut.K] {3.2}
kling lemmet 1574 [Toll.] <Duits
klingelen rinkelen 1746 [wnt] <? {3.5}
kliniek ziekenhuis 1864-1865 [wnt] <Frans
klinisch m.b.t. een kliniek 1815 [wnt] <Latijn
klink* kruk, pal 1240 [Bern.]
klinken* luiden 1285 [cg Rijmb.] {3.1}
klinken* vastslaan 1350 [mnw]
klinker* vocaal 1584 [Ruijs]
klinker* hardgebakken steen 1599 [Kil.]
klinkklaar louter 1613 [wnt] {3.1}
klip* rots 1450 [mnw] {3.2}
klipdas* plantenetend zoogdier 1857-1858 [wnt klip] {4.1.3}
klipper type zeilschip 1852 [wnt] <Engels {4.1.11}
klipvis* beenvis 1652-1662 [wnt]
klis* plantengeslacht 1301-1400 [Glossarium Trevirense]
klisteerspuit pomp voor darmspoeling 1665 [wnt klisteer]
klit* verwarde massa 1645 [wnt]
klodder* klonter 1562 [Claes]
kloek* moedig, flink 1470 [hws]
kloek* hoendervogel 1886 [wnt kloek iii] {3.1}
klof, kloffie Bargoens: pak, kostuum 1860 [moo] <Jiddisch {3.2}
klok bel, uurwerk 1237 [cg i 1, 31] <Iers
klokhen* kloek 1599 [Kil.] {3.1}
klokhuis* zaadhuisje van appels en peren 1500-1525 [Jansen/Van Winter, Keuken in late me]
klokkenluider personeelslid dat misstanden binnen de organisatie openbaar maakt 1987 [Picarta: titel van M. Bovens]
klomp* kluit, klont 1377 [mnw] {1.2.3}
klomp* houten schoen 1567 [wnt] {1.2.3/4.1.9}
klompendans dans op klompen 1858 [wnt boerenbruiloft] {4.1.15}
klont* kleine samenhangende massa 1477 [mnw]
kloof* spleet 1240 [Bern.]
klooien* stuntelen 1961 [gvd] {3.1}
kloon duplicaat 1938 [Picarta: titel van J.H. Bekker] <Engels
klooster instelling waar mensen zich terugtrekken voor godsdienstig leven 1200 [cg ii 1 Servas] <Latijn {3.2}
kloot* teelbal 1550 [wnt] {4.4}
klootschieten* een bal rollen 1424 [mnw cloot] {4.1.18}
klootzak scheldwoord 1908-1924 [wnt klooten]
klophengst ruin 1682 [wnt] <Duits {4.1.3}
kloppen* hoorbaar op iets slaan 1276-1300 [cg Kerst.] {3.1}
klos spoel 1630 [wnt] <Duits
klote* tussenwerpsel: uitroep van ergernis 1927 [Aanv wnt] {4.3}
klotebaan* zeer vervelende baan 1984 [gvd] {3.1}
klotsen* natuurlijke geluid van vloeistoffen maken 1667 [wnt] {3.1}
kloven* (doen) splijten 701-800 [Lex Salica] {2.2}
klucht* kort grappig toneelstuk 1528 [mnw] {4.1.15}
kluif* bot met vlees 1710 [wnt] {4.1.6}
kluis cel, woning van een kluizenaar 1265-1270 [cg Lut.K] <me Latijn {3.2}
kluis brandkast 1659 [wnt]
kluister boei 1477 [Teuth.] <me Latijn
kluit* massa, klont 1357 [mnw]
kluiven* met de tanden vlees van bot halen 1451-1500 [mnw]
kluizenaar heremiet 1301-1400 [mnw]
klunen met ondergebonden schaatsen lopen 1941 [Aanv wnt] <Fries {3.2}
klungel* sukkel 1781 [wnt] {3.1}
kluns sufferd 1949 [Aanv wnt] <Duits {3.2}
klus* karwei 1750 [wnt]
kluts koppeling 1936 [wnt] <Engels
klutsen* door kloppen dooreenmengen 1410 [mnw] {3.1}
kluut* steltloper 1636 [wnt] {3.1}
kluwen* knot 1240 [Bern.]
klysma lavement 1836 [wnt reliek] <Grieks {3.2}

[pagina 988]

[p. 988]

knaagdier* zoogdier met grote snijtanden 1862 [wnt]
knaak groot muntstuk, een rijksdaalder 1689 [wnt] <? {3.5/4.1.12}
knaap* jongen 901-1000 [wps] {3.2/4.1.4}
knaapje* klerenhanger 1837 [wnt knaap]
knabbelen* kort op iets bijten 1562 [Claes] {3.1}
knäckebröd hard brood 1948 [kwt] <Zweeds {3.2/4.1.6}
knagen* kleine stukjes afbijten 1290 [cg ii 1 En.Codex]
knagen* een aanhoudende onaangename gewaarwording veroorzaken 1569 [wnt]
knak* tussenwerpsel: nabootsing van geluid 1646 [wnt] {3.1}
knakken* met een knak breken 1599 [Kil.] {3.1}
knakker* kerel 1984 [gvd] {3.1}
knakworst soort worst 1599 [wnt] <Duits {4.1.6}
knallen* met het geluid van een ontploffing weerklinken 1762 [wnt] {3.1}
knalrood felrood 1903 [wnt knallen] <Duits {4.1.5/4.4}
knap* slim, aantrekkelijk 1657 [wnt]
knappen* een geluid (knap) maken, met een knap breken 1573 [Plantijn] {3.1}
knapzak* draagzak met etenswaren 1552 [Claes]
knar* oude kerel 1856 [wnt] {4.1.4}
knarsen* een schurend geluid maken 1461 [mnw] {3.1}
knarsetanden* met de tanden knarsen 1627 [wnt] {3.1}
knauwen* sterk kauwen 1287 [cg NatBl]
knecht* bediende 1240 [Bern.]
kneden* door knijpen dooreenmengen 1301-1400 [mnw]
kneep* kunstgreep 1644 [wnt]
kneiterberoemd* erg beroemd 1991 [Hoppenbrouwers knijter-]
knekel* doodsbeen 1769-1811 [wnt]
knellen* drukken 1598 [wnt]
knerpen* krakend geluid maken 1880 [wnt knarpen ii] {3.1}
knetteren* scherpe geluiden doen horen 1630 [wnt] {3.1}
knettergek* helemaal gek 1953 [Aanv wnt] {4.4}
knettergoed* erg goed 1961 [gvd] {4.4}
knetterhard* erg hard 1995 [Groene Boekje] {4.4}
kneu* zangvogel 1655 [wnt] {3.1}
kneuzen* beschadigen 1348 [mnw]
knevel* snor 1560 [wnt verdichten i]
knevel* stokje om het losdraaien te beletten 1567 [Junius 285B] {3.1}
knickerbocker kniebroek 1929 [kwt] <Engels {3.2}
knie* verbinding tussen boven- en onderbeen 1156 [Slicher] {2.4}
knielen* de knieën tot op de grond buigen 1240 [Bern.]
kniesoor* iem. die voortdurend kniest 1849 [wnt]
kniezen* overdreven treuren 1635 [wnt]
knijp kroeg 1912 [kku] <Duits
knijpen* druk uitoefenen 1599 [Kil.]
knijpkat handdynamo 1940-1945 [Nieuwe Taalgids 38, 163ff]
knikkebollen* dommelend knikken 1573 [wnt] {3.1}
knikken* het hoofd heen en weer bewegen 1300 [mnw]
knikken* half doorbreken 1607 [wnt] {3.1}
knikker* glazen of stenen balletje als kinderspel 1599-1607 [Kil.] {3.1/4.1.18}
knip* (vogel)val 1485 [mnw]
knipmes* zakmes 1697 [wnt]
knipogen* een ooglid snel sluiten en openen 1710 [wnt] {3.1}
knippen* met een schaar snijden 1477 [Teuth.]
knisteren een knetterend geluid maken 1864 [wnt] <Duits
knobbel* bult 1546 [Claes] {3.1/3.2}
knock-out bewusteloos geslagen 1929 [kwt] <Engels
knoedel* meelballetje 1778 [wnt] {3.1/4.1.6}
knoeien* morsen 1617 [Toll.]
knoeipot knoeier 1950 [gvd]
knoeiwerk* slordig schrijfwerk 1822 [wnt] {1.2.6}
knoeper(d)* joekel 1976 [gvd] {3.1}
knoert* harde slag 1961 [gvd] {3.1}
knoertgoed* heel goed 1962 [Aanv wnt] {4.4}
knoerthard* heel hard 1964 [Aanv wnt] {4.4}
knoest* uitwas aan boom 1301-1350 [mnw]
knoet zweep 1677 [wnt] <Russisch {3.2}
knoet* haar 1905 [wnt knoet ii]
knoeterhard* erg hard 1996 [Reker, Dikke woorden]
knoflook* kruiderij 1240 [Bern.] {1.2.4/3.1/4.1.6}
knokkel* vingergewricht 1477 [Teuth.] {3.1}
knol* vlezige wortel 1515 [Claes Tw. 12] {4.1.6}
knol* (slecht) paard 1710 [wnt] {4.1.3}
knook* bot 1477 [Teuth.]
knoop* ronde sluiting aan kleding 1265-1270 [cg Lut.K] {3.2}

[pagina 989]

[p. 989]

knop* rond voorwerp als versiering, bescherming of handvat 1240 [Bern.] {3.2}
knorhaan* beenvis 1710 [wnt]
knorren* het natuurlijke geluid van varkens maken 1470 [mnw] {3.1}
knot* bosje haar 1477 [Teuth.]
knots* zware stok 1567 [wnt] {4.1.14}
knotsgek* helemaal gek 1970 [Aanv wnt] {4.4/5}
knotsgezellig* heel gezellig 1984 [gvd] {4.4/5}
knowhow vakkennis, deskundigheid 1968 [kwt] <Engels
knudde* waardeloos 1925 [wnt]
knuffelen* liefkozend pakken 1521-1524 [wnt] {3.1}
knuist* harde hand 1552 [wnt]
knul jongen 1769 [wnt] <Duits
knuppel* dikke stok 1654 [wnt] {3.1}
knurft* stommeling 1947 [Aanv wnt]
knus* behaaglijk-vertrouwd 1859 [wnt]
knutselen* fabrieken 1785 [wnt] {3.1}
koala buideldier 1909 [wp] <Engels {4.1.3}
kobalt chemisch element 1780 [hou iii, 1, 76] <Duits
kobaltblauw kleurnaam 1908 [wnt koning i] {4.1.5}
kobold aardmannetje 1932 [wnt aardmannetje] <Duits
kodak camera 1903 [Nuyens, Nuovo dizionario Olandese-Italiano 1049] <Engels {4.1.17}
koddebeier* veldwachter 1521 [wnt]
koddig* grappig 1588 [Claes]
kodiakbeer soort beer 1984 [gvd] {4.1.3}
koe* herkauwer, vrouwelijk rund 901-1000 [wps] {4.1.3}
koedoe herkauwer 1762 [hou i, 3, 267] <Frans {4.1.3}
koeioneren bedillen 1682 [wnt] <Frans
koek* zoet gebak 1300 [mnw] {4.1.6}
koekeloeren zonder bezigheid uitkijken 1599 [wnt]
koekoek* koekoekachtige 1240 [Bern.] {1.1/1.2.5/3.1}
koel* matig koud 1287 [cg NatBl]
koelak Russische boer 1929 [kwt] <Russisch {3.2}
koelie dagloner 1642 [wnt] <Indonesisch {3.2}
koelkast kast waarin etenswaar koel gehouden wordt 1938 [wnt trunk i] {4.1.9}
koelte* frisheid 1277 [cg i Brugge] {3.1}
koemis gegiste paardenmelk 1847 [kku] <Russisch {3.2/4.1.6}
koen* dapper 1240 [Bern.]
koepel halfbolvormige overwelving 1600 [wnt] <Frans
koeren* het rollende geluid van duiven maken 1599 [wnt] {3.1}
koerier bode 1620 [Courante uyt Italien, 21 aug. 2a] <Frans
koers richting, route 1463 [hws] <Frans
koers prijs van geld, waardepapieren 1497 [wnt] <Frans
koeskoes, couscous deegwaar van kleine korrels 1681 [wnt koeskoes i] <Arabisch of Frans {3.1/3.2/4.1.6}
koest tussenwerpsel: rustig! 1722 [wnt] {4.3}
koesteren verwarmen, vertroetelen 1546 [mnw]
koet* ralvogel 1377-1378 [mnw] {3.1}
koeterwaals onverstaanbare taal 1617 [wnt] <Duits
koets rijtuig 1536 [Colloquia et Dictionariolum septem linguarum 23] <Duits {4.1.10}
koetsier bestuurder van een koets 1628 [wnt]
koevoet* spaak die eindigt in een klauw 1593 [wnt] {1.2.3}
kof(schip)* zeilschip 1750 [wnt] {4.1.11}
koffer reistas 1300 [mnw] <Frans
koffie drank uit koffiebonen 1640 [wnt] <Turks {3.2/4.1.6}
koffiezetapparaat toestel voor het bereiden van koffie 1963 [Aanv wnt] {4.1.9}
kog scheepstype 1252 [mnw] <me Latijn {4.1.11}
kogel* projectiel 1599 [wnt] {4.1.14}
kogellager ondersteuning van draaiende as in bus met bolletjes 1924 [Theissen 1978] <Duits {3.2}
kohier register 1462 [mnw] <Frans
koine gemeenschappelijke taal 1950 [Kleine wp 804] <Grieks {3.2}
kok die spijzen toebereidt 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.13}
kok fazantenhaan 1551 [mnw] <Frans
kokarde onderscheidingsteken op hoofddeksel 1720 [wnt Bijv.+verb.] <Frans
koken verhitten, spijzen toebereiden 1287 [cg NatBl] <Latijn
kokendheet zeer heet 1714 [wnt koken] {4.4}
koker etui, huls 901-1000 [wps] <me Latijn {2.5}
koket behaagziek 1708 [wnt coquet] <Frans
kokhalzen* op het punt staan te braken 1802 [wnt] {3.1}
kokkel mossel 1900 [wnt] <Engels
kokkerd* iets groots, grote neus 1864 [wnt]
kokkerellen allerlei kookseltjes maken 1785 [wnt]
kokmeeuw* meeuwachtige 1623 [wnt] {3.1}

[pagina 990]

[p. 990]

kokosnoot vrucht van de kokospalm 1602 [wnt] {4.1.2}
kol* feeks 1613 [wnt kol i]
kol* bles 1672 [wnt]
kola een West-Afrikaanse noot 1623 [Ruiters, Toortse der Zee-vaert 52] <modern Latijn {4.1.2}
kolbaszworstje Hongaars worstje 1992 [gvd] {4.1.6}
kolchoz collectief landbouwbedrijf 1931 [kwt] <Russisch {3.2}
kolder leren harnas 1420 [mnw] <me Latijn {4.1.14}
kolder hersenziekte bij vee 1763 [wnt] <Duits {1.1}
kolder onzin 1938 [wnt] <Duits {1.1}
kolere tussenwerpsel: krachtterm 1950 [gvd] <Frans {4.3}
kolf* achterste deel van een hand- of vuistvuurwapen 1240 [Bern.]
kolgans* eendachtige 1797 [wnt]
kolibrie kolibrie-achtige 1705 [Meriam, Metamorphosis insectorum Surinamensium] <Frans
koliek darmkramp 1555 [Claes] <Frans
kolk* maalstroom 1389 [mnw]
kol nidree joods gebed 1912 [kku] <Aramees {3.2}
kolom zuil, iets in de vorm van een zuil 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans
kolonel hoofdofficier 1580 [wnt] <Frans {4.1.14}
koloniaal m.b.t. een kolonie 1823 [wnt] <Engels
kolonie nederzetting 1614 [wnt voorschrift] <Latijn
kolos lichaam of zaak van grote afmetingen 1597 [wnt] <Latijn {3.2}
kolven* het kolfspel spelen 1360 [Brongers e.a., Kolf, Kolf, kolf] {4.1.18}
kom* vaatwerk 1277 [cg i 1, 360]
kombuis scheepskeuken 1400-1450 [mnw] <? {3.5}
komedie blijspel 1548 [wnt] <Latijn {4.1.15}
komeet staartster 1285 [cg Rijmb.] <Frans of Latijn
komen* een plaats bereiken 901-1000 [wps]
komfoor toestel om iets warm te houden 1491 [Claes] <Frans {4.1.9}
komiek grappig 1653 [wnt komiek i] <Frans
komijn plantengeslacht, zaad daarvan 1240 [Bern.] <Frans {4.1.6}
komijnekaas kaas met komijnzaad 1631 [wnt] {4.1.6}
Kominform organisatie voor de communicatie tussen communistische partijen 1948 [kwt] <Duits {3.2}
Komintern de Derde Internationale 1930 [Picarta: De roode diamantbewerker (...) Comintern] <Russisch {3.2}
komisch lachlust opwekkend 1808 [wnt] <Duits
komkommer langwerpige vrucht 1515 [mnw] <Frans {4.1.2}
komkommertijd slappe tijd in de media tijdens de vakanties 1871 [wnt] <Engels
komma leesteken 1612 [wnt] <Frans
kommer leed 1265-1270 [vmnw] <Frans
kompaan kameraad 1301-1350 [mnw] <Frans
kompas instrument dat de windstreken aanwijst 1384-1407 [mnw] <Frans
kompel mijnwerker 1948 [Aanv wnt] <Duits {3.2}
kompres natte omslag 1599 [wnt] <Frans
kompres dicht opeen 1682 [wnt] <Duits
Komsomol bond voor de jeugd in de Sovjet-Unie 1949 [Vd Mandere, Polit. enc.] <Russisch {3.2}
komst* het komen 1236 [vmnw] {3.1}
konfijten in suiker inleggen 1340 [mnw cubebe]
kongeraal beenvis 1555 [Claes]
kongsie firma 1788 [wnt] <Indonesisch {3.2}
kongsie ongunstige kliek 1889 [wnt]
konijn haasachtige 1240 [Bern.] <Frans {4.1.3}
konik paardachtige 1999 [gvd] <Pools {3.2/4.1.3}
koning* regerend vorst 901-1000 [wps]
koningin-moeder* moeder van de regerende koning(in) 1630 [wnt koning] {3.1}
konkelen* intrigeren 1766 [wnt]
konkelfoezelen bedrieglijk handelen, samenzweren 1653 [wnt]
konstabel onderofficier bij de marine 1614 [wnt] <Frans {4.1.14}
kont* achterste 1741 [wnt] {3.2/4.4}
konterfeiten afbeelden 1277 [cg i 1, 362] <Frans
konvooi gewapend geleide 1567 [wnt] <Frans {4.1.14}
koog* buitendijks land 948 [Slicher] {2.4}
kooi hok, stal 1287 [cg NatBl] <Latijn
kooiker houder van een eendenkooi 1856 [wnt touwker] {4.1.13}
kookaburra scharrelaarachtige 1953 [Vd Sijs 1998, 13] <Engels
kookplaat elektrisch kooktoestel 1933 [wnt koken] {4.1.9}
kool plantengeslacht, groente 1226-1250 [cg ii 1 Pl.gloss.] <Latijn {4.1.6}
kool* verkoolde materie, steenkool 1240 [vmnw]
koolmees* zangvogel 1567 [wnt plakker ii]

[pagina 991]

[p. 991]

koolraap knol als groente 1778 [wnt] {4.1.6}
koolrabi knol als groente 1854 [wnt] <Duits {4.1.6}
koolvis* beenvis 1857-1858 [wnt kool i] {1.2.4}
koon* wang 1488 [mnw]
koor meerstemmige zangmelodie, zanggroep 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn
koor deel van kerkgebouw 1330 [mnw] <Latijn {3.2}
koord touw 1277 [cg i 1, 353] <Frans
koorde rechte verbindingslijn van twee punten op een cirkel 1847 [kku chorde] <Latijn
koorts* verhoogde lichaamstemperatuur 1285 [cg Rijmb.]
koosjer ritueel toegestaan 1765 [wnt] <Jiddisch {3.2}
koosnaam liefkozende benaming 1984 [gvd] <Duits {3.2}
koot* beentje 1445-1455 [mnw]
kop drinkgerei 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn
kop hoofd 1350 [mnw]
kopal harssoort 1608 [wnt] <Spaans {3.2}
kopeke Russische munt 1677 [wnt] <Russisch {3.2}
kopen door betaling verwerven 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Latijn
koper metaal 1240-1260 [cg i 1, 68] <Latijn
kopie afschrift 1295 [cg I4, 2248] <Frans
kopij handschrift voor de pers 1613 [wnt]
koppel gordel, band 1252 [mnw] <Frans
koppel stel, paartje 1599 [wnt] <Frans
koppelen aan iets verbinden 1350 [mnw] <Frans
koppensneller die hoofden van lijken rooft 1818 [Cultureel Indië 3, 1914, 4-6]
koppermaandag* maandag na Driekoningen, feestdag van boekdrukkers 1531 [wnt] {4.1.7}
kopra gedroogd vruchtvlees van de kokosnoot 1596 [wnt] <Portugees {3.2/4.1.6}
kopschuw schichtig, wantrouwend 1840 [wnt kop] <Duits {1.4}
kopstem falset 1885 [wnt register i] <Duits {3.2/4.1.16}
koraal poliepenskelettenmassa 1287 [cg NatBl] <Latijn
koraal kerkgezang 1612 [wnt] <me Latijn
korakora groot Moluks vaartuig 1605 [wnt] <Portugees {3.1/3.2/4.1.11}
koran heilige schrift van de moslims 1778 [wnt] <Arabisch {3.2}
kordaat ferm 1658 [wnt] <Spaans of Latijn {3.2}
kordon rij van militairen ter afsluiting van een gebied 1760-1777 [wnt] <Frans {4.1.14}
koren* graan 1101-1200 [Tavernier voedercoren] {2.4/4.1.2}
korf mand 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] <Latijn
korhoen* hoendervogel 1624 [wnt] {3.1}
koriander plant, specerij 1285 [cg Rijmb.] <Frans {4.1.6}
korjaal Surinaamse boot 1669 [Van Donselaar Tw. 11] <West-Indische indianentalen {3.2/4.1.11}
kornak olifantgeleider 1724-1726 [wnt] <Portugees {3.2}
kornet blaasinstrument 1596 [Linschoten 8, 111] <Frans {4.1.16}
kornet vaandrig 1663 [Claes (cornet)] <Frans {4.1.14}
kornoelje plantengeslacht 1562 [Dict. Tetraglotton 76C] <Frans
kornuit makker 1570 [wnt] <me Latijn
korporaal militaire rang 1578 [Schulten Tw. 9] <Frans {4.1.14}
korrel* graantje, rond, hard lichaampje 1484 [mnw] {3.1}
korset rijglijf 1318-1319 [mnw] <Frans
korst rand van iets die taaier is dan de rest 1240 [Bern.] <Latijn
kort niet lang 976 [Künzel] <Latijn {2.3}
kortaangebonden opvliegend 1898 [gvd kort]
kortom bijwoord van modaliteit: om kort te gaan 1611-1620 [wnt]
kortwieken de slagpennen van een vogel wegnemen 1717 [wnt] {3.1}
koruna munteenheid van Tsjechië en Slowakije 1948 [kwt] <Tsjechisch of Slowaaks {3.2/4.1.12}
korvet oorlogsvaartuig 1798 [wnt zee i] <Frans {3.2/4.1.11}
korzelig* ontstemd 1610-1619 [wnt]
kosmisch het heelal betreffend 1886 [wnt avond Suppl] <Duits
kosmografie wiskundige aardrijkskunde 1401-1450 [hws] <Frans
kosmonaut ruimtevaarder 1961 [wp jaarboek 1962] <Russisch {3.2}
kosmopoliet wereldburger 1776 [wnt] <Frans
kosmos heelal 1846 [Picarta: titel van A. von Humboldt] <Grieks {3.2}
kost uitgave, levensonderhoud 1240 [Bern.]
kosten voor een bedrag verkrijgbaar zijn 1240-1260 [cg i 1, 68] <Frans
koster kerkbewaarder 1200 [cg ii 1 Servas] <me Latijn {4.1.8}
kostuum kleding, pak 1799 [wnt] <Frans {3.2}
kot* armoedig huis 1038 [Claes] {2.3/3.2}
kotelet ribstuk 1691 [wnt] <Frans {4.1.6}
koten* met bikkels of koten spelen 1511 [wnt] {4.1.18}

[pagina 992]

[p. 992]

koter Bargoens: kind 1860 [wnt] <Jiddisch {3.2/4.1.4}
kotomissie creoolse vrouwendracht 1866 [Van Donselaar 1989] <Sranantongo {3.2}
kotsen braken 1562 [Toll.] <Duits {4.4}
kotter zeilschip 1747-1787 [wnt] <Engels {3.2/4.1.11}
koud* guur, kil 1130-1161 [Künzel] {2.3}
koudvuur* gangreen 1557 [wnt]
kous sok 1240 [Bern.] <Frans {1.2.3}
kousenband groente 1944 [Nuttige planten van Suriname] <Surinaams-Nederlands {3.2/4.1.6}
kouten* praten 1287 [cg NatBl]
kouter ploegijzer 1118 [Claes] <Latijn of Frans {2.3}
kozak lid van Russisch ruitervolk 1620 [Courante uyt Italien, 21 aug. 1b] <Russisch {3.2}
kozen vertrouwelijk praten 1300 [mnw]
kozijn raamwerk 1384-1407 [mnw] <Frans
kozijn neef 1599 [wnt] <Frans {4.1.4}
kraag* rand langs halsopening van kledingstuk 1350 [mnw]
kraai* zangvogel 1240 [Bern.] {3.1}
kraaien* het natuurlijke geluid van hanen maken 1285 [cg Rijmb.] {3.1}
kraak schip 1376-1389 [mnw] <Frans {4.1.11}
kraak grote inktvis 1870 [Vd Sijs 1998] <Noors {3.2}
kraakbeen* buigzaam benig weefsel 1494 [mnw]
kraal element van sierketting 1480 [mnw]
kraal omsloten ruimte voor vee 1652 [wnt] <Portugees {3.2}
kraam* tent waarin koopwaar wordt aangeboden 1213 [Slicher] {2.4}
kraambed* bed waarin vrouw bevalt 1640 [wnt]
kraan* hijswerktuig 1244 [Slicher] {2.4}
kraan* kraanvogel 1287 [cg NatBl]
kraan* tap aan een vat 1354 [mnw]
kraan flinke vent 1866 [wnt] <Frans
krab* schaaldier 1287 [cg NatBl] {3.2}
krabbelen* herhaaldelijk krabben 1432-1468 [mnw] {3.1}
krabben* de nagels over iets heen halen 1400 [mnw]
krach ineenstorting van beurs 1912 [kku] <Duits
kracht* sterkte 901-1000 [wps]
krachtens voorzetsel 1817 [Picarta: Reglement of ordonnantie, (...) krachtens het besluit van (...)] <Duits {4.2}
krachtig* sterk 901-1000 [wps]
krakeel ruzie met rumoer 1562 [Claes]
krakeling* bros 8-vormig koekje 1330 [Jacobs 17] {4.1.6}
kraken* een scherp geluid maken 1287 [cg NatBl] {3.1}
kraker* iem. die een leegstaand huis binnendringt voor bewoning 1970 [Recht voor raap] {3.1}
krakkemikkig* gammel 1964 [Aanv wnt] {3.1}
kram* bevestigingshaakje, wondhaakje 1367-1372 [mnw]
kramp* spiersamentrekking 1100 [Rey] {2.2}
kranig flink 1866 [wnt]
krankzinnig* gek 1544 [mnw]
krans ring van gevlochten bloemen 1400 [mnw] <Duits
krant dagblad 1610 [Picarta: titel Extract wt de laetste courante]
krap* nauw 1598 [wnt krap vii]
krapitalist iemand met een relatief klein vermogen 1996 [nrc-h 28/12/1996] <L {3.4}
kras sterk, flink 1781 [wnt] <Duits
krasse knar vitale senior 1993 [Sanders 1999] {4.1.4/4.4}
krassen een scherp geluid geven, inkervingen maken 1420 [mnw] <Duits
krat* kist van open latwerk 1911 [wnt verpakking]
krater mond van vulkaan 1844 [wnt vulkanisch] <Latijn
krats* klein bedrag 1916-1917 [moo]
krauwen* (zacht) krabben 1180 [Rey] {2.2}
krediet vertrouwen in betalingsmogelijkheid 1549 [Claes Tw. 12] <Frans
kreeft* schaaldier 1240 [Bern.] {1.2.5/3.2}
kreeftdicht retrograde 1584 [wnt retrograde i]
kreek* smal water 976 [Künzel] {2.3}
kreet* schreeuw 1265-1270 [cg Lut.K]
kregel* prikkelbaar 1619 [wnt]
krek bijwoord van hoedanigheid: precies 1708 [wnt] <Frans
krekel* insect 1240 [Bern.] {3.1}
kreng aas 1429 [mnw] <Frans {1.2.3}
kreng gemene vrouw of kind 1617 [wnt] <Frans {1.2.3}
krenken* beschadigen, beledigen 1240 [Bern.]
krent gedroogde druif 1514 [mnw] {4.1.6}
krent achterwerk 1717 [wnt] {4.4}
krenterig schriel 1866 [wnt]
kretologie het zich-te-buiten-gaan aan ongefundeerde leuzen 1972 [Aanv wnt]
kreuken* vouwen maken 1220-1240 [cg ii 1 Aiol]
kreunen* steunen 1265-1270 [cg Lut.K] {3.1}
kreupel* mank 1284 [cg i Brugge]

[pagina 993]

[p. 993]

kreupelhout* laag gewas met dooreengegroeide takken 1812 [wnt]
krib* voederbak 1120 [Rey] {2.2}
kribbig* prikkelbaar 1573 [wnt]
kriebelen* krabbelen 1847 [wnt] {3.1}
kriegel* prikkelbaar 1612 [wnt]
kriek kers 1351-1400 [mnw] {4.1.2}
krieken* aanbreken van de dag 1562-1592 [mnw]
kriel* hoendervogel 1567 [Claes]
kriel(tje)* kleine, nieuwe aardappel 1872 [gvd] {4.1.6}
krieuwelen* krioelen 1607 [Toll.] {3.1}
krijg* oorlog 1265-1270 [cg Lut.K]
krijgen* verwerven 1265-1270 [cg Lut.K]
krijgertje* tikkertje 1860 [wnt afranselen] {4.1.18}
krijgshaftig geneigd tot oorlog 1788 [wnt gronden]
krijgsmacht* gehele gewapende macht 1637 [wnt] {4.1.14}
krijsen* schel schreeuwen 1287 [cg NatBl] {3.1}
krijt* strijdperk 1265-1270 [cg Lut.K]
krijt kalk 1301-1400 [mnw] <Latijn {3.2}
krijt tekenmateriaal 1565 [wnt vlaamsch]
krijten* luid roepen 1265-1270 [cg Lut.K] {3.1}
krik dommekracht 1950 [gvd] <Frans
krikkemik* prul, iets gebrekkigs 1655 [wnt] {3.1}
krill plankton 1950 [gvd] <Noors {3.2}
krimi detectivefilm, detectiveroman 1984 [gvd] <Duits {3.2/4.1.15}
krimpen* zich samentrekken 1287 [cg NatBl]
kring* cirkel 1477 [Teuth.]
kringelen* tal van kringen vormen 1477 [Teuth.] {3.1}
kringloop* recycling 1973 [Picarta: Bartels en Rosenzweig: Kringloop huishouding, weg uit milieucrisis] {3.1}
krioelen wemelen 1561 [wnt zeeraaf] <Fries {3.2}
kris langwerpig steekwapen 1596 [wnt] <Javaans {3.2}
kriskras bijwoord van richting: in alle richtingen 1902 [wnt kras ii] {3.1}
kristal glanzend glas, kwarts 1240 [Bern.] <Frans
kristalliseren kristallen vormen 1720 [wnt zout i] <Frans
kritiek beoordeling 1761 [wnt subtiliteit] <Frans
kritisch geneigd tot beoordelen 1696 [wnt] <Duits
kritisch op het punt van de ene toestand over te gaan in de andere 1872 [wnt] <Engels
kritiseren kritiek leveren op 1698 [wnt] <Duits
krocht spelonk 1240 [Bern.] <Latijn
kroeg herberg 1586 [wnt] <Nederduits {3.2}
kroelen* dicht tegen elkaar zitten 1896 [wnt]
kroep ziekte 1832 [wei] <Frans
kroep achterdeel van paard 1832 [wei] <Frans
kroepoek viskoekjes 1910 [Prick 1910] <Indonesisch {3.2/4.1.6}
kroes drinkbeker 1425 [mnw] <? {3.5}
kroes* gekruld 1562 [Deux-aes bijbel 13]
krokant knapperig 1895 [Broeckaert] <Frans
kroket rol gehakt vlees 1863 [Rijnhart] <Frans {4.1.6}
krokodil krokodilachtige 1521 [wnt] <Frans
krokodillentranen geveinsde tranen 1596 [Linschoten 152]
krokus plantengeslacht 1591 [wnt vuilboom] <Latijn
krols* hitsig 1709 [wnt]
krom* gebogen 875 [Claes] {2.3}
krommunicatie mislukte of slechte communicatie 1975 [Sanders 1999] {4.4/5}
kroniek jaarboek 1351-1400 [mnw] <Frans
kronkel* sterke kromming 1599 [Kil.]
krontjong snaarinstrument 1910 [Prick 1910] <Indonesisch {3.2/4.1.16}
kroon hoofdsieraad van vorsten 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] <Latijn
kroon munteenheid van Denemarken en later ook IJsland, Noorwegen en Zweden 1871 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Deens of IJslands of Noors of Zweeds {3.2/4.1.12}
kroongetuige getuige voor de openbare aanklager 1960 [Nagel, Crimineel abc]
kroos* waterplantje 1484 [mnw]
kroost kinderen 1639 [wnt] <Frans
kroot biet 1569 [wnt] <Frans {4.1.6}
krop* voormaag 1080 [Rey] {2.2}
krop* keelgezwel, struma 1617 [wnt]
krot* vervallen huis 1663 [wnt]
kruid* gewas 1100 [Willeram] {1.2.4}
kruid* specerij 1361-1362 [mnw] {4.1.6}
kruidenier handelaar in kruiderijen en vervolgens ook in grutterswaren 1568 [Kool] {1.2.3/1.2.4/4.1.13}
kruidje-roer-mij-niet* plant 1581 [De Lobel 318]
kruidnagel* specerij 1599 [Kil.] {4.1.6}
kruien* een kruiwagen voortduwen 1300 [mnw]
kruien* over elkaar schuiven (van ijsschotsen) 1781 [wnt]
kruik* vat 1240 [Bern.]

[pagina 994]

[p. 994]

kruim* kruimel, binnenste van brood 1285 [cg Rijmb.] {3.1}
kruimel* broodkorreltje 1526 [Liesveltbijbel, Luc. 16c] {3.1}
kruin bovenste deel van hoofd 1350 [mnw] <Latijn
kruipen* zich op handen en voeten voortbewegen 1240 [Bern.]
kruis twee balken die elkaar rechthoekig snijden 991-1000 [Künzel] <Latijn {2.3/3.2}
kruisbes* klapbes 1545 [Fuchs, Nieuwen Herbarius Cap. 68] {4.1.2}
kruiselings* kruisgewijs 1844 [wnt]
kruisen een kruis doen vormen, snijden 1350 [mnw]
kruisen door een andere soort bevruchten 1838 [wnt]
kruiser oorlogsschip 1634 [wnt bijl] {4.1.11}
kruisgang* gang rond binnenplaats van klooster 1477 [Teuth.]
kruisigen aan een kruis slaan 1100 [Willeram] {3.1}
kruisjassen kaartspel 1887 [wnt Amsterdamsch Suppl] {4.1.18}
kruit* ontplofbaar mengsel 1376-1400 [mnw] {1.2.4/4.1.14}
kruiwagen* eenwielig voertuig 1343-1345 [mnw] {3.1/4.1.10}
kruizemunt plant 1551 [mnw] <Latijn
kruk* handvat 1285 [cg Rijmb.]
kruk* stoel zonder leuning 1842 [wnt] {4.1.9}
krul* omgebogen vorm, b.v. van haar 1477 [Teuth.]
kryoliet ijssteen 1847 [kku]
krypton chemisch element 1912 [kku] <Engels
kubiek inhoudsmaat 1599 [Kool] <Frans
kubisme richting in de beeldende kunst 1917 [kwt] <Frans
kubus hexaëder 1625 [wnt wijn] <Latijn
kuch* soldatenbrood 1885 [wnt kuch iii] {4.1.6}
kuchen* hoesten 1301-1400 [mnw] {3.1}
kudde* troep 1240 [Bern.]
kuieren* op zijn gemak lopen 1480 [mnw] {3.1}
kuif* opstaand voorhaar 1600 [wnt]
kuiken* jong van een kip 1401-1450 [mnw]
kuil* holte 1131 [Künzel] {2.3}
kuil* visnet 1252 [Prisma NPl.] {2.3}
kuip vat 1277 [cg i 1, 362] <Latijn
kuipen intrigeren 1290 [mnw]
kuis rein, ingetogen 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn
kuit* visseneitjes 1437 [mnw]
kuit* deel van het onderbeen 1494 [mnw]
kuitenflikker* kromme sprong 1852 [wnt kuit i] {4.1.15}
kukelen* tuimelen 1897 [wnt] {3.1}
kul testikel 1287 [cg NatBl] <Latijn
kul flauwigheid 1901 [wnt wederantwoord]
kummel likeur 1912 [kku] <Duits {4.1.6}
kumquat citrusvrucht 1992 [gvd] <Chinees {3.2/4.1.2}
kuna munteenheid van Kroatië 1941 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Kroatisch {3.2/4.1.12}
kunde* het kunnen 1240 [Bern.]
kundig* kunde bezittend 1240 [Bern.]
kungfu Chinese vechttechniek 1973 [Picarta: titel van M. Macao] <Chinees {3.2/4.1.18}
kunne* sekse 901-1000 [wps]
kunnen* in staat zijn 1100 [Willeram]
kunst* kunstvaardigheid, creatieve uiting 1100 [Willeram] {3.1/5}
kunstenaar artiest 1617 [wnt kous i]
kunststof* chemisch gemaakte stof 1937 [Picarta: Mededeelingen van Kunststoffen-Instituut]
kür vrije figuur bij het kunstschaatsen 1920 [Guinness Olympische Spelen boek] <Duits {3.2}
kuras borst- en rugharnas 1524 [mnw] <Frans {4.1.14}
kurhaus plaats voor een kuur 1912 [kku] <Duits
kurk schors van kurkeik, materialen daarvan 1545 [hws] <Spaans {3.2}
kussen* zoenen 1100 [Willeram]
kussen gevulde zachte zak 1201-1250 [Tavernier] <Frans {2.4}
kust grens tussen land en zee 1436 [mnw] <Frans
kuster kustvaartuig 1859-1861 [B. Brommer, Reizen door oost-Indië 112b] <Engels {4.1.11}
kut* vrouwelijk schaamdeel 1563 [Claes Tw. 12] {3.2/4.4}
kut* tussenwerpsel: waardeloos! 1989 [Hofkamp&Westerman] {4.3}
kutsmoes zeer slechte smoes 1968 [Aanv wnt]
kutten* rotzooien 1991 [Hoppenbrouwers] {3.1}
kutzwager* man die met dezelfde vrouw geslapen heeft 1975 [Aanv wnt] {3.1/4.1.4}
kuur geneeswijze 1350 [mnw] <Latijn
kuur gril 1539 [wnt]
kuuroord herstellingsoord 1940 [Aanv wnt] <Duits {3.2}
kwaad* slecht, boos 1240 [Bern.]
kwaadaardig* boosaardig 1599 [wnt]
kwaadschiks* bijwoord van hoedanigheid: tegen wil en dank 1832 [Bomhoff, Nieuw wrdb. Nederduitsche en Engelsche taal] {3.1}
kwaal* ziekte, gebrek 1240 [Bern.] {4.4}

[pagina 995]

[p. 995]

kwab* vetmassa 1544 [Paludanus, Dictionariolum rerum maxime vulgarium]
kwacha munteenheid van Zambia en Malawi 1968 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Bantoe {4.1.12}
kwadraat vierkant 1537 [Kool] <Frans
kwadrant cirkelsector met een kwart van de oppervlakte 1745 [wnt] <Frans
kwadratuur berekenen van kromme figuur in vierkante eenheden 1585 [wnt quadratuur] <Frans of Latijn
kwajongen* ondeugende jongen 1787 [wnt]
kwak* vissersvaartuig 1889 [wnt] {4.1.11}
kwakdenken* afkeurende benaming voor de denktrant dat ziekte een geestelijke kwestie is 1992 [De Coster 1999] {4.4}
kwaken* het natuurlijke geluid van eenden en kikkers maken 1477 [Teuth.] {3.1}
kwakkel hoendervogel 1240 [Bern.] <me Latijn
kwakkelen* sukkelen 1888 [wnt] {3.1}
kwakken* hard neersmijten 1588 [Kil.] {3.1}
kwakzalver* onbevoegd beoefenaar van de geneeskunst 1390-1460 [mnw] {4.1.13}
kwal* holtedier 1727 [wnt]
kwalificatie toekenning van eigenschap 1777 [wnt] <Frans
kwalijk* slecht 1237 [cg i 1, 32]
kwaliteit hoedanigheid 1573 [Plantijn] <Frans
kwant vent 1555-1560 [mnw] <? {3.5}
kwantificeren hoeveelheid aangeven 1976 [gvd] <me Latijn
kwantiteit hoeveelheid 1370-1378 [mnw] <Frans
kwantum hoeveelheid 1732 [wnt] <Latijn
kwanza munteenheid van Angola 1976 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Portugees {3.2/4.1.12}
kwark wrongel 1941 [Theissen 1978] <Duits {3.2/4.1.6}
kwart telwoord: vierde deel 1285-1286 [cg I2, 1153] <Frans {4.2}
kwartaal drie maanden 1685 [wnt nedergericht] <Italiaans {3.2/4.1.7}
kwartel hoendervogel 1537 [Pelegromius, Synonymorum Sylva]
kwartelkoning ralvogel 1763 [hou i, 5, 279]
kwartet muziekstuk voor vier partijen 1824 [wei] <Frans
kwartet kaartspel met stellen van vier bijeenhorende kaarten 1926 [wnt z.j.] <Frans {4.1.18}
kwartier verblijfplaats 1546 [wnt] <Frans
kwartier vierde deel van een uur 1582 [wnt] <Frans {4.1.7}
kwartje een vierde gulden 1646 [wnt] {4.1.12}
kwarto boekformaat 1642 [wnt] <modern Latijn
kwarts delfstof 1770 [Toll.] <Duits
kwast* knoest 1567 [Junius 166a-b]
kwast* verfgereedschap 1665 [wnt]
kwast* malle vent 1700 [wnt kwast iii]
kwast drank 1893 [Toll.] {4.1.6}
kwatrijn vierregelig gedicht of strofe 1857 [wnt] <Frans
kwebbelen* veel en rad praten 1902 [wnt] {3.1}
kwee vrucht 1330 [Jacobs 20] <Latijn {4.1.2}
kweek* tarwegras 1477 [Teuth.]
kweekwee gebakjes 1827 [Olivier, Land- en zeetogten in Nederland's Indië, 33a] <Indonesisch {3.1/3.2/4.1.6}
kween* onvruchtbare koe 1444 [mnw] {4.1.3}
kweken* verbouwen 1671 [wnt]
kwekken* het natuurlijke geluid van kikkers maken 1552 [wnt] {3.1}
kwekken* kletsen 1914 [gvd] {3.1}
kwel* bron 1657 [wnt kwel ii]
kwelder* buitendijks land 1830 [wnt]
kwelen* lieflijk zingen 1477 [Teuth.]
kwellen* pijnigen 1201-1225 [cg ii 1 Floyris]
kwellen* zwellen 1477 [Teuth.]
kwestie vraag, zaak 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans
kwets pruim 1758 [wnt] <Duits {4.1.2}
kwetsen* beschadigen, bezeren 1240 [Bern.]
kwetsuur wond 1370 [mnw] <Frans
kwetteren* druk geluid maken (van vogels) 1562 [Claes] {3.1}
kwezel* (overdreven) vroom iemand 1632 [wnt]
kwibus dwaas 1662 [wnt]
kwiek* levendig 1897 [wnt]
kwijl* zever 1440 [mnw]
kwijlebabbe(l)* scheldwoord voor iemand die altijd kwijlt of kletst 1616 [wnt kwijlen]
kwijnen* verzwakken 1567 [Junius 453b]
kwijt vrij van, niet meer in het bezit van 1237 [cg i 1, 33] <Frans
kwijten, zich doen, vervullen 1237 [cg i 1, 37] <Frans
kwik* metaal 1699 [Claes Tw. 12] {1.2.4}
kwikstaart* zangvogel 1518 [Gemmula vocabulorum] {3.1}
kwikzilver* chemisch element 1287 [cg NatBl] {1.2.4/3.1}
kwinkeleren vrolijk zingen (van vogels) 1556 [wnt] {3.1}
kwinkslag* snaaks gezegde 1410 [mnw]
kwint vijfde toon 1477 [Teuth.] <Frans
kwintessens het voornaamste 1751 [wnt] <Duits

[pagina 996]

[p. 996]

kwintet muziekstuk voor vijf partijen 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
kwispedoor spuwpotje 1672 [tntl 1969, 85, 238] <Portugees {3.2}
kwispelstaarten* met de staart heen en weer gaan 1629 [wnt] {3.1}
kwistig* royaal 1485 [mnw]
kwitantie kwijting 1361-1362 [hws] <Latijn
kyat munteenheid van Birma 1948 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Birmaans {4.1.12}
kynoloog hondenkenner 1907 [Aanv wnt]
kyrie-eleïson liturgische smeekbede 1561 [wnt worden] <Grieks {3.2}
la muzieknoot 1350 [mnw]
laag* niet hoog 1240 [Bern.]
laag* hinderlaag 1240 [vmnw]
laag* hoeveelheid die ergens tussen of boven ligt 1285 [cg Rijmb.]
laak* wetering, poel, plas 723 [Künzel] {2.3}
laan* weg 1280-1287 [cg i 1, 506]
laar* open plaats in het bos 751-800 [Claes] {2.3}
laars* schoeisel 1240 [Bern.] {3.1/4.1.9/5}
laat* niet vroeg 1281 [cg i 1, 564]
laatdunkend* hooghartig 1617 [wnt]
laatstleden* laatst verlopen 1376-1400 [mnw]
labbekak* vreesachtig persoon 1620 [wnt]
label etiket 1910 [kwt] <Engels
label platenmerk 1971 [R75] <Engels
labiaal lip- 1824 [wei] <Frans
labiel wankelbaar 1885 [Aanv wnt] <Frans
labiliteit wankelbaarheid 1950 [gvd] <Frans
labiodentaal met de onderlip en boventanden gevormd 1886 [kku]
laborant assistent in een laboratorium 1832 [wei] <Duits
laboratorium werkvertrek voor technisch onderzoek 1711 [wnt vuurwerker] <me Latijn {3.2}
labrador hondensoort 1876 [Sanders 1995] <Engels {4.1.3}
labyrint doolhof 1650 [mey] <Latijn
lachen* met het gezicht vrolijkheid uitdrukken 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {3.1}
laci tussenwerpsel: uitroep van smart 1451-1500 [mnw] {4.3}
laconiek doodkalm 1782 [wnt koel i] <Frans
lacrimoso smartelijk klagend 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
lacrosse balspel 1929 [kwt] <Engels {4.1.18}
lactatie melkafscheiding 1832 [wei] <Latijn
lactose melksuiker 1886 [kku]
lacune leemte 1824 [wei] <Frans {1.2.6}
ladder* trap 1317 [mnw] {1.3}
ladderzat* zeer dronken 1984 [gvd] {1.4/4.4}
lade* schuifbak 1627 [wnt]
laden* bevrachten, inladen 1236 [cg i 1, 20]
laden* kogels indoen 1599 [wnt]
lady dame 1824 [wei] <Engels
ladyshave scheerapparaat voor vrouwen 1979 [Wijnands&Ost] {1.2.5/3.3/4.1.9}
laesie kwetsing 1565 [wnt kwetsing] <Latijn
laf* vreesachtig 1401-1425 [mnw]
lager deel van een werktuig waarop de as steunt 1908 [Aanv wnt] <Duits
lagerbier zomerbier 1886 [kku] <Duits {4.1.6}
lagune strandmeer 1824 [wei] <Frans
lak een harsachtig product, verf 1573 [Claes] <Frans
lakei huisbediende in livrei 1524 [mnw] <Frans
laken* textiel 1240 [Bern.] {4.1.9}
laken* afkeuren 1287 [cg NatBl]
lakmoes* kleurstof 1679 [Witgeest, Het Nieuwe Toneel der Konsten, 102]
laks traag 1897 [wnt] <Latijn
lallen* onduidelijk praten 1580 [wnt] {3.1}
lam* jong van een schaap 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.1.3}
lam* verlamd 1376-1400 [mnw]
lama boeddhistische priester 1824 [wei] <Engels
lama hoefdier 1847 [kku] <Spaans {3.2/4.1.3}
lamantijn zeekoe 1718 [Van Donselaar Tw. 12] <Frans {4.1.3}
lambada Braziliaanse dans 1989 [De Coster 1999] <Portugees {3.2/4.1.15}
lambda de Griekse letter l 1767 [hou i, 11, 632] <Grieks {3.2}
lambert eenheid van lichtsterkte 1953 [Kath. Enc.]
lambiek biersoort 1865 [wnt uitzet] {4.1.6}
lambrisering houten wandbekleding 1786-1793 [wnt] <Latijn {3.2}
lambrusco rode wijnsoort 1978 [Born, Wijnlexicon] <Italiaans {3.2/4.1.6}
lamé weefsel met goud- of zilverdraad 1961 [gvd] <Frans {3.2/4.1.9}
lamel dunne strook 1824 [wei] <Frans
lamenteren jammeren 1384-1407 [mnw] <Frans
lamentoso klagend 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
lamineren metaal pletten 1824 [wei] <Frans
lamlendig* futloos 1879 [wnt uitstaan]
lammetje Bargoens: 30 stuivers 1860 [moo] <Jiddisch {3.2/4.1.12}

[pagina 997]

[p. 997]

lamp tot verlichting dienend voorwerp 1240 [Bern.] <Frans
lampet waterkan 1524 [mnw] {3.3}
lampion feestverlichting 1810 [wnt] <Frans {3.2}
lamprei kaakloze vis 1100 [Willeram] <Latijn {2.5}
lamprei jong konijn 1301-1400 [mnw] <Frans
lanceren afvuren 1887 [wnt torpedo] <Frans
lancet plat mesje 1567 [Junius 287b] <Frans
land* grond, bouwland 801 [Künzel] {2.3}
land* rijk, staat 1200 [cg ii 1 Servas]
landauer rijtuig 1832 [wei] <Duits {4.1.10}
landbouwer* boer 1514 [mnw] {4.1.13}
landen* aan land zetten of komen 1450 [mnw]
landerig* slecht geluimd 1844 [Physiologie van Amsterdam, 43, 90]
landjeveroveren* spel met een mes om land te veroveren 1929 [Ter Laan, Nieuw Groninger wrdb.] {4.1.18}
landjuweel wedstrijd van rederijkerskamers 1618 [wnt]
landmacht* krijgsmachtonderdeel dat strijdt te land 1814 [wnt] {4.1.14}
landschap* landstreek, landelijke omgeving 1240 [Bern.]
landschap* schilderstuk, geschilderd landschap 1617 [wnt]
landstorm tak van militaire dienst 1813 [wnt] <Duits {4.1.14}
lang* met een grote lengte 788-789 [Claes] {2.3}
langlaufen skilopen 1924 [Guinness Olympische spelen boek] <Duits {3.2/4.1.18}
langoest schaaldier 1912 [kku] <Frans
langoureus kwijnend 1976 [gvd] <Frans
langs* bijwoord van richting 1285 [cg Rijmb.] {3.1}
langs* voorzetsel 1351 [mnw] {4.2}
langwerpig* meer lang dan breed 1585 [Stevin, Dialectike ofte bewysconst]
langzaam* niet snel 1265-1270 [cg Lut.K]
lankmoedig* toegevend 1450 [mnw]
lanoline wolvet 1910 [kwt] <Duits
lans stoot- en werpwapen 1350 [mnw] <Frans {4.1.14}
lansier met een lans gewapende ruiter 1580 [Schulten Tw. 9] <Frans {4.1.14}
lansquenet kaartspel 1847 [kku] <Frans {4.1.18}
lantaarn verlichtingstoestel 1240 [Bern.] <Frans
lanterfanten* zijn tijd verbeuzelen 1573 [Claes] {3.1}
lanthaan chemisch element 1872 [gvd]
lap* stuk doek 901-1000 [wps]
lapel omslag aan jas 1868-1872 [wnt] <Engels {3.2}
lapidair kort en kernachtig 1865 [kvw] <Frans
lapjeskat driekleurige kat 1926 [wnt] {4.1.3}
lapsus vergissing 1714 [wnt pissen] <Latijn
laptop draagbare computer 1986 [Sanders 2001] <Engels {4.1.17}
lapzwans vent van niks 1928 [Aanv wnt] <Jiddisch {3.2}
larderen doorspekken (lett. en later fig.) 1500-1525 [Jansen/Van Winter, Keuken in late me] <Frans
laren beschermgoden van grond en huis 1824 [wei] <Latijn
larghetto bijwoord: enigszins breed 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
largo bijwoord: zeer langzaam 1751 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2}
lari munteenheid van Georgië 1995 [2000 Standard Catalog of World Coins] <Georgisch {4.1.12}
larie onzin 1787-1789 [wnt] <? {3.5}
lariks naaldboom 1682 [wnt] <Latijn
larmoyant huilerig 1824 [wei] <Frans
larve bij dieren met gedaanteverwisseling de vorm waarmee het dier het ei verlaat 1580 [wnt] <Frans
laryngitis strottenhoofdontsteking 1847 [kku] <modern Latijn
larynx strottenhoofd 1624 [Aanv wnt] <modern Latijn {3.2}
las* verbinding 1409 [mnw]
lasagne soort pasta 1977 [Picarta: titel van Anna Del Conte] <Italiaans {3.2/4.1.6}
laser stralingsversterker 1964 [Aanv wnt] <Engels
laserprinter printer die werkt met laserstralen 1986 [Mini/micro computer dec. 12, 5] <Engels
lash-schip zeeschip met lichters voor inlands transport 1979 [Wijnands&Ost] <Engels {4.1.11}
lassakoorts infectieziekte 1992 [wp]
lassen* een verbinding maken 1317 [mnw]
lasso werpkoord met strik 1836 [Muller, Reizen en Onderzoekingen in den Indischen Archipel i, 120b] <Engels of Spaans
last* vracht 1122 [Slicher] {2.4/3.1}
last* hinder 1301-1400 [mnw]
laster* kwaadsprekerij 1599 [kil]
lat* lang stuk hout 1240 [Bern.]
lat munteenheid van Letland 1991 [2000 Standard Catalog of World Coins] <Lets {4.1.12}
laten* niet verhinderen, nalaten, afstaan 1236 [cg i 1, 20]
latent verborgen 1852 [wnt warmte] <Frans

[pagina 998]

[p. 998]

lateraal ter zijde 1777 [mey] <Frans
latex melksap der rubberbomen, rubberachtig materiaal 1931 [wnt koelie] <Latijn
lathyrus plantengeslacht 1773 [hou ii, 1, 55] <modern Latijn
lat-relatie leefsituatie waarin partners hun zelfstandigheid niet opgeven 1982 [Picarta: titel van M.C.i. Geraets] <L {3.3/3.4}
latrine buitenshuis toilet 1875 [wnt] <Frans {4.4}
laudanum opiumtinctuur 1688 [mey] <modern Latijn {4.1.6}
lauden kerkelijk getijde 1629 [Aanv wnt] <Latijn
laureaat bekroond dichter 1847 [kku] <Latijn
laurier sierboom 1562 [Naembouck] <Frans
lauw* tussen heet en koud 1240 [Bern.]
lauwer krans van laurieren 1287 [cg NatBl] <Latijn
lava door vulkanische uitbarsting uitgeworpen stoffen 1778 [wnt] <Italiaans {3.2}
lavatory toilet 1914 [gvd] <Engels {4.4}
laveloos stomdronken 1760 [wnt tormenteren]
lavement klysma 1351 [mnw] <Frans
laven verkwikken 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn
lavendel heestergeslacht, de bloemen daarvan 1350 [mnw] <me Latijn
laveren telkens aan de wind overstag gaan 1384 [mnw] <Frans
lawaai herrie 1803 [wnt] <? {3.5}
lawine neerstortende sneeuw 1774 [wnt wind i] <Duits
lawntennis tennis dat oorspronkelijk op grasbanen werd gespeeld 1889 [wnt] <Engels {4.1.18}
lawrencium chemisch element 1976 [gvd] <modern Latijn
laxeren de stoelgang bevorderen 1477 [Teuth.] <Latijn
lay-out opmaak 1933 [Aanv wnt] <Engels
lazaret (veld)hospitaal 1656 [wnt] <Italiaans {3.2}
lazarus stomdronken 1673 [wnt]
lazeren smijten 1896 [wnt]
leadzanger belangrijkste zanger in popgroep 1984 [gvd]
leasen voor lange termijn huren 1974 [Posthumus] <Engels
leb* lebmaag 1807 [wnt]
lebberen* slobberen 1897 [wnt] {3.1}
lector titel aan universiteit 1762-1784 [wnt] <Latijn
lectuur het lezen 1580 [wnt renomnie] <Frans
lectuur leesstof 1793 [wnt] <Frans
ledematen* armen en benen 1718 [wnt]
ledenpop pop met beweegbare leden 1864 [wnt] {4.1.18}
ledikant bed 1545 [hws] <Frans {4.1.9}
lee* watering 820 [Künzel] {2.3}
leed* verdriet, schade 1100 [Willeram]
leedvermaak* genoegen over andermans ongeluk 1811 [wnt]
leeftocht* proviand 1204 [Slicher] {2.4/3.1}
leeg, ledig* vrij, werkloos, ijdel 1240 [Bern.]
leeg, ledig* zonder inhoud 1599 [wnt]
leegte* het leeg-zijn 1847 [wnt] {3.1}
leek* beekje 1076-1100 [Claes] {2.3}
leek niet-geestelijke 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.8}
leem* grondsoort 901-1000 [wps] {3.1}
leemte* tekort 1555 [wnt] {3.1}
leemte* gaping 1864 [wnt]
leen* wat men voor tijdelijk gebruik ontvangt 1215 [Slicher] {2.4}
leenwoord woord aan een andere taal ontleend 1910 [Aanv wnt] <Duits
leep* sluw 1504 [mnw]
leer* stof uit dierenhuiden 1240 [Bern.] {1.2.4/1.3}
leer* trap 1488 [mnw] {1.3}
leer* doctrine 1569 [wnt] {1.3}
leerdammer* Nederlandse kaassoort 1977 [Fa. Baars Leerdam] {3.1/4.1.6}
leerkracht onderwijzer 1905 [wnt verbinden] <Duits
leerling* iem. die onderwijs krijgt 1496 [mnw]
leest* schoenvorm 1330 [Jacobs 17]
leest* gestalte, vorm van het lichaam 1629 [wnt]
leeuw katachtige 901-1000 [wps] <Latijn {2.5/4.1.3}
leeuwendaalder munt 1575 [Van Gelder 1965] {4.1.12}
leeuwerik* zangvogel 1240 [Bern.]
leeuwin vrouwelijke leeuw 1240 [Bern.]
lef Bargoens: moed 1860 [moo] <Jiddisch {3.2}
legaal wettelijk 1576 [wnt locaal i] <Frans
legaat gezant 1240 [Bern.] <Frans
legaat testamentaire beschikking 1527 [hws] <Latijn
legaliseren voor echt verklaren 1818 [wnt] <Frans
legatie gezantschap 1480 [hws] <Frans
legato gebonden, vloeiend 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2}
legendarisch tot de legende behorend 1875 [wnt] <Frans
legende verhaal van een wonder, sage 1446 [mnw] <Frans

[pagina 999]

[p. 999]

leger* ligplaats (van dier) 1100 [Willeram]
leger* krijgsmacht te land 1596 [wnt] {4.1.14}
legeren* een verblijfplaats verschaffen 1400 [mnw]
legéren alliëren 1847 [kku] <Duits
legering vermenging van metalen 1847 [kku] <Duits
leges administratieve heffingen 1545 [hws] <Latijn
leggen* doen liggen 1240 [Bern.] {3.1}
leggiero licht, luchtig 1832 [wei] <Italiaans {3.2}
legging dunne stretchbroek 1989 [Peptalk] <Engels {3.2}
leghorn hoendervogel 1905 [Sanders 1995] <Engels
legio zeer talrijk 1637 [Statenvertaling (Marcus 5:9)] <Latijn
legioen legerafdeling 1285 [cg Rijmb.] <Frans
legionella legionairsbacterie 1984 [gvd] <modern Latijn
legislatief wetgevend 1866 [wnt steken] <Frans
legitiem wettelijk, gewettigd 1301-1350 [mnw] <Frans
legitimeren wettigen 1540 [wnt] <Frans
legitimist aanhanger van de leer dat de vorstelijke macht een eigen recht is 1847 [wnt] <Frans
lego kinderspeelgoed 1984 [gvd] <Deens {3.2/4.1.18}
leguaan hagedis 1623 [Van Donselaar Tw. 13] <Engels {3.2}
lei gesteente 1377-1378 [mnw] <Keltisch {3.2}
lei munteenheid van Roemenië en Moldavië 1926 [kwt] <Roemeens {4.1.12}
leiband* loopband 1698 [wnt]
leiden* doen gaan, aanvoeren 901-1000 [wps]
leidmotief leidende gedachte 1850 [Aanv wnt] <Duits
leidmotief (muz.) grondthema 1896 [kwt] <Duits {3.2}
leidse* kaas uit Leiden 1843 [wnt kaas] {4.1.6}
leidsel* teugel 1702 [wnt] {3.1/5}
lek munteenheid van Albanië 1946 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Albaans {4.1.12}
lekken* niet dicht zijn 1440 [mnw]
lekken* informatie laten uitlekken 1984 [gvd] {3.1}
lekker* aangenaam van smaak of geur 1350 [mnw]
lel* lapje (bv. van oor) 1573 [Claes Tw. 12]
lel* oorvijg 1924 [gvd]
lelie bloem 1226-1250 [cg ii 1 Pl.gloss.] <Latijn
lelijk* niet mooi 1220-1240 [cg ii 1 Aiol]
lellebel* slonzige vrouw 1887 [wnt vuil i] {3.1}
lemma trefwoord 1847 [kku] <Latijn
lemmet snijkant van mes 1616 [wnt lemmer i]
lemming knaagdier 1761 [hou i, 2, 446] <Noors {3.2/4.1.3}
lempira munteenheid van Honduras 1926 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Spaans {3.2/4.1.12}
lemur halfaap 1824 [wei] <Latijn {4.1.3}
lende* deel van rug en zijden 901-1000 [wps]
lenen* te leen geven of krijgen 1240 [vmnw]
lengte* langste afmeting 1350 [mnw] {3.1}
lenig* buigzaam 1611-1620 [wnt]
lenigen* zacht maken 1638 [wnt]
leninisme vorm van het marxisme 1937 [koe]
lens* slap, krachteloos 1588 [Claes]
lens vergrootglas 1744 [Baker, Het microscoop gemakkelyk gemaakt 1] <Latijn
lente* voorjaar 1050 [cg ii 1, 122] {1.1/4.1.7}
lentemaand* maart 1050 [cg ii 1, 122] {3.1/4.1.7}
lento bijwoord: langzaam 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
leone munteenheid van Sierra Leone 1960 [Enc. Munten en Bankbiljetten] {4.1.12}
lepel* eetgereedschap 1240 [Bern.] {3.1}
lepelaar reigerachtige 1270 [cg i 1, 161]
leproos melaats, aan lepra lijdend 1380 [wnt leproos i] <Latijn
leproos melaatse 1542 [hws] <Latijn
leptosoom lichaamstype 1939 [kwt.]
leraar onderwijzer 1240 [Bern.]
leren* kennis verwerven, onderrichten 901-1000 [wps]
les onderricht 1240 [Bern.] <Latijn
lesbisch hom*oseksueel (gezegd van vrouwen) 1847 [kku]
lessen* blussen 1350 [mnw]
lessenaar schuin blad op voetstuk ter ondersteuning van geschrift 1240 [Bern.]
letaal dodelijk 1597 [Aanv wnt] <Frans
lethargie geestelijke ongevoeligheid 1882 [wnt schijndood] <Frans
letsel* kwetsuur 1318 [mnw]
letten* verhinderen 1236 [cg i 1, 27]
letter schriftteken 1236 [cg i 1, 20] <Frans
lettergreep syllabe 1649 [Ruijs]
leugen* onwaarheid 901-1000 [wps]
leuk* grappig 1898 [Toll.]
leukemie bloedkanker 1886 [kku]
leukocyt wit bloedlichaampje 1912 [kku]
leukoplast hechtpleister 1910 [kwt]
leukose leukemie 1949 [Coëlho, Zakwrdb. geneesk.]
leunen* steunen op of tegen 1439 [mnw]
leuning* steun voor armen 1654 [mey]
leuren* venten 1540 [wnt]

[pagina 1000]

[p. 1000]

leus zinspreuk 1501-1525 [mnw] <? {3.5}
leut* plezier 1634 [wnt leute]
leut* koffie 1899 [wnt leut ii] {4.1.6}
leuteren* kletsen 1809 [wnt] {3.1}
lev munteenheid van Bulgarije 1914 [gvd] <Bulgaars {3.2/4.1.12}
leven* niet dood zijn 901-1000 [wps]
levendig* beweeglijk 1399 [mnw]
levensgevaarlijk* zeer gevaarlijk 1908 [wnt levensgevaar] {4.4}
levensgroot* zeer groot 1765 [wnt] {4.4}
levensloop* iemands leven 1714 [wnt]
lever* klier 1240 [Bern.]
leverancier die waren levert 1640 [wnt] {4.1.13}
leveren verschaffen 1230 [cg i 1, 19] <Frans
levertraan* olie gewonnen uit levers van kabeljauwachtigen 1636 [wnt robbetraan] {1.3}
leviathan monsterachtig waterdier 1622 [wnt] <Latijn
levitatie het uitgeschakeld-zijn van de zwaartekracht 1899 [dbl] <Frans
lexicaal m.b.t. de woordenschat 1887 [kwt]
lexicograaf woordenboekschrijver 1745 [mey] <modern Latijn
lexicon woordenboek 1635 [Aanv wnt] <Grieks {3.2}
lezen* verzamelen (bv. van aren) 1100 [Willeram]
lezen* opnemen van schrift 1250 [mnw]
liaan slingerplant 1770 [Hartsinck, Beschryving Guiana 84] <Frans
liaison liefdesbetrekking 1824 [wei] <Frans
libel schotschrift 1424 [mnw] <Frans
libel insect 1761 [Toll.] <Latijn
libel waterpas 1826 [wnt] <Latijn
liberaal ruimdenkend, mild 1461 [mnw] <Frans
liberaal een democratische regering aanhangend (naar het voorbeeld van de Franse Revolutie) 1823 [wnt] <Frans
liberaliseren bevrijden van beperkingen 1855 [kku] <Frans
libero vrije verdediger bij voetbal 1970 [Recht voor raap] <Italiaans {3.2}
libertijn vrijdenker 1567 [wnt anabaptist] <Frans
libidineus wellustig 1561 [Aanv wnt] <Frans
libido geslachtsdrift 1915 [wnt uitleven] <Latijn
libratie schijnbare schommeling van hemellichaam 1824 [wei] <Frans
libretto operatekst 1855 [kku] <Italiaans {3.2}
librium kalmerend middel 1974 [koe]
licentiaat gegradueerde 1560 [wnt] <me Latijn
licentie verlof 1452-1494 [hws] <Frans
lichaam* lijf 1100 [Willeram]
licht* uitstraling van zon e.d. 901-1000 [wps]
licht* niet donker 1130-1161 [Künzel] {2.3/4.1.5}
licht* niet zwaar 1177 [Slicher] {2.4}
lichtekooi ho*r 1635 [wnt walen i] {4.1.13}
lichten* optillen 1236 [cg i 1, 26]
lichter* vaartuig voor vervoer van lading van zeeschepen 1634 [wnt] {4.1.11}
lichterlaaie* met uitslaande vlam 1810 [wnt] {3.1}
lichtmatroos aankomend matroos 1882 [wnt licht iii]
Lichtmis Vrouwendag, 2 februari 1236 [cg i 1, 26] {4.1.7}
lichtzinnig onberaden 1623 [wnt kleed] <Duits
lid* lichaamsdeel 1260-1280 [cg ii 1 Wrake R.]
lid* deksel 1429 [mnw]
lid* penis 1530 [wnt] {4.4}
lidmaat* lid van een protestants kerkgenootschap 1648 [wnt] {4.1.8}
lidwoord* de, het, een 1723 [wnt]
lied* gezang 1260-1270 [cg ii 1 Boeve]
lieden, lui* mensen 1240 [Bern.]
liederlijk losbandig 1709 [wnt] <Duits
lief* bemind, aardig 901-1000 [wps]
liefde* genegenheid 1291-1300 [cg Luiks Diat.]
liefdesbaby buitenechtelijk kind 1992 [De Coster 1999] {4.1.4}
liefdesbrief minnebrief 1935 [Vd Sijs 1996] <Duits {1.4}
liefhebberen* zich als amateur met een vak bezighouden 1832 [wnt]
liefkozen lief spreken 1300 [mnw]
liefkozen strelen 1710 [wnt]
lieftallig* bevallig 1530-1531 [mnw]
liegen* onwaarheid spreken 901-1000 [wps]
lier snaarinstrument 1440 [mnw] <Frans of Latijn {4.1.16}
lier horizontaal geplaatste kaapstander 1859 [wnt]
lierelauwen* wauwelen 1873 [wnt] {3.1}
liëren verbinden 1824 [wei] <Frans
lies* plant 1146 [Prisma NPl.] {2.3}
lies* plooi tussen onderlijf en bovenbeen 1351 [mnw]
liflaf* flauwe kost 1793-1796 [wnt] {3.1/5}
lift hijstoestel 1891 [wnt] <Engels
liften gratis meerijden in andermans auto 1950 [Aanv wnt]
liften lichaamscorrectie ondergaan 1997 [De Coster 1999] <Engels
liga verbond 1824 [wei] <me Latijn
ligament band 1595 [wnt verrukken] <Latijn

[pagina 1001]

[p. 1001]

ligatuur afkorting, combinatie van letters 1567 [Plantijn, Françoische t'samensprekinghen, 15] <Frans
liggen* uitgestrekt zijn, zich bevinden 1100 [Willeram] {3.1}
light caloriearm 1983 [Ferrée] <Engels
light-railtrein openbaar vervoer tussen trein en tram in 2000 [nrc-h 16/6/2000] {4.1.10}
liguster heestergeslacht 1676 [Suriname: Spiegel der vaderlandse kooplieden 51] <Latijn
lij* zijde die van de wind is afgekeerd 1598 [wnt lij i]
lijden* verduren, ondergaan 1265-1270 [cg Lut.K]
lijf* lichaam 1220-1240 [cg ii 1 Aiol]
lijfwacht* bewakers van een belangrijk persoon 1612 [wnt] {1.2.5/4.1.14}
lijk* dood lichaam 1240 [Bern.]
lijk* touw om rand van zeil 1569 [tntl 1955, 73, 284]
lijken* gelijken 1450 [mnw]
lijm* plakmiddel 1240 [Bern.] {3.1}
lijn* touw 1240 [Bern.]
lijn* streep 1477 [Teuth.]
lijnen* vermageren 1976 [gvd] {3.1}
lijntrekken* opzettelijk langzaam werken 1627 [wnt toer]
lijnwaad* linnen 1285 [mnw] {3.1/4.1.9}
lijp* gek 1970 [Recht voor raap] {3.1}
lijs* suf persoon 1580 [wnt]
lijst* rand 1277 [cg i 1, 353]
lijst* opsomming, reeks 1581 [wnt]
lijster* zangvogel 1300 [mnw]
lijzig* irritant langzaam 1682 [Toll.]
lik Bargoens: gevangenis 1858 [moo] <Duits
likdoorn* eksteroog 1301-1350 [mnw] {3.1}
likeur alcoholische drank 1601 [wnt] <Frans {4.1.6}
likkebaarden* watertanden 1672 [wnt] {3.1}
likken* met de tong over iets heen gaan 901-1000 [wps]
liksteen* zoutsteen voor het vee 1901 [kui]
lila lichtblauw paars 1833 [wnt violet ii] <Frans {4.1.5}
lilangeni munteenheid van Swaziland 1968 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Swazi {4.1.12}
lillen* drillen (van weke massa) 1477 [Teuth.]
lilliputter dwerg 1813 [wnt]
limerick vijfregelig grappig versje 1932 [wnt vijf i] <Engels
limiet grens 1350 [hws] <Frans
limitatie beperking, begrenzing 1467-1490 [hws] <Frans
limitatief beperkend 1824 [wei] <Frans
limiteren beperken 1548 [hws] <Frans
limoen citroen 1351-1400 [mnw] <Frans {4.1.2}
limonade drank van vruchtensap 1691 [wnt thee] <Frans {4.1.6}
limousine gesloten luxeauto 1910 [kwt] <Frans {4.1.10}
limpido zuiver (van winst) 1747-1787 [wnt] <Italiaans {3.2}
linde* boomsoort 1101 [Claes] {2.3}
lineair lijnvormig 1847 [kku] <Frans
linea recta bijwoord: rechtstreeks 1805 [mey] <Latijn
lingerie damesondergoed 1912 [wnt] <Frans
lingua franca internationale omgangstaal 1899 [dbl] <Italiaans {3.2}
linguïst taalkundige 1824 [wei] <Frans
liniaal meetlat 1599 [wnt] <Frans
linie streep, lijn 1240 [Bern.] <Frans
link* Bargoens: leep, gevaarlijk 1890 [wnt]
link schakel 1974 [koe] <Engels
linker* tegenover rechter 1477 [Teuth.]
linkmichel Bargoens: lepe kerel 1906 [Köster Henke] <Duits
links* aan de linkerzijde 1477 [Teuth.]
links veld voor golfspel 1917 [kwt] <Engels
linktrainer nabootsing van vliegtuigco*ckpit 1942 [kwt] <Engels
linnen* weefsel van vlas 1236 [cg i 1, 23] {4.1.9}
linoleum vloerbedekking 1886 [Toll.] <Engels
lint band 1350-1384 [mnw] <? {3.5}
lintworm* klasse van platwormen 1768 [hou i, 12, 138]
linze plant 1420 [Claes] <Duits {4.1.6}
lip* rand van mondopening 1100 [Willeram]
liplap Indo-Europeaan 1622 [wnt] <Indonesisch {3.1/3.2}
liposuctie wegzuigen van overtollig lichaamsvet 1992 [De Coster 1999] <Engels
lippizaner paardensoort 1968 [kwt] <Duits {3.2/4.1.3}
lipssleutel type van sleutel 1992 [gvd]
lipstick lippenstift 1968 [kwt] <Engels
liquida vloeiklank, l en r 1847 [kku] <Latijn
liquide onmiddellijk vereffenbaar 1537 [hws] <Frans
liquideren verrekenen, afwikkelen 1544 [wnt] <Frans
liquideren uit de weg ruimen 1961 [gvd] <Engels {4.4}
lira munteenheid van Turkije 1960 [2000 Standard Catalog of World Coins] <Turks {3.2/4.1.12}
lire munteenheid van Italië, San Marino en Vaticaanstad 1824 [wei] <Italiaans {3.2/4.1.12}

[pagina 1002]

[p. 1002]

lis* plant 1240 [Bern.]
lispelen* onduidelijk uitspreken 1350 [mnw] {3.1}
list* slimheid 1100 [Willeram]
litanie smeekbeden 1500 [Bibliotheca 1954, nr. 24] <Latijn
litas munteenheid van Litouwen 1925 [2000 Standard Catalog of World Coins] <Litouws {4.1.12}
liter inhoudsmaat 1802 [wnt] <Frans {3.2}
literatuur letterkunde 1676 [wnt verscheidenheid] <Frans
lithium chemisch element 1847 [kku] <modern Latijn
lithograaf steendrukker 1858 [wnt visitekaartje] <Frans
lithografie steendruk 1824 [wei] <Frans
lithosfeer vaste aardkorst 1898 [gvd]
litoraal m.b.t. de kust 1847 [kku] <Frans
litotes retorische figuur waarbij men schijnbaar iets verkleint of ontkent 1720 [mey] <Grieks {3.2}
lits-jumeaux tweelingbed 1910 [kwt] <Frans {4.1.9}
litteken* teken van een wond 1253 [cg i 1, 45] {3.1}
liturgie gebeden en ceremoniën van eredienst 1639 [wnt] <Frans
live niet van bandopnames 1966 [R75] <Engels
living woonkamer 1952 [Aanv wnt] {1.2.2/1.2.3/3.3}
living bestaan 1958 [kwt] <Engels {1.2.3}
livre munteenheid van Libanon 1968 [2000 Standard Catalog of World Coins] <Frans {3.2/4.1.12}
livrei bijzondere kleding 1343-1344 [mnw] <Frans
loafer slipper 1958 [wp jaarboek 1958] <Engels {4.1.9}
lob kwab 1718 [wnt] <Latijn
lob techniek waarbij men de bal met een boog (over de tegenstander) speelt 1961 [gvd] <Engels
lobbes goedaardig dier of mens 1646 [wnt]
lobby pressiegroep 1954 [Aanv wnt] <Engels
lobelia plantengeslacht 1779 [wnt water] <modern Latijn
lobotomie operatie in hersensubstantie 1970 [gvd Suppl.]
locomotief treintrekker 1847 [kku] <Engels {4.1.10}
loden dichte stof 1910 [kwt] <Duits {4.1.9}
loeder* gemeen persoon 1592 [Toll.]
loef* windzijde 1612 [wnt]
loefie Bargoens: halve cent 1906 [moo] <Romani {3.2/4.1.12}
loeien* het natuurlijke geluid van runderen of de wind maken 901-1000 [cg wps Gloss.] {3.1}
loeihard* zeer hard 1976 [gvd] {4.4}
loeisterk* zeer sterk 1984 [gvd] {4.4}
loempia gevuld hartig pannenkoekje 1954 [Aanv wnt] <Indonesisch {3.2/4.1.6}
loens* een beetje scheel 1724-1726 [wnt]
loep vergrootglas 1821 [wnt] <Frans
loeren* spieden 1477 [Teuth.]
loet* werktuig 1250 [Rey] {2.2}
loeven* in de wind opdraaien 1599 [wnt]
lof* het prijzen 901-1000 [wps]
loftuiting* het verkondigen van lof 1351-1400 [mnw]
log* plomp 1627 [wnt walscherm]
log snelheidsmeter van schip 1670 [wnt] <Engels {3.2}
logaritme exponent van de macht, waartoe een getal moet worden verheven om een tweede getal te verkrijgen 1626 [wnt] <modern Latijn
logboek scheepsjournaal 1782 [wnt log iv]
loge plaats in theater 1735 [wnt] <Frans
loge portiershokje 1909 [wnt] <Frans
logé gast die blijft slapen 1844 [wnt] {3.3}
logement gelegenheid tot logeren 1540 [wnt verlast] <Frans
logenstraffen onwaarheid doen blijken 1588 [Claes] <Duits
logeren als gast zijn intrek nemen 1285 [cg Rijmb.] <Frans
logger vaartuig 1796 [Toll.] <Engels {3.2/4.1.11}
loggia overdekte galerij 1886 [kku] <Italiaans {3.2}
logica leer van de wetten van het denken 1500 [wnt] <Latijn
logies onderdak 1476 [mnw] <Frans
logisch m.b.t. de logica 1735 [wnt] <Latijn
logistiek voorzieningen van troepen 1855 [kku] <Frans
logo vignet 1982 [R84] <Engels
logopedie spraakverbetering 1929 [kwt]
loipe langlauftraject 1984 [gvd] <Noors {3.2}
lok* haar 901-1000 [wps]
lokaal plaatselijk 1570 [wnt] <Frans
lokaal vertrek 1825 [wnt] <Frans
lokaliseren tot een plaats beperken, een plaats toekennen 1847 [kku] <Frans
lokatie plaats(ing) 1961 [gvd] <Engels
lokatief plaatsaanduidende naamval 1901 [kui] <modern Latijn
loket doorgeefraampje 1380 [mnw]
lokken* aantrekken 1100 [Willeram]
lol* pret 1897 [wnt]
lolbroek* grapjas 1976 [gvd] {1.4/3.1}

[pagina 1003]

[p. 1003]

lolita jong meisje dat oudere mannen aantrekt 1958 [Vertaling Lolita] <Engels
lollepot lesbienne 1906 [Köster Henke] {1.2.3}
lolly lekkernij 1927 [Aanv wnt] <Engels {4.1.6}
lom duikerhoen 1612 [wnt] <Noors {3.2}
lombok Spaanse peper 1875 [Multatuli, Max Havelaar, 356] <Indonesisch {3.2/4.1.6}
lommer schaduw van gebladerte 1487 [mnw] <Frans {1.3}
lommerd pandjeshuis 1429 [mnw] <Frans
lomp* vod 1588 [Claes]
lomp* plomp, grof 1615 [wnt]
lompenproletariaat de allerarmsten (bij Marx) 1920 [Aanv wnt] <Duits {3.2}
lonen* opwegen tegen, vergelden 1201-1225 [cg ii 1 Floyris]
long* ademhalingsorgaan 1240 [Bern.]
longdrink een drankje in een hoog glas 1953 [wp voor de vrouw] <Engels {4.1.6}
lonken* een lokkende blik toewerpen 1513 [Mak]
lont koord voor ontsteking 1520 [hws] <Duits {4.1.14}
loo* (open plek in) bos 830 [Künzel] {2.3}
loochenen* ontkennen 1240 [Bern.]
lood chemisch element 1240 [Bern.] <Keltisch {3.2}
loodgieter iem. die lood verwerkt en buizen repareert 1346-1349 [mnw] {4.1.13}
loodlijn lijn die loodrecht op een andere staat, lijn voor het dieplood 1614 [wnt]
loodrecht zuiver recht 1597 [wnt waterpas i]
loods schuur 1285 [cg Rijmb.] <Frans
loods stuurman 1677 [wnt]
loof* gebladerte 1287 [cg NatBl]
loog* oplossing van soda 1330 [Jacobs 18]
loog beoefenaar van een van de sociale wetenschappen 1982 [R84] {1.2.4}
looien* dierenhuiden behandelen 1340 [mnw]
look* plant 1226-1250 [cg ii 1 Pl.gloss.] {4.1.6}
look stijl in bv. kleding 1974 [koe] <Engels {3.2}
lookalike iem. die sprekend op een ander lijkt 1992 [Peptalk] <Engels
loom* traag, mat 1599 [Kil.]
loon* vergoeding 1080 [Rey] {2.2}
loopbaan* carrière 1556 [Picarta: B.A. van der Hulst, Die Gheestelijkcke loopbane]
loopgraaf gang in de grond voor dekking tegen de vijand 1599 [wnt] <Duits
looping verticale cirkel met vliegtuig 1917 [kwt] <Engels
loops* ritsig, tochtig 1477 [Teuth.]
loos* vals, slim 901-1000 [wps]
loos* leeg 1599 [kil]
loot* boomscheut 891-892 [Künzel] {2.3}
lopen* gaan 901-1000 [wps]
lopende* voorzetsel 1998 [Van der Horst] {4.2}
lor* vod 1625 [wnt] {1.2.3}
lord titel 1685 [wnt water] <Engels {3.2}
lording garen tot het bekleden van touwwerk 1681 [wnt] <Nederduits {3.2}
lorentzkracht natuurkundige kracht 1953 [Kath. Enc.]
lorgnet knijpbril 1759 [wnt kip ii] <Frans
lorgnon monocle 1847 [kku] <Frans
lori papegaaiachtige 1682 [wnt] <Indonesisch {3.2}
lori halfaap 1847 [kku] <Frans {4.1.3}
lorre naam van papegaai 1698 [wnt veer i] <Indonesisch {3.2}
lorrie kiepkarretje 1876 [Toll.] <Engels
los* niet gebonden 1277 [cg i 1, 372]
los* katachtige 1451-1500 [mnw] {4.1.3}
losbandig* ongeregeld 1698 [wnt]
losbol* lichtzinnig mens 1696 [wnt] {3.1}
loslippig* dingen vertellend die men moet verzwijgen 1918 [wnt los] {3.1}
löss leemsoort 1912 [kku] <Duits
lossen* uitladen 1254 [vmnw]
lot* gemerkt voorwerp waarmee geloot wordt 1140 [Rey] {2.2}
loterij kansspel met lootjes 1518 [wnt] {4.1.18}
lotion haarwassing, gezichtswater 1910 [kwt] <Frans
lotto loterij 1824 [wei] <Italiaans {3.2/4.1.18}
lotus waterlelie 1608 [wnt] <Latijn
louche onguur 1917 [kwt] <Frans
louis, louis d'or gouden munt 1669 [wnt] <Frans
lounge hal van hotel 1926 [kwt] <Engels
louter zuiver 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] <Duits
louvredeur deur met latjes 1984 [gnn]
louwmaand* januari 1240 [Bern.] {3.1/4.1.7}
loven* prijzen 901-1000 [wps]
lover* gebladerte 1573 [Plantijn]
loverboy souteneur 2000 [nrc-h 5/12/2000] <Engels {4.1.13}
loyaal trouw 1281 [cg i 1, 562] <Frans
lozen* losmaken, verwijderen 1275 [cg i 1, 282]
lp langspeelplaat 1950 [wp jaarboek 1958] <Engels
lsd een hallucinerend middel 1966 [R75] <Engels of Duits {3.2/4.1.6}
lubberen* flodderen 1899 [wnt] {3.1}
lucht* gasmengsel van zuurstof en stikstof 1240 [Bern.]
luchtballon luchtvaartuig waaraan een mand hangt 1831 [wnt] {4.1.10}

[pagina 1004]

[p. 1004]

luchter* lichtkroon 1477 [Teuth.]
luchthartig* onbekommerd 1731-1735 [wnt]
luchtkasteel irreëel toekomstbeeld 1735 [wnt]
luchtmacht* krijgsmachtonderdeel dat strijdt in de lucht 1953 [wp] {3.1/4.1.14}
luchtschip* bestuurbaar luchtvaartuig 1862 [wnt] {4.1.10}
lucide helder 1824 [wei] <Frans
lucifer vlamhoutje 1847 [kku] <Engels
lucratief winstgevend 1733 [wnt aftroonen] <Frans
lucullusmaal heerlijk maal 1899 [dbl]
ludiek speels 1938 [R75] <Frans {4.4}
lues syfilis 1824 [wei] <Latijn
lugerpistool halfautomatisch pistool 1984 [gvd] <Duits {3.2/4.1.14}
luguber somber 1697 [wnt] <Frans
lui* vadsig 1440 [mnw]
luiaard tandarm zoogdier 1768 [wnt] {4.1.3}
luid* hard klinkend 1285 [cg Rijmb.]
luidruchtig* lawaaierig 1460 [mnw]
luier* doek voor kinderen 1350 [mnw]
luieren* lui zijn 1632 [wnt]
luifel* afdak 1576 [wnt oversteken] {3.1}
luik* (houten) schot 1552 [mnw]
luiken* sluiten 1265-1270 [cg Lut.K]
luilak* luiaard 1692 [wnt]
luim stemming 1605 [wnt] <Latijn
luipaard katachtige 1285 [cg Rijmb.] <Frans {4.1.3}
luis* insect 1285 [cg Rijmb.]
luister glans 1567 [Junius] <Frans
luisteren* horen 1357 [mnw] {3.1}
luisterlied* chanson 1962 [wp jaarboek 1966] {4.4}
luistervink* stiekeme luisteraar 1410 [mnw]
luit snaarinstrument 1300 [mnw] <Frans {4.1.16}
luitenant officier van lagere orde 1576 [wnt] <Frans {4.1.14}
luiwagen bezem 1682 [wnt] <? {3.5}
luiwammes luiaard 1691 [wnt] {1.2.4}
lukken* slagen 1451-1500 [mnw]
lukraak* op goed geluk 1638 [wnt]
lul* scheldwoord: sukkel, sul 1678 [wnt lul iv]
lul* penis 1717 [wnt lul iii] {4.4}
lullen* kletsen 1709 [wnt]
lullig* flauw, vervelend 1928 [Aanv wnt]
lumbaal m.b.t. de lendenen 1847 [kku] <Latijn
lumbecken inbinden met lijm 1968 [kwt] <Duits {3.2}
lumen licht 1526-1540 [wnt vermind ii] <Latijn
luminescentie uitstraling 1926 [kwt] <Frans {1.2.6}
lumineus lichtend, prachtig 1824 [wei] <Frans
lummel onhandige vent 1700 [Toll.] <Duits
lunapark soort kermis 1916 [Sanders 1995] <Engels
lunatiek maanziek 1650 [mey] <Frans
lunch maaltijd rond middaguur 1855 [kku] <Engels
lunchroom lokaliteit waar men gebak kan eten 1910 [kwt] <Engels
lupine plantengeslacht 1514 [Groten Herbarius] <Latijn
lurken* hoorbaar zuigen 1611-1620 [wnt] {3.1}
lus tot een oog gedraaid touw 1651-1652 [wnt]
lust* begeerte 1240 [Bern.]
lustrum vijfjarig tijdvak 1824 [wei] <Latijn {4.1.7}
lutetium chemisch element 1947 [Holleman, Leerboek der organische chemie 533] <modern Latijn
luthers volgens de leer van Luther 1528 [wnt] {4.1.8}
luttel* gering 1200 [cg ii 1 Servas]
luw* windvrij 1480 [mnw]
lux licht 1658 [mey] <Latijn
luxaflex jaloezie 1964 [Aanv wnt] {1.2.5}
luxe weelde 1785 [wnt] <Frans
luxueus weelderig 1889 [wnt] <Frans
luzerne rupsklaver 1847 [kku] <Frans
L-vormig de vorm van een L hebbend 1898 [wnt zwei i] <L {3.4}
lyceum middelbare school met een gemeenschappelijke onderbouw en gedifferentieerde bovenbouw 1909 [wp] <Latijn {3.2}
lychee vrucht 1670 [wnt vermaak] <Chinees {1.2.4/3.2/4.1.2}
lymfe weefselvocht 1824 [wei] <Latijn
lynchen zonder berechting doden 1897 [koe] <Engels
lynx katachtige 1287 [cg NatBl] <Latijn {4.1.3}
lyriek lyrische gedichten 1884 [wnt] <Frans
lysol ontsmettingsmiddel 1900 [Aanv wnt]
maag* verwant 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.1.4}
maag* orgaan 1240 [Bern.]
maagd* ongerepte jonge vrouw 1100 [Willeram] {4.1.4}
maaien* afsnijden 1240 [Bern.]
maal* jonge koe 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.1.3}
maal* valies 1100 [Rey] {2.2}

[pagina 1005]

[p. 1005]

maal* telkens terugkerend tijdstip, keer 1246 [mnw]
maal* maaltijd 1285 [cg Rijmb.]
maal* melktijd 1726 [wnt maal viii]
maalschap* gemeenschappelijke onverdeelde grond van een gemeente 1227 [Slicher] {2.4}
maalstroom* ronddraaiende stroming 1595 [wnt]
maaltijd* eten 1285 [cg Rijmb.] {3.1/4.1.6}
maan* satelliet 901-1000 [wps]
maand* twaalfde deel van een jaar 1050 [cg ii 1, 122] {4.1.7}
maandag* tweede dag van de week 1253 [cg i 1, 46] {3.1/4.1.7}
maanzaad* zaad van de maankop 1477 [Teuth.]
maanziek* zenuwziek 1332 [hws]
maar gracht 794 [Künzel] <? {2.3/3.5}
maar* nevenschikkend voegwoord 1200 [cg ii 1 Servas] {4.2}
maarschalk* stalknecht, opperstalmeester 1086 [Rey] {2.2}
maarschalk officier met een rang boven die van generaal 1626 [wnt] <Frans {4.1.14}
maart derde maand 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.7}
maas* oog in netwerk 1301-1400 [mnw]
maaslander* Nederlandse kaassoort 1980 [Westland Servicelijn] {3.1/4.1.6}
maaswerk* netwerk 1862 [wnt maas ii]
maat* afmeting 1210-1226 [Slicher] {2.4}
maat* metgezel 1546 [Naembouck]
maat* indeling in de muziek 1644 [wnt]
maatjesharing* haring waarbij hom of kuit nog niet ontwikkeld is 1599 [Kil.]
maatregel schikking 1734 [wnt] <Duits
maatschap* samenwerkingsverband 1364-1365 [mnw]
maatschappij vereniging 1616 [wnt]
maatschappij samenleving 1724 [wnt]
macaber behorend bij de dood, griezelig 1847 [kku] <Frans
macadam wegverharding 1838 [Witsen Geysbeek] <Engels
macaroni deegspijs 1778 [wnt] <Italiaans {3.2/4.1.6}
macedoine gemengd gerecht van groenten of vruchten 1866 [Rijnhart] <Frans {4.1.6}
mach verhouding tussen de snelheid van het geluid en de eigen snelheid 1953 [Kath. Enc.]
macha stoere, geëmancipeerde vrouw 1994 [De Coster 1999] <Spaans {3.2}
macher daadkrachtig persoon 1999 [gvd] <Duits {3.2}
machete kapmes 1931 [kwt] <Spaans {3.2}
machiavellisme gewetenloze staatkunde 1872 [Aanv wnt]
machine toestel 1693 [wnt] <Frans
machinist iem. die toezicht houdt op de machines 1847 [kku] <Frans
macho overdreven zelfbewuste man 1976 [Picarta: titel van N.R.Nash] <Spaans {3.2}
machoch dikke, vette vrouw 1599 [Kil.] <Spaans {3.2}
macht* vermogen 1236 [cg i 1, 22]
macht * product van gelijke factoren 1767 [wnt vierde]
machtigen* volmacht geven 1407-1432 [mnw] {3.1}
macis foelie van nootmuskaat 1599 [De Jonge ii, 409] <Frans {4.1.6}
mackintosh regenjas 1847 [kku] <Engels {3.2}
maçon vrijmetselaar 1824 [wei] <Frans
macramé knoopwerk 1910 [Aanv wnt] <Frans {4.1.9}
macro reeks instructies om geregeld terugkerende handelingen op een computer te verrichten 1986 [Mini/micro computer dec. 12, 41] <Engels
macrobiotisch m.b.t. de kunst om het leven te verlengen 1847 [kku]
maculatuur misdruk 1599 [wnt] <Frans
madam mevrouw 1566 [wnt] <Frans
made* weide, hooiland 796 [Claes] {2.3}
made* larve 1330 [Claes]
madelief plant 1554 [Dod.] <? {3.5}
madera rode wijnsoort 1743 [West Indisch plakkaatboek 506] <Portugees {3.2/4.1.6}
madonna de Heilige Maagd 1824 [wei] <Italiaans {3.2}
madras katoenen weefsel 1847 [kku] {4.1.9}
madrigaal liedvorm 1599 [wnt] <Italiaans {3.2}
maestoso plechtig 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
maestro meester 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
maf* gek 1731 [Endt]
maffen* slapen 1899 [dbl]
maffia misdadige organisatie 1886 [kku] <Italiaans {3.2}
maffie Bargoens: een munt, een kwartje 1731 [wnt] <? {3.5/4.1.12}
magazijn bergplaats 1588 [Claes] <Frans
magazine periodiek 1929 [kwt] <Engels
mager* dun 1265-1270 [cg Lut.K]
maggi groente- en vleesextract voor soep 1909 [wp] {4.1.6}
magie toverkunst 1650 [mey] <Frans
magistraal meesterlijk 1688 [mey] <Frans

[pagina 1006]

[p. 1006]

magistraat overheid(spersoon) 1586 [wnt] <Latijn
magma gesmolten massa in de aarde 1847 [kku] <Latijn
magnaat iem. met veel invloed 1780 [wnt] <Frans
magneet stuk magneeterts, gemagnetiseerd metaal 1287 [cg NatBl] <Frans of Latijn {1.2.3}
magnesium chemisch element 1846 [wnt wagneriet] <modern Latijn
magnetron oven waarin voedsel door elektromagnetische golven verhit wordt 1987 [De Coster 1999] {4.1.9}
magnificat lofzang van Maria 1550 [wnt vesper] <Latijn
magnifiek prachtig 1596 [wnt] <Frans
magnolia plantengeslacht 1831 [wnt tulpenboom] <modern Latijn
magnum wijnfles van 2 liter 1931 [kwt] <Frans
maharadja titel van vorst in Voor-Indië 1863 [kku] <Hindi
mahatma Indische titel, in moderne tijd speciaal gegeven aan Gandhi 1912 [kku] <Sanskriet
mahjong Chinees spel 1931 [kwt] <Chinees {3.2/4.1.18}
mahonie houtsoort 1784-1785 [wnt] <Engels {3.2}
maidenspeech redenaarsdebuut 1886 [kku] <Engels
mail brievenpost 1847 [kku] <Engels
maillot tricot 1917 [kwt] <Frans
mainport belangrijke doorvoerhaven 1996 [Internet: www.mainport-pmr.nl] {3.3}
maintenee bijzit 1886 [kku] {3.3/4.1.4}
maïs graansoort 1581 [De Lobel] <Spaans {3.2/4.1.2}
maisonnette etagewoning 1959 [wp jaarboek 1960] {3.3}
maîtresse bijzit 1650 [wnt matres] <Frans {4.1.4}
maïzena bindmiddel 1886 [kku]
majem Bargoens: water 1885 [moo] <Jiddisch {3.2/4.1.6}
majesteit heerlijkheid 1573 [Plantijn] <Frans
majestueus verheven 1778 [wnt waarheid] <Frans
majeur grotetertstoonschaal 1872 [wnt toonsoort] <Frans
majolica soort aardewerk 1847 [kku] <Italiaans {3.2}
majoor militaire rang 1624 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.14}
majorette meisje bij optocht van muziekkorps 1970 [gvd Suppl.] <Engels
majoriteit meerderheid 1847 [kku] <Frans
majuskel hoofdletter 1867 [Alg. Ned. Enc.] <Frans
mak* getemd 1478 [hws]
makaak hondsaap 1929 [Kruif, Bacteriënjagers] <Portugees {3.2/4.1.3}
makelaar tussenpersoon 1270 [cg i 1, 188]
makelij constructie 1785 [wnt]
maken* iets in een bepaalde toestand brengen 901-1000 [wps]
make-up schoonheidsmiddelen 1942 [Aanv wnt] <Engels
maki halfaap 1770 [Papillon] <Frans {4.1.3}
makimono rolschildering 1919 [kwt] <Japans {3.2}
makke Bargoens: tegenslag, gebrek 1916-1917 [moo] <Jiddisch {3.2}
makkelijk* eenvoudig 1327 [mnw]
makker* gezel 1562 [wnt]
makreel beenvis 1270 [cg i 1, 155] <Frans
makroon koekje 1700 [wnt] <Frans {4.1.6}
mal* zot 1477 [Teuth.]
mal model 1671 [wnt mal i] <Frans
malachiet donkergroen uitkristalliserende koperverbinding 1778 [wnt] <Duits of Frans
malafide te kwader trouw 1805 [mey] <Latijn
malaga zoete wijnsoort 1747-1787 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.6}
malaise gedruktheid 1847 [kku] <Frans
malapropisme onbewust verhaspeld woord o.i.v. een daarop lijkend woord 1989 [Onze Taal okt. 1989, 171] <Engels
malaria moeraskoorts 1847 [kku] <Italiaans {3.2}
malen* fijnmaken 1240 [Bern.]
malen* door het hoofd wentelen, onzin praten 1621 [wnt malen ii]
malheur ongeluk 1650 [mey] <Frans
malicieus boosaardig 1669 [mey] <Frans
malie metalen ring 1250 [cg ii 1 Trist.] <Frans
malie houten kolf 1637 [wnt] <Frans
maliebaan terrein voor maliespel 1637 [wnt malie ii]
maliën bal met een kolf wegslaan 1776 [wnt malie ii] {4.1.18}
maliënkolder hemd van ijzeren ringetjes 1599 [Kil.] {4.1.14}
malkander* wederkerig voornaamwoord 1260-1270 [cg ii 1 Boeve] {4.2}
mallemolen draaimolen 1611-1620 [wnt] {4.1.18}

[pagina 1007]

[p. 1007]

malloot iemand die mal is 1501-1525 [wnt] <Frans
maloti munteenheid van Lesotho 1966 [2000 Standard Catalog of World Coins] <Sotho {4.1.12}
mals* zacht 1350 [mnw]
malthusianisme bevolkingstheorie 1886 [kku]
malversatie verduistering van gelden 1570 [Aanv wnt] <Frans
mama moeder 1663 [Claes] <Frans {3.1/4.1.4/5}
mamba slang 1976 [gvd] <Bantoe
mambo dans 1955 [Stoop] <Spaans {3.2/4.1.15}
mamiering leren of zeildoeken transportbuis 1681 [wnt] <Portugees {3.2}
mamma borstklier 1832 [wei] <Latijn {3.2}
mammoet voorhistorische olifant 1692 [Vd Sijs 1998] <Russisch {3.2}
mammoetproject zeer groot project 1974 [R75] <Engels
mammoettanker zeer grote tanker 1973 [R75] {4.1.11}
mammon geldgod 1637 [wnt] <Latijn
man* mens van mannelijk geslacht 901-1000 [wps] {4.1.4}
man* echtgenoot 1512 [wnt] {4.1.4}
management bestuur van een onderneming 1970 [Recht voor raap] <Engels
manager bestuurder van een onderneming 1847 [Aanv wnt] <Engels
mañana bijwoord van tijd: morgen 1931 [kwt] <Spaans {3.2/4.1.7}
manat munteenheid van Azerbeidzjan en Turkmenistan 1996 [2000 Standard Catalog of World Coins] <Azerbeidzjaans of Turkmeens {4.1.12}
manche onderdeel van een partij of wedstrijd 1929 [kwt] <Frans
manchester katoenfluweel 1755 [wnt wol] {3.3/4.1.9}
manchet handboord 1731-1735 [wnt Bijv.+verb.] <Frans
manco gebrek, tekort 1824 [wei] <Italiaans {3.2}
mand* gevlochten korf 1285 [cg I2, 1020]
mandaat lastbrief 1573 [Plantijn] <Frans
mandarijn Chinese ambtenaar 1596 [wnt] <Portugees {3.2}
mandarijn vrucht 1855 [Focke, Neger-Eng. wrdb. 68] <Frans {4.1.2}
mandement bevelschrift, m.n. van een bisschop 1351-1400 [mnw] <Frans of Latijn
mandiën een douche nemen met een emmertje 1875 [Multatuli, Max Havelaar, 379] <Indonesisch {3.2}
mandola snaarinstrument 1839 [Natan] <Italiaans {3.2/4.1.16}
mandoline snaarinstrument 1806 [wnt] <Frans {3.2/4.1.16}
mandril hondsaap 1847 [kku] <Engels {4.1.3}
manege paardrijschool 1760-1767 [wnt] <Frans
manen* herinneren aan 701-800 [Lex Salica] {2.2}
manen* nekhaar 1287 [cg NatBl]
manga gewelddadig stripverhaal 1986 [De Coster 1999] <Japans {3.2}
mangaan chemisch element 1847 [wnt rhodo] <modern Latijn
mangel pers met rollen 1766 [Sewel/Buys, 476b] <Duits
mangelen ontbreken 1563 [mnw] <Duits
mangelen door de mangel halen 1599 [Kil.]
mangen Bargoens: bedelen 1890 [moo] <Romani {3.2}
mango vrucht 1596 [Linschoten in Onze Taal 1997, 220] <Indonesisch {3.2/4.1.2}
mangrove tropische plantenvegetatie 1867 [Alg. Ned. Enc. ix] <Engels
manhaftig koen 1553 [wnt] <Duits
maniak iem. die een manie heeft 1914 [Aanv wnt] <Frans
manicure verzorger van handen en nagels 1912 [kku] <Frans {4.1.13}
manie hartstochtelijke bezetenheid, obsessie 1778 [wnt] <Frans
manier wijze 1260-1280 [cg ii 1 Wrake R.] <Frans
maniërisme gekunsteldheid 1888 [Aanv wnt] <Frans
manifest zich duidelijk vertonend 1531 [hws] <Frans
manifesteren openbaren 1451-1500 [mnw] <Frans
maniok broodwortel 1596 [Aanv wnt] <Frans {4.1.6}
manipuleren hanteren 1824 [wei] <Frans
manis schubdier 1827 [Olivier, Land- en zeetogten in Nederland's Indië, 33a] <modern Latijn {4.1.3}
manisch ziekelijk opgewekt 1913 [wnt verward]
manisme verering van afgestorvenen 1929 [kwt]
mank kreupel 1285 [cg Rijmb.] <Latijn
mankeren missen 1588 [Claes] <Frans
manmoedig* dapper 1672 [Hexham-Manly, Het Groot Woorden-Boek]
manna hemels voedsel 1285 [cg Rijmb.] <Latijn

[pagina 1008]

[p. 1008]

mannequin paspop, ledenpop 1807 [Picarta: titel van B.A. Fallee] <Frans {1.2.3/3.2}
mannequin persoon die nieuwe mode toont 1914 [gvd] <Frans {1.2.3}
mannetjesputter grote, sterke vent 1904 [wnt schutter i]
manoeuvre handgreep 1824 [wei] <Frans
manometer drukmeter 1751 [Aanv wnt] <Frans
manou gladgeschuurd rotan 1984 [gvd] <Indonesisch {3.2}
mans Bargoens: geldbakje 1924 [moo] <Italiaans {3.2}
mansarde zolderkamertje 1824 [wei] <Frans
manslag* het opzettelijk doden zonder voorbedachten rade 701-800 [Lex Salica] {2.2/3.1}
mantel overjas 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <me Latijn
mantilla sluier 1847 [kku] <Spaans {3.2}
mantisse decimale breuk van logaritme 1919 [wnt wijzer] <Frans
mantouxtest tuberculosetest 1966 [Coëlho, Zakwrdb. geneesk.]
mantra gebedsformule 1912 [kku] <Sanskriet
manuaal handboek 1476-1500 [hws] <me Latijn
manuscript handschrift 1658 [mey] <me Latijn
manwijf* forse, bazige vrouw 1599 [wnt] {3.1/5}
manxkat kattensoort 1984 [gvd] {4.1.3}
manzanilla witte wijnsoort 1953 [wp (sherry)] <Spaans {3.2/4.1.6}
map omslag 1824 [wei] <Duits
maquette driedimensionaal model 1865 [kvw] <Frans
maquillage het schminken 1939 [kwt] <Frans
maraan scheldnaam voor Spanjaarden die zich uit lijfsbehoud afwendden van islam of jodendom 1549 [wnt joderij] <Spaans {3.2}
maraboe reigerachtige 1847 [kku] <Frans
marasquin kersenlikeur 1847 [kku] <Frans {4.1.6}
marathon hardloopwedstrijd over lange afstand 1900 [Sanders 1995] <Engels {4.1.18}
marathondebat zeer lang debat 1967 [R75]
marcato in scherp ritme 1847 [kku] <Italiaans {3.2}
marchanderen dingen 1669 [mey] <Frans
marcheren in ritmische pas gaan 1588 [Claes Tw. 11] <Frans
marconist radiotelegrafist 1914 [gvd] <Italiaans {3.2}
mare* bericht 1100 [Willeram]
marechaussee militair politiekorps 1815 [wnt] <Frans {1.2.1/4.1.14}
maretak* altijd groene struik 1554 [wnt]
margarine kunstboter 1867 [Alg. Ned. Enc. x, 2] <Frans {4.1.6}
margay katachtige 1976 [gvd] <Frans {3.2/4.1.3}
marge rand van pagina 1391-1392 [mnw] <Frans
marginaal op de rand aangebracht 1656 [Aanv wnt] <Frans
margriet plant 1581 [De Lobel] <Frans
marien zee- 1650 [wnt] <Frans
marihuana genotmiddel 1939 [kwt] <Spaans {3.2/4.1.6}
marimba slaginstrument 1929 [kwt] <Bantoe {4.1.16}
marinade het doortrekken met kruiden 1847 [kku] <Frans {4.1.6}
marine militair zeewezen 1650 [wnt] <Frans {4.1.14}
marineren in azijn of wijn kruiden 1824 [wei] <Frans
marinier zeesoldaat 1665 [wnt] <Frans {4.1.14}
marinisme gezwollen stijl 1886 [kku]
marionet pop 1692 [wnt] <Frans {4.1.18}
maritiem zee- 1863 [kku] <Frans
marjolein plantengeslacht 1545 [Fuchs, Nieuwen Herbarius] <Frans
mark* grens 792-793 [Künzel] {2.3}
mark oude munt en munteenheid van Duitsland 1210-1240 [cg i 1, 1] <Duits {4.1.12}
markant opvallend 1847 [kku] <Frans
markeren merken 1824 [wei] <Frans
marketentster vrouw die voedingsmiddelen aan militairen verkoopt 1846 [wnt] <Duits {4.1.13}
marketing afzetplan 1960 [R75] <Engels
markies adellijke titel 1350 [hws] <Frans {1.2.3}
markies zonnescherm 1649 [wnt] <Frans
markka munteenheid van Finland 1864 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Fins {4.1.12}
markt plaats voor openbare handel 1240 [Bern.] <Latijn
marmelade jam 1536 [tntl 1943, 62, 144] <Frans {4.1.6}
marmer kalkgesteente 1240 [Bern.] <Latijn
marmot knaagdier 1761 [hou i, 2, 455] <Frans {4.1.3}
marokijn soort leer 1771 [Sanders 1995] <Frans
maroniet lid van een groep Syrische christenen 1653 [wnt voordragen]
marron ontvluchte slaaf, bosneger 1770 [Hartsinck, Beschryving Guiana 574] <Frans
marron kastanjebruin 1929 [kwt] <Frans {4.1.5}
mars korf van marskramer 1350 [mnw] <Latijn

[pagina 1009]

[p. 1009]

mars (militaire) verplaatsing 1642 [wnt] <Frans
marsala soort wijn 1867 [Alg. Ned. Enc. x, 22] <Italiaans {3.2/4.1.6}
marsepein lekkernij 1486 [mnw] <Frans {4.1.6}
Marshallhulp economische hulpverlening na wo ii 1950 [gvd]
marshmallow zachte, zoete lekkernij 1968 [kwt] <Engels {4.1.6}
marskramer verkoper langs huis 1729 [wnt mars] {4.1.13}
martelaar die lijdt voor zijn geloof 1240 [Bern.] <me Latijn {1.2.6/4.1.8}
martelen folteren 1276-1300 [cg Lut.A]
martellato gehamerd 1847 [kku] <Italiaans {3.2}
marter marterachtige 1343-1344 [mnw] <Frans {4.1.3}
martiaal krijgshaftig 1612 [wnt] <Frans
martini alcoholische drank 1936 [Wie Wat Waar 1937, 340] <Italiaans {3.2/4.1.6}
marxisme politieke leer 1909 [wnt revisionisme]
marziale krijgshaftig 1893 [Sijthoffs wrdb. voor kennis en kunst, vi, 347b] <Italiaans {3.2}
mascara make-up 1949 [Aanv wnt] <Engels
mascarpone Italiaanse roomkaas 1992 [gvd] <Italiaans {3.2/4.1.6}
mascotte gelukbrengend voorwerp 1883 [Java-Bode 1/9, 2a] <Frans
masculinum mannelijk geslacht 1584 [wnt wijflijk] <Latijn
masker mombakkes 1562-1592 [mnw] <Frans
maskerade optocht van gemaskerden 1600 [wnt Vice-Roy] <Frans
maskeren verbergen 1635 [wnt] <Frans
masochisme het ondergaan van vernederingen voor seksuele bevrediging 1899 [Sanders 1993] <Duits
massa toebereide stof 1644 [wnt] <Latijn
massa (grote) hoeveelheid 1866 [wnt] <Latijn
massaal een massa vormend 1851-1900 [wnt] <Latijn
massacre slachting 1650 [mey] <Frans
massage het masseren 1827 [Olivier, Land- en zeetogten in Nederland's Indië, 41] <Frans
massematten Bargoens: handel, gestolen goed 1800 [moo] <Jiddisch {3.2}
masseren kneden, wrijven om de bloedsomloop te bevorderen 1847 [kku] <Frans
massief niet hol 1599 [Kil.] <Frans
massief massaal, zeer 1996 [Vd Sijs 1996] <Engels
massificeren tot een massa maken 1962 [Aanv wnt] {1.2.6}
mast* paal 1080 [Rey] {2.2}
mast* varkensvoer 1477 [Teuth.]
mastectomie borstamputatie 1979 [Wijnands&Ost]
master meester 1847 [kku] <Engels
mastiff hondensoort 1869 [Sijthoffs wrdb. voor kennis en kunst] <Engels {4.1.3}
mastitis borstklierontsteking 1847 [kku] <modern Latijn
mastodont voorhistorisch zoogdier 1847 [kku]
masturberen zichzelf seksueel bevredigen 1847 [kku] <Latijn {4.4}
mat moe 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans
mat kleed van biezen e.d. 1285 [cg Rijmb.] <Latijn
mat in het schaakspel vastgezet 1325 [mnw]
mat Spaans geldstuk 1613 [Toll.] <Frans {4.1.12}
mat dof 1778 [wnt] <Frans {4.1.5}
matador stierenvechter 1865 [wnt uitbloeden] <Spaans {3.2}
mataglap door razernij verblind 1859 [Multatuli, Max Havelaar, 189] <Indonesisch {3.2}
match sportwedstrijd 1836 [Aanv wnt] <Engels
maté Zuid-Amerikaanse volksdrank 1863 [kku] <Spaans {3.2/4.1.6}
matelot strooien hoedje 1910 [kwt] <Frans {4.1.9}
materiaal bouwstof 1545 [hws] <Frans of Latijn
materie stof 1240 [Bern.] <Latijn
materieel stoffelijk 1824 [wei] <Frans
mathematisch wiskundig 1635 [Cardinael, Mathematische of wisconstighe bewijs-redenen] <Frans
matig binnen redelijke maat 1475 [mnw] <Nederduits {3.2}
matigen* temperen 1450 [mnw] {3.1}
matinee morgenbijeenkomst 1863 [kku] <Frans
matineus gewoon vroeg op te staan 1901 [koe] <Frans
matras beddenzak 1384-1407 [mnw] <Frans
matriarchaat rechtstoestand via de vrouwelijke lijn 1893 [Aanv wnt]
matrijs holle vorm, gietvorm 1567 [Plantijn, Françoische t'samensprekinghen, 11] <Frans
matrix getallenschema 1919 [Aanv wnt] <Engels
matroesjka poppetje waarbinnen een kleiner poppetje, waarbinnen... enz. 1992 [gvd] <Russisch {3.2}
matrone gehuwde vrouw op leeftijd 1488 [mnw] <Frans {4.1.4}

[pagina 1010]

[p. 1010]

matroos gewoon schepeling 1584 [tntl 73, 1955, 104-5] <Frans
matse ongezuurd brood 1875 [Polak, Geïllustreerd Politie Nieuws] <Jiddisch {3.2/4.1.6}
matsen iem. een voordeeltje gunnen 1974 [Endt] <Engels
matten knokken 1950 [gvd]
maturiteit volwassenheid 1650 [mey] <Frans
mauser soort geweer 1904 [wnt dood i] <Duits {1.2.3/4.1.14}
mausoleum grafteken 1824 [wei] <Latijn {3.2}
mauve zacht paars 1897 [Aanv wnt] <Frans {4.1.5}
mauwen* het natuurlijke geluid van katten maken 1287 [cg NatBl] {3.1}
maxi lange kleding 1968 [Aanv wnt] <Engels {3.2}
maxim soort machinegeweer 1915 [wnt water] <Engels {4.1.14}
maximaal het maximum bereikend 1908 [wnt watt] <Frans
maxime grondstelling 1615 [De Jonge iv, 33] <Frans
maximum hoogste waarde 1626 [wnt] <Latijn
maxwell eenheid van magnetische krachtstroom 1912 [kku]
mayday sos-roep 1989 [Peptalk] <Engels
mayo mayonaise 1987 [Kuitenbrouwer] {1.2.4/4.1.6/5}
mayonaise eiersaus 1847 [kku] <Frans {4.1.6}
mazelen* kinderziekte 1477 [Claes] {3.1}
mazen* netwerk herstellen 1833 [wnt]
mazurka dans 1827 [Weikert, Verklaring der meest gebruikelijke muzijkale kunstwoorden] <Russisch {3.2/4.1.15}
mazzel geluk 1847 [kku] <Jiddisch {3.2}
mazzel als tussenwerpsel: afscheidsgroet 1980 [Onze Taal dec. 1980, 115] <Jiddisch {3.2/4.3}
m-business handel via de mobiele telefoon 2000 [Sanders 2001] <Engels
m-commerce handel via mobiele telefonie 1999 [Sanders 2000] <Engels
meander rivierbocht 1733 [Sanders 1995] <Latijn
mecanicien werktuigkundige 1895 [Broeckaert] <Frans {4.1.13}
meccano speelgoed 1914 [De Prins, 14/12] <Engels {4.1.18}
mecenaat kunstbegunstiging 1959 [wnt Renaissance]
mechanica theoretische werktuigkunde 1740 [wnt voorhoofd] <Latijn
medaille erepenning 1567 [wnt] <Frans
medaillon sieraad 1775 [wnt trommel] <Frans
mede* bijwoord van hoedanigheid: samen 1236 [cg i 1, 20]
mede* honingdrank 1265 [mnw] {4.1.6}
mede* meekrap 1351-1400 [mnw]
mededingen* concurreren 1836 [wnt]
mededogen* barmhartigheid 1400 [mnw]
medeklinker* consonant 1584 [Ruijs]
medelijden deernis 1350 [mnw] <Duits
medeplichtig* opzettelijk behulpzaam bij een misdrijf 1558 [mnw]
medestander* partijgenoot 1450 [mnw]
media communicatiemiddelen 1952 [Picarta: titel van het nipo] <Engels
mediaal naar het midden gelegen 1863 [kku] <me Latijn
mediaan zwaartelijn in driehoek 1872 [gvd] <Latijn
mediamiek d.m.v. een medium 1947 [Aanv wnt]
medicament geneesmiddel 1608 [Van Meteren, Commentarien 23.47.a] <Frans
medicijn geneesmiddel 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn
medicus arts 1440 [mnw] <Latijn
mediene provincieplaats, de joden buiten Amsterdam 1916 [moo] <Jiddisch {3.2}
medio bijwoord van tijd: midden 1607 [wnt venditie] <Latijn {4.1.7}
mediteren peinzen 1360 [mnw] <Frans
mediterraan m.b.t. de Middellandse Zee 1863 [kku] <Latijn
medium middel 1636 [Secreeten van Alexis Piemontois, 237] <Latijn
medium persoon met supranormale vermogens 1874 [wnt trance] <Latijn
medium half doorbakken 1989 [Peptalk] <Engels
mediweed, mediwiet op recept verkrijgbare marihuana 1997 [De Coster 1999] {4.1.6}
medley potpourri 1939 [kwt] <Engels {4.1.16}
medoc rode wijnsoort 1814-1815 [wnt] <Frans {4.1.6}
meedenken* met anderen nadenken over een oplossing 1968 [R75] {3.1}
meedogenloos* zonder medelijden 1688 [wnt verschuldigd]
mee-eter* verstopt talgkliertje 1824 [wei comedones]
meekrap* plant, kleurstof daaruit 1514 [Groten Herbarius]
meel* gemalen graan 1240 [Bern.]
meeldauw plantenschimmel 1666 [Claes] <Duits

[pagina 1011]

[p. 1011]

meeldraad* stuifmeel producerend deel van bloem 1773 [hou ii, 1, 74]
meent* gemene weide 1285 [cg Rijmb.]
meer* waterbekken 755-768 [Künzel] {2.3}
meer* bijwoord van kwantiteit 1100 [Willeram]
meer* onbepaald telwoord 1100 [Willeram] {4.2}
meerder* groter 1410 [mnw] {4.2}
meerdere onbepaald telwoord 1859 [wnt] <Duits {4.2}
meerderjarig* volwassen 1599 [Kil.]
meerkat* hondsaap 1477 [Teuth.] {4.1.3}
meerkoet* ralvogel 1776 [wnt] {3.1}
meermin* zeevrouw 1240 [Bern.] {3.1}
meers* weide 772-776 [Künzel] {2.3}
meerschuim delfstof 1793 [wnt] <Duits
meerval* beenvis 1765 [hou i, 8, 88]
meervoud* vorm van naamwoord voor een aantal 1584 [Ruijs]
meestal* bijwoord van tijd: bijna altijd 1772 [Picarta: titel van Uitet] {4.1.7}
meester onderwijzer 1236 [cg i 1, 21] <Frans
meesterknecht eerste knecht 1450 [hws]
meesterwerk werk van een gildemeester, voortreffelijk werk 1494-1512 [hws]
meet streep, honk 1618 [wnt] <Latijn {4.1.18}
meeting bijeenkomst 1869 [Aanv wnt] <Engels {1.2.5/1.4}
meetkunde* geometrie 1704 [Hannot&Hoogstraten]
meetronen* meelokken 1844 [wnt weg ii]
meeuw* meeuwachtige 1287 [cg NatBl]
meewarig* deelnemend 1599 [Kil.]
megabyte eenheid van 1.048.576 bytes 1981 [Mini/micro computer okt. 9, 27] <Engels
megafoon versterkende geluidstrechter 1912 [kku] {4.1.17}
megahit zeer grote hit 1985 [De Coster 1999]
megalomanie grootheidswaan 1929 [kwt]
megastore zeer groot warenhuis 1999 [gvd] <Engels
mei vijfde maand 1270 [cg i 1, 145] <Latijn {4.1.7}
meid* jong meisje 1488 [mnw] {4.1.4}
meid* dienstmeisje 1571 [wnt]
meier rentmeester 1240 [Bern.] <me Latijn
meier Bargoens: honderd gulden 1680 [moo] <Jiddisch {3.2/4.1.12}
meieren zaniken 1913 [Aanv wnt]
meikers vroegrijpe kers 1778 [wnt] {4.1.2}
meikever insect 1766 [hou i, 9, 210]
meineed valse eed 1240 [Bern.] <? {3.5}
meisje* vrouwelijk kind 1629 [wnt] {4.1.4}
mejuffrouw* titel voor meisje of ongehuwde vrouw 1621 [wnt verschieten]
mekkeren* het natuurlijke geluid van geiten maken 1783 [wnt] {3.1}
melaats aan lepra lijdend 1343-1344 [mnw]
melancholie zwartgalligheid 1240 [Bern.] <Frans
melange mengsel 1824 [wei] <Frans
melaniet granaatsoort 1847 [kku] <Duits
melasse suikerhoudende massa 1704 [West Indisch plakkaatboek 254] <Frans
melden* bekendmaken 1240 [Bern.]
mêlee strijdgewoel 1824 [wei] <Frans
melig* flauw 1721 [wnt]
melisme reeks tonen op één lettergreep 1824 [wei] <modern Latijn
melissavirus gevaarlijk computervirus 1999 [Sanders 2000] <Engels
melisse plant 1543 [mnw] <Frans
melk* vloeistof uit zoogklieren 1240 [Bern.] {4.1.6}
melkboer* iem. (oorspr. boer) die melk in het klein verkoopt 1659 [wnt] {4.1.13}
melken* van melk ontlasten 1300 [cg I4, 2781/2]
Melkertbaan gesubsidieerde baan voor iemand die moeilijk werk vindt 1995 [De Coster 1999]
melkmuil* onvolwassen jongeman 1567 [wnt] {3.1}
melkweg* sterrenstelsel 1634 [wnt wolk i]
melodie wijsje 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans
melodrama toneelspel met muziek 1855 [wnt opgesmukt] <Frans {4.1.15}
meloen komkommerachtige vrucht 1477 [Teuth.] <Frans {4.1.2}
melomaan met hartstochtelijke liefde voor muziek 1847 [kku] <Frans
meltdown het smelten van de lading van een kernreactor 1984 [gvd] <Engels
membraan vlies 1604 [wnt uitsijpen] <Frans
memme joodse moeder 1974 [Beem, Uit Mokum en Mediene] <Jiddisch {3.2}
memo korte mededeling 1976 [gvd] {1.2.4}
memoires levensherinneringen 1824 [wei] <Frans
memorabel gedenkwaardig 1596 [Aanv wnt] <Frans
memorandum nota 1830 [wnt vertrouwelijk] <Latijn {1.2.4}
memoreren herinneren 1901 [kui] <Latijn
memorie geheugen 1290 [cg ii 1 En.Codex] <Frans
men* onbepaald voornaamwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2}
menagerie verzameling wilde dieren 1836 [wnt] <Frans

[pagina 1012]

[p. 1012]

mendelevium chemisch element 1955 [wnt transuraan] <modern Latijn
mendelisme erfelijkheidswetten 1929 [kwt]
meneer* aanspreektitel voor een man, aanvankelijk van hoge rang 1350 [mnw]
menen* bedoelen, denken 1265-1270 [cg Lut.K]
mene-tekel dreigende waarschuwing 1901 [kui]
mengelmoes* mengsel, allegaartje 1617 [wnt afkijken Suppl]
mengen* stoffen door elkaar brengen 1240 [Bern.]
menhir voorhistorische zuil 1909 [wp] <Frans
menie rode verfstof 1378 [mnw] <Latijn
menig* onbepaald voornaamwoord 901-1000 [wps] {4.2}
menigeen* onbepaald voornaamwoord 1285 [cg Rijmb.] {4.2}
menigte* grote hoeveelheid 1280 [cg i] {1.2.4}
mening* opinie 1283 [cg i 1, 722]
meningitis hersenvliesontsteking 1847 [kku] <modern Latijn
meniscus kraakbeenschijf in het kniegewricht 1886 [wnt vier i] <modern Latijn {3.2}
menist doopsgezinde 1621 [wnt] {4.1.8}
mennen dieren d.m.v. een leidsel besturen 1240 [Bern.] <Frans
mennoniet doopsgezinde 1578 [wnt verhaand] {4.1.8}
menopauze het ophouden van menstruatie 1938 [wnt atrophieeren Suppl] <Frans
menora liturgische kandelaar 1929 [De Vries, Joodsche riten en symbolen] <Hebreeuws {3.2}
mens* (m.) hoogst ontwikkelde wezen 1236 [cg i 1, 22] {1.2.3/4.1.3}
mens* (o.) minachtend voor een vrouw 1784-1785 [wnt] {1.2.3/4.1.4}
mensa studentenrestaurant 1910 [wnt tombe] <Latijn
mensaap* primaat 1914 [gvd] {1.2.1/4.1.3}
mensendieckgymnastiek kamergymnastiek 1948 [kwt] <Duits {3.2/4.1.18}
mens-erger-je-niet* bordspel 1925 [http:/users.pandora.be/vlaams.spellenarchief] {4.1.18}
mensjaar* politiek correcte benaming voor manjaar 1983 [R84] {3.1/4.1.7}
mensjewiek aanhanger van Russische politieke partij 1924 [gvd] <Russisch {3.2}
menstruatie maandstonden 1846 [wnt voetbad] <modern Latijn
menstrueren menstruatie hebben 1824 [wei] <Latijn
mentaal m.b.t. de geest 1620 [Aanv wnt] <Frans
menthol pepermuntolie 1914 [gvd] <Duits {3.2}
mentor leidsman 1824 [wei]
menu spijskaart 1865 [kvw] <Frans {1.2.3}
menu lijst keuzemogelijkheden van een computerprogramma 1984 [De Coster 1999] <Engels {1.2.3}
menuet dans 1750 [wnt] <Frans {4.1.15}
mep* klap 1787 [wnt] {3.1}
meppen* slaan 1912 [wnt trederik] {3.1}
merchandising marktonderzoek 1968 [kwt] <Engels
merci tussenwerpsel: bedankt 1847 [Aanv wnt] <Frans {4.3}
mercurius kwikzilver 1523 [wnt] <me Latijn
merel zangvogel 1240 [Bern.] <Latijn
meren* een schip vastleggen 1240 [Bern.]
merg* substantie in beenderen 1287 [cg NatBl]
mergel vettige aarde 1258 [hws] <me Latijn
meridiaan cirkel over aardoppervlak 1595 [wnt versieren] <Latijn
meridionaal zuidelijk 1669 [mey] <Frans
meringue gebakje 1912 [kku] <Frans {4.1.6}
merinos wollen stof 1843 [wnt] <Frans {4.1.9}
merite verdienste 1650 [mey] <Frans
merk* teken 1323 [Verzameling van Stukken die betrekking hebben tot Overysselsch Regt]
merken* van een teken voorzien, gadeslaan, opletten 1240 [Bern.]
merrie* vrouwtjespaard 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.1.3}
merseybeat rockmuziek die uit Liverpool kwam 1992 [De Coster 1992] <Engels {4.1.16}
mes* snijwerktuig 1240 [Bern.]
mesalliance huwelijk beneden de stand 1816 [Aanv wnt] <Frans
mescal Mexicaanse sterkedrank 1886 [kku] <Spaans {3.2/4.1.6}
mescaline drug 1961 [gvd] {4.1.6}
mesjogge Bargoens: gek 1903 [Aanv wnt] <Jiddisch {3.2}
Mesolithicum middensteentijd 1937 [Ter Laan, Beknopte Ned. Enc.] <modern Latijn
meson materiedeeltje 1956 [Picarta: titel van H.A. Tolhoek]
Mesozoïcum geologisch tijdperk 1930 [Delsman, Dierkunde 553-554] <modern Latijn
mess officiers- en onderofficierseetzaal 1835 [Teenstra, Landbouw in de kolonie Suriname ii:125] <Engels
Messias de Gezalfde 1291-1300 [cg Luiks Diat.] <Latijn
messidor oogstmaand 1824 [wei] <Frans {3.2}
messing geelkoper 1240 [Bern.]
mest* uitwerpselen 1240 [Bern.]

[pagina 1013]

[p. 1013]

mesten* vruchtbaar maken door bemesting 1240 [Bern.] {1.2.3}
mesten* vet maken (van varkens) 1240 [Bern.] {1.2.3}
mesties halfbloed 1596 [Linschoten 42] <Spaans {3.2}
met* voorzetsel 901-1000 [wps] {2.5/4.2}
meta halve rekening 1863 [kku] <Italiaans {3.2}
metaal groep elementen 1240 [Bern.] <Frans
metabletica leer der maatschappelijke veranderingen 1956 [wnt verandering]
metabolisch gedaantewisseling ondergaand 1872 [gvd]
metafoor overdrachtelijke uitdrukking 1786-1793 [wnt leenspreuk] <Frans
metafysica leer van het bovenzinnelijke 1663 [mey] <me Latijn
metal vorm van rockmuziek 1983 [De Coster 1992] <Engels {4.1.16}
metallurgie leer van de metaalbewerking 1770 [wnt wederomstuiten] <Frans
metamorf uit ander gesteente ontstaan 1933 [Bos, Geologie voor Natuurvrienden 29]
metamorfose gedaanteverwisseling 1745 [mey] <Frans {1.2.4}
metastase uitzaaiing 1721 [Aanv wnt] <Frans
meteen* bijwoord van tijd: dadelijk 1602 [wnt] {4.1.7}
meten* een maat bepalen 1240 [Bern.]
meteoor verschijnsel in dampkring 1778 [wnt] <Frans
meteorologie weerkunde 1824 [wei] <Frans
meter doopmoeder 1330 [mnw] <me Latijn {4.1.4}
meter 100 centimeter 1802 [wnt] <Frans {1.2.2/3.2}
metgezel* reisgenoot 1477 [Teuth.]
methaan gas 1886 [Aanv wnt]
methadon vervangingsmiddel van morfine 1984 [gvd] <Engels {4.1.6}
methode vaste manier van handelen 1622 [wnt wijdloopig] <Frans
methodiek leer der te volgen methoden 1908 [wnt toxicoloog] <Duits
methodist aanhanger van bepaalde godsdienst 1738 [Picarta: titel van F. Spanhemius] <Engels {3.2/4.1.8}
metical munteenheid van Mozambique 1980 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Portugees {3.2/4.1.12}
metier vak 1777 [Van Donselaar Woordenaar 2, 1] <Frans
m'etje, emmetje maandstonden 1961 [gvd] <L {3.4}
metrage lengte in meters 1984 [gvd] <Frans {3.2}
metrisch op de versmaat betrekking hebbend 1816 [wnt wederkeering] <Latijn
metro ondergrondse 1929 [kwt] <Frans {4.1.10}
metromanie rijmwoede 1824 [wei] <Frans
metropoliet hoofd van kerkprovincie 1664 [wnt] <Latijn {4.1.8}
metropool wereldstad 1669 [mey] <Frans
metrum versmaat 1737 [wnt] <Latijn
metselaar iem. die metselen als beroep uitoefent 1343-1346 [mnw] {4.1.13}
metselen bouwen met mortel en stenen 1360 [mnw]
metten eerste deel van dagelijks breviergebed 1236 [cg i 1, 25] <me Latijn
metterdaad* bijwoord van modaliteit: werkelijk 1567 [wnt wijchgeren]
metworst* worst van gehakt varkensvlees 1477 [Teuth.] {4.1.6}
meubel stuk huisraad 1652 [wnt] <Frans {4.1.9}
meug* trek 1421 [mnw]
meun* beenvis 1862 [wnt]
meuren* slapen 1978 [Salleveldt, Wrdb. Jan Soldaat] {3.1}
meuren* winden laten 1984 [gvd] {3.1/4.4}
meute troep, horde 1832 [wei] <Frans
mevrouw* aanspreektitel voor een vrouw 1431-1436 [mnw]
mezoeza aan deurpost bevestigd fragment van het ot 1899 [dbl] <Hebreeuws {3.2}
mezzanine tussenverdieping 1824 [wei] <Italiaans {3.2}
mezzo bijwoord: half 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
mezzosopraan zangstem tussen sopraan en alt 1824 [wei] <Italiaans {3.2/4.1.16}
mi muzieknoot 1350 [mnw]
mi Chinees vermicellitype 1976 [gvd] <Chinees {3.2/4.1.6}
miauwen* het natuurlijke geluid van katten maken 1669 [wnt] {3.1}
mica glimmer 1778 [wnt] <Latijn
microbe zeer klein levend organisme 1888 [wnt] <Frans
microfoon geluidsversterker 1872 [Aanv wnt] <Engels {4.1.17}
micron 0,000001 m 1894 [Aanv wnt]
microprocessor geïntegreerde schakeling van een computer op één chip 1977 [R84] <Engels
microscoop optisch instrument 1744 [Baker, Het microscoop gemakkelyk gemaakt]
microtoom apparaat om dunne plakjes te snijden 1886 [kku]

[pagina 1014]

[p. 1014]

midasoren ezelsoren 1856-1859 [wnt oor]
middag* midden van de dag 1236 [cg i 1] {3.1/4.1.7}
middag* namiddag 1452-1494 [hws] {4.1.7}
middel* middelste deel, bv. van een lichaam 1102-1105 [Claes] {2.3}
middel* hulpmiddel 1573 [Plantijn]
middelbaar* gemiddeld 1354 [mnw]
Middeleeuwen* tijdperk tussen Oudheid en nieuwe tijd 1756 [wnt toneel i]
middelpunt centrum 1500 [hws]
middels voorzetsel 1914 [gvd] <Duits {3.2/4.2}
midden* punt op gelijke afstand van de uitersten 694 [Gysseling 1960] {2.3}
middenrif* tussenschot tussen borst- en buikholte 1485 [mnw rijf]
middernacht* twaalf uur 's nachts 1285 [cg Rijmb.] {3.1/4.1.7}
middle of the road pretentieloze muziek 1992 [De Coster 1992] <Engels {4.1.16}
midgetgolf miniatuurgolf 1954 [De Vooys] <Engels {4.1.18}
mie hom*oseksueel 1976 [gvd]
mier* insect 1240 [Bern.]
mieren* zaniken, zeuren 1898 [gvd]
miereneter* tandarm zoogdier 1761 [wnt vier] {4.1.3}
mierenneuker* pietluttig persoon 1984 [gvd] {3.1}
mierik lepelblad 1351 [mnw]
mies Bargoens: ongunstig 1916 [moo] <Jiddisch {3.2}
mieter scheldwoord 1898 [gvd]
mieters tussenwerpsel: fijn 1898 [gvd] {1.2.1/4.3}
mietje hom*oseksueel 1882 [Aanv wnt]
miezemuizen* kniezen, tobben 1999 [gvd] {3.1}
miezerig* nietig 1784-1785 [wnt]
miezerig* regenachtig 1897 [wnt]
migraine schele hoofdpijn 1824 [wei] <Frans
migrant die naar een ander land verhuist 1956 [Aanv wnt] <Latijn
migratie het zich verplaatsen 1669 [mey] <Frans
migreren trekken 1650 [mey] <Latijn
mihoen rijstvermicelli 1984 [gvd] <Chinees {3.2/4.1.6}
mihrab nis in moskee die gebedsrichting aangeeft 1886 [kku] <Arabisch {3.2}
mij* persoonlijk voornaamwoord 901-1000 [wps] {4.2}
mijden* ontwijken 1265-1270 [cg Lut.K]
mijl lengtemaat 1236 [cg i 1, 25] <Latijn
mijmeren* peinzen 1481 [mnw]
mijn* bezittelijk voornaamwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2}
mijn plaats waar kolen, ertsen opgegraven worden 1376-1400 [mnw] <Frans
mijn* afslag 1390-1407 [hws]
mijnheer* titel voor een man 1289 [cg I2, 1359]
mijt* spinachtige 1287 [cg NatBl]
mijt* muntje 1300 [mnw] {4.1.12}
mijt zorgvuldig opgestapelde hoop hooi of stro 1428 [mnw] <Latijn
mijter hoofddeksel 1240 [Bern.] <Frans
mik brood 1384-1428 [mnw] <Latijn {4.1.6}
mikado titel van Japanse keizer 1872 [gvd] <Japans {3.2}
mikado behendigheidsspel met houtjes 1984 [gvd] {4.1.18}
mikken* richten 1597 [wnt]
mikmak rommel 1823 [wnt] <Frans {3.1}
mild* zachtaardig 1240 [Bern.]
milicien dienstplichtige 1821 [wnt] <Frans {4.1.14}
milieu omgeving 1888 [Aanv wnt] <Frans
militair m.b.t. het krijgswezen 1586 [wnt] <Frans
militant strijdlustig 1862 [Aanv wnt] <Frans
military bepaalde paardenwedstrijd 1936 [Wie Wat Waar 1937, 270] <Engels {4.1.18}
militie krijgsmacht gelicht uit de bevolking 1795 [wnt] <Frans {3.2/4.1.14}
miljard telwoord 1872 [wnt] <Frans {4.2}
miljoen telwoord 1510 [Kool] <Frans {4.2}
milkshake drank 1960 [Aanv wnt] <Engels {4.1.6}
mille telwoord 1824 [wei] <Frans {4.2}
millennium tijdperk van 1000 jaar 1886 [kku] <modern Latijn {4.1.7}
millenniumbaby eerste baby die in 2000 is geboren 1998 [Sanders 2000] <Engels
millenniumbug probleem dat computers het jaar 2000 niet kunnen verwerken 1997 [Sanders 2001] <Engels
milligram 0,001 gram 1816 [wnt dukaat] <Frans {3.2}
millimeter 0,001 meter 1802 [wnt] <Frans {3.2}
milreis vroegere Portugese en Braziliaanse munt 1847 [kku] <Portugees {3.2}
milt* orgaan 1287 [cg NatBl]
mime gebarenspel 1872 [gvd] <Frans {4.1.15}
mimicry camouflage 1895 [Aanv wnt] <Engels
mimiek kunst om door gebaren uitdrukkingen weer te geven 1838 [wnt] <Frans
mimosa plantengeslacht 1734 [HubWes] <modern Latijn
min* liefde 1100 [Willeram]

[pagina 1015]

[p. 1015]

min* gering 1236 [cg i 1, 22]
min* zoogster 1350 [mnw] {4.1.13}
minachten* geringschatten 1806 [wnt verachten]
minaret toren van een moskee 1698 [wnt] <Frans
minco minderwaardigheidscomplex 1984 [gvd] <L {3.4}
minder* kleiner 1287 [cg NatBl]
minderbroeder* franciscaan 1265-1270 [vmnw] {4.1.8}
minderjarig* nog niet mondig 1599 [Kil.]
mineraal bestanddeel van aardkorst 1596 [wnt turbith] <Frans
mineraalwater koolzuurhoudend water 1777 [wnt] {4.1.6}
minestrone dikke soep 1968 [wp voor de vrouw] <Italiaans {3.2/4.1.6}
mineur mijnenlegger 1578 [Schulten Tw. 9] <Frans {4.1.14}
mineur kleinetertstoonschaal 1872 [gvd] <Frans
mini korte kleding 1968 [Aanv wnt] <Engels {3.2}
miniatuur kleine geschilderde illustratie 1612 [wnt verlichten i] <Frans
miniem zeer klein, gering 1890 [Aanv wnt] <Frans
minima mensen met een heel laag inkomen 1985 [De Coster 1999]
minimaal uiterst klein 1904 [wnt wet i] <Engels
minimum kleinste waarde 1805 [mey] <Latijn {1.2.4}
minister eerste staatsdienaar 1698 [wnt] <Frans
ministerie departement van bestuur 1767 [wnt voorspraak ii] <Frans
minister-president voorzitter van de ministerraad 1863 [wnt staatsman] {3.1}
mink kostbaar bont 1968 [kwt] <Engels
minkukel* dom persoon 1963 [Mondria, Bommelbibl.] {1.2.5/4.4}
minnekozen vrijen 1635 [wnt]
minnen* liefhebben 901-1000 [wps]
minoriteit minderheid 1650 [mey] <Frans
minst* kleinste 1100 [Willeram]
minstens bijwoord: op zijn minst 1850 [wnt minst] <Duits
minstreel troubadour 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans
minuscuul zeer klein 1929 [kwt] <Frans
minuskel kleine letter 1867 [Alg. Ned. Enc.] <Latijn
minutieus zeer nauwkeurig 1858 [Aanv wnt] <Frans
minuut eerste beknopt schriftelijk ontwerp 1470 [mnw] <Latijn
minuut 60e deel van uur 1494 [mnw] <Frans {4.1.7}
minzaam beminnelijk 1348 [mnw] <Duits
Mioceen geologisch tijdperk 1881 [Aanv wnt] <Engels
mirabel een pruim 1854 [wnt] <Frans {4.1.2}
miraculeus wonderbaar 1578 [wnt] <Frans
mirakel wonder 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Frans
mirre welriekende gomhars 1100 [Willeram] <Latijn {2.5}
mis rooms-katholieke kerkdienst 1236 [cg i 1, 21] <Latijn
mis* niet raak 1451-1500 [mnw]
misantroop mensenhater 1697 [wnt] <Frans
misbaar* geschreeuw 1285 [cg Rijmb.]
misdaad* vergrijp 901-1000 [wps]
misdrijf* strafbaar feit 1626 [wnt]
miserabel ellendig 1514 [mnw] <Frans
misère ellende 1817 [Aanv wnt] <Frans
misericorde middeleeuwse dolk 1300 [mnw] <Frans {4.1.14}
mishagen* niet aanstaan 1461 [mnw]
misjna verzameling joodse wetten 1824 [wei] <Hebreeuws {3.2}
miskennen* niet erkennen 1785 [wnt]
mismoedig* neerslachtig 1395 [mnw]
mispel vrucht 1240 [Bern.] <Frans {4.1.2}
mispunt stuk ongeluk 1874 [wnt]
miss juffrouw 1824 [wei] <Engels
missaal misboek 1392 [mnw] <me Latijn
misschien* bijwoord van modaliteit: wellicht 1236 [cg i 1, 23]
misselijk* onpasselijk 1611-1620 [wnt]
missen* niet treffen 1200 [cg ii 1 Servas]
missie zending 1766 [wnt] <Frans
missionaris rooms-katholieke zendeling 1777 [Chr. de Beet, Eerste Bonni-oorlog 234] <Frans {4.1.8}
missive brief 1467-1490 [hws] <Frans
mist* verdichting van waterdamp 1287 [cg NatBl] {4.1.1}
mistletoe maretak 1912 [kku] <Engels
mistral bepaalde wind in Zuid-Frankrijk 1847 [kku] <Provençaals {4.1.1}
mistroostig* neerslachtig 1410 [mnw]
mitella draagdoek 1832 [wei] <Latijn
mitigeren lenigen 1547 [hws] <Frans
mitrailleur snelvuurwapen 1894 [wnt] {4.1.14}
mits* onderschikkend voegwoord 1868 [wnt] {4.2}

[pagina 1016]

[p. 1016]

mitsgaders* nevenschikkend voegwoord 1299 [cg I4, 272] {4.2}
mixen mengen 1921 [Aanv wnt] <Engels
mixer mengtoestel voor in de keuken 1959 [Wonderbaarlijke cycloram voor de huisvrouw] <Engels {4.1.9}
mixture mengsel 1984 [gnn] <Engels
mixtuur vloeibaar artsenijmengsel 1598 [wnt arsenicum Suppl] <Latijn
mmm* tussenwerpsel: uitroep van verrukking 1984 [gvd] {4.3}
mobiel voorzien van eigen transportmiddelen 1830 [wnt] <Frans
mobiel(tje) mobiele telefoon 1994 [pc+ 6/10, 17, 11] <Engels {4.1.17}
mobiliseren troepen in het veld brengen 1847 [kku] <Frans
mobiliteit beweeglijkheid 1669 [mey] <Frans
mobilofoon radiotelefoon in vervoermiddelen 1956 [Aanv wnt] {4.1.17}
mocassin indianenschoen 1847 [kku] <Engels {4.1.9}
modaal model staand 1961 [gvd] <Frans
modder* mengsel van aarde en water 1287 [cg NatBl]
modderen* baggeren, van modder zuiveren 1346-1548 [mnw]
mode trend 1574 [Claes] <Frans
model voorbeeld 1573 [Plantijn] <Frans
modem toestel t.b.v. telefoonaansluitingen 1973 [Picarta: titel van Samson Automatiserings Service Centrum N.V.] <Engels {4.1.17}
moderamen dagelijks bestuur van een classis 1869 [Aanv wnt] <Latijn {4.1.8}
moderatie matiging 1443 [hws] <Frans
moderator geestelijk adviseur 1816 [wnt suspenderen] <Latijn
moderator leider van gesprek of nieuwsgroep 1992 [R99] <Engels
modern tot de nieuwere tijd behorend 1617 [wnt] <Frans
moderniseren modern maken 1816 [wnt tweede] <Frans
modernisme avant-garde beweging 1914 [gvd] <Frans
modieus volgens de mode 1717 [wnt mode] {3.3}
modificatie detailverandering 1502 [wnt verklaarzen] <Frans
modificeren wijzigen 1601-1625 [wnt proefjaar] <Latijn
modinette modenaaister 1956 [Aanv wnt] {3.3/4.1.13/5}
modulatie stembuiging 1669 [mey] <Frans
moduleren voordragen 1669 [mey] <Frans
modus wijze, manier 1649 [wnt wijze i] <Latijn
moe* vermoeid 1100 [Willeram]
moed* flinkheid 1351-1400 [mnw] {1.2.3}
moëddzin oproeper tot gebed 1847 [kku] <Turks {3.2}
moeder* vrouw met kinderen 901-1000 [wps] {1.2.4/4.1.4}
moederkoek* nageboorte 1770 [wnt vruchtbeginsel]
Moedermaagd* de maagd Maria 1438 [mnw] {3.1}
moedernaakt* geheel naakt 1290 [cg ii 1 En.Codex] {4.4}
moederneuker* scheldwoord 1989 [Heestermans, Luilebol] {3.1}
moedervlek* huidvlek waarmee men geboren is 1761 [hou i, 1, 305]
moederzielalleen helemaal alleen 1793-1796 [wnt] <Duits {4.4}
moedjahedien islamitische vrijheidsstrijders 1992 [gvd] <Arabisch {3.2}
moedwil* boze opzet 1300-1393 [mnw] {3.1}
moeflon herkauwer 1857 [Aanv wnt] <Frans {4.1.3}
moefti islamitisch rechtsgeleerde 1863 [kku] <Arabisch {3.2}
moei* tante 1240 [Bern.] {4.1.4}
moeilijk* aanleiding gevend tot moeite 1287 [cg NatBl]
moeite* last 1276-1300 [mnw]
moeizaam met grote moeite 1806 [wnt] <Duits
moer* veen 771-814 [Claes] {2.3}
moer* bezinksel 1599 [Kil.]
moer* bevestiging voor schroef 1811 [wnt] {1.2.4}
moeras drassig land 1599 [Kil.] <Frans
moerbei vrucht 1351-1400 [mnw] {4.1.2}
moeren* kapot maken 1872 [gvd]
moeren* morrelen 1907 [wnt moeren iii]
moerhaas* wijfjeshaas 1642 [wnt moer i]
moes* brij 901-1000 [wps]
moesson periodieke wind, jaargetijde waarin deze wind waait 1646 [wnt] <Portugees {3.2/4.1.1}
moet* vlek 1678 [wnt]
moeten* verplicht zijn, behoren 1201-1225 [cg ii 1 Floyris]
moezjiek boer 1863 [kku] <Russisch {3.2}
mof losse mouw 1451-1500 [mnw]
mof Duitser 1581 [wnt] <Duits
moffel oven 1789 [wnt] <Duits of Frans
mogelijk* kunnende gebeuren 1240 [Bern.]

[pagina 1017]

[p. 1017]

mogen* vrijheid hebben te, vermogen 1200 [cg ii 1 Servas]
mogendheid* natie 1526 [wnt]
mohair weefsel van angorawol 1881 [wnt] <Engels {4.1.9}
mohammedaan volgeling van Mohammed 1617 [wnt]
moiré gevlamd 1847 [Aanv wnt] <Frans
mok* kroes 1611-1620 [wnt]
moker* breekhamer 1657 [wnt]
mokka beste kwaliteit koffie 1606 [wnt] <Frans {4.1.6}
mokkel* dik kind, mollige vrouw 1721 [wnt mokkel ii] {3.1}
mokken* pruilen 1599 [wnt] {3.1}
mokum stad 1769 [moo] <Jiddisch {3.2}
mol* insectenetend zoogdier 1270 [cg i 1, 170] {4.1.3}
mol verlagingsteken in muziekschrift 1685 [Toll.] <Frans
mol spion in een organisatie 1974 [De Coster 1999] <Engels
molaar maalkies 1901 [kui] <Latijn
molecule kleinste deel met alle chemische eigenschappen 1847 [kku] <Frans
molen werktuig tot fijnmalen van m.n. graan 1112 [Claes] <Latijn {2.3}
molenaar exploitant van een molen 1266-1267 [cg i] <me Latijn {1.2.4/4.1.13}
molestatie overlast 1451 [mnw] <Frans
molesteren overlast aandoen 1351 [mnw] <Frans
molière lage schoen 1898 [gvd] {1.4/3.3/4.1.9}
molla islamitisch schriftgeleerde 1824 [wei] <Turks {3.2}
mollen doden 1706 [wnt] <Romani {3.2/4.4}
mollig* zacht, rond 1678 [wnt]
mollusk weekdier 1865 [kvw] <Frans
molm* stof van vergaan hout e.d. 1401-1500 [mnw] {3.1}
moloch afgod waaraan alles opgeofferd moet worden 1646 [wnt vogel] <Latijn
molotovco*cktail bom bestaande uit fles benzine met lont 1953 [Huizinga] <Duits {3.2/4.1.14}
molto veel 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
molton dik weefsel 1824 [Sanders 1995] <Frans {4.1.9}
molybdeen chemisch element 1868 [wnt waterlood] <Frans
mom masker 1477 [Teuth.] <Frans
mombakkes (bizar) masker 1649 [wnt]
moment ogenblik 1485 [mnw] <Frans
mompelen* binnensmonds spreken 1477 [Teuth.] {3.1}
monade eenheid 1591 [Kool] <Frans
monarch alleenheerser 1605-1616 [wnt] <Latijn
monarchie keizerrijk, koninkrijk 1657 [wnt] <Frans
monastiek m.b.t. kloosterleven 1563 [Aanv wnt] <Frans
mond* holte achter de lippen 698-699 [Claes] {2.3}
mondain werelds 1824 [wei] <Frans
monddood niet in staat te spreken 1946 [wnt aftoffelen Suppl] <Duits {3.2}
mondiaal wereld- 1929 [Aanv wnt] <Frans
mondig* niet meer onder voogd, zelfstandig kunnende beslissen 1276 [cg i 1, 301]
mondvoorraad proviand 1872 [wnt vrede] <Duits
monetair m.b.t. het geld 1921 [Aanv wnt] <Frans
monetarisme mening dat de economie het best wordt beheerst door regulering van de geldhoeveelheid 1979 [Wijnands&Ost]
money geld 1623 [wnt moni] <Engels {3.2}
monisme stelsel waarbij regering en volksvertegenwoordiging één macht vormen 1860 [wnt web] <modern Latijn
monitor beeldscherm 1961 [wnt trien] <Engels {1.3}
monitoring controle tijdens technisch proces 1984 [gvd] <Engels
monkelen* meesmuilen 1599 [Kil.] {3.1}
monnik kloosterling 890 [Claes] <Latijn {2.3/4.1.8}
monnikenwerk moeitevolle arbeid die niets oplevert 1539 [Sartorius, Centuria Syntaxeon 6]
monochroom eenkleurig 1832 [wei] <Latijn
monocle oogglas 1879 [Aanv wnt] <Frans
monoftong enkele klinker 1950 [gvd]
monogaam enkelvoudig huwend (van mens) of samenlevend (van dier) 1912 [Aanv wnt] <Frans
monogram figuur van dooreengevlochten (begin)letters 1669 [mey] <Frans
monokini bikini zonder bovenstuk 1964 [Aanv wnt] <Engels
monoliet bouwdeel uit één stuk steen 1847 [kku] <Frans
monoloog alleenspraak 1872 [gvd] <Frans
monomanie op één punt toegespitste waanzin 1847 [kku] <Frans
monopolie alleenrecht tot verkoop 1698 [wnt] <Latijn

[pagina 1018]

[p. 1018]

monopoliseren tot een monopolie maken 1865 [kvw] <Frans
monopoly gezelschapsspel 1977 [Larousse Enc.] <Engels {4.1.18}
monotheïsme geloof in één god 1832 [wei] <Duits
monotoon eentonig 1824 [wei] <Frans
monseigneur titel van hoge geestelijken 1832 [wei] <Frans
monsieur aanspreektitel voor een man, aanvankelijk van hoge rang 1612 [wnt] <Frans
monster gedrocht 1285 [cg Rijmb.] <Frans
monster proefstuk 1337 [mnw] <Frans
monsteren keuren 1376-1400 [mnw]
monstrans vaatwerk voor de hostie 1557 [wnt] <me Latijn
monstruositeit gedrochtelijkheid 1872 [gvd] <Frans
montage het monteren 1908 [wnt dicht ii] <Frans
monter opgewekt 1599 [Kil.] <Duits
monteren in elkaar zetten 1608 [Van Meteren, Commentarien 28.152] <Frans
montessorionderwijs een onderwijsmethode 1924 [gvd]
monteur vakman die machines herstelt 1865 [kvw] <Frans {4.1.13}
montuur inlijsting van een bril 1913 [wnt] <Frans
montycoat overjas 1955 [Stoop] {4.1.14}
monument gedenkteken 1665 [wnt] <Frans of Latijn
mooi fraai, bevallig 1350 [mnw] <? {1.2.5/1.3/3.5}
moonboots kunststof laarzen met extra isolatie van celstof 1984 [gnn] <Engels {4.1.9}
moor* modder 1259 [mnw]
moord* doodslag met voorbedachten rade 1260-1280 [cg ii 1 Nibel.]
moordenaar die een moord begaat 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {1.2.5}
moordkerel prima kerel 1996 [Vd Sijs 1996] <Duits {3.2}
moordwapen* instrument om mee te doden 1246 [Slicher] {2.4/3.1}
moorkop gebakje 1937 [wnt appel Suppl] {4.1.6}
moos Bargoens: geld 1844 [moo] <Jiddisch {3.2}
moot* schijf 1665 [wnt]
mop* grap 1895 [wnt]
mop dekzwabber 1992 [gvd] <Engels
moped bromfiets 1984 [gvd] <Duits of Zweeds {3.2/4.1.10}
mopperen* brommen 1853-1857 [De Jager, Frequentatieven] {1.4/3.1}
mops* hondensoort 1778 [wnt steen] {4.1.3}
moraal heersende zeden, zedenleer 1528 [Mak] <Frans
moraliseren zedenpreken 1481 [mnw] <Frans
moratorium uitstel (van betaling) 1847 [Aanv wnt] <Latijn
morbide ziekelijk 1847 [kku] <Frans
mordent verkorte triller (in de muziek) 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2}
mordicus bijwoord: onverzettelijk 1941 [wnt trawantelen] <Latijn
moreel zedelijk 1889 [wnt]
morel kers 1500-1525 [Jansen/Van Winter, Keuken in late me] <Italiaans {3.2/4.1.2}
morendo bijwoord: wegstervend 1832 [wei] <Italiaans {3.2}
morene bergpuin op rand van gletsjer 1872 [gvd] <Frans
mores zeden 1660 [wnt] <Latijn
morfeem betekeniseenheid 1934 [Aanv wnt]
morfine bedwelmend middel 1843 [Witsen Geysbeek (opium)] <Duits {4.1.6}
morfologie vormleer 1832 [wei] <Duits
morgen* ochtend 901-1000 [wps] {4.1.7}
morgen* landmaat 1130-1161 [Slicher] {2.4}
morgen* de dag na vandaag 1240 [Bern.]
morgenland het Oosten 1729 [wnt] <Duits
mormel lelijk schepsel of voorwerp 1896 [wnt mormeldier]
mormeldier knaagdier 1542 [Claes Tw. 12] <Duits {4.1.3}
mormoon lid van een godsdienstsekte 1856 [Picarta: titel van M. Busch] <Engels {4.1.8}
morrelen* peuteren 1709 [wnt] {3.1}
morren* brommen, zich beklagen 1300 [mnw] {3.1}
morsdood ineens dood 1598 [wnt] <Nederduits {3.2/4.4}
morse alfabet voor telegrafisch seinen 1899 [dbl] <Engels {4.1.17}
morsebel* onzindelijke vrouw 1600 [wnt]
morsen* knoeien 1615 [wnt]
mortaliteit sterftecijfer 1650 [mey] <Frans
mortel metselspecie 1240 [Bern.] <Latijn {3.2}
mortier vuurmond met zeer korte loop 1488 [mnw] <Frans {4.1.14}
mortuarium rouwcentrum 1955 [Aanv wnt] <modern Latijn {3.2}
mos* plantjes 1091-1100 [Rey] {2.2}
mos gewoonte 1847 [kku] <Latijn
moskee islamitisch bedehuis 1542 [wnt] <Frans
moslim aanhanger van de islam 1824 [wei] <Arabisch {3.2}

[pagina 1019]

[p. 1019]

mossel weekdier 1253 [cg ii 1 Gezondh.] <Frans
mosso bewogen 1827 [Weikert, Verklaring der meest gebruikelijke muzijkale kunstwoorden] <Italiaans {3.2}
most nog niet gegist druivensap 1100 [Willeram] <Latijn {2.5}
mosterd kruiderij van gemalen mosterdzaad 1240 [Bern.] <Frans {4.1.6}
mot* insect 1240 [Bern.]
mot* Bargoens: ruzie 1906 [Köster Henke]
motel logeergelegenheid voor automobilisten 1954 [Aanv wnt] <Engels
motet vocale compositie 1300 [mnw] <Frans
motie uitspraak in een vergadering 1817 [wnt] <Engels of Frans
motief beweegreden 1351-1400 [mnw] <Frans
motief onderwerp van kunstwerk of muziek 1667 [wnt] <Frans
motiveren staven 1824 [wei] <Frans
motor machine die beweegkracht levert, stuwende kracht 1892 [wnt dynamometer] <Latijn {4.1.10}
motorboot vaartuig dat wordt voortbewogen door een motor 1914 [gvd] {4.1.11}
motorfiets tweewielig motorvoertuig 1902 [wnt automobiel] <? {3.5/4.1.10}
motoriek beweeglijkheid in gedrag 1954 [Aanv wnt] <Duits {3.2}
motoriseren van motoren voorzien 1942 [Aanv wnt] <Frans
motorrijtuig officiële benaming voor auto's en motorfietsen 1905 [wnt motor] {4.1.10}
motregen* fijne regen 1658 [wnt] {4.1.1}
motto zinspreuk 1788 [wnt verzuimen] <Italiaans {3.2}
mountainbike terreinfiets 1989 [De Coster 1999] <Engels {4.1.10}
moussaka gerecht van gehakt, tomatensaus en aubergines 1992 [gvd] <modern Grieks {3.2/4.1.6}
mousse gerecht van stijfgeklopte room 1929 [kwt] <Frans {4.1.6}
mousseline los geweven stof 1792 [Sanders 1995] <Frans {4.1.9}
mousseren schuimen 1824 [wei] <Frans
mout* ontkiemd graan voor bier 1125 [mnw] {2.4/4.1.2}
mouw* armbekleedsel 1240 [Bern.]
moven weg wezen 1984 [gvd] <Engels
moveren tot iets bewegen 1370-1378 [mnw] <Latijn
moyenne gemiddelde 1952 [kwt] <Frans {3.2}
mozaïek inlegwerk 1679 [wnt] <Frans
mozetta bisschopsmantel 1824 [wei] <Italiaans {3.2}
mozzarella zachte Italiaanse kaas 1976 [Complete kookboek voor de goede keuken] <Italiaans {3.2/4.1.6}
mud inhoudsmaat 1101-1200 [Tavernier] <Latijn {2.4}
mudvol* stampvol 1940 [wnt stampvol] {4.4}
muf* onfris 1562 [Naembouck]
muffin rond cakeje 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.6}
mug* insect 1240 [Bern.] {3.1}
muggenziften* haarkloven 1630 [wnt verkeeren i]
muil paardachtige 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.3}
muil* bek 1287 [cg NatBl]
muil pantoffel 1588 [Kil.] <Latijn {4.1.9}
muildier paardachtige 1542 [Claes Tw. 12] {4.1.3}
muilpeer klap in het gezicht 1530 [mnw]
muis* knaagdier 1240 [Bern.] {4.1.3}
muis* deel van de hand 1477 [mnw]
muis* computer-randapparaat 1984 [hcc nieuwsbrief dec. 12, 27] {3.1}
muisarm* aandoening door het gebruik van een computermuis 1994 [Sanders 2001] {3.1}
muisjes* gesuikerde anijszaadjes 1872 [gvd] {1.2.5}
muiten oproer maken 1358 [mnw]
muiterij oproer 1350 [mnw]
muizen* muizen vangen 1287 [cg NatBl]
muizenis zwarigheid waarvan men het hoofd vol heeft 1588 [Claes]
mul* fijne aarde 1287 [cg NatBl]
mulat kind van neger en blanke 1602 [wnt] <Spaans of Portugees {3.2}
mulder molenaar 1287-1288 [cg i Oudenaarde] <Latijn {1.2.4/4.1.13}
multicultureel samengesteld uit verschillende culturen 1984 [gvd] <Engels
multimedia techniek waarin beeld, geluid en tekst zijn geïntegreerd 1990 [De Coster 1999] <Engels
multipel veelvoudig 1895 [Broeckaert] <Frans
multiple sclerose verlammingsziekte 1976 [wp] <Engels {4.4}
multiplex plaatmateriaal uit meerdere lagen 1924 [gvd] <modern Latijn {3.2}
multiplex groot bioscoopcomplex 1994 [De Coster 1999] <Engels
mum ogenblik 1940 [Aanv wnt] {1.2.4}
mummelen* onduidelijk spreken 1484 [mnw] {3.1}
mummie gebalsemd lijk 1567 [Junius 122a] <Frans

[pagina 1020]

[p. 1020]

mummificatie het tot mummie maken 1847 [kku] <Frans
munitie schietvoorraad 1551 [wnt] <Frans {4.1.14}
munster domkerk 1153 [Künzel] <Latijn {2.3/3.2}
munt plantengeslacht 1240 [Bern.] <Latijn {1.2.3}
munt geldstuk 1240-1260 [cg i 1, 69] <Latijn {1.2.3/4.1.12}
munten* doelen op 1504 [mnw]
muntjak herkauwer 1914 [gvd] <modern Latijn {4.1.3}
muon elementair deeltje in kosmische stralen 1976 [wp]
Murks, Moerks straattaal waarbij de Marokkaanse of Turkse manier van spreken wordt nagebootst 1999 [Sanders 2000]
murmelen binnensmonds zeggen 1542 [Claes Tw. 12] <Latijn
murw* zacht 1240 [Bern.]
mus zangvogel 901-1000 [wps] <Latijn {2.5}
museaal m.b.t. musea 1921-1922 [Aanv wnt] <Duits {3.2}
museum tentoonstellingsgebouw 1770 [wnt vergruizen] <Latijn {3.2}
musical zangspel 1961 [Aanv wnt] <Engels {4.1.15}
musiceren muziek maken 1644 [wnt] <Frans
musicus toonkunstenaar 1635 [wnt] <Latijn
muskaat specerij 1253 [cg ii 1, 346] <Frans {4.1.6}
muskaatwijn zoete wijnsoort 1714 [wnt muskaat i] {4.1.6}
muskadel zoete wijnsoort 1253 [cg ii 1 Gezondh.] <Frans {4.1.6}
musket ouderwets geweer 1584 [De Bruijn Tw. 10] <Frans {4.1.14}
musketon ouderwets wapen, zwaarder dan musket 1667 [wnt musket] <Frans {4.1.14}
muskiet insect 1630 [Van Donselaar Tw. 8] <Spaans of Portugees {3.2}
muskus sterk riekende stof van mannelijke muskusdieren 1620 [De Jonge iv, 241] <Latijn
müsli rauwkostgerecht 1968 [wp voor de vrouw] <Duits {3.2/4.1.6}
must iets dat absoluut moet 1959 [R75] <Engels
mustang paardachtige 1863 [kku] <Engels {4.1.3}
mutageen veranderlijk 1984 [gvd] <Engels
mutant door mutatie ontstaan individu 1918 [wnt afsplitsen] <Latijn
mutatie verandering 1523 [hws] <Frans
muteren veranderen 1451-1500 [mnw] <Latijn
mutilatie verminking 1650 [mey] <Frans
mutileren verminken 1650 [mey] <Frans
muts hoofddeksel 1373 [mnw] <me Latijn {4.1.9}
mutsje oude vochtmaat 1573 [wnt] <? {3.5}
mutualiteit wederkerigheid 1865 [kvw] <Frans
mutueel over en weer 1542 [Aanv wnt] <Frans
muur metselwerk 901-1000 [wps] <Latijn {2.5/3.2}
muur* plant 1350 [Vandewiele en Braekman]
muurschildering voorstelling op muren 1873 [wnt muur i]
muzak achtergrondmuziek 1981 [Picarta: titel van F. Celis] <Engels {4.1.16}
muze zanggodin 1565 [wnt] <Latijn
muzelman moslim 1622 [wnt] <Frans
muziek toonkunst 1240 [Bern.] <Frans
muzikant muziekbeoefenaar 1669 [Claes] <Frans
mwah* tussenwerpsel: uiting van aarzeling 1994 [nhl-krant 9/3/94] {1.2.1/4.3}
mycelium zwamvlok 1868 [wnt vrucht i] <modern Latijn
myoom gezwel van spierweefsel 1948 [kwt]
myriade telwoord: tienduizendtal 1825 [wnt] <Frans {4.2}
mysterie geheim 1639 [wnt] <Latijn
mysterieus geheimzinnig 1659-1673 [wnt] <Frans
mystiek geheimzinnig 1780-1781 [wnt] <Frans
mystificatie bedriegerij 1868-1872 [wnt] <Frans
mythe wereldbeschouwelijke overlevering, fabel 1804-1808 [wnt] <Latijn
mythologie geheel van de mythen van een volk 1777 [mey] <Frans
mytylschool school voor lichamelijk gebrekkige kinderen 1961 [gvd]
myxomatose virusziekte van konijnen 1967 [wp in kleuren]
na* voorzetsel 1200 [cg ii 1 Servas] {4.2}
naad* voeg 1277 [cg i Brugge]
naaf* middenstuk van wiel waardoor de as gaat 1477 [mnw]
naaien* met naald en draad maken 1240 [Bern.]
naaien* geslachtsgemeenschap hebben 1485 [mnw] {4.4}
naaimachine werktuig voor machinaal naaien 1868 [wnt uitrusting ii] {4.1.9}
naakt* bloot 1236 [cg i 1, 27]
naald* dunne stift om te naaien 1156 [Claes] {2.3}

[pagina 1021]

[p. 1021]

naam* woord waarmee iem. of iets wordt aangeduid 1236 [cg i 1, 24]
naamval* elk der buigingsvormen van een naamwoord 1706 [Moonen, Nederduitsche spraekkunst]
naar* akelig 901-1000 [Künzel] {2.3}
naar* voorzetsel 1240 [Bern.] {4.2}
naardien* onderschikkend voegwoord 1646 [wnt] {4.2}
naargeestig* somber 1762 [wnt verfrisschen]
naarstig* ijverig 1350 [mnw] {1.2.4}
naast* bijwoord van plaats 1285 [cg Rijmb.]
naast* voorzetsel 1285 [cg Rijmb.] {4.2}
naasten* in bezit nemen 1351-1400 [mnw]
naastenliefde liefde tot de medemens 1903 [wnt naast] <Duits
nabauwen* spottend napraten 1647 [wnt] {3.1}
nabij* bijwoord van plaats 1357 [mnw]
nabij* voorzetsel 1460 [mnw] {4.2}
nabootsen nadoen 1617 [wnt]
nabuur* buurman 1331 [Stadb. Zwolle i]
nachleben het voortleven in de herinnering 1999 [gvd] <Duits {3.2}
nacht* de tijd als de zon onder is 901-1000 [wps] {4.1.7}
nachtbraken* de nacht doorwerken, de nacht met uitgaan doorbrengen 1599 [Kil.]
nachtegaal* zangvogel 1240 [Bern.] {3.1}
nachtmerrie* angstige droom 1484 [mnw]
nachtschade* bijzonder giftige plant 1351 [mnw]
nada tussenwerpsel: niets 1989 [De Coster 1999] <Spaans {3.2/4.3}
nadat* onderschikkend voegwoord 1287 [cg NatBl] {4.2}
nadeel* schade 1578 [wnt]
nadruk klemtoon 1672 [Hexham-Manly, Het Groot Woorden-Boek] <Duits
nafta petroleum 1778 [wnt] <Latijn
nagel* spijker 1240 [Bern.]
nagel* hoorn op laatste voet- en handkootjes 1287 [cg NatBl] {3.1}
naïef argeloos, onnozel 1698 [wnt] <Frans
naijver jaloezie 1635 [wnt]
naira munteenheid van Nigeria 1991 [2000 Standard Catalog of World Coins] {4.1.12}
naken* naderen 1240 [Bern.]
nalatenschap erfenisboedel 1683 [wnt] <Duits
namelijk* bijwoord van modaliteit: met name 1236 [cg i 1, 25]
namens voorzetsel 1829 [H. Martin, Beredeneerd Nederduitsch Wrdb.] <Duits {4.2}
nandoe loopvogel 1863 [kku] <Spaans {3.2}
nap* beker 1100 [Willeram]
napalm vulling van brandbom 1951 [Aanv wnt] <Engels {4.1.14}
nappa nappaleer 1943 [Sanders 1995] <Engels
nar zot 1432-1468 [mnw] <Duits
narcis sierplant 1553 [Claes] <Latijn
narcisme liefde voor zichzelf 1933 [Aanv wnt] <Duits
narcose verdoving 1898 [gvd] <Frans {1.2.4}
narcoticum bedwelmend middel 1624 [wnt vomitorium] <me Latijn
nardus plant 1530 [wnt] <Latijn
narwal walvisachtige 1660 [Schierbeek, Schouwburg der dieren 98] <Deens of Noors {1.3/3.2/4.1.3}
nasaal neus- 1832 [wei] <Frans
nasi gekookte rijst 1827 [Olivier, Land- en zeetogten in Nederland's Indië, 40a] <Indonesisch {3.2/4.1.6}
nasi rames rijstgerecht 1992 [gvd] <Indonesisch {3.2/4.1.6}
naslagwerk boek om dingen in op te zoeken 1846 [wnt werk] <Duits
nat* vloeibaar, vochtig 901-1000 [wps]
natie volk 1408 [mnw] <Frans
nationaal volks-, staats- 1619 [wnt] <Frans
nationaliteit het behoren tot een bepaalde natie 1829 [H. Martin, Beredeneerd Nederduitsch Wrdb.] <Frans
natrium chemisch element 1846 [wnt wonderzout] <modern Latijn
naturaliseren opnemen als staatsburger 1597 [wnt] <Frans
naturalisme letterkundige stroming 1884 [wnt winkel i] <Frans
naturel natuurlijk 1580 [wnt] <Frans
natuur aangeboren neiging 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] <Frans of Latijn
natuur landschap 1697 [wnt]
nautisch scheepvaart- 1824 [wei] <Latijn
nauw* niet wijd 1285 [cg Rijmb.]
nauwelijks* bijwoord van hoeveelheid: amper 1512 [mnw] {3.1}
navel* lidteken van navelstreng 1240 [Bern.] {3.1}
navenant bijwoord van modaliteit: overeenkomstig 1514 [mnw]
navigatie scheepvaart 1549 [wnt] <Frans
navigeren een schip vakkundig besturen 1613 [wnt] <Frans
navrant hartverscheurend 1847 [kku] <Frans
nazaat* nakomeling 1425-1430 [mnw] {4.1.4}
nazi nationaal-socialist 1930 [Toll.] <Duits
nebbisj tussenwerpsel: uitroep van medelijden 1950 [gvd] <Jiddisch {3.2/4.3}

[pagina 1022]

[p. 1022]

nebulium chemisch element waarnaar vergeefs werd gezocht 1924 [gvd] <modern Latijn
necessaire reisetui 1650 [mey] <Frans
necrofiel seksuele begeerte naar lijken hebbend 1984 [gvd]
necrologie lijkrede 1824 [wei] <Frans of Latijn
necrose weefselversterving 1904-1905 [wnt long: necrosebacillen] <Frans
nectar godendrank 1579 [wnt] <Frans {4.1.6}
nectarine soort van perzik 1800 [wnt voorleden i] <Engels {4.1.2}
neder, neer* bijwoord van richting: naar beneden 901-1000 [wps]
nederig ootmoedig 1562 [wnt] <Duits
nederlaag het overwonnen worden 1425 [mnw] <Duits
nederpop Nederlandse popmuziek 1970 [Recht voor raap] {4.1.16}
Nederturks Nederlands gemengd met Turks 1994 [Sanders 2000] {4.4}
nederwiet in Nederland geteelde marihuana 1986 [koe] {4.1.6}
nee* tussenwerpsel: uitroep ter ontkenning 1350 [mnw] {4.3}
neef* zoon van broer, zus, oom of tante 1240 [Bern.] {4.1.4}
neen* tussenwerpsel: uitroep ter ontkenning 1237 [cg i Gent] {4.3}
neerslachtig* bedroefd 1346 [mnw]
neet* luizenei 1240 [Bern.]
neffens* voorzetsel 1287 [cg NatBl] {4.2}
negatie ontkenning 1824 [wei] <Frans
negatief ontkennend 1480 [hws] <Frans
negatief lichtbeeld waarin licht en donker omgedraaid zijn 1855 [wnt positief iv] <Engels {4.1.17}
negen* telwoord 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.2}
negenoog* kaakloze vis 1477 [Teuth.] {3.1}
negentien* telwoord 1240-1260 [cg i Gent] {4.2}
negentig* telwoord 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.2}
neger zwarte 1644 [Van Donselaar Woordenaar 1, 1] <Spaans of Portugees {3.2}
negeren doen of iets of iem. niet bestaat 1864 [wnt] <Latijn
negerzoen met geklopt eiwit gevuld koekje, overtrokken met chocolade 1950 [gvd] {4.1.6}
negligé ochtendkleding 1784-1785 [wnt] <Frans
negligeren verzuimen 1650 [mey] <Frans
negorij gehucht 1888 [wnt] <Indonesisch {3.2}
negotie handel 1520 [hws] <Latijn
negotiëren onderhandelen 1627 [wnt negotie] <Frans
negroïde met negerkenmerken 1929 [kwt]
negrospirituals geestelijke liederen van Amerikaanse negers 1950 [gvd] <Engels {4.1.16}
negus Ethiopische keizerstitel 1832 [wei] <Amhaars
neigen* buigen 901-1000 [wps]
nek* achterste deel van hals 1350 [mnw]
nekken* doden, de genadeslag geven 1560 [wnt]
nel troef 1829 [H. Martin, Beredeneerd Nederduitsch Wrdb.] <Frans {4.1.18}
nelson worstelgreep 1968 [kwt] <Engels
nemen* grijpen, gebruiken 901-1000 [wps]
neodymium chemisch element 1912 [kku] <modern Latijn
neofiet nieuwbekeerde 1819 [Aanv wnt] <Latijn
Neolithicum geologische periode 1925 [Aanv wnt] <modern Latijn
neologisme nieuw gevormd woord 1813 [Agron en Landré, Nederduitsch-Fransch, iv] <Frans {3.2}
neomalthusianisme streven naar beperking van het kindertal 1912 [kku]
neomist pasgewijde priester 1838 [Aanv wnt]
neon chemisch element 1901 [kui] <modern Latijn
neonazi aanhanger van modern nationaal-socialisme 1979 [Wijnands&Ost] <Duits {3.2}
neoplasma gezwel 1948 [kwt]
Neozoïcum geologische periode 1933 [Reinders, Leerboek der Plantkunde, ii, 126] <modern Latijn
nep Bargoens: bedrog 1927 [moo] <Duits
nepotisme begunstiging van familieleden met baantjes en goederen 1659-1673 [wnt] <Frans
neptunium chemisch element 1947 [Holleman, Leerboek der organische chemie 510] <modern Latijn
nerd onhandige, saaie jongen 1994 [De Coster 1999] <Engels
nerf* oneffenheid in leer 1599 [Kil.]
nerf zenuw 1850 [Toll.] <Frans
nergens* bijwoord van plaats 1379 [Claes] {3.1}
nering* bedrijf, broodwinning 1277 [cg i 1, 354]
nero wreedaard 1784-1785 [wnt] <Latijn
nerts marterachtige 1909-1910 [Aanv wnt] <Duits {4.1.3}
nerveus zenuwachtig 1844 [wnt typheus] <Frans
nervositeit zenuwachtigheid 1847 [kku] <Frans
nes* landtong, schor 918-948 [Künzel] {2.3}
nest* vogelbroedplaats 1100 [cg ii 1, 130] {2.5}

[pagina 1023]

[p. 1023]

nestel* veter, schoudersieraad 1380-1420 [mnw]
nestor eerbiedwaardige grijsaard 1678 [wnt pit v]
net* visnet 1240 [Bern.]
net keurig 1456 [hws] <Frans
netel* gewas 1287 [cg NatBl] {3.1}
neteldoek* weefsel 1623 [Ruiters, Toortse der Zee-vaert 9] {4.1.9}
netelig* lastig 1732 [wnt]
netsuke gordelknoop 1912 [kku] <Japans {3.2}
nettiquette gedragscode voor het gebruik van e-mail en internet 1993 [nrc-h 25/3/93, 6] <Engels
netto bijwoord: na aftrek van kosten 1567 [Kool] <Italiaans {3.2}
neuken* geslachtsgemeenschap hebben 1762 [Claes] {4.4}
neurasthenie zenuwzwakte 1847 [kku]
neuriën* halfluid zingen 1612 [wnt] {3.1}
neurose psychiatrisch ziektebeeld 1863 [kku] <Duits
neus* reukorgaan 1236 [cg i 1, 23]
neushoorn* hoefdier 1691 [Sewel] {4.1.3}
neutje* borreltje 1897 [Sanders 1997a] {4.1.6}
neutraal onzijdig 1451-1475 [mnw] <Frans
neutraliteit onzijdigheid, onpartijdige houding 1542 [hws] <Frans
neutrino ongeladen materiedeeltje 1961 [gvd] <Italiaans {3.2}
neutron atoomdeeltje 1937 [Aanv wnt]
neutrum onzijdig geslacht 1584 [wnt wijflijk] <Latijn
neuzelen* door de neus praten 1531-1540 [Claes] {3.1}
nevel* damp 1300 [mnw] {4.1.1}
neven* voorzetsel 1267 [cg i 1, 102] {4.2}
new age holistische levensbeschouwing 1989 [Peptalk] <Engels
newfoundlander hondensoort 1834 [Sanders 1995] <Engels {4.1.3}
newton eenheid van kracht 1950 [gvd]
new wave vorm van punkmuziek 1977 [R84] <Engels {4.1.16}
ngultrum munteenheid van Bhutan 1974 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Dzongkha {4.1.12}
nicht* dochter van broer, zus, oom of tante 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.1.4}
nicht* mannelijke hom*oseksueel 1970 [Recht voor raap] {3.1}
nicotine alkaloïde in tabak 1847 [kku] <Frans
niëllo graveerwerk in metaal 1860 [wnt] <Italiaans {3.2}
niemand* onbepaald voornaamwoord 1200 [cg ii 1 Servas] {1.2.4/4.2}
niemendal* onbepaald voornaamwoord 1612 [wnt toekomen] {4.2}
niente tussenwerpsel: niets 1991 [Vd Sijs 1996] <Italiaans {3.2/4.3}
nier* een orgaan 1287 [cg NatBl]
niet* ontkennend bijwoord 901-1000 [wps] {2.5}
nietig* onbeduidend, niet geldig 1573 [Plantijn]
nietje* klinknageltje 1804 [Weiland, Nederduitsch taalkundig wrdb.]
niets* onbepaald voornaamwoord 1270-1290 [mnw] {4.2}
nietswaardig zonder innerlijke waarde, gemeen 1734 [wnt aanplakken Suppl.] <Duits
nietszeggend niets bewijzend 1873 [wnt uitstooten] <Duits {3.1}
niettegenstaande* onderschikkend voegwoord 1470 [mnw] {4.2}
niettegenstaande* voorzetsel 1484 [mnw] {4.2}
niettemin* onderschikkend voegwoord 1240 [Bern.] {4.2}
nietwaar* tussenwerpsel: uitroep ter ontkenning 1862 [wnt zijleuning] {4.3}
nieuw* pas ontstaan 1040 [Claes] {2.3}
nieuweling iem. die net is begonnen of aangekomen 1581 [wnt] <Duits
nieuwerwets* volgens de laatste mode 1684 [wnt roos]
nieuwkomer nieuweling 1946 [De Vooys] <Engels
nieuws* bericht over iets dat nog onbekend is 1656 [wnt nieuws i]
nieuwsgroep discussieforum op internet 1994 [pc+ 3/11, 19, 21] <Engels
niezen* proesten 1240 [Bern.] {3.1}
nigromantie zwarte kunst 1285 [cg Rijmb.] <me Latijn
nihil ontkennend bijwoord 1561 [wnt request] <Latijn
nihilisme de wil om op het niets een nieuwe maatschappij te bouwen 1868 [wnt] <Duits
nijd* jaloezie, woede 1100 [Willeram]
nijdas nijdige kerel 1891 [Toll.]
nijgen* buigen 1220-1240 [cg ii 1 Aiol]
nijlpaard hoefdier 1743 [wnt water] {4.1.3}
nijpen* knellen, kwellen 1360 [mnw]
nijver naarstig 1561 [wnt] {1.2.4}
nikes merknaam voor sportieve schoenen 1989 [Hofkamp&Westerman] <Engels {4.1.9}
nikkel chemisch element 1770 [Papillon] <Duits
nikker* boze watergeest, duivel 1302 [mnw]
nikker neger 1828 [Toll.] <Engels

[pagina 1024]

[p. 1024]

niks onbepaald voornaamwoord 1784-1785 [wnt] <Duits {4.2}
nimbostratus wolkenformatie 1961 [gvd] <modern Latijn
nimbus regenwolk 1861 [Witsen Geysbeek (wolken)] <Latijn
nimf wezen dat bossen, rivieren bewoonde 1530 [wnt] <Frans
nimfijn jong meisje dat oudere mannen aantrekt 1978 [Vertaling Lolita] {4.4}
nimmer* bijwoord van tijd: nooit 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.1.7}
nimrod jachtliefhebber 1639 [wnt]
ninja Japanse strijder 1995 [De Coster 1999] <Japans {3.2}
nintendo Japans videospel 1981 [Handleiding] <Japans {3.2/4.1.18}
niobium chemisch element 1872 [gvd] <modern Latijn
nippel metalen mof 1901 [wnt] <Engels
nippen* een teugje drinken 1644 [wnt]
nippertje* ogenblik 1872 [gvd]
nipt* op het kantje 1945 [Aanv wnt] {1.2.2}
nirwana volkomen rust 1872 [wp, dl. 4, 172] <Sanskriet
nis uitholling 1631 [wnt] <Frans
nitraat zout van salpeterzuur 1847 [Aanv wnt] <Frans
nitwit die niets weet 1971 [De Coster 1999] <Engels
niveau peil 1847 [kku] <Frans
nivelleren op één peil brengen 1864 [wnt] <Frans
nivôse sneeuwmaand 1824 [wei] <Frans {3.2}
nobel munt 1406 [mnw] <Engels {3.2/4.1.12}
nobel edel 1477 [Teuth.] <Frans
nobelium chemisch element 1976 [gvd] <modern Latijn
Nobelprijs Zweedse prijs 1910 [kwt]
noch* nevenschikkend voegwoord 901-1000 [wps] {1.2.4/2.5/4.2}
nochtans* bijwoord van causaliteit: evenwel 1275-1276 [mnw] {3.1}
nocturne dromerig muziekstuk 1855 [Aanv wnt] <Frans
node* bijwoord van modaliteit: onwillig 1240 [Bern.]
noden* verzoeken 1240 [Bern.]
noedels gekookte meelballetjes 1912 [kku] <Duits {4.1.6}
noemen* een naam geven 1249 [cg i 1, 42]
noemer* onderste getal in een breuk 1508 [Kool]
noen middag 1236 [cg i 1, 25] <Latijn {4.1.7}
noen middagmaal 1657 [wnt]
noest arbeidzaam 1653 [wnt] {1.2.4}
nog* bijwoord van tijd: tot op dit ogenblik, voortdurend 1100 [Willeram] {1.2.4/2.5/4.1.7}
noga een lekkernij 1860-1875 [wnt] <Frans {4.1.6}
nogmaals bijwoord van tijd: wederom 1659-1673 [wnt] <Duits {4.1.7}
noh oudste vorm van Japans toneel 1936 [Kath. Enc. dl. 14, kol. 474] <Japans {3.2}
nok* hoogste deel van dak 1599 [Kil.]
nolens volens tegen wil en dank 1838 [wnt uitzonderen] <modern Latijn {3.1}
nomade rondzwervende steppe- of woestijnbewoner 1682 [wnt snarren] <Frans
nomen naamwoord 1638 [Ruijs] <Latijn
nomenclatuur stelsel van regels voor naamgeving 1834 [wnt wortelwoord] <Latijn
nomenklatoera communistische partijbonzen 1992 [gvd] <Russisch {3.2}
nominaal de naam betreffende, naamwoordelijk 1872 [gvd] <Frans
nominatie benoeming, voordracht 1586 [wnt:] <Frans
nominatief eerste naamval 1633 [Ruijs] <Latijn
non kloosterzuster 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.8}
nonchalant achteloos 1650 [mey] <Frans
nondeju, nondedju tussenwerpsel: bastaardvloek 1905 [wnt zatlap] {4.3}
non-descript moeilijk te beschrijven 1972 [R75] <Engels
none negende toon 1855 [wnt undecime] <me Latijn
nonet muziekstuk voor negen instrumenten 1860 [Nieuw beknopt en volledig muziekaal wrdb.] <Italiaans {3.2}
nonkel oom 1851 [wnt zeveren] <Frans {1.2.4/4.1.4}
no-nonsebeleid beleid met zeer realistische inslag 1987 [De Coster 1999]
nonsens onzin 1766 [wnt] <Engels {3.2}
non-valeur oninbare vordering 1844 [wnt uitmaken] <Frans {1.2.5}
non-valeur waardeloos iemand 1871 [wnt vastroesten] <Frans {1.2.5}
nood* dwang der omstandigheden, gebrek 1100 [Willeram]
nooddruft* behoefte 1291-1300 [cg Luiks Diat.] {1.2.4/3.1}
noodvuur* vuur met reinigende kracht ontstoken door wrijving 776-800 [cg ii 1 Heidense prakt.] {2.5/3.1}
nooit* bijwoord van tijd: op geen enkel tijdstip 1265-1270 [cg Lut.K] {4.1.7}

[pagina 1025]

[p. 1025]

noord* windstreek 790-793 [Claes] {2.3}
noorden* recht tegenover het zuiden 1240 [Bern.]
noorderlicht* verschijnsel aan de noordelijke hemel 1736 [wnt verheveling] {4.1.1}
noot aantekening 1240 [Bern.] <Frans
noot* vrucht 1285 [cg Rijmb.] {4.1.2}
noot muzieknoot 1287 [cg NatBl] <Frans
nootmuskaat specerij 1287 [cg NatBl] <Frans {4.1.6}
nop* knoop, propje 1252 [mnw]
nopen* dwingen 1260-1280 [cg ii 1 Wrake R.]
nopens* voorzetsel 1500 [mnw] {4.2}
noppes* onbepaald voornaamwoord 1844 [moo] {4.2}
nor* gevangenis 1881 [wnt]
norbertijn monnik van de orde van de H. Norbertus 1710 [wnt vergelijken] {4.1.8}
norit actieve kool 1929 [kwt]
norm richtsnoer 1889 [Picarta: titel van L.W.E. Rauwenhoff] <Frans
normaal loodlijn 1824 [wnt normaal ii] <Frans
normaal overeenkomstig de regel 1847 [kku] <Frans
normaliteit het normaal zijn 1847 [kku] <Frans
normaliter bijwoord van hoedanigheid: gewoonlijk 1910 [wnt warm] <Latijn
normatief een norm stellend 1832 [wei] <Frans
nors* stuurs 1350 [mnw]
nostalgie heimwee 1824 [wei] <Frans
nota aantekening 1525 [wnt wellustig] <Latijn
nota rekening 1843 [wnt] <Latijn
notabel voornaam 1401-1450 [mnw] <Frans
nota bene bijwoord van modaliteit: let op 1623 [wnt] <Latijn
notaris openbaar ambtenaar 1290 [mnw] <Latijn
notatie het optekenen 1698 [mey] <Frans
notebook draagbare computer 1991 [hcc nieuwsbrief jan. 1, 39] <Engels {4.1.17}
noteren aantekenen 1400 [mnw] <Frans
notie besef 1840 [wnt] <Frans
notificatie kennisgeving 1570 [wnt recolement] <Frans
notificeren bekendmaken 1635 [wnt] <Latijn
notitie aantekening 1566 [wnt vloed] <Latijn
notoir bekend, berucht 1497 [hws] <Frans
notoriteit algemene bekendheid 1670 [Aanv wnt] <Frans
notulen aantekeningen van vergadering 1592 [wnt] <Frans
nou* bijwoord van tijd: op het ogenblik 1401-1500 [mnw] {4.1.7}
nouveauté nieuwigheid 1824 [wei] <Frans
nova ster 1943 [Van Albada, De Bouw van het Inwendige der Sterren, 86-7] <modern Latijn
novelle kort prozaverhaal 1864 [wnt] <Duits
november elfde maand 1266 [Toll.] <Latijn {4.1.7}
novice nieuweling (in klooster) 1865-1870 [wnt proef] <Frans {4.1.8}
noviciaat proeftijd 1776 [Aanv wnt] <Frans
noviteit nieuwigheid 1568 [Aanv wnt] <Latijn
novum nieuw feit 1912 [kku] <Latijn
nozem branieschopper 1955 [Endt] {4.1.4}
nozemdom de nozems als totaliteit 1959 [Aanv wnt]
nu* bijwoord van tijd: op het ogenblik 901-1000 [wps] {4.1.7}
nuance schakering 1807 [wnt kleederdracht] <Frans {3.2}
nuchter niets gegeten of gedronken hebbend 1240 [Bern.] <Latijn
nucleair kern- 1950 [wnt troebel ii] <Frans
nucleon verzamelnaam voor de deeltjes van atoomkernen 1967 [wp in kleuren]
nucleus kern 1719 [wnt typus] <Latijn
nudisme recreëren zonder kleding 1950 [Aanv wnt] <Frans
nudist naaktloper 1961 [gvd] <Frans {3.2}
nuf ingebeeld meisje 1599 [Kil.] <Nederduits {3.2}
nuk kuur 1573 [Claes] <Duits
nul telwoord 1508 [Kool] <Italiaans {3.2/4.2}
numeriek door getallen uitgedrukt 1847 [kku] <Frans
numerus clausus gesloten aantal leerlingen 1953 [Huizinga] <Latijn
numerus fixus gesloten aantal leerlingen 1970 [Recht voor raap] <Latijn
numismaat munt- of penningkundige 1961 [gvd] <Frans {3.2}
nummer cijfer 1350 [mnw] <Frans
nuntius pauselijk ambassadeur 1602 [Aanv wnt] <Latijn {4.1.8}
nurks* knorrig 1841 [wnt]
nut* voordeel 1505 [mnw]
nutatie periodieke verschuiving van de hemelpool 1912 [kku] <Frans
nutria knaagdier 1950 [gvd] <Spaans {3.2/4.1.3}
nuttigen* spijs gebruiken 1401-1450 [mnw] {3.1}
nylon kunststof 1946 [Aanv wnt] <Engels {4.1.9}
o* tussenwerpsel: uitroep van verrukking, smart e.d. 1350 [mnw] {4.3}

[pagina 1026]

[p. 1026]

oase vruchtbare plaats in woestijn 1824 [wei] <Duits
obediëntie gehoorzaamheid 1330 [mnw] <Frans
obelisk gedenknaald 1615 [Aanv wnt] <Latijn {3.2}
o-benen benen waarvan de knieën naar buiten staan 1872 [gvd] <L {3.4/5}
ober kelner 1906 [Aanv wnt] <Duits {4.1.13}
obi Japanse gordel 1933 [Westendorp, Japan] <Japans {3.2}
object voorwerp 1500 [hws] <Frans
objectief zich bepalend tot de feiten 1847 [kku] <Frans
oblie dun wafeltje 1380-1420 [mnw] <Frans {4.1.6}
obligaat verplicht 1802-1809 [wnt] <Latijn
obligatie schuldbrief 1370-1378 [hws] <Frans
obligatoir verplicht 1786 [Aanv wnt] <Frans
obligeren verplichten 1274 [cg i 1, 278] <Frans
obligo verplichting 1676 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2}
oblomovisme extreme lamlendigheid 1999 [gvd]
oblong langwerpig 1847 [kku] <Frans
obool muntje 1832 [wei] <Frans
obsceen oneerbaar 1669 [mey] <Frans
obscuur duister 1539 [Aanv wnt] <Frans
obsederen geheel in beslag nemen 1824 [wei] <Frans
observatie waarneming 1485 [mnw] <Frans
observator waarnemer 1768 [wnt uiteinde] <Latijn
observeren waarnemen 1524 [hws] <Frans
obsessie dwangvoorstelling 1824 [wei] <Frans
obsoleet verouderd 1824 [wei] <Frans
obstakel hinderpaal 1512 [hws] <Frans
obstetrie verloskunde 1876 [Med. zakwrd. ned. taal]
obstinaat halsstarrig 1480 [mnw] <Latijn
obstipatie hardlijvigheid 1847 [Aanv wnt] <me Latijn
obstructie tegenwerking, afsluiting 1669 [mey] <Frans
ocarina blaasinstrument 1885 [Viotta, Lexicon der toonkunst] <Italiaans {3.2/4.1.16}
occasion koopje 1910 [kwt] <Frans
occidentaal westelijk 1650 [mey] <Frans
occlusief plofklank 1950 [gvd] <Frans
occult verborgen 1669 [mey] <Frans
occupatie bezigheid 1468 [hws] <Frans
occupatie verhindering 1503 [hws] <Frans
occuperen zich bezighouden 1520 [hws] <Frans
oceaan wereldzee 1595 [wnt voute] <Frans
ocelot katachtige 1770 [Aanv wnt] <Frans {4.1.3}
och* tussenwerpsel: uitroep van verdriet of medelijden 1265-1270 [cg Lut.K] {4.3}
ocharm* tussenwerpsel: uitroep van medelijden 1300 [mnw] {4.3}
ochtend* (vroege) morgen 1351-1400 [mnw] {1.2.4/4.1.7}
octaaf achtste toon van de grondtoon af 1601 [wnt toesein] <Frans
octaan koolwaterstof 1937 [A. Viruly, Logboek 54]
octant hoekmeter 1740 [Aanv wnt] <Frans
octavo boekformaat 1634 [wnt gulden i] <modern Latijn
octet muziekstuk voor 8 partijen 1885 [Aanv wnt] <Duits {3.2}
octogonaal achthoekig 1847 [kku] <Frans
octopus inktvis 1881 [Aanv wnt] <modern Latijn
octrooi patent 1817 [wnt] <Frans
oculair oog- 1524 [Aanv wnt] <Frans
oculeren wijze van enten 1670 [Aanv wnt]
ode lyrisch gedicht 1650 [mey] <Frans
odeur geur 1669 [mey] <Frans
odium het hatelijke 1914 [gvd] <Latijn
oecumene algemene kerk 1952 [Aanv wnt] <Duits {3.2/4.1.8}
oedeem vochtophoping 1847 [kku] <Duits of modern Latijn
Oedipuscomplex complex waarbij zoons een diepere relatie met de moeder en dochters met de vader hebben 1931 [Aanv wnt]
oef tussenwerpsel: uitroep van benauwdheid 1808 [wnt] <Frans {3.2/4.3}
oefenen* door herhaling bekwaam maken of worden 1265-1270 [cg Lut.K]
oehoe uilachtige 1809 [wnt uhu] <Duits {1.1}
oei* tussenwerpsel: uitroep van pijn of schrik 1657 [wnt] {4.3}
oekaze bevelschrift 1872 [gvd] <Frans
oelewapper* waardeloze vent 1931-1940 [nrc-h 21/2/2001]
oen scheldwoord: sufferd 1612 [Aanv wnt] <? {3.5}
oenologie kennis van de wijn 1847 [kku]
oeps tussenwerpsel: uitroep van verbazing of schrik 1991 [Hoppenbrouwers] <Engels {4.3/5}
oer ijzerhoudende grond 1764 [wnt] <Duits
oerkomisch zeer komisch 1924 [gvd] {4.4}
oeros herkauwer 1852 [wnt omplompen] <Duits {4.1.3}
oeroud zeer oud 1909 [wnt zog] {4.4}

[pagina 1027]

[p. 1027]

oersted eenheid van magnetische veldsterkte 1912 [kku]
oester mossel 1287 [cg NatBl] <Latijn
oestron eierstokhormoon 1946 [Holleman, Leerboek der organische chemie 158] <Duits {3.2}
oetlul* stommeling 1974 [Endt] {3.1}
oeuvre gezamenlijk werk 1847 [kku] <Frans
oever* rivierrand, kade 1287 [cg NatBl]
of* onderschikkend voegwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2}
of* nevenschikkend voegwoord 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] {4.2}
offday dag dat men niet in vorm is 1940 [Zandvoort, English in the Netherlands] <Engels {4.1.7}
offensief aanvallend 1587 [Aanv wnt] <Frans
offer gave (aan godheid) 1100 [Willeram]
offerande gave (aan godheid) 1240 [Bern.] <Frans
offeren (aan godheid) schenken 901-1000 [wps] <Latijn {2.5}
offerte aanbieding 1824 [wei] <Frans
officiaal priester die de mis opdraagt 1492 [Curia Palacium 209, 9, 23] <Latijn {4.1.8}
official officieel afgevaardigde 1909 [Aanv wnt] <Engels
officiant priester die de mis opdraagt 1599 [Aanv wnt] <Frans {4.1.8}
officie ambt 1503 [wnt vertasseeren] <Frans
officieel ambtelijk 1816 [Aanv wnt] <Frans
officier rang bij de marine 1685 [wnt] <Frans {4.1.14}
officier rang bij de landmacht 1784-1785 [wnt] <Frans {4.1.14}
officiëren als priester dienst doen 1819 [Aanv wnt] <Frans
officieus niet officieel 1842 [Aanv wnt] <Frans
officinaal in de apotheek verplicht voorhanden 1847 [kku] <Frans
offreren aanbieden 1562 [Aanv wnt] <Frans
offsetdruk druktechniek 1912 [Aanv wnt]
ofiologie studie van de slangen 1872 [gvd]
ofschoon* onderschikkend voegwoord 1732 [wnt uitstaan] {4.2}
ogenblik zeer korte tijdruimte 1517 [wnt raadkamer] <Duits
ogenschijnlijk blijkbaar 1841-1845 [wnt] <Duits
ogief spitsboog 1440 [Claes] <Frans
oh tussenwerpsel: uitroep van spijt of droefheid 1704 [Hannot&Hoogstraten] <Frans {4.3}
ohm eenheid van weerstand 1894 [Aanv wnt] <Duits
okapi herkauwer 1912 [kku] <Engels {4.1.3}
oké, okay tussenwerpsel: goed 1899 [Sanders 1995] <Engels {4.3}
oker gele verf uit bepaalde aardsoort 1567 [Claes] <Frans {4.1.5}
okkernoot walnoot 1350 [mnw] {1.2.4/4.1.2}
oksaal zangerskoor 1441 [mnw] {1.2.4}
oksel* holte onder de arm 1240 [Bern.]
okshoofd vloeistofmaat 1475 [hws] <Engels {3.2}
oktober tiende maand 1279 [Toll.] <Latijn {4.1.7}
olé tussenwerpsel: uitroep ter aanmoediging 1919 [kwt] <Spaans {3.2/4.3}
oleander sierplant 1608 [wnt] <Frans
olie vette vloeistof 1100 [Willeram] <Latijn {2.5}
oliebol in olie gebakken bol 1884 [wnt koek] {4.1.6}
oliedom uiterst dom 1787-1789 [wnt]
oliesel sacrament der stervenden 1421 [mnw]
olifant slurfdier 1240 [Bern.] <Frans {4.1.3}
oligarchie regering van weinige personen of families 1720 [mey] <Grieks {3.2}
Oligoceen geologische periode 1886 [kku eoceen] <Engels
oligofrenie achterlijkheid 1948 [kwt]
olijf vrucht van olijfboom 1240 [Bern.] <Frans {4.1.2}
olijk* guitig 1635 [wnt]
olipodriga uit Spanje afkomstige stoofpot 1654 [Vd Sijs 1998] {3.2/4.1.6}
ollekebolleke* bepaalde versvorm 1975 [P. Niewint e.a., Potverdriedubbeltjes] {3.1/4.4}
olm iep 1276 [cg i 1, 318] <Frans
oloroso soort sherry 1953 [wp (sherry)] <Spaans {3.2/4.1.6}
olympiade vierjaarlijkse internationale sportwedstrijd, tijdvak van vier jaar 1824 [wei] <Frans
olympiajol zeilboot 1955 [wnt rennen i] <Duits {3.2/4.1.11}
om* voorzetsel 1272 [mnw] {4.2}
om* bijwoord van plaats 1287 [cg NatBl]
oma grootmoeder 1872 [gvd] {4.1.4}
omber kleurstof 1642 [wnt toets] <Frans
omber kaartspel 1735 [wnt] <Frans {4.1.18}
ombrengen* doden 1573 [Plantijn] {4.4}
ombrometer regenmeter 1824 [wei]
ombudsman vertrouwensman 1963 [Aanv wnt] <Zweeds {3.2}
omdat* onderschikkend voegwoord 1637 [wnt] {4.2}
omega laatste letter van het Griekse alfabet 1637 [Statenvertaling] <Grieks {3.2}

[pagina 1028]

[p. 1028]

omelet eiergerecht 1860 [wnt zout i] <Frans {4.1.6}
omen voorteken 1805 [mey] <Latijn
omerta het zwijgen van maffialeden 1999 [gvd] <Italiaans {3.2}
omgeving kring waarin men zich begeeft 1825 [wnt] <Duits {1.4}
omheinen* met een omheining omgeven 1450 [mnw]
omhelzen* de armen om de hals slaan 1393-1402 [mnw]
omhoog* bijwoord van plaats: in de hoogte 1486 [mnw]
omineus een boos voorteken inhoudend 1658 [mey] <Latijn
omissie verzuim 1616 [Aanv wnt] <Frans
omitteren weglaten 1637 [wnt assigneeren Suppl] <Latijn
omkomen* sterven 1573 [Plantijn] {4.4}
omnibus openbaar vervoermiddel 1832 [wei] <Frans {4.1.10}
omnibus bundel verhalen 1961 [gvd] <Engels
omnipotent alvermogend 1376-1400 [mnw] <Latijn
omnium wielerwedstrijd 1950 [gvd] <Engels
omnivoor alleseter 1865 [kvw] <Frans
omroep* het radio- en later televisiebedrijf als geheel 1922 [Van der Horst in De Standaard 2/10/98] {4.4}
omscholen opleiden voor een ander vak 1957 [Aanv wnt] <Duits {3.2}
omstandigheid* stand van zaken 1704 [Hannot&Hoogstraten]
omstreden betwist 1944 [Theissen 1978] <Duits {3.2}
omstreeks* voorzetsel 1776 [wnt] {4.2}
omstreeks* bijwoord van hoedanigheid 1833 [wnt] {3.1}
omtrek* hoofdlijn die grenzen van een figuur bepaalt 1586 [Toll.]
omtrent* voorzetsel 1265-1270 [cg Lut.K] {4.2}
omtrent* bijwoord van hoedanigheid 1285 [cg Rijmb.]
omturnen een andere wending geven 1966 [R75]
omver* bijwoord van plaats: ondersteboven 1573 [Plantijn]
omwille van* voorzetsel 1838 [wnt] {4.2}
omzichtig* behoedzaam 1630 [wnt bevreesd]
onager paardachtige 1832 [wei] <Latijn {4.1.3}
onaneren masturberen 1824 [wei] {4.4}
onbehagen misnoegen 1913 [Moortgat] <Duits
onbeholpen* onhandig 1853 [wnt]
onbehouwen* ruw 1458 [mnw]
onbekookt ondoordacht 1854-1855 [wnt]
onbeschoft lomp 1588 [Kil.] <Nederduits {3.2}
onbestemd onbepaald, vaag 1766 [Sewel/Buys] <Duits
onbestendig wisselvallig 1637 [wnt] <Duits
onbesuisd* onbeheerst 1599 [Kil.]
onbevangen vrijmoedig 1847 [Vd Sijs 1996] <Duits {1.4}
onbewimpeld* openhartig 1477 [Teuth.]
ondanks* voorzetsel 1420 [mnw] {4.2}
onder* voorzetsel 901-1000 [wps] {2.5/4.2}
onder* bijwoord van plaats 1330 [mnw]
onderbouwen schragen 1591-1600 [wnt] <Duits
onderdaan* onderworpene 1265-1270 [cg Lut.K]
onderhavig waarvan op het ogenblik sprake is 1818-1821 [wnt] <Duits
onderhevig* lijdende aan 1265-1270 [cg Lut.K]
onderhuids* onder de huid 1805 [wnt] {3.1/5}
onderkast kleine letter 1860-1861 [wnt]
onderknuppel* ondergeschikte 1980 [De Coster 1999] {3.1}
onderling* onder elkaar 1220-1240 [cg ii 1 Aiol]
onderrichten onderwijzen 1550 [wnt artikel Suppl] <Duits
ondershands* bijwoord van hoedanigheid: in het geheim 1764 [wnt vendutie] {3.1}
ondertussen* bijwoord van tijd: inmiddels 1632 [wnt] {4.1.7}
onderwerp* als grammaticale term: zinsdeel dat in persoon en getal met vervoegde werkwoord overeenkomt 1585 [wnt]
onderwerp* zaak waarover men spreekt 1784-1785 [wnt]
onderwijzer* leraar 1784-1785 [wnt]
onduleren golven 1847 [kku] <Frans
oneindig* geen einde hebbend 1635 [wnt zijn iii]
ongans* ongezond 1287 [cg NatBl]
ongeacht* voorzetsel 1806-1807 [wnt] {4.2}
ongedierte* schadelijke of lastige dieren 1623 [wnt] {3.1}
ongekunsteld ongemaakt 1826 [wnt] <Duits {1.4}
ongelikt* ongepolijst, ruw 1720 [wnt]
ongesteld* in lichte mate ziek 1704 [Hannot&Hoogstraten]
ongesteld* menstruerend 1961 [gvd] {3.1}
ongeveer bijwoord van hoedanigheid: om en nabij 1599 [Claes] <Duits
onguur* schrikaanjagend, ruw 1287 [cg NatBl]

[pagina 1029]

[p. 1029]

onhebbelijk onvriendelijk 1393-1402 [mnw] <Duits
onheus* onbeleefd 1642 [wnt]
onkosten kosten 1374 [mnw]
onnozel onschuldig, dom 1265-1270 [cg Lut.K]
onomasticon lijst van namen 1824 [wei] <Grieks {3.2}
onomatopee klanknabootsend woord 1824 [wei] <Frans
onpasselijk misselijk, onwel 1693 [wnt wateren]
onraad* gevaar 1300 [mnw]
ons* bezittelijk voornaamwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2}
ons gewicht 1240 [Bern.] <Frans of Latijn
onstuimig wild 1573 [Claes] <Duits
ontberen* missen 1265-1270 [cg Lut.K]
ontbijten* ochtendmaal eten 1240 [Bern.] {1.2.5}
ontbreken* mankeren 1285 [cg Rijmb.]
ontdaan* van streek 1265-1270 [cg Lut.K]
ontdooien* vloeibaar worden van ijs 1602 [wnt vlijen]
ontfermen, zich* uit de nood helpen 1265-1270 [cg Lut.K]
ontfutselen* listig ontnemen 1618 [wnt]
ontgelden* moeten boeten 1265-1270 [cg Lut.K]
ontginnen* bebouwbaar maken 1265-1270 [cg Lut.K]
ontgoocheling ontnuchtering 1874 [Picarta: titel van A. Rutgers v.d. Loeff] <? {3.5}
onthaasting het rustiger aan doen 1992 [De Coster 1999] {4.4}
onthalen* trakteren 1265-1270 [cg Lut.K]
onthouden* niet vergeten 1285 [cg Rijmb.]
onthouden* niet geven 1429 [mnw]
onthutsen* doen ontstellen 1704 [Hannot&Hoogstraten]
ontiegelijk* bijwoord van hoedanigheid: enorm, zeer veel 1961 [gvd] {3.1}
ontij* donkere tijd van de dag 1638 [wnt]
ontlasting* uitwerpselen 1704 [Hannot&Hoogstraten] {4.4}
ontluiken* (zich) ontsluiten 1348 [mnw]
ontmoeten* toevallig tegenkomen 1265-1270 [cg Lut.K]
ontoerekeningsvatbaar niet verantwoordelijk voor zijn daden 1916 [wnt toerekeningsvatbaar] <Duits {1.4/3.2}
ontogenese ontwikkeling van een levend wezen 1918 [wnt vitalistisch]
ontologie leer van het zijn 1799 [Aanv wnt] <Frans {3.2}
ontredderd* gehavend 1616 [wnt ontredderen]
ontrieven* ongemak veroorzaken 1427 [mnw]
ontroeren* in het gemoed treffen 1637 [wnt]
ontslapen* sterven 1637 [wnt] {4.4}
ontsnappen* ontkomen 1648 [wnt]
ontspringen* ontsnappen aan 1265-1270 [cg Lut.K]
ontstaan* vorm krijgen 1265-1270 [cg Lut.K]
ontsteltenis* verwarring 1636 [wnt wijlen] {3.1}
ontstentenis* het niet voorhanden zijn 1783 [Claes] {3.1}
ontucht onkuisheid 1625 [wnt]
ontvangst* het ontvangen 1648 [wnt] {3.1}
ontvankelijk* vatbaar voor indrukken 1291-1300 [cg Luiks Diat.]
ontvreemden* ontstelen 1333 [mnw]
ontwaken* wakker worden 1265-1270 [cg Lut.K]
ontwaren* gewaarworden 1790 [Toll.]
ontwerpen* uitdenken, schetsen 1380 [mnw]
ontwikkelen* ontvouwen 1679 [wnt]
ontwrichten* uit zijn verband rukken 1765 [wnt zinking]
ontzag* eerbied 1599 [Kil.]
ontzetten* verbijsteren 1265-1270 [cg Lut.K]
ontzetten* bevrijden 1285 [cg Rijmb.]
ontzien* sparen 1236 [cg i 1, 21]
onverdroten* niet ontmoedigd 1451-1500 [mnw]
onverhoeds* plotseling 1445 [mnw]
onverholen* niet verborgen 1350 [mnw]
onverlaat* slechte kerel 1589 [Claes Tw. 12]
onverlet* onbelemmerd, ongedeerd, zonder uitstel 1350-1384 [mnw]
onverminderd* voorzetsel 1577 [wnt] {4.2}
onversaagd onverschrokken 1285 [cg Rijmb.]
onvertogen* ongepast 1695 [wnt]
onvoorzien* onverhoeds 1285 [cg Rijmb.]
onweer* donderbui 1285 [cg Rijmb.] {4.1.1}
onwijs* erg goed 1985 [De Coster 1999] {3.1}
onyx steensoort 1566 [wnt] <Frans
onzalig* ellendig 1561 [wnt]
onzijdig* neutraal 1631 [wnt] {3.1}
onzijdig* als grammaticale term: neutrum 1706 [Ruijs]
onzin* zottenklap 1818 [wnt brommen]
ooft* fruit 901-1000 [cg wps Gloss.] {4.1.2}
oog* gezichtsorgaan 901-1000 [wps]
oogappel* lieveling 1637 [wnt]
oogappel* pupil 1776 [wnt]
ooglid* huidplooi over het oog 1287 [cg NatBl] {3.1}
oogst het inzamelen van gewassen 1240 [Bern.]
ooi* wijfjesschaap 1240 [Bern.] {4.1.3}
ooievaar* reigerachtige 1240 [Bern.]

[pagina 1030]

[p. 1030]

ooit* bijwoord van tijd: te eniger tijd 1265-1270 [cg Lut.K] {4.1.7}
ook* bijwoord van modaliteit: bovendien 1001-1050 [cg i, 118]
oom* broer van vader of moeder 1240 [Bern.] {4.1.4}
oor* gehoororgaan 701-800 [Lex Salica] {2.2}
oorbaar* welgevoeglijk 1841 [wnt oorbaar ii]
oord* plaats, plek 951-1000 [Claes] {2.3}
oord* munt 1252 [mnw] {4.1.12}
oordeel* mening 1240 [Bern.]
oorgetuige* iemand die bij een gesprek aanwezig is 1965 [Carmiggelt, Mooi weer vandaag 60] {4.4}
oorkonde schriftelijke getuigenis 1806 [Picarta: Oorkonden betrekklijk oprigting] <Duits {1.3}
oorlam borrel 1887 [wnt] <Indonesisch {3.2/4.1.6}
oorlof* vergunning 1201-1225 [cg ii 1 Floyris]
oorlog* strijd tussen volkeren of staten 1240 [Bern.]
oorsprong* aanvang 1301-1400 [mnw]
oortje* munt 1350 [mnw] {4.1.12}
oorvijg* klap 1599 [wnt oorveeg]
oorwurm* insect 1351 [mnw]
oorzaak reden 1401-1425 [mnw] <Duits
oost* windstreek 802-822 [Claes] {2.3}
Oost-Indisch doof net doen of men niets heeft gehoord 1872 [gvd]
Oost-Indische kers plantje 1842 [wnt kers i]
ootmoed nederigheid 1265-1270 [cg Lut.K] <Engels {3.2}
op* voorzetsel 777 [Claes] {2.3/4.2}
opa grootvader 1897 [wnt] {4.1.4}
opaal mineraal 1657 [wnt] <Frans
op-art kunstrichting 1966 [R75] <Engels
opblazen* doen ontploffen 1642 [wnt]
opbrengst* het voortgebrachte 1808 [wnt zuiger] {3.1}
opdat* onderschikkend voegwoord 1285 [cg Rijmb] {4.2}
opdirken* overdreven mooi maken 1866 [wnt] {5}
opdoeken* opheffen, buiten gebruik stellen 1671 [wnt]
opdoemen* aan de horizon zichtbaar worden 1696 [wnt]
opdoffen* oppoetsen 1802 [wnt]
open* niet gesloten 1240 [Bern.]
openbaar* algemeen bekend, het algemeen betreffend 1200 [cg ii 1 Servas]
openen* ontsluiten 1300 [mnw]
op-en-top* bijwoord van hoedanigheid: geheel en al 1874 [wnt]
opera gezongen toneelspel 1668 [wnt] <Italiaans {3.2/4.1.15}
operabel geopereerd kunnende worden 1929 [kwt] <Frans
operateur die opereert 1771 [wnt] <Frans
operatie geneeskundige handeling 1637 [wnt] <Frans
operatie krijgsverrichtingen 1862 [wnt] <Engels
operatief betrekking hebbend op een operatie 1886 [kku]
operationeel hanteerbaar 1961 [gvd] <Frans
operator bedieningsdeskundige 1961 [gvd] <Engels
opereren te werk gaan 1669 [mey] <Frans
opereren een operatie verrichten 1805 [mey] <Frans {3.2}
operette opera met dialoog 1847 [kku] <Duits {3.2/4.1.15}
opgefokt kunstmatig, hysterisch 1979 [De Coster 1999] <Engels
opgemaakt* met make-up getooid 1950 [gvd]
opgetogen* verrukt 1461 [mnw]
ophaalbrug* brug die opgehaald kan worden 1672 [wnt valpoort]
ophanden* bijwoord van tijd: weldra 1562-1592 [mnw] {4.1.7}
ophemelen* uitbundig prijzen 1723 [wnt]
opiaat geneesmiddel 1608 [wnt] <me Latijn
opinie mening 1291-1300 [cg Luiks Diat.] <Frans
opium verdovend middel 1554 [wnt] <Latijn {4.1.6}
opkikkeren* opbeuren 1872 [gvd] {3.1}
opklaren klaar (doen) worden 1641 [wnt]
oplage aantal afdrukken van een werk dat bij dezelfde gelegenheid wordt vervaardigd 1799-1811 [wnt] <Duits
oplawaai klap 1897 [wnt opdonder] <? {3.5}
opleuken* leuker maken 1988 [De Coster 1999] {3.1}
opname het opnemen 1828 [wnt] <Duits
opnieuw* bijwoord van tijd: wederom 1450 [mnw] {4.1.7}
opoe* grootmoeder 1902 [Aanv wnt] {4.1.4}
oponthoud het ergens verblijven, vertraging 1838-1844 [wnt] <Duits
opossum buideldier 1662 [Van Donselaar Tw. 12] <Engels {3.2/4.1.3}
oppassen opletten 1660 [wnt]
oppeppen meer pep geven 1958 [Aanv wnt]
opper* stapel hooi 1348 [mnw]
opper* aanspreektitel van opperwachtmeester 1898 [gvd] {4.1.14}

[pagina 1031]

[p. 1031]

opperen* te berde brengen 1733 [wnt] {3.1}
Opperlands* Nederlandse woorden en uitdrukkingen met een merkwaardige structuur 1976 [Battus, Opperlandse pagina in nrc-h 27/8/76] {4.4}
opperman* helper van metselaar 1285 [cg I2, 1009]
oppervlakte* bovenste vlakte, buitenkant 1704 [Hannot&Hoogstraten]
opponent die zich verzet, die tegen iets stelling neemt 1478 [hws] <Latijn
opponeren zich verzetten 1465 [hws] <Latijn
opportunist die zonder beginsel handelt 1847 [kku] <Frans
opportuun van pas 1669 [mey] <Frans
oppositie tegenstand 1409 [hws] <Frans
oppressie onderdrukking 1503 [Aanv wnt] <Frans
oprecht* echt, ongeveinsd 1500 [mnw]
oprispen* maaginhoud opgeven 1463 [mnw]
oproer opstand 1537 [Claes Tw. 12] <Duits
oprotten ophoepelen 1963 [Aanv wnt]
opruien* ophitsen 1551-1600 [Claes]
opschepen* ten laste van een ander laten 1733 [wnt]
opscheppen* snoeven 1914 [gvd]
opschorten uitstellen 1285 [cg Rijmb.]
opsnijden* grootspreken 1653 [wnt]
opspelen* op zijn poot spelen, razen 1806-1807 [wnt]
opstal* wat boven de grond gebouwd is 1652-1662 [wnt]
optant die opteert 1912 [kku] <Latijn
optatief wensende wijs 1847 [kku] <Frans
optellen* bijeentellen 1710 [wnt]
opteren kiezen 1910 [wnt z.j.] <Frans
optica deel van de natuurkunde 1566 [wnt verdieping] <me Latijn
opticien brillenmaker 1897 [koe] <Frans {4.1.13}
optie vrije keus 1531 [hws] <Frans
optie recht van voorkeur bij transactie 1602 [wnt] <Frans
optiek optica, gezichtspunt 1751 [Aanv wnt] <Frans
optimaal hoogst 1949 [Aanv wnt] <Frans
optimisme neiging het beste te zien 1860 [wnt behandeling] <Frans
optimum toppunt 1926 [wnt reincultuur] <Latijn
optioneel de keus latend 1961 [gvd] <Engels
optisch m.b.t. het zien 1824 [wei] <Duits
optornen* met moeite tegenin gaan (bij zeilen) 1646 [wnt]
optutten* opdirken 1961 [gvd] {3.1/5}
opus werk 1663 [mey] <Latijn
oraal m.b.t. de mond 1847 [Aanv wnt] <Frans
orakel godsspraak 1556 [wnt rinnen] <Frans
orangeade frisdrank 1832 [wei] <Frans {4.1.6}
orangist aanhanger van het Oranjehuis 1795 [wnt] <Frans {3.2}
orang-oetan(g) mensaap 1652-1662 [wnt] <Indonesisch {3.2/4.1.3}
oranje kleurnaam 1282 [cg i Brugge] <Frans {4.1.5}
oranje(appel) sinaasappel 1534 [Claes] <Frans {4.1.2}
oranjeklant aanhanger van het Huis van Oranje 1787 [wnt constitutie]
oratie toespraak 1548 [wnt werk iv] <Latijn
oratorium bidvertrek 1650 [wnt] <Latijn {3.2}
orchidee plant 1847 [kku] <modern Latijn
orde regelmatige plaatsing, geregelde toestand 1350 [mnw] <Frans
ordentelijk fatsoenlijk 1702 [wnt]
order bevel 1599 [wnt] <Frans
ordinaal m.b.t. rangorde 1950 [gvd] <Frans
ordinaat meetkundige lijn voor het bepalen van een punt in de ruimte 1740 [Aanv wnt] <Latijn
ordinair plat, alledaags 1784 [wnt] <Frans
ordinarius gewoon hoogleraar 1847 [kku] <Latijn
ordner map voor het opbergen van correspondentie 1948 [kwt] <Duits {3.2}
ordonnans militair die bevelen moet overbrengen 1852 [wnt] <Frans {4.1.14}
ordonneren bevelen 1520 [hws] <Frans
öre munt 1847 [kku] <Deens of Noors {3.2}
oregano tuinkruid 1968 [wp voor de vrouw] <Spaans {3.2/4.1.6}
orenmaffia alternatieve genezers die ziekte als een geestelijke kwestie zien 1992 [De Coster 1999] {4.4}
oreren redevoering houden 1561 [wnt wind i] <Latijn
orgaan deel van levend organisme 1466 [hws] <Latijn {3.2}
organdie weefsel 1843 [wnt] <Frans {4.1.9}
organiek organisch voortvloeiend uit 1824 [wei] <Frans
organisator die organiseert 1929 [kwt]
organisch m.b.t. een orgaan, van organen voorzien 1847 [kku] <Duits
organiseren regelen 1862 [wnt] <Frans
organisme samenhang der delen 1854 [wnt] <Frans
organist orgelspeler 1240 [Bern.] <Frans
organizer elektronische zakagenda 1992 [Trouw 28/11/1992] <Engels

[pagina 1032]

[p. 1032]

org*sme het (seksueel) klaarkomen 1824 [wei] <Frans
orgeade drank 1608 [wnt] <Frans {4.1.6}
orgel toetsinstrument 1350 [mnw] {4.1.16}
orgie losbandig drinkgelag 1824 [wei] <Frans
oriënteren plaatsen volgens de streken van het kompas 1862 [wnt] <Frans
origami papiervouwkunst 1964 [Picarta: Origami dieren] <Japans {3.2}
origine oorsprong 1720 [mey] <Frans
origineel oorspronkelijk 1709 [wnt vendu] <Frans
ork(a) walvisachtige 1862 [wnt ork] <Latijn {4.1.3}
orkaan hevige stormwind 1657 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.1}
orkest groep musici 1765 [wnt] <Frans
orkestmuziek muziek voor een orkest 1955 [wnt requisiet i] {4.1.16}
orkestraal orkest- 1898 [wnt verzorgd] <Frans
orkestratie het voor orkest schrijven of bewerken 1851 [wnt quatuor] <Frans
ornaat ambtsgewaad 1624 [wnt] <Latijn
ornament versiersel 1285 [cg Rijmb.] <Latijn {3.2}
ornamenteren met ornamenten versieren 1855 [kku]
orogenese gebergtevorming 1950 [gvd]
orthodontie tandheelkunde gericht op verbetering van het gebit 1961 [gvd]
orthodox rechtzinnig 1650 [mey] <Latijn
orthografie de kunst de woorden op de juiste wijze te schrijven 1376-1400 [mnw] <Frans
orthopedie leer van het verbeteren van afwijkingen aan het bewegingsapparaat 1824 [wei] <Frans
ortolaan zangvogel 1730 [wnt pistache] <Frans
oryx herkauwer 1984 [gvd] <Latijn {4.1.3}
os* gecastreerde stier 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.1.3}
oscar filmonderscheiding 1961 [gvd] <Engels
oscilleren slingeren 1824 [wei] <Frans
osmium chemisch element 1831 [Aanv wnt] <modern Latijn
osmose het zich wederzijds vermengen 1886 [kku] <Engels
Ossie Oost-Duitser 1996 [Vd Sijs 1996] <Duits {3.2}
ossobuco kalfsschenkel met mergpijp 1968 [wp voor de vrouw] <Italiaans {3.2/4.1.6}
ostentatief uitdagend 1914 [gvd]
ostracisme schervengericht 1792 [Aanv wnt] <Frans
otoliet oorsteentje 1929 [kwt]
otter* marterachtige 830 [Claes] {2.3/4.1.3}
oubaas eigenaar van een boerenhoeve 1950 [gvd] <Afrikaans {3.2}
oubollig* koddig, flauw 1573 [Plantijn]
oud* reeds lang bestaand, lang geleefd hebbend 893 [Künzel] {2.3/4.1.7}
oudbakken* niet nieuw meer 1710 [wnt]
ouder* vader of moeder 1287 [cg I2, 1228] {4.1.4}
ouderdom* leeftijd 1265-1270 [cg Lut.K]
oudere jongere* iemand globaalweg tussen de 30 en 40 of 45 jaar 1985 [Sanders 1999] {4.1.4/4.4}
ouderling* protestants kerkelijk ambtsdrager 1590 [wnt] {4.1.8}
ouderwets* zoals vroeger gebruikelijk 1635 [wnt]
oudroest* oud ijzer 1920 [wnt z.j.]
ouguiya munteenheid van Mauritanië 1973 [2000 Standard Catalog of World Coins] <Arabisch {3.2/4.1.12}
outcast uitgestotene 1867 [Aanv wnt] <Engels
outfit uitrusting 1896 [kwt] <Engels {3.2}
outillage uitrusting 1926 [Aanv wnt] <Frans
outplacement ontslagbegeleiding 1989 [De Coster 1999] <Engels
output uitvoer 1970 [Recht voor raap] <Engels
ouverture inleidend orkeststuk 1790 [wnt violine] <Frans
ouvreuse vrouw die plaats aanwijst 1870 [Aanv wnt] <Frans
ouweho*ren* praten 1910 [wnt oud, ho*r z.j.]
ouwel niet-geconsacreerde hostie 1469 [mnw] <Frans {1.2.4}
ouzo Grieks distillaat 1978 [Complete drankenenc.] <modern Grieks {3.2/4.1.6}
ovaal langwerpig rond 1621 [wnt peer] <Frans
ovarium eierstok 1824 [wei] <modern Latijn {3.2}
ovatie toejuiching 1852 [wnt] <Frans
oven* plaats om te bakken 1240 [Bern.] {4.1.9}
over* voorzetsel 901-1000 [wps] {2.5/4.2}
overal* bijwoord van plaats 1240 [vmnw]
overbodig* overtollig 1717 [wnt]
overdaad* exces 1260-1280 [cg ii 1 Wrake R.]
overeenkomstig* voorzetsel 1793-1796 [wnt] {4.2}
overgrootmoeder* moeder van iemands grootvader of grootmoeder 1573 [Plantijn] {4.1.4}
overgrootvader* vader van iemands grootvader of grootmoeder 1573 [Plantijn] {4.1.4}
overhand* grootste macht 1285 [cg Rijmb.]
overheid lichaam waarbij het openbaar gezag berust 1526 [wnt] <Duits
overhoop* op een hoop, dooreen 1350 [mnw]

[pagina 1033]

[p. 1033]

overigens bijwoord van modaliteit: voor het overige 1735 [Claes] <Duits
overlappen zich uitstrekken over iets anders 1936 [Aanv wnt] <Engels
overlijden* sterven 1265-1270 [cg Lut.K] {1.2.1/4.4}
overreden overtuigen 1573 [wnt] <Duits
overrompelen onverwachts overvallen 1562-1592 [mnw] <Duits
overrulen overstemmen 1984 [gnn] <Engels
overspel* echtbreuk 1287 [cg NatBl]
overste* aanspreektitel van een luitenant-kolonel; in België: meerdere in rang 1588 [wnt] {4.1.14}
overstelpen* onder de massa bedelven 1637 [wnt]
overstuur* in de war 1757-1762 [wnt]
overtollig boven het juiste aantal aanwezig 1276-1300 [cg Lut.A] <? {3.5}
overtuigen* iets doen geloven door klem van woorden 1637 [wnt]
overweldigen met geweld overmeesteren 1477 [Teuth.] <Duits
ovulatie uittreding van een eicel 1924 [gvd]
oxer hindernis in de ruitersport 1974 [koe] <Engels
oxymoron scherpe, schijnbaar ongerijmde tegenstelling 1663 [mey] <Grieks {3.2}
ozon een gas 1855 [kku]
paaien tevredenstellen 1281 [cg i 1, 577] <Frans
paaien paren van vissen 1648 [wnt paaien ii] <? {3.5}
paal stuk hout 1285 [cg I2, 1036] <Latijn {3.2}
paal mannelijk lid in erectie 1967 [De Coster 1998] {4.4}
pa'anga munteenheid van Tonga 1967 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Polynesisch {4.1.12}
paap geestelijke 1181-1210 [Claes] <Grieks {1.2.3/2.3/3.2/4.1.8}
paar stel, koppel 1274 [cg i 1, 277] <Latijn
paar onbepaald telwoord 1731-1735 [wnt] {4.2}
paard hoefdier 1266-1268 [cg i 1, 130] <me Latijn {4.1.3}
paard gymnastisch toestel 1635 [wnt] {1.2.3}
paarlemoer harde, zilverachtige substantie uit sommige oesterschelpen 1567 [Claes]
paars kleurnaam 1296 [cg i Brugge] <Frans {4.1.5}
paars omschrijving van coalitie van sociaal-democraten en liberalen 1992 [De Coster 1999]
paasbest piekfijn 1619 [Brederoo, Klucht van Sijmen sonder soetichheyt, r. 69]
pacemaker gangmaker in de sport 1889 [Het Sportblad 1:1, 6 jun. 5a] <Engels
pacemaker hartstimulator 1967 [wp voor de vrouw] <Engels
pachometer diktemeter 1847 [kku]
pacht huur 1249 [cg i 1, 42] <Latijn {1.2.5}
pacificatie vredesluiting 1516 [hws] <Frans
pacificeren vrede herstellen 1550 [wnt] <Latijn
pact overeenkomst 1832 [wei] <Frans
pad* weg 1240 [Bern.]
pad* kikvorsachtige 1240 [Bern.]
paddestoel* zwam 1477 [Teuth.]
paddo* hallucinogene paddestoel 1996 [Onze Taal jan. 1996, 14-16] {1.2.5/3.1/4.1.6}
paella Spaans rijstgerecht 1968 [wp voor de vrouw] <Catalaans {4.1.6}
paf* tussenwerpsel: nabootsing van geluid 1717 [wnt] {3.1}
paf* opgeblazen 1782 [wnt]
paffen* hoorbaar tabak roken 1867 [wnt] {3.1}
pagaai roeispaan 1724 [wnt] <Indonesisch {3.2}
page hofjonker 1284 [cg i 1, 770] <Frans
pagina bladzijde 1675 [Hexham-Manly, Het Groot Woorden-Boek] <Latijn
pagineren de bladzijden nummeren 1805 [wnt weegen ii] <Frans {3.2}
pagode boeddhistische tempel in China 1596 [Linschoten in Onze Taal 1997, 220] <Portugees {3.2}
paillette versiering van kleding 1627 [wnt] <Frans
pais, peis vrede 1265-1270 [cg Lut K] <Frans
pak bundel 1244 [Slicher] <? {2.4/3.5}
pak kostuum 1611 [wnt] <? {3.5}
pakken grijpen 1660 [wnt] <? {3.5}
pakket klein pak 1599 [wnt] <Frans
pakketboot veerboot 1650 [wnt] <Engels {3.2/4.1.11}
pakkie-an zorg, taak 1950 [Aanv wnt] <Indonesisch {3.2}
paksoi Chinese groente 1944 [Nuttige planten van Suriname 11] <Chinees {3.2/4.1.6}
pal vast 1611-1620 [wnt] <Frans
pal pennetje, stuitpin 1671 [wnt] <Frans
paladijn ridderlijke beschermer, aanhanger 1869 [wnt] <Frans
palankijn draagstoel 1596 [wnt] <Portugees {3.2}
palataal gehemelte- 1865 [kvw] <Frans
palaver bespreking, onderhandeling 1869 [wnt] <Portugees {3.2}
pale ale licht Engels bier 1912 [kku] <Engels {4.1.6}
paleis vorstelijk verblijf 1240 [Bern.] <Frans

[pagina 1034]

[p. 1034]

Paleoceen geologische periode 1933 [Bos, Geologie voor Natuurvrienden 32] <Frans
Paleogeen geologische periode 1961 [gvd]
paleografie de studie van het oude schrift 1824 [wei]
Paleolithicum oude steentijd 1925 [Aanv wnt] <modern Latijn
paleontologie bestudering van fossielen 1847 [kku]
Paleozoïcum geologische periode 1948 [kwt] <modern Latijn
palet verfplankje 1658 [wnt] <Frans
palfrenier koetsbediende 1840 [wnt] <Frans
palindroom woord dat achterstevoren kan worden gelezen 1847 [kku] <Grieks {3.2}
paling beenvis 1080 [Taal en Tongval 12, 1999, 35ff] <? {2.4/3.5}
palissade omheining 1576 [Schulten Tw. 9] <Frans
palissander houtsoort 1658 [wnt]
paljas hansworst 1816 [wnt] <Frans
palladium chemisch element 1843 [wnt] <modern Latijn
pallet laadbord 1953 [Aanv wnt] <Engels
palliatief verzachtend middel 1824 [wei] <Frans
palm boomsoort 1100 [Willeram] <Latijn {2.5}
palm binnenkant van de hand 1237 [cg i 1, 34] <Frans of Latijn {3.2}
palmiet palmkool 1596 [De Jonge ii, 313] <Portugees of Spaans {3.2/4.1.6}
palmine plantenboter 1886 [kku]
palmtop(computer) zeer kleine computer 1992 [De Coster 1999] <Engels {4.1.17}
palpabel tastbaar 1650 [mey] <Frans
palperen met de hand bekloppen 1865 [kvw] <Frans
palpitatie hartklopping 1624 [Aanv wnt] <Frans
pamflet geschrift 1790 [Picarta: Iets bijzonders (...) pamfletten tegen Broerius Broets] <Engels {3.2}
pampa boomloze vlakte 1832 [wei] <Spaans {3.2}
pamper wegwerpluier 1989 [Peptalk]
pan ketel 1240 [Bern.] <me Latijn
panacee geneesmiddel tegen alle kwalen 1658 [Claes] <Frans
panacheren kandidaten van verschillende partijen op één lijst zetten 1912 [kku] <Frans
panama strooien hoed 1856 [Album der Natuur 71] <Engels {3.2/4.1.9}
pancreas alvleesklier 1669 [mey] <modern Latijn {3.2}
pand onderpand 1210-1240 [cg i 1, 16]
pand gebouw 1351-1400 [mnw]
pand slip van jas 1562 [Naembouck] <Frans
panda kleine beer 1886 [kku]
pandemisch overal verbreid (van ziekte) 1824 [wei]
pandemonium hels lawaai 1899 [Aanv wnt] <Engels
pandit geleerde hindoe 1912 [kku] <Hindi
pandoer militair van een tegen Turkse opstandelingen geformeerd grenskorps 1831 [wnt] <Frans
pandoer kaartspel 1873 [wnt] <Frans {4.1.18}
pandverbeuren spel waarbij winnaar een waarborg eist 1830 [wnt pand] {4.1.18}
paneel beschot 1280 [cg i 1, 486] <Frans
paneel bord met schakelaars 1984 [gvd]
panel groep die discussie leidt 1961 [Elseviers Weekblad 5/8/61, 35] <Engels
paneren met ei en beschuit of meel bestrijken 1910 [wnt] <Frans
pang* tussenwerpsel: nabootsing van geluid 1800 [wnt] {3.1}
pangolin schubdier 1976 [gvd] <Indonesisch {3.2/4.1.3}
paniek schrik 1872 [wnt] <Frans
panisch hevig (van schrik) 1726 [Toll.] <Duits
panne (gedwongen oponthoud door) motorstoring 1910 [kwt] <Frans {1.2.2}
pannenkoek in pan gebakken plat deegproduct 1280-1290 [cg i Rijkhoven Oudenbiezen] {4.1.6}
panopticum wassenbeeldenspel 1886 [kku] <modern Latijn
panorama vergezicht 1798 [wnt] <Engels {3.2}
pantalon lange broek 1809-1911 [wnt] <Frans {3.2}
panter katachtige 1477 [Teuth.] <Duits {4.1.3}
pantheïst die gelooft dat God het leven van het heelal zelf is 1786-1793 [wnt] <Engels {3.2}
pantheon eregebouw voor overleden beroemdheden 1664 [wnt versieren i] <Latijn {3.2}
pantoffel huisschoen 1492 [mnw] <Frans {1.2.2/4.1.9}
pantograaf tekenaap 1824 [wei]
pantomime gebarenspel 1698 [wnt] <Frans of Latijn {4.1.15}
pantry provisiekamer 1886 [kku] <Engels
pantser harnas 1477 [Teuth.] <Duits {4.1.14}
pantser tank 1940-1945 [wnt] <Duits {3.2/4.1.10}
pantserschip oorlogsschip met pantserplaten 1866-1867 [wnt] <Duits {4.1.11}

[pagina 1035]

[p. 1035]

pantserwagen gepantserde en bewapende auto 1934 [wnt troep] <Duits {4.1.10}
panty nylons met broekje 1970 [Recht voor raap] {3.3}
pap halfvloeibaar voedsel 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.6}
papa vader 1642 [wnt] <Frans {3.1/4.1.4/5}
papaja vrucht 1596 [Linschoten] <Spaans {3.2/4.1.2}
paparazzo opdringerige persfotograaf 1985 [De Coster 1999] <Italiaans {3.2}
papaver plant 1543 [mnw] <Latijn
papegaai papegaaiachtige 1287 [cg NatBl] <Frans
paper verhandeling 1984 [R84] <Engels
paperassen gedrukte papieren 1855 [wnt] <Frans
paperback gebrocheerde uitgave 1956 [R75] <Engels
paperclip klemmetje om papieren bijeen te houden 1950 [gvd] <Engels
papier beschrijfbaar materiaal 1361-1362 [Toll.] <Frans
papier-maché deeg van papierafval met lijm 1824 [wei] <Frans
papil verhevenheid op tong 1871 [wnt verhevenheid] <Latijn {3.2}
papillot papiertje om haar te krullen 1697 [wnt] <Frans
paprika plant, specerij 1902 [Kerner von Marilaun, Leven der planten] <Duits {4.1.6}
papyrus papierplant 1778 [wnt] <Latijn
paraaf handtekening uit beginletters van naam 1824 [wei] <Frans
paraat klaar 1570 [wnt] <Latijn
parabel gelijkenis 1291-1300 [cg Luiks Diat.] <Frans
parabellum soort pistool 1930 [Handboek voor Passage, 40-2] <Duits {4.1.14}
parabool kegelsnede 1645 [wnt wetenschap] <Latijn
paracetamol koortswerend middel 1992 [gvd]
parachute valscherm 1806 [Aanv wnt] <Frans {3.2}
parade ceremoniële inspectie 1617 [wnt] <Frans
paradentose zich terugtrekkend tandvlees 1961 [gvd]
paradigma voorbeeld 1824 [wei] <Latijn
paradijs lusthof 1240 [Bern,] <Latijn
paradox schijnbare tegenstrijdigheid 1634 [wnt paradox i] <Frans
parafernalia bij iem. of iets behorende zaken 1961 [gvd] <me Latijn
paraffine wasachtige stof 1863 [kku] <Duits
parafrase omschrijving met eigen woorden 1650 [mey] <Frans
paragnost helderziende 1950 [Aanv wnt]
paragoge achtervoeging van klanken 1627 [Aanv wnt] <Latijn
paragraaf onderverdeling van tekst 1393-1402 [mnw] <Frans
paraleipsis stijlfiguur 1950 [gvd] <Grieks {3.2}
parallax ogenschijnlijke verplaatsing 1824 [wei] <Frans
parallel evenwijdig 1596 [wnt] <Frans
parallellogram meetkundige figuur 1615 [wnt] <Frans
paralogisme verkeerde gevolgtrekking 1734 [HubWes] <Latijn
paralysie verlamming 1650 [mey] <Frans
paramedisch met de geneeskunde samenhangend 1958 [Aanv wnt]
parament priester- en altaartooi 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans of Latijn
parameter onbepaalde of veranderlijke grootheid 1847 [kku] <modern Latijn
paranimf helper bij plechtigheid zoals promotie 1697 [wnt] <Frans
paranoia geestesziekte 1832 [wei] <Duits
paraplu regenscherm 1786 [wnt] <Frans
parasiet die ten koste van andere(n) leeft 1553 [wnt] <Frans
parasol zonnescherm 1651 [wnt] <Frans
parataxis nevenschikking 1912 [kku] <Grieks {3.2}
parathion landbouwgif 1976 [gvd]
paratyfus benaming van verschillende op buiktyfus lijkende ziekten 1912 [kku]
paravaan apparaat op de boeg tegen zeemijnen 1929 [kwt] <Engels
parbleu tussenwerpsel: bastaardvloek 1824 [wei] <Frans {4.3}
parcours af te leggen weg 1901 [Boon's Geïllustreerd Magazijn, sept., 224] <Frans
pardessus overjas 1863 [kku] <Frans
pardoes bijwoord van tijd: opeens 1669 [wnt] <Nederduits {3.2/4.1.7}
pardon tussenwerpsel: excuseer! 1840 [wnt] <Frans {4.3}
pardonneren vergeven 1627 [wnt] <Frans
parel klompje paarlemoerstof in oester 1287 [cg NatBl] <Frans
parenthese tussenzin 1650 [mey] <Frans
pareren afwenden 1824 [wei] <Frans
par excellence bij uitnemendheid 1865 [kvw] <Frans
parfait ijscoupe 1950 [gvd] <Frans {4.1.6}

[pagina 1036]

[p. 1036]

parfum aangename geur 1611-1620 [wnt] <Frans
parhelium bijzon 1824 [wei] <modern Latijn
pari bijwoord: tegen de koers van 100 1643 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2}
paria verstoteling, iem. van de laagste kaste 1724-1726 [wnt] <Frans
pariteit gelijkheid 1669 [mey] <Frans
park beplant (jacht)terrein 1274 [cg i 1, 274] <Frans
park publieke wandeltuin 1661 [wnt] <Engels {3.2}
parka pooljak 1959 [wp jaarboek 1960] <Engels {3.2}
parkeren een voertuig stallen 1862 [wnt] <Frans
parket afgeperkte ruimte 1414 [mnw] <Frans
parket openbaar ministerie 1599 [wnt] <Frans
parket zitplaats in schouwburg 1792 [wnt] <Frans
parkiet papegaaiachtige 1623 [Van Donselaar Tw. 13] <Spaans of Portugees {3.2}
parking parkeerterrein 1975 [R75] {3.3}
parlando bijwoord: meer sprekend dan zingend 1929 [kwt] <Italiaans {3.2}
parlement volksvertegenwoordiging 1883 [wnt] <Frans of Engels {1.4}
parlementariër lid van het parlement 1924 [Theissen 1978] <Duits {3.2}
parlesanten vloeken 1665 [wnt] {3.2}
parmantig zelfbewust 1642 [wnt]
parmezaan kaas 1589 [De Bruijn Tw. 10] <Frans {4.1.6}
parochiaal tot een parochie behorend 1551 [wnt indertijd] <me Latijn
parochie kerkelijke gemeente 1240 [Bern.] <me Latijn
parodie spottende nabootsing 1784-1785 [wnt] <Frans
parodiëren een parodie maken 1824 [wei] <Frans
paroniem stamverwant woord 1734 [HubWes] <Frans
parool leus 1673 [wnt] <Frans
paroxisme plotselinge verheviging van een ziekte 1799 [Aanv wnt] <Frans {3.2}
parsec afstandseenheid voor sterren 1950 [gvd]
part deel 1350 [mnw] <Frans
parterre benedenverdieping 1908 [wnt] <Frans
parthenogenese voortplanting zonder bevruchting 1863 [kku]
participatie deelneming 1553 [wnt] <Frans
participeren deelnemen 1408 [mnw drossate] <Frans
participium deelwoord 1633 [Ruijs] <Latijn
particulier privaat 1454 [hws] <Frans
partieel gedeeltelijk 1819 [wnt] <Frans
partij groep 1266 [cg i 1, 91] <Frans
partikel deeltje 1339-1345 [mnw] <Latijn
parti-pris vooringenomen standpunt 1830 [wnt] <Frans
partituur volledige notering van orkestbegeleiding 1766 [wnt] <Duits {3.2}
partizaan guerrillastrijder 1693 [wnt] <Frans {4.1.14}
partner deelgenoot 1847 [kku] <Engels
parttime bijwoord: deeltijd 1968 [kwt] <Engels
partus bevalling 1901 [kui] <Latijn
partuur evenknie, gelijke 1350 [mnw] <Frans
party ongedwongen feest 1974 [Posthumus] <Engels
partydrug op dansfeesten gebruikte drug 1999 [gvd] <Engels {4.1.6}
parvenu iem. van lage afkomst die rijk, maar niet beschaafd is 1824 [wei] <Frans
pas schrede 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans
pas bijwoord van tijd: zo-even 1669 [wnt] {4.1.7}
pas nationaliteitsverklaring 1688-1696 [wnt]
pasar markt 1622 [De Jonge iv, 285] <Indonesisch {3.2}
Pasen christelijk feest 1236 [cg i 1, 26] <Latijn {4.1.7}
pasja Turkse titel 1785 [wnt] <Turks {3.2}
paskwil spotschrift 1566 [wnt] <Italiaans {3.2}
paso doble dans in 2/4 maat 1976 [wp] <Spaans {3.2/4.1.15}
paspoort nationaliteitsverklaring 1488 [mnw] <Frans
pass schot van de bal naar een medespeler bij het voetbalspel 1936 [bvc-krant 2 okt., 6a] <Engels
passaat wind 1637 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.1}
passabel draaglijk 1599 [wnt] <Frans
passacaglia reeks contrapuntvariaties 1886 [kku] <Italiaans {3.2}
passage doorgang 1285 [cg Rijmb.] <Frans
passage deel van tekst 1539 [wnt] <Frans
passagier reiziger 1547-1550 [hws] <Frans
passagieren aan wal gaan van zeelieden 1872 [gvd] <Indonesisch {3.2}
passant voorbijganger 1600 [wnt] <Frans
passato voorbij, verleden 1581 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2}
passem*nt boordsel 1598 [wnt] <Frans
passen afpassen 1350 [mnw]
passen zijn beurt voorbij laten gaan 1813 [wnt] <Frans {3.2}

[pagina 1037]

[p. 1037]

passe-partout kartonnen raampje of rand 1824 [wei] <Frans
passer meetwerktuig 1443-1451 [mnw]
passeren voorbijgaan 1294 [cg I3, 2031] <Frans
passie lijden van Christus 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn
passie hartstocht 1599 [wnt] <Latijn
passiebloem plantengeslacht 1668 [wnt]
passief lijdende vorm van het werkwoord 1638 [Ruijs] <Latijn
passief lijdelijk 1843 [wnt] <Frans
passim bijwoord: verspreid 1886 [wnt vulgariseeren] <Latijn
passionato hartstochtelijk 1847 [kku] <Italiaans {3.2}
passiva de te betalen bedragen 1703 [wnt wissel i] <Latijn
passiviteit lijdelijkheid 1847 [kku] <Frans
passivum lijdende vorm van het werkwoord 1732 [wnt worden] <Latijn
pasta deeg, kneedbaar mengsel 1722 [wnt reuk] <Latijn
pasta Italiaanse deegwaren 1984 [gvd] <Italiaans {3.2/4.1.6}
pastei deeg met vlees 1240 [Bern.] <Frans {4.1.6}
pastel kleurstof 1778 [Toll.] <Frans {4.1.5}
pasteuriseren door verhitting bacterievrij maken 1898 [gvd] <Frans
pastiche nabootsing 1824 [wei] <Frans
pastille tablet 1889 [wnt] <Frans
pastinaak plant 1226-1250 [cg ii 1 Pl.gloss.] <Latijn {4.1.6}
pastis anijsdrank 1978 [Complete drankenenc.] <Frans {3.2/4.1.6}
pastoor hoofd van parochie 1475 [mnw] <Latijn {4.1.8}
pastorale herderslied 1614 [wnt] <Latijn
pastorie pastoorsplaats, woning van pastoor 1532 [wnt] <me Latijn {3.2}
pat stand waarop de koning moet spelen en dan schaak komt te staan 1855 [Toll.] <Frans
pataca munteenheid van Macau 1952 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Portugees {3.2/4.1.12}
patakon munt 1612 [Van Gelder 1965] <Spaans {3.2/4.1.12}
patas schip 1624 [Van Donselaar Woordenaar 1, 1] <Spaans {3.2/4.1.11}
patat (in België) aardappel 1762 [wnt] {4.1.6}
patat (in Nederland) in vet gebakken reepjes aardappel 1976 [gvd] {3.3/4.1.6}
patates frites in vet gebakken reepjes aardappel 1932 [wnt uierboord] <Frans {4.1.6}
patatgeneratie jonge sporters zonder topsportmentaliteit 1989 [De Coster 1999] {4.4}
patchwork samenstel van verschillende lapjes 1976 [wp] <Engels
paté vleespastei 1929 [kwt] <Frans {4.1.6}
pateen schotel voor hostie 1240 [Bern.] <Frans
patent octrooi 1588 [Kil.] <Frans
patent voortreffelijk 1840 [wnt] <Duits
pater priester 1469 [mnw] <Latijn {4.1.8}
paternosterlift kabellift 1948 [kwt]
patetico pathetisch 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
pathetisch (overdreven) aandoenlijk 1778 [wnt] <Frans
pathogeen ziekteverwekkend 1898 [gvd]
pathologie ziekteleer 1778 [wnt] <Frans
pathos hoogdravendheid 1778 [wnt] <Latijn
patience kaartspel voor één persoon 1847 [kku] <Frans {4.1.18}
patiënt zieke 1451-1500 [mnw] <Frans
patina oxidatielaag 1860 [wnt] <Italiaans {3.2}
patio open terras 1842 [Hamelberg, Verzameling van leerzame en onderhoudende stukken 38] <Spaans {3.2}
patisserie banketbakkerij 1847 [kku] <Frans
patjakker gemene kerel 1896 [wnt] <Indonesisch {3.2}
patjepeeër parvenu 1934 [Aanv wnt]
patriarch aartsvader 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn {4.1.8}
patriciër aanzienlijke 1792 [wnt] <Latijn
patrijs hoendervogel 1240 [Bern.] <Frans {4.1.6}
patrijshond hondensoort 1614 [wnt patrijs] {4.1.3}
patrijspoort raam op schip 1863 [kku]
patrimonium vaderlijk erfdeel 1345 [mnw] <Latijn
patriot die zijn vaderland mint 1579 [wnt] <Frans
patriot systeem voor luchtafweer 1993 [Picarta: titel van F. Slijper] <Engels {4.1.14}
patrologie kennis van de kerkvaders 1847 [kku]
patroon beschermheilige 1200 [cg ii 1 Servas] <Frans {4.1.8}
patroon ontwerp 1400 [mnw] <Frans
patroon huls met projectiel en buskruitlading 1637 [wnt] {4.1.14}
patrouille verkenning 1591 [wnt] <Frans
pats* tussenwerpsel: nabootsing van geluid 1840 [wnt] {3.1}
patser geldsmijter 1901 [wnt]
patstelling situatie waarin men niet verder kan 1979 [Wijnands&Ost]
pauk slaginstrument 1717 [wnt] <Duits {3.2/4.1.16}
pauper arme 1898 [wnt armoede] <Latijn

[pagina 1038]

[p. 1038]

pauperisme chronische armoede 1847-1848 [wnt] <Frans
paus hoofd van de r.-k. kerk 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.8}
pauw hoendervogel 1240 [Bern.] <Latijn
pauze rustpoos 1482 [hws] <Frans
pavane dans 1569 [wnt] <Frans {4.1.15}
paviljoen buitenverblijf 1810 [wnt] <Frans {3.2}
pavlovreactie onwillekeurige reactie op een stimulus 1999 [gvd]
pavoiseren met vlaggen versieren 1912 [wnt] <Frans
pc personal computer 1986 [De Coster 1999] <Engels {1.1/1.2.5/4.1.17}
peau de suède fijn leer met uiterlijk van fluweel 1909 [Practische Wenken voor Huishouding en Keuken, 248] <Frans
pecannoot vrucht 1961 [gvd] {4.1.2}
peccadille kleine zonde 1726 [wnt] <Frans
peccavi schuldbekentenis: ik heb gezondigd 1799 [wnt voorgeborcht(e)] <Latijn
pecco theesoort 1724-1726 [wnt] <Chinees {3.2/4.1.6}
pech tegenspoed 1901 [wnt] <Duits
pêche melba dessert 1942 [Sanders 1995] <Frans {4.1.6}
pechvogel iem. die altijd pech heeft 1909 [wnt pech] <Duits
pectine geleivormige stof 1872 [gvd]
pectoraal borst- 1689 [wnt] <Frans
pecuniën geld 1824 [wei] <Latijn
pedaal hefboom met de voet bediend 1557 [wnt] <Frans
pedagoog opvoedkundige 1560 [wnt] <Frans
pedalo waterfiets 1992 [gvd] <Frans {3.2/4.1.10}
pedant verwaand 1723 [wnt] <Frans
peddel roeispaan 1855 [Focke, Neger-Eng. wrdb.] <Engels
peddelen fietsen 1912 [kku] <Engels
pedel die academische plechtigheden regelt 1592 [wnt] <Duits
pederast man die seks bedrijft met jongens 1824 [wei] <Frans
pediater kinderarts 1961 [gvd]
pedicure voetverzorger 1873 [Aanv wnt] <Frans {4.1.13}
pedofilie een voorkeur voor seks met kinderen 1937 [Aanv wnt]
pedologie studie van de bovenste aardlaag 1950 [gvd]
pedometer schredeteller 1824 [wei]
peel* drassig veenland 1108-1121 [Künzel] {2.3}
peeling het verwijderen van dode huidcellen 1976 [wp] <Engels
peen wortel 1514 [Groten Herbarius] <? {3.5/4.1.6}
peenhaar geelachtig haar 1898 [wnt] <? {3.5}
peepshow kijkkast met seksattractie 1979 [R84] <Engels {4.1.15}
peer vrucht 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.2}
peer vader 1682 [wnt] <Frans {4.1.4}
peer lid van het Hogerhuis 1847 [kku] <Engels
peerdrops zuurtjes 1901 [wnt] <Engels {4.1.6}
pees* uiteinde van spier 1645 [wnt]
peet peter of meter 1519-1524 [Stadb. Zwolle iii] {4.1.4}
peg* houten pin of spie 1477 [Teuth.]
pegel* gulden 1906 [wnt] {4.1.12}
peignoir ochtendjas 1697 [wnt] <Frans
peil* watermerk 1476-1500 [mnw]
peinzen denken 1240 [Bern.] <Frans {1.2.5}
pejoratief ongunstig 1912 [kku] <Frans
pek teerproduct 1240 [Bern.] <Latijn
pekari hoefdier 1799 [Van Donselaar Tw. 12] <Frans {3.2/4.1.3}
pekel* oplossing van zout in water 1510-1512 [mnw] {3.1}
pekelharing* zoute haring 1500-1525 [Jansen/Van Winter, Keuken in late me]
pekelzonde* oude, kleine zonde 1656 [wnt]
pekinees hondensoort 1932 [Sanders 1995] <Engels {4.1.3}
pelagisch m.b.t. de diepe zee 1863 [kku] <Latijn
pêle-mêle overhoop 1824 [wei] <Frans {3.1}
pelerine schoudermanteltje 1840 [wnt] <Frans
pelgrim bedevaartganger 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.8}
pelgrimage bedevaart 1291-1300 [cg i Brugge] <Frans
pelikaan pelikaanachtige 1240 [Bern.] <Frans
pellagra tropische ziekte 1847 [kku]
pellen ontbolsteren 1351 [mnw]
peloton onderafdeling 1697 [wnt] <Frans {4.1.14}
pels vacht 1240 [Bern.] <me Latijn
peluw kussen 1240 [Bern.] <Latijn
pen schrijfgereedschap 1351-1400 [mnw] <Latijn {1.2.3/1.2.5}
pen vogelveer 1477 [Teuth.] <Latijn {1.2.3/1.2.5}
pen, pin houten nagel 1285 [cg Rijmb.] <Latijn {3.2}
penaal m.b.t. het strafrecht 1527 [hws] <Frans
penalty strafschop (bij het voetbalspel) 1914 [Aanv wnt] <Engels {1.2.4}
penant steunpilaar 1291 [cg I3, 1568] <Frans
penarie nood 1894 [wnt]
penaten huisgoden 1700 [wnt] <Latijn
pendant tegenhanger 1861 [wnt] <Frans

[pagina 1039]

[p. 1039]

pendel hanglamp 1919 [Aanv wnt] <Duits {3.2}
pendel heen en weer reizen tussen woon- en werkplaats 1963 [wnt verbinding] <Duits {3.2}
pendule slingeruurwerk 1692 [wnt] <Frans
penetratie doordringing 1669 [mey] <Frans
penetreren doordringen 1636 [Secreeten van Alexis Piemontois, 98] <Frans
pengö vroegere Hongaarse munt 1931 [kwt] <Hongaars
penibel pijnlijk 1648 [wnt] <Frans
penicilline antibioticum 1947 [Aanv wnt] <Engels
penis mannelijk lid 1595 [wnt krabben] <Latijn {3.2/4.4}
penisnijd afgunst bij de vrouw wegens het ontbreken van een penis 1965 [Vd Sijs 1998] <Duits {3.2}
penitent boeteling 1485 [mnw vaster] <Frans {4.1.8}
penitentie boete 1236 [cg i 1, 26] <Latijn
pennen Bargoens: geslachtsgemeenschap hebben 1906 [moo] <Duits {4.4}
penning munt 1100 [Willeram] <? {3.5/4.1.12}
penny munt 1847 [kku] <Engels
penopauze overgangsfase van de man 1978 [Picarta: titel van D. Bowskill]
penoze Bargoens: misdadigersvak, de onderwereld 1906 [Köster Henke] <Jiddisch {3.2}
pens buik 1292 [cg i Oudenaarde] <Frans
penseel kwastje 1350 [mnw] <Frans
pensioen uitkering na volbrachte diensttijd 1716 [wnt] <Frans
pension kosthuis, kostgeld 1889 [wnt] <Frans
pensionaat kostschool 1796 [wnt verslappen] <Frans {3.2}
pensionado gepensioneerde die in een warm land gaat wonen 1998 [De Coster 1999] <Spaans {3.2/4.1.4}
pensionaris stadsadvocaat 1391 [mnw] <me Latijn
pentaëder prisma met gelijkzijdige driehoeken als eindvlak, vijfvlak 1847 [kku] <Frans
pentagoon vijfhoek 1734 [HubWes] <Latijn
pentagram vijfpuntige ster 1847 [kku] <Grieks {3.2}
pentameter versvorm, namelijk vijfmaat 1710 [wnt vijf] <Latijn
pentatlon vijfkamp 1847 [kku quinquertium] <Grieks {3.2/4.1.18}
penthouse dakwoning 1984 [gvd] <Engels
pentito maffioso die samenwerkt met de politie 1999 [gvd] <Italiaans {3.2}
pep energie 1955 [Aanv wnt] <Engels
peper specerij 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Latijn {4.1.6}
peperduur uitermate duur 1810 [wnt toe i] {4.4}
pepermunt lekkernij 1778 [wnt] {4.1.6}
peperoni Spaanse peper 1847 [kku] <Italiaans {3.2/4.1.6}
peppel populier 1604 [Toll.] <Frans of Latijn
pepperspray verblindende spray met peperextract 1998 [De Coster 1999] <Engels
peppil stimulerend middel 1966 [Aanv wnt] <Engels {4.1.6}
peptalk opwekkende woorden 1984 [gvd] <Engels
per voorzetsel 1579 [wnt wrak i] <Latijn {4.2}
perceel pand, stuk land 1350 [mnw] <Frans
percent aantal per honderd 1591 [Kool] <Italiaans {3.2}
perceptie waarneming 1603 [Picarta: Deductie (...) gedaen, jeghens de gepretendeerde perceptie van thienden] <Frans
percipiëren waarnemen, begrijpen 1592 [wnt vreedzamig] <Latijn
percolator doorzijgapparaat voor koffie 1961 [gvd] <Engels {4.1.9}
percoleren laten doorsijpelen 1698 [mey] <Latijn
percussie slag 1553 [wnt] <Frans
percussie slagwerk 1984 [gvd] <Engels
percutaan door de huid heen 1961 [gvd]
perdendo langzaam afnemend 1820 [Muzijkaal zak-woordenboek] <Italiaans {3.2}
perestrojka hervorming 1987 [Picarta: titel van Gorbatsjov] <Russisch {3.2}
perfect volmaakt 1479 [hws] <Latijn
perfectie volmaaktheid 1520 [hws] <Frans
perfectief een voltooiing uitdrukkend 1928 [wnt aspect] <me Latijn
perfectioneren tot voltooiing brengen, verbeteren 1661 [wnt vorders i] <Frans
perfectum voltooid tegenwoordige tijd 1638 [Ruijs] <Latijn
perfide trouweloos 1902 [wnt] <Frans
perforatie opening 1669 [mey] <Frans
perforator apparaat om mee te perforeren 1893 [wnt] <Engels
perforeren doorboren 1553 [wnt] <Frans
performance voorstelling, optreden 1912 [kku] <Engels
pergola terras 1832 [wei] <Italiaans {3.2}
periferie buitenkant 1669 [mey] <Frans
perifrase omschrijving 1720 [mey] <Frans
perimeter instrument om het gezichtsveld te meten 1929 [kwt]

[pagina 1040]

[p. 1040]

periode tijdruimte 1657 [wnt] <Frans
peripetie onvoorzien geval 1824 [wei] <Frans
periscoop optisch instrument 1945 [wnt venijnig]
peristaltisch m.b.t. een de inhoud voortstuwende beweging 1824 [wei] <Frans
peritoneum buikvlies 1568 [wnt voorschoot] <Latijn {3.2}
peritonitis buikvliesontsteking 1832 [wei] <modern Latijn
perk afgebakend stuk grond 1169 [Künzel] <Latijn {2.3}
perkament geprepareerde dierenhuid 1240 [Bern.] <Frans
Perm geologische periode 1911 [Heimans, Ons Krijtland 215]
permafrost altijd bevroren grond 1961 [gvd] <Engels
permanent blijvend 1652 [wnt] <Frans
permissie toestemming 1456 [hws] <Frans
permissief toegeeflijk 1974 [Posthumus] <Engels
permit verlofbriefje 1912 [kku] <Engels
permitteren toestaan 1546 [hws] <Latijn
permutatie verwisseling 1480 [hws] <Frans
pernicieus verderfelijk 1598 [wnt] <Frans
peronisme politiek systeem 1976 [gvd]
peroratie slotrede 1553 [wnt] <Frans
perpendiculair loodrecht 1553 [wnt] <Frans
perpetuum mobile toestel dat, in beweging gezet, eeuwig blijft bewegen 1706 [wnt worm i] <Latijn
perplex onthutst 1481 [hws] <Frans
perrier soort Frans mineraalwater 1992 [gvd] {4.1.6}
perron platform in station 1871 [wnt] <Duits
pers drukpers 1641 [wnt] <Frans
pers oosters tapijt 1961 [gvd]
pers kattensoort 1971 [Kattenenc.] {4.1.3}
per se bijwoord: uit het wezen van persoon of zaak zelf, stellig 1684 [wnt winstgierig] <Latijn
persen drukken 1240 [Bern.] <Frans
pershing raket 1984 [gvd] <Engels {4.1.14}
persico perziklikeur 1773 [wnt vloeipapier] <Frans {4.1.6}
persiflage karikatuur 1781 [wnt] <Frans
persistent blijvend 1886 [wnt volwassen ii] <Latijn
persmuskiet minachtend voor journalist 1931 [wnt pers z.j.]
personage rol in een toneelstuk 1501-1550 [wnt] <Frans
personalia persoonlijke bijzonderheden 1931 [wnt register i] <Latijn
personeel medewerkers 1861 [wnt] <Frans
personificatie de voorstelling van een zaak als persoon 1872 [gvd] <Frans
persoon individu 1265-1270 [vmnw] <Latijn
persoon als grammaticale term: klasse van de persoonlijke voornaamwoorden 1576 [Ruijs] <Latijn
perspectief doorzichtkunde 1599 [Kil.] <Frans
perspex doorzichtig plastic 1948 [kwt] <Engels
pertinent beslist 1531 [hws] <Frans
perturbatie verwarring 1500 [hws] <Frans
pervers verdorven 1553 [wnt] <Frans
perverteren bederven 1561 [Mak] <Latijn
perzik vrucht 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.2}
Pesach joods paasfeest 1637 [wnt overschrijden] <Hebreeuws {3.2/4.1.7}
pesante zwaarwichtig 1650 [mey] <Italiaans {3.2}
peseta munteenheid van Spanje 1832 [wei] <Spaans {3.2/4.1.12}
peso munteenheid van verschillende Midden- en Zuid-Amerikaanse landen 1824 [wei] <Spaans {3.2/4.1.12}
pessarium ring tegen zwangerschap 1778 [wnt vos i] <me Latijn
pessimisme neiging alles negatief te zien 1870 [Picarta: titel van W. Scheffer] <Frans
pest ziekte 1554 [wnt] <Frans of Latijn
pesten treiteren 1583 [wnt]
pesticide onkruidverdelgingsmiddel 1967 [Aanv wnt] <Frans {3.2}
pestilentie epidemische ziekte 1302 [mnw] <Frans
pesto ongekookte saus van o.m. basilicum, knoflook, olijfolie en geraspte kaas 1999 [gvd] <Italiaans {3.2/4.1.6}
pestwijf zeer vervelende vrouw 1896 [wnt]
pet hoofddeksel 1806 [wnt] <? {3.5/4.1.9}
pet waardeloos 1961 [gvd] <? {3.5}
peter doopvader 1240 [Bern.] <me Latijn
peter principle wetmatigheid dat iedereen een te hoge functie ambieert 1989 [Peptalk] <Engels
peterselie gewas 1240 [Bern.] <me Latijn {4.1.6}
petieterig klein 1894 [wnt]
petitfour minigebakje 1946 [Aanv wnt] <Frans {4.1.6}
petitie verzoekschrift 1427 [mnw utehilicken] <Frans
petoet gevangenis 1936 [wnt remplacant] <Javaans {3.2}
petrischaal schaal voor het kweken van micro-organismen 1950 [Kleine wp 1071]
petroleum brandstof 1862 [wnt] <Engels

[pagina 1041]

[p. 1041]

petroleummotor door met lucht vermengde petroleum aangedreven motor 1892 [wnt petroleum] {4.1.10}
pets* klap 1913 [Aanv wnt] {3.1}
petticoat onderrok 1912 [kku] <Engels {3.2}
petunia plantengeslacht 1901-1903 [wnt] <modern Latijn
peuk* kort eindje van sigaar of sigaret 1897 [wnt] {4.1.6}
peul* bolster 1285 [cg Rijmb.]
peuren* roeren, wroeten 1539 [wnt]
peuter* klein kind 1889 [wnt] {4.1.4}
peuteren* wroeten in 1469 [hws] {3.1}
peuzelen* met genoegen opeten 1599 [wnt] {3.1}
pezen* hard werken 1632 [wnt]
pf* tussenwerpsel: als blijk van minachting of warmte 1909 [wnt wegwerpen] {4.3}
pi getal dat verhouding tussen middellijn en omtrek van een cirkel uitdrukt 1847 [kku]
pianino een beetje zacht 1863 [kku] <Italiaans {3.2}
pianissimo bijwoord: zeer zacht 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
piano toetsinstrument 1836 [wnt] <Frans {4.1.16}
pianola mechanische piano 1907 [Aanv wnt] <Engels {4.1.16}
pias hansworst 1842 [Toll.]
piaster munt 1653 [wnt verlossing] <Italiaans {3.2}
piazza plein 1847 [kku] <Italiaans {3.2}
picador stierenvechter te paard 1847 [Aanv wnt] <Spaans {3.2}
picaresk van schelmen 1929 [kwt] <Spaans {3.2}
piccalilly in zuur ingemaakte groente 1929 [kwt] <Engels {4.1.6}
piccolo hoteljongen 1914 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2}
pickles ingemaakte augurken 1847 [kku] <Engels
picknick maaltijd in de open lucht 1893 [wnt] <Engels {3.1}
pick-up platenspeler 1931 [kwt] {3.3/4.1.17}
pick-up kleine open vrachtauto 1961 [gvd] <Engels {4.1.10}
picobello bijwoord: prima 1971 [Aanv wnt] {3.3}
picrinezuur bepaald zuur 1886 [kku]
pictogram beeldschrift 1976 [gvd]
pidgin omgangstaal 1917 [wnt verbasterd] <Engels
piechem Bargoens: rare vent 1915 [wnt] <Jiddisch {3.2}
pied-à-terre buitenhuisje, gelegenheid tot verblijf van iem. die elders woont 1859 [Multatuli, Max Havelaar, 78] <Frans
piëdestal voetstuk 1599 [Kil.] <Frans
pief vent 1974 [Endt] <? {1.2.5/3.5}
pief-paf-poef* tussenwerpsel: geluid van een schot 1874 [wnt] {3.1}
piek lans 1292-1293 [cg I3, 1867] <Frans {4.1.14}
piek bergtop 1595 [De Jonge ii, 290] <Frans
piek gulden 1906 [wnt] {4.1.12}
piekeren peinzen 1887 [wnt] <Indonesisch {3.2}
piekfijn zeer fijn 1873 [wnt] <Duits {4.4}
piel penis 1898 [wnt] {4.4}
piemel* mannelijk lid 1875 [wnt piemelen] {4.4}
piemelnaakt* geheel naakt 1950 [gvd] {4.4}
pienter slim 1906 [Köster Henke 52] <Indonesisch {3.2}
piepen* hoog geluid geven 1287 [cg NatBl] {3.1}
pieper* kleine, jonge aardappel 1885 [wnt] {4.1.6}
piepjong* heel jong 1691 [wnt] {4.4}
piepklein* heel klein 1931 [wnt piep z.j.] {4.4}
pier* worm 1401-1450 [mnw]
pier havendam 1893 [Toll.] <Engels
piercing (het aanbrengen van een) ringetje door een lichaamsdeel 1983 [De Coster 1999] <Engels
pierder Bargoens: speler (muzikant, gokker) 1731 [Endt]
pieremachochel logge vrouw 1931 [wnt z.j.]
pierement mechanisch orgel 1890 [wnt] {4.1.16}
pieren Bargoens: spelen (gokken, muziek maken) 1840 [moo]
pierewaaien uitgaan 1666 [wnt] <Russisch {3.2}
pies* urine 1898 [gvd] {4.4}
piet luis 1898 [wnt] <Romani {3.2}
piet vogel 1899-1906 [wnt]
piëta voorstelling van Maria met de dode Jezus 1847 [kku] <Italiaans {3.2}
piëteit eerbied 1862 [wnt] <Frans
pietepeuterig* overdreven nauwkeurig 1910 [wnt] {3.1}
pieterman beenvis 1599 [Kil. (pieterman i)]
pieterman gulden 1906 [wnt] {4.1.12}
piëtisme richting in het protestantisme 1824 [wei] <Duits {4.1.8}
pietje munt ter waarde van 1/8 zilveren dukaat 1762 [Van Gelder 1965] {4.1.12}
pietlut kleingeestig mens 1892 [wnt]

[pagina 1042]

[p. 1042]

pietsje kleinigheid 1682 [wnt] <Jiddisch {3.2}
pieus vroom 1597 [wnt] <Frans
pigment kleurstof 1861 [wnt weede i] <Latijn
pij kledingstuk van grove wollen stof (tegenwoordig vooral van monniken) 1481 [mnw] <? {3.5}
pijl projectiel voor een boog 1373-1376 [mnw] <Latijn {4.1.14}
pijler steunpilaar 1430 [mnw] <Latijn {3.2}
pijlsnel zeer snel 1844 [wnt] {4.4}
pijn lichamelijk lijden, smart 1236 [cg i 1, 21] <Latijn {1.2.5}
pijnboom naaldboom 1240 [Bern.]
pijnigen folteren 1434-1436 [mnw] {3.1}
pijp buis 1240 [Bern.] <me Latijn {3.2}
pijp rookgerei 1693 [wnt] {4.1.6}
pijpen fluiten 1287 [cg NatBl] <Latijn
pijpen afzuigen 1976 [gvd] {4.4}
pik* houweel 1350 [mnw]
pik teerproduct 1390 [mnw] <Latijn
pik* penis 1900 [wnt] {4.4}
pikant prikkelend 1617 [wnt] <Frans
pikdonker zeer donker 1560 [wnt] {4.1.5}
pikeren irriteren 1631-1634 [wnt] <Frans
piket kaartspel 1660 [wnt] <Frans {4.1.18}
piket paaltje 1696 [wnt] <Frans
piket troep die direct kan uitrukken 1783 [Claes Tw. 12] <Frans {4.1.14}
pikeur africhter van paarden 1672 [wnt] <Frans
pikkel mengsel van zuur en zout 1961 [gvd] <Engels
pikken* stelen 1287 [cg NatBl]
pikken kleven 1905 [wnt]
pikketanissie borrel 1897 [Sanders 1997a] {4.1.6}
pil geneesmiddel 1351 [mnw] <Latijn
pil dokter 1866 [wnt] <me Latijn
pil anticonceptiepil 1964 [R75] <Engels
pilaar pijler 1285 [cg Rijmb.] <me Latijn {3.2}
pilaster ornament 1649 [wnt] <Frans
pilau, pilav gerecht 1698 [wnt meuken iii] <Turks {3.2/4.1.6}
pilo weefsel 1860 [wnt] <Engels {4.1.9}
piloot vlieger 1924 [gvd] <Frans
pilotstudie voorlopige studie ter verkenning 1974 [Aanv wnt] <Engels
pils bier 1884 [Sanders 1995] <Duits {4.1.6}
piment specerij 1300 [mnw] <Frans {4.1.6}
pimpelen* zuipen 1693 [wnt] {3.1}
pimpelmees* zangvogel 1567 [Claes]
pimpelpaars hard paars 1610-1619 [wnt] {3.1/4.1.5}
pimpernel plant 1350 [Vandewiele en Braekman] <Frans
pinacotheek schilderijenkabinet 1847 [kku]
pinakel gotisch siertorentje 1360 [mnw] <Frans
pinard tafelwijn 1978 [Complete drankenenc.] <Frans {3.2/4.1.6}
pinas schip 1595 [De Jonge ii, 287] <Frans {4.1.11}
pince-nez lorgnet 1858-1873 [wnt] <Frans
pincet tangetje 1672 [wnt] <Frans
pincher hondensoort 1847 [kku] <Duits {4.1.3}
pinda olienootje 1740 [Ontwerp tot beschrijving Surinaamen 16] <Papiaments {3.2/4.1.2}
pindakaas broodsmeersel van fijngemalen olienoten 1921 [Van der Horst 55]
pineut dupe 1950 [gvd] <Engels
pingel pijnboomzaad 1608 [wnt pingel ii]
pingelen* afdingen 1865 [wnt]
ping-ping* geld 1974 [Endt] {3.1}
pingpong tafeltennis 1912 [kku] <Engels {1.2.5/3.1/4.1.18}
pinguïn pinguïnachtige 1595 [wnt] <Engels {3.2}
pink vaartuig 1477 [mnw] <? {3.5/4.1.11}
pink eenjarig kalf 1514 [mnw] <? {3.5/4.1.3}
pink vinger 1567 [wnt] <? {3.5}
pinkelen* wegslaan van een puntig houtje met een stok 1883 [wnt] {4.1.18}
Pinksteren christelijk feest 1282 [cg i 1, 643] <Latijn {4.1.7}
pinnen geld uit een automaat halen 1991 [Hoppenbrouwers] <L {3.4}
pinot een wijnstok 1984 [gvd] <Frans {3.2}
pint vochtmaat 1260 [cg i 1, 74] <me Latijn
pin-up foto van een schoonheid, tegen de muur geprikt 1949 [Aanv wnt] <Engels
pioen plant 1240 [Bern.] <Frans
pion een schaakstuk 1824 [wei] <Frans
pionier voortrekker 1555 [Luython, Dictionaris in fransoys 12r] <Frans
pip vogelziekte 1287 [cg NatBl] <Latijn
pipet glazen buis 1869 [wnt] <Frans
pips bleek 1710 [wnt]
piqué weefsel 1843 [wnt] <Frans {4.1.9}
piqué verticale stoot bij biljart 1950 [gvd] <Frans
piraat zeerover 1562-1592 [mnw] <Frans
piramide spits grafmonument 1566 [wnt] <Frans
piramidespel frauduleus geldspel 1997 [De Coster 1999] {4.1.18}
piranha beenvis 1659 [Keye, Waere onderscheyt tusschen koude en warme landen] <Portugees {3.2}
pirouette draai 1824 [wei] <Frans {4.1.15}
pis urine 1330 [Jacobs 20] <? {3.5/4.4}

[pagina 1043]

[p. 1043]

pisang banaan 1596 [wnt] <Indonesisch {3.2/4.1.2}
pisnijdig heel kwaad 1914 [gvd] <? {3.5/4.4}
piso munteenheid van Filippijnen 1967 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Pilipino {4.1.12}
pissebed insect 1567 [Junius]
pissen urineren 1240 [Bern.] <? {3.5/4.4}
pissig boos 1984 [gvd] {1.2.1/1.2.5}
pissoir pisbak 1865 [kvw] <Frans {4.4}
pistache groene amandel 1608 [wnt] <Frans
piste baan in manege e.d. 1832 [wei] <Frans
pistolet munt 1554 [wnt] <Frans
pistolet broodje 1900-1904 [wnt] <Frans {4.1.6}
piston zuiger, ventiel 1824 [wei] <Frans
pistool vuistvuurwapen 1623 [wnt] <Duits {4.1.14}
pistool munt 1643 [wnt] <Frans
pit gegraven opening met water 1076-1100 [Claes (put)] {2.3}
pit* zaadkorrel, merg van bomen, kern 1484 [mnw]
pit post bij autoraces 1961 [gvd] <Engels
pitabroodje broodje bij shoarma geserveerd 1991 [Midas Dekker, Eten op je eigen] {4.1.6}
pitbullterriër hondensoort 1984 [gvd] <Engels {4.1.3}
pitcher die de bal naar de slagman werpt 1958 [Aanv wnt] <Engels
pitten Bargoens: slapen 1950 [gvd] <? {3.5}
pittoresk schilderachtig 1838 [Internet (Coster-site): E.J. Potgieter, Het togtje naar ter Ledestein] <Frans
pizza hartige koek 1968 [wp voor de vrouw] <Italiaans {3.2/4.1.6}
pizzeria pizzarestaurant 1984 [gvd] <Italiaans {3.2}
pizzicato bijwoord: getokkeld 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
plaag onheil 1240 [Bern.] <Latijn
plaat plat stuk 1280 [cg i 1, 527] <Frans
plaat prent 1623 [wnt]
plaats (open) ruimte 1285 [cg Rijmb.] <Frans
placebo niet-werkzaam, uiterlijk op medicament lijkend middel 1976 [gvd] <Latijn
placemat onderlegger 1954 [Aanv wnt] <Engels
placenta moederkoek 1727 [wnt vel i] <Latijn {3.2}
plafond zoldering 1695 [wnt] <Frans
plafonnière lamphouder tegen het plafond 1929 [kwt] {3.3}
plag* zode 1377 [mnw] {3.2}
plagen speels kwellen 1265-1270 [cg Lut.K]
plagiaat letterdieverij 1872 [gvd] <Frans
plagiaris die plagiaat pleegt 1824 [wei] <Latijn
plaid reisdeken 1880 [wnt] <Engels
plak* muntstuk 1371 [mnw] {4.1.12}
plak* dunne schijf 1761 [wnt]
plaket munt, medaille 1730 [wnt] <Frans
plakkaat affiche 1414 [mnw] <Frans
plakken* (vast)kleven 1599 [Kil.]
plamuur stopverf 1901 [wnt]
plan ontwerp, voornemen 1674 [wnt] <Frans
planchet landmeetkundig instrument 1622 [wnt] <Frans
planeet hemellichaam 1240 [Bern.] <Latijn
planen vlak maken 1351 [mnw]
planeren zweven 1929 [kwt] <Frans
planetarium toestel dat de bewegingen van het zonnestelsel nabootst 1784 [wnt] <modern Latijn
planetoïde op een planeet lijkend hemellichaam 1865 [Alg. Ned. Enc.]
planimetrie vlakke meetkunde 1824 [wei] <me Latijn
plank plat stuk hout 1284 [cg I2, 780] <Frans
plankier bevloering van planken 1574 [Toll.] <Frans
plankton zwevende organismen 1910 [kwt] <Duits
planologie ruimteplanning 1934 [Aanv wnt]
planplan langzaam 1910 [Prick 1910] <Indonesisch {3.1/3.2}
plant gewas 1240 [Bern.] <Latijn
plantage beplanting 1560 [wnt] <Frans
planten in aarde zetten 1240 [Bern.] <Frans
plantsoen openbare tuin 1773 [wnt] <Frans
plaque plaatvormige decoratie 1847 [kku] <Frans
plaque aanslag op de tanden 1976 [gvd] <Frans {3.2}
plaquette gedenkplaat 1912 [kku] <Frans
plas* kuil met water, poel 1285 [cg I2, 1039] {3.1}
plasma vloeibaar deel van bloed e.d. 1847 [kku] <Latijn
plasmolyse het loslaten van protoplasma 1922 [Stomps, De stoffelijke basis der erfelijkheid, 122] <Frans
plasseks het ondervinden van lustgevoelens als iem. urineert 1997 [nrc-h 21/2/97]
plassen* in water bewegen, klotsen 1599 [wnt] {1.2.3/3.1}
plassen* urineren 1950 [gvd] {1.2.3/3.1/4.4}
plassticker sticker met een afbeelding die verandert als erop wordt geplast 2000 [Sanders 2001] {4.4}
plastic kunststof 1948 [kwt] <Engels
plastiek boetseerkunst 1869 [wnt] <Frans

[pagina 1044]

[p. 1044]

plastisch gekenmerkt door het geven van een vorm 1824 [wei] <Duits
plastron borstlap 1615 [wnt] <Frans
plat dun, vlak 1287 [cg NatBl] <Frans
plataan boomsoort 1360 [mnw] <Frans
platboomd van een platte bodem voorzien 1595 [wnt platbodemd]
plateau hoogvlakte 1861-1862 [wnt] <Frans
plateau plaat 1886 [wnt] <Frans
plateservice het opdienen van een hele maaltijd op bord of blad 1984 [gvd] <Engels
platform verhoging 1548 [hws] <Frans
platform politiek programma 1984 [gvd] <Engels
platina chemisch element 1780 [hou iii, 1, 46] <Spaans {3.2}
platitude gemeenplaats 1847 [kku] <Frans
platvloers triviaal 1955 [Aanv wnt] {3.1}
plausibel aannemelijk 1830 [wnt] <Frans
plaveien bestraten 1534 [Claes]
plavuis vloertegel 1453 [mnw]
playback afspelen van een geluidsband waarbij de artiest alleen de gebaren maakt 1965 [R75] <Engels
playboy voor zijn plezier levende, rijke jongeman 1965 [Aanv wnt] <Engels
plebejisch niet-adellijk, vulgair 1844-1851 [wnt] <Frans
plebisciet volksbesluit 1865 [kvw] <Frans
plebs het gewone volk 1824 [wei] <Latijn
plecht dek 1376-1400 [mnw] <me Latijn
plechtig* statig 1710 [wnt]
plectrum citerpen 1832 [wei] <Latijn
plee toilet 1898 [gvd] {4.4}
pleeboy houder van toiletrollen 1968 [Aanv wnt]
pleet metaal dat met laagje edelmetaal is bedekt 1807 [wnt] <Engels
plegen* gewoon zijn 1200 [cg ii 1 Servas]
pleidooi verdedigend betoog, pleitrede 1531 [wnt] <Frans
plein open ruimte 1285 [cg Rijmb.] <Frans
pleister specie waarmee gepleisterd wordt 1477 [wnt] <me Latijn {3.2}
pleister stukje stof dat over wond gelegd wordt 1567 [wnt] <me Latijn
pleisteren de reis onderbreken 1647 [wnt]
Pleistoceen geologische periode 1927 [Aanv wnt]
pleit vaartuig 1252 [mnw] <? {3.5/4.1.11}
pleit rechtsgeding, geschil 1278 [cg i 1, 415] <Frans
pleite bijwoord van richting: Bargoens: weg 1904 [wnt] <Jiddisch {3.2}
plek* plaats, punt 1358 [mnw]
plempen* dempen 1678 [wnt] {3.1}
plenair voltallig 1844 [wnt] <me Latijn
plengen* uitgieten 1655 [wnt] {3.1}
plenty in overvloed 1887 [wnt plentie] <Engels
plenum voltallige vergadering 1847 [kku] <Latijn
plenzen* gieten 1635 [wnt] {3.1}
pleonasme stijlvorm 1872 [wnt] <Frans
plets* tussenwerpsel: nabootsing van geluid 1909 [wnt] {3.1}
pletten platslaan 1477 [Teuth.]
pletteren vernielen, neergooien 1595 [wnt]
pleura borstvlies 1663 [mey] <me Latijn
pleuren* smijten 1961 [gvd] {3.1}
pleuris ontsteking van borstvlies 1555 [Claes] <me Latijn
plexiglas kunststof 1952 [Aanv wnt] <Engels
plezant aangenaam 1511 [wnt] <Frans
plezier genoegen 1574 [Toll.] <Frans
plicht* verantwoordelijkheid 1265-1270 [cg Lut.K]
plint voetlijst 1621 [wnt] <Frans
Plioceen geologische periode 1844 [Aanv wnt] <Engels
plisseren fijn plooien 1884 [wnt] <Frans
ploeg* landbouwwerktuig 1240 [Bern.]
ploeg* groep mensen 1436 [mnw]
ploegpaard paard dat een ploeg voorttrekt 1407 [hws] {4.1.10}
ploert* patser, gemene kerel 1896 [wnt]
ploeteren* zwoegen 1856 [wnt] {3.1}
plof* tussenwerpsel: nabootsing van geluid 1844 [wnt] {3.1}
plokworst gerookte worst 1929 [kwt] <Nederduits {3.2/4.1.6}
plomberen met lood vullen 1925 [wnt] <Frans
plombière ijsgerecht 1875 [wnt] <Frans {4.1.6}
plomp* log 1240 [Bern.]
plomp* waterplant 1554 [Dod.]
plompen* met een plomp in het water komen 1573 [Plantijn] {3.1}
plompverloren* bijwoord van hoedanigheid: halsoverkop 1559 [wnt]
plons* tussenwerpsel: nabootsing van geluid 1772-1779 [wnt] {3.1}
plooi rimpel 1327 [mnw.] <Frans
plopper Indonesische vrijheidsstrijder 1945-1949 [Salleveldt, Wrdb. Jan Soldaat in Ind.] <Indonesisch {3.2}
plot intrige 1725 [West Indisch plakkaatboek 386] <Engels {3.2}
plots* bijwoord van tijd: eensklaps 1626 [wnt] {3.1}

[pagina 1045]

[p. 1045]

plotseling onverhoeds 1642 [wnt wetering] <Duits
pluche zware stof 1625 [wnt] <Frans {4.1.9}
plug* wig, prop 1510-1512 [mnw]
pluim veer, toef 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn
pluimage gevederte 1516 [wnt] <Frans
pluimstrijken kruiperige complimenten maken 1479 [mnw]
pluis vlokje 1651 [wnt]
pluizen pluizen uit elkaar trekken 1573 [Plantijn] <Frans
plukharen* vechten 1505 [mnw] {3.1}
plukken lostrekken 1240 [Bern.] <Latijn
plumeau vederborstel 1889 [wnt] <Frans
plumpudding soort pudding 1746 [wnt] <Engels {3.2/4.1.6}
plunderen* (be)roven 1372 [mnw]
plunje* kleding 1645 [wnt]
pluralis meervoud 1576 [Colloquien oft tsamensprekingen (...) in ses spraken] <Latijn
pluriform veelvormig 1954 [wnt veranderlijk] <Latijn
plus plusteken 1537 [Kool] <Latijn
plusfour kuitbroek 1931 [kwt] <Engels {3.2}
plusminus bijwoord van hoedanigheid: ongeveer 1759 [wnt verkleinen] <Latijn
plutonium chemisch element 1948 [kwt] <modern Latijn
pluvier steltloper 1272 [cg i 1, 235] <Frans
pluviometer regenmeter 1847 [kku] <Frans
pluviôse regenmaand 1824 [wei] <Frans {3.2}
pneumatisch met lucht werkend 1778 [wnt] <Frans
pneumonie longontsteking 1824 [wei] <Frans
po kamerpot voor kinderen om hun behoefte op te doen 1929 [wnt] <Frans {4.4}
pochen snoeven 1573 [Plantijn] <Duits
pocheren gaar maken beneden het kookpunt of eieren zonder schaal koken 1950 [gvd] <Frans
pochet zakdoekje 1929 [Aanv wnt] <Frans
pocket boek in zakuitgave 1959 [wnt] {3.3/5}
poco een weinig 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
podium platform 1844 [wnt] <Latijn
podometer passenteller 1824 [wei]
podsol schierzand 1941 [Ts. Kon. Ned. Aardr. Genootschap, 2e serie, 58] <Russisch {3.2}
poed Russisch gewicht 1708 [wnt] <Russisch {3.2}
poedel hondensoort 1804 [wnt] <Duits {4.1.3}
poedel* misschot 1887 [wnt]
poedelen* wassen 1897 [wnt] {3.1}
poedelnaakt geheel naakt 1889 [wnt] <Duits {4.4}
poeder gruis 1287 [cg NatBl] <Frans
poëem gedicht 1609 [wnt] <Frans
poëet dichter 1287 [cg NatBl] <Frans
poef zitkussen 1889 [wnt poef iv] <Frans
poeh* tussenwerpsel: uitroep van verbazing of spot 1569 [wnt] {4.3}
poeha* drukte 1891 [wnt boeha]
poekelen Bargoens: te veel praten, doorslaan 1890 [moo]
poel* plas 918-948 [Claes] {2.3}
poelet soepvlees 1698-1700 [wnt] <Frans {4.1.6}
poelier handelaar in geslachte vogels en wild 1571 [Toll.] {4.1.13}
poëma dichtstuk 1609 [wnt poëem] <Latijn
poema katachtige 1770 [Van Donselaar Tw. 10] <Spaans {3.2/4.1.3}
poen geld 1698 [wnt poen iii]
poepduur* zeer duur 1991 [Hoppenbrouwers] {4.4/5}
poepen* zijn gevoeg doen 1889 [wnt] {3.1/4.4}
poepielink* zeer link 1991 [Hoppenbrouwers] {4.4}
Poerim joods feest 1526 [wnt] <Hebreeuws {3.2/4.1.7}
poes* vrouwelijke kat 1561 [Toll.] {4.1.3}
poesjenel hansworst 1697 [wnt]
poeslief* schijnbaar erg lief 1903 [wnt poes] {4.4}
poespas* drukte 1821 [wnt] {3.1}
poessiealbum album van een meisje met versjes van vrienden en familie 1898 [gvd]
poesta grassteppe 1886 [kku] <Hongaars
poet Bargoens: geld, buit 1906 [moo] <? {3.5}
poets grap 1671 [wnt] <Duits
poetsen reinigen 1645 [wnt] <Duits
poezelig* mollig 1617 [wnt]
poëzie dichtkunst 1548 [wnt] <Frans
pof* plooi 1776 [wnt]
poffen* op krediet kopen 1851 [wnt]
poffertjes* ronde koekjes 1746 [wnt] {4.1.6}
pogen* proberen 1265-1270 [cg Lut.K]
pogrom razzia tegen joden 1905 [wnt] <Russisch {3.2}
pointe strekking 1859 [Multatuli, Max Havelaar, 110] <Frans
pointer hondensoort 1864-1875 [wnt] <Engels {4.1.3}
pointillisme met puntjes schilderen 1947 [kwt] <Frans
poise eenheid van inwendige wrijving 1952 [wnt viscositeit]
pok* puistje 1401-1500 [mnw]
Pokémon naam voor een populair spel 1999 [Internet: nrc.nl: april] <Engels of Japans {1.1/4.1.18}

[pagina 1046]

[p. 1046]

poken* porren 1450 [mnw]
poker kaartspel 1912 [kku] <Engels {4.1.18}
pokkenweer* zeer slecht weer 1950 [gvd] {4.1.1}
pol graspol 1764 [wnt] <Nederduits {3.2}
polair pool- 1853 [wnt] <Frans
polariseren elektrische lading geven 1885-1889 [wnt] <Frans
polariseren tegenstellingen toespitsen 1976 [gvd] <Engels
polarisraket tweetrapsraket 1984 [gvd] {4.1.14}
polaroid polariserende kunststof voor zonnebrillen 1939-1940 [De Gedehbode 69] <Engels
polder* bemalen land 1130-1161 [Slicher] {1.2.4/2.4}
poldermodel Nederlandse consensus-politiek 1995 [Hofland in nrc-h 31/12/99]
Poldernederlands* gesproken Nederlands met systematische verschuiving van de uitspraak 1997 [Stroop, boektitel] {4.4}
polemiek twistgeschrift 1872 [gvd] <Frans
polemisch strijdend 1824 [wei] <Duits
polemologie de leer van het ontstaan van oorlogen 1970 [Recht voor raap]
polenta gerecht 1824 [wei] <Italiaans {3.2/4.1.6}
poliep woekering 1906 [wnt] <Frans of Latijn
polijsten glad maken 1554 [Toll.]
polikliniek inrichting voor niet-bedlegerige patiënten 1864-1865 [wnt Bijv.+verb.] <Duits
polio kinderverlamming 1957 [wp jaarboek 1958]
polis verzekeringscontract 1563 [wnt] <Frans
polis stad 1976 [wp] <Grieks {3.2}
politbureau dagelijks bestuur van de communistische partij 1949 [wnt regent] <Russisch {3.2}
politicus staatsman 1629 [wnt] <Latijn
politie overheidsdienst voor openbare orde 1798 [wnt] <Frans {3.2}
politiek staatkundig 1548 [wnt] <Frans
politiek staatkunde 1855 [wnt] <Frans
politoer gladheid 1824 [wei] <Duits
polka dans 1846 [wnt] <Duits {4.1.15}
poll stemming 1847 [kku] <Engels
pollen stuifmeel 1847 [kku] <Latijn
pollens tussenwerpsel: uitroep van verbazing 1972 [Van Gelder 1993] {4.3}
pollepel keukenlepel 1348 [mnw] {1.2.4}
pollutie verontreiniging 1553 [Aanv wnt] <Frans
polo balspel 1912 [kku] <Engels {4.1.18}
polonaise dans 1787 [wnt] <Frans {4.1.15}
polonium chemisch element 1912 [kku] <modern Latijn
pols handgewricht 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn {3.2}
polsen peilen 1410 [mnw] <Latijn
polsstok lange stok 1599 [Kil.]
poltergeist klopgeest 1992 [gvd] <Duits {3.2}
polyamide stikstofhoudende kunststof 1967 [wp in kleuren]
polyandrie huwelijk van vrouw met meerdere mannen 1824 [wei]
polyarchie regering van velen 1824 [wei] <Grieks {3.2}
polychroom in verschillende kleuren 1847 [kku] <Frans
polyeder veelvlak 1832 [wei] <Frans
polyester kunststof 1961 [Aanv wnt] {4.1.9}
polygaam met meer dan één persoon getrouwd 1926 [wnt] <Frans
polyglot veel talen sprekend 1866 [wnt corrector] <Frans
polygoon veelhoek 1652 [wnt] <Frans
polygynie veelwijverij 1824 [wei]
polymeer verbinding uit gelijksoortige moleculen 1898 [gvd]
polyptiek veelluik 1859-1864 [wnt] <Frans
polysemie verschijnsel dat een woord meerdere betekenissen heeft 1950 [gvd] <Frans
polystyreen kunststof 1967 [wp in kleuren]
polysyndeton veelverbinding 1663 [mey] <Grieks {3.2}
polytechnisch het hele gebied van de techniek betreffend 1863 [wnt] <Frans
polytheïsme veelgodendom 1778 [wnt] <Frans
polyvalent meerwaardig 1904-1905 [wnt stam]
pomelo pompelmoes 1968 [kwt] <Engels {4.1.2}
pomerans dopje 1850 [wnt] <Duits
pomerol bordeauxwijn 1949 [wp (Bordeaux)] <Frans {4.1.6}
pommade haarcrème 1697 [wnt] <Frans
pomologie ooftkunde 1758 [Aanv wnt]
pomp praal 1439 [mnw] <Frans
pomp zuig- of persinstrument 1556 [wnt] <Portugees of Spaans {3.2}
pompelmoes grapefruit 1648 [wnt] <Tamil {4.1.2}
pompernikkel roggebrood 1768 [wnt] <Duits {4.1.6}
pompeus praalziek 1488 [mnw] <Frans
pompoen vrucht 1562 [Claes] <Frans {4.1.2}
pompon versiering op kleding 1815 [wnt] <Frans
pomposo (van muziek) statig 1805 [Muzijkaal Zak-Boekje] <Italiaans {3.2}
pon nachtkleed 1912 [wnt]
poncho cape 1847 [kku] <Spaans {3.2}

[pagina 1047]

[p. 1047]

pond oude munt, tegenwoordig munteenheid van o.a. Cyprus, Egypte, Ierland, Libanon, Malta, Soedan en Syrië 1237 [vmnw] <Latijn {4.1.12}
pond gewichtseenheid 1277 [vmnw] <Latijn
pond sterling munteenheid van Verenigd Koninkrijk 1697 [wnt pond] <Engels {3.2/4.1.12}
ponem, porem Bargoens: gezicht 1875 [Polak, Geïllustreerd Politie Nieuws] <Jiddisch {3.2}
poneren stellen 1698 [mey] <Latijn
pongo mensaap 1847 [kku] <Kongolees {4.1.3}
ponjaard dolk 1545 [wnt] <Frans {4.1.14}
ponsen gaatjes slaan 1860-1861 [wnt]
pont veerpont 1339-1345 [mnw] <Latijn {4.1.11}
ponteneur eer(gevoel) 1909 [wnt] {1.2.5}
pontifex priester 1697 [wnt assisteeren] <Latijn
pontificaal opperpriesterlijk 1586 [wnt Bijv.+verb.] <Latijn
ponton vaartuig dat brug ondersteunt 1599 [wnt] <Frans
pony paardje 1847 [kku] <Engels {4.1.3}
pooien zuipen 1504 [wnt pooien i] <Romani {3.2}
pooier souteneur 1413 [Rechtsbronnen van de stad A'dam] {4.1.13}
pook* rakel 1799-1811 [wnt]
pool uiteinde van as waarom een lichaam draait 1598 [wnt] <Frans
pool opstaande haren van tapijt 1718 [Herlein, Beschrijving Volk-Planting Zuriname 184] <Frans
pool voetbalpool 1949 [De Vooys] <Engels {4.1.18}
poon vaartuig 1577 [Toll.] <? {3.5/4.1.11}
poon beenvis 1693 [wnt] <? {3.5}
poort doorgang in muur 901-1000 [wps] <Latijn {2.5/3.2}
poort verbinding met de centrale verwerkingseenheid 1981 [Mini/micro computer okt. 9, 20] <Engels
poorter burger 1236 [cg i 1, 21]
poos tijd(je) 1338 [mnw] <Frans
poot been 1287 [cg NatBl] <Latijn
poot mannelijke hom*oseksueel 1974 [Endt]
pop speelgoed 1252 [mnw] <Latijn {4.1.18}
pop gulden 1869 [wnt] {4.1.12}
pop-art kunstrichting die gebruik maakt van alledaagse elementen 1964 [Aanv wnt] <Engels
popcorn gepofte maïs 1979 [Wijnands&Ost] <Engels {4.1.6}
pope Russisch-orthodoxe priester 1677 [wnt] <Russisch {3.2}
popelen* in spanning verkeren 1617 [wnt] {3.1}
popeline weefsel 1749 [wnt popeline i] <Frans {4.1.9}
popmuziek moderne, populaire muziek 1968 [Aanv wnt] <Engels {4.1.16}
popper drug die libido versterkt 1986 [De Coster 1999] <Engels {4.1.6}
populair geliefd 1689 [wnt] <Frans
populariteit het geliefd zijn bij het volk 1795-1843 [wnt] <Frans {3.2}
populatie bevolking 1598 [wnt Bijv.+verb.] <Frans
populier plantengeslacht 1287 [cg NatBl] <Frans
populisme stroming in de Franse literatuur met aandacht voor de lagere volksklasse 1961 [gvd] <Frans {3.2}
poreus met poriën 1485 [hws] <Frans
porie kleine opening, o.a. in huid 1867-1872 [wnt] <Frans
p*rnografie prikkellectuur 1929-1930 [wnt] <Frans
porositeit poreusheid 1824 [wei] <Frans
porren* stoten 1254 [vmnw] {3.1}
porselein wit aardewerk 1596 [wnt] <Frans
port vrachtgeld voor poststukken 1588 [wnt Bijv.+verb.] <Frans
port sterke wijnsoort 1808 [wnt] <Engels {4.1.6}
portaal deurnis, gang 1285 [cg Rijmb.] <Frans
portaal zoekmachine op internet 1999 [R99] <Engels
portable lichtgewicht schrijfmachine 1934 [kwt] <Engels
portable draagbare computer 1984 [hcc nieuwsbrief dec. 12, 107] <Engels {4.1.17}
portato gedragen 1860 [Nieuw beknopt en volledig muziekaal wrdb.] <Italiaans {3.2}
portee draagwijdte 1872 [gvd] <Frans
portefeuille opbergmap(je) voor papieren 1784-1785 [wnt] <Frans
portemonnee geldtasje 1872 [gvd] <Frans
porter Engels bier 1827 [Olivier, Land- en zeetogten in Nederland's Indië] <Engels {4.1.6}
portie (aan)deel 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans
portiek open portaal 1696 [wnt] <Frans
portier deurwachter 1301-1400 [mnw] <Frans
portier deur van voertuig 1667 [wnt]
portlandcement soort cement 1881 [wnt] <Engels
porto vrachtgeld voor poststukken 1585 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2}
portofoon walkie-talkie 1962 [Aanv wnt] {4.1.17}
portret beeltenis 1662 [wnt] <Frans

[pagina 1048]

[p. 1048]

portwijn sterke wijnsoort 1847 [kku] <Engels {4.1.6}
pos* beenvis 1287 [cg NatBl]
pose houding 1837-1845 [wnt] <Frans
positie stelling 1641-1642 [wnt] <Frans
positief stellig 1663 [wnt] <Frans of Latijn
positief afdruk van een negatief 1855 [wnt] <Engels {4.1.17}
positivisme wijsgerige richting, stellige wijsbegeerte 1881 [wnt] <Frans
positivo altijd (irritant) positief denkend persoon 1982 [Sanders 1999] {4.4}
positron positief geladen deeltje 1948 [kwt] <Engels
posse groepje hiphoppers uit één buurt 1987 [De Coster 1999] <Engels
possessief bezittelijk voornaamwoord 1625 [Van Heule, Nederduytsche gramm.] <Latijn
post paal 1240 [Bern.] <Latijn {3.2}
post posterijen, briefvervoer 1525 [hws] <Frans of Italiaans
postaal van de post 1924 [gvd] <Frans
postbode brievenbesteller 1599 [wnt] <Duits
postelein plantengeslacht 1659 [wnt] {4.1.6}
poster aanplakbiljet 1912 [kku] <Engels
posteren plaatsen 1688 [wnt posteeren i] <Frans
poste restante bijwoord: op postkantoor op afhalen wachtend 1824 [wei] <Frans
posterieur later 1898 [gvd] <Frans
postiljon postrijder 1631 [wnt] <Frans
postmodernisme stijl in de architectuur 1983 [Artikel in De Gids]
postscriptum naschrift 1784 [wnt victorie] <Latijn
postulaat vooropgestelde stelling 1873 [wnt] <Latijn
postuleren zonder bewijs het bestaan aannemen 1919 [wnt] <Frans
postuum na de dood 1920 [wnt] <Latijn
postuur houding 1607-1623 [wnt] <Frans
postzegel frankeerzegel 1850 [wnt] {1.4}
pot vaatwerk 1250 [cg ii 1 Gen.rec.] <Latijn {1.2.3}
pot lesbienne 1970 [Recht voor raap] {1.2.3}
potassium kalium 1855 [kku] <modern Latijn
potdicht helemaal dicht 1844 [wnt pot] {4.4}
potdoof zeer doof 1837 [wnt pot] {4.4}
potdorie* tussenwerpsel: bastaardvloek 1899 [wnt pot iii] {1.2.4/4.3}
poten* planten in de grond steken 1240 [Bern.]
potent met seksueel vermogen 1961 [gvd] <modern Latijn
potentaat vorst, iem. die zich laat gelden 1560 [wnt] <Frans
potentiaal spanning 1888-1890 [wnt] <Duits
potentie macht 1540 [wnt Bijv.+verb.] <Latijn
potentie seksueel vermogen 1855 [kku] <modern Latijn
potig gespierd 1802 [wnt]
potlood schrijfstift 1618 [wnt]
potloodventer exhibitionist 1986 [De Coster 1999]
potpourri mengelmoes 1832 [Lulofs, Lessen over de Redekunst, i, 134] <Frans {4.1.16}
pots grap 1704 [Hannot&Hoogstraten]
potsierlijk lachwekkend 1714 [Toll.] <Duits
potver* tussenwerpsel: bastaardvloek 1898 [gvd] {4.3}
potvis walvisachtige 1634 [wnt] {1.3/4.1.3}
poujadisme protest van de kleine luiden tegen de grote politieke machinerie 1984 [gvd] <Frans {3.2}
poule inzet bij spel 1847 [kku] <Frans
pousseren vooruit helpen 1651-1652 [wnt] <Frans
pover arm 1486 [mnw] <Frans
powersturing het sturen met de schroef 1970 [gvd Suppl.] <Engels
praaien aanspreken 1651 [Claes] <Engels {3.2}
praal pracht 1573 [wnt]
praam schuit 1429 [mnw] <Nederduits {3.2/4.1.11}
pracht praal 1569 [Claes] <Duits
practical joke poets 1968 [kwt] <Engels
practicum praktisch werk van studenten 1909 [wnt] <Duits
praeputium voorhuid 1832 [wei] <Latijn {3.2}
pragmatisch zakelijk, effectief 1824 [wei] <Duits
pragmatisme filosofische leer, zakelijke aanpak 1847 [kku] <Engels
prairial weidemaand 1824 [wei] <Frans {3.2}
prairie grasvlakte 1853 [wnt] <Engels
prakken* eten met een vork fijnmaken 1871 [wnt] {3.1}
prakkiseren (be)denken 1720 [wnt]
praktijk toepassing 1240 [Bern.] <Frans of Latijn
praktikabel uitvoerbaar 1580 [wnt voorbij] <me Latijn
praktisch m.b.t. de toepassing, nuttig 1840 [wnt] <Duits
praktisch bijwoord van hoedanigheid: bijna 1919 [wnt] <Engels
pralen pronken 1599 [Kil.] <Duits
praline bonbon 1869 [wnt] <Frans {4.1.6}

[pagina 1049]

[p. 1049]

pralltriller korte triller 1912 [kku] <Duits {3.2}
pram* vrouwenborst 1642 [wnt] {4.4}
prangen* drukken, knellen 1400 [mnw] {3.1}
prat* trots 1546 [Claes]
praten* spreken 1440 [mnw] {3.1}
prauw vaartuig 1596 [De Jonge ii, 322] <Indonesisch {3.2/4.1.11}
preambule inleiding 1824 [wei] <Frans
precair hachelijk 1909 [wnt] <Frans
Precambrium geologisch tijdperk 1945 [Van der Vlerk, Geheimschrift der aarde 229] <modern Latijn
precedent eerder plaats gevonden hebbend geval 1503 [Boutillier] <Frans
precies nauwkeurig 1537 [hws] <Frans
precieus gekunsteld 1910 [wnt] <Frans
preciseren nauwkeurig omschrijven 1872 [gvd] <Frans {1.2.6}
predator roofdier 1912 [kku] <Latijn
predestinatie goddelijke voorbeschikking 1541-1550 [hws] <Latijn
predikaat (loffelijke) bijvoeging 1815 [wnt jonkheer] <Duits
predikaat gezegde 1846 [wnt praedicaat] <Frans
predikant protestantse titel, dominee 1557 [wnt] <Frans {4.1.8}
prediken Gods woord verkondigen 1200 [cg ii 1 Servas] <Latijn
predisponeren voorbestemmen 1886 [kku]
preek leerrede 1599 [Kil.] <me Latijn
prefab geprefabriceerd 1951 [De Vooys] <Engels
prefect ambtenaar, hoofd 1530 [mnw bescermenesse] <Frans of Latijn
preferent bevoorrecht, verkieslijk 1810 [wnt] <Latijn
preferentie voorrang 1541 [wnt] <Frans
prefereren verkiezen 1518 [hws] <Frans
prefix voorvoegsel 1578 [Aanv wnt] <modern Latijn
pregnant scherp geformuleerd, overtuigend 1559 [wnt] <Frans
prei soort look 1226-1250 [cg ii 1 Pl.gloss.] <Frans {4.1.6}
prelaat geestelijke met rechtsgebied 1240 [Bern.] <Frans {4.1.8}
preliminair inleidend, voorbereidend 1696 [wnt] <Frans
preluderen inleidend spelen, zinspelen 1805 [wnt] <Frans {3.2}
prematuur vroegtijdig 1635 [wnt Bijv.+verb.] <Frans
premie beloning 1624 [wnt] <Latijn
premier eerste minister 1904 [wnt] <Frans
première eerste opvoering 1884 [wnt] <Frans
premisse vooropgezette stelling 1777 [mey] <Frans
premium geschenk aan de klant 1984 [gvd] <Engels
prenataal vóór de geboorte 1961 [gvd]
prent door in- of opdrukken verkregen plaat 1294 [cg I3, 2075] <Frans
preoccupatie waarmee men zich in de geest bezighoudt 1872 [gvd] <Frans
preparaat door kunstbewerking bereide stof 1808 [wnt] <Latijn
prepareren voorbereiden 1537 [hws] <Frans
prepositie voorzetsel 1548 [wnt mits] <Latijn
prerogatief voorrecht 1491 [hws] <Frans
presbyter priester 1535 [hws] <Latijn {4.1.8}
presbyteriaan lid van Angelsaksisch kerkgenootschap, dat door presbyters wordt bestuurd 1726 [wnt] <Engels {3.2/4.1.8}
présence wijze van zich presenteren 1824 [wei] <Frans
presenning zeildoek 1598 [wnt] <Portugees {3.2}
presens tegenwoordige tijd 1638 [Ruijs] <Latijn
present geschenk 1240 [Bern.] <Frans
present aanwezig 1281 [cg i 1, 595] <Frans
presentatie aanbieding, voorstelling 1350 [mnw] <Frans
presenteren aanbieden, voorstellen 1240 [Bern.] <Frans
preservatief condoom 1923 [wnt] <Frans
preses voorzitter 1591 [wnt] <Latijn
president voorzitter 1477 [Teuth.] <Frans
president staatshoofd in republiek 1830 [wnt] <Frans
preskop hoofdkaas 1950 [gvd] <Duits {3.2/4.1.6}
pressante het tempo verhaastend 1860 [Van Donselaar Woordenaar 2, 1] <Italiaans {3.2}
pressen dwingen tot dienstneming 1591-1602 [wnt] <Engels {3.2}
pressen sterk drukken 1617 [wnt] <Frans
presse-papier zwaar voorwerp om op losse papieren te leggen 1888 [Delinotte en Nolen, Dictionnaire complet] <Frans
prestatie verrichting 1586 [wnt] <Frans
presteren tot stand brengen 1650 [mey] <Latijn
prestige zedelijk overwicht 1795-1843 [wnt] <Frans {3.2}
prestigieus met veel prestige 1984 [gvd] <Frans
prestissimo zeer snel 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
presto bijwoord: snel 1824 [wei] <Italiaans {3.2}
pret* plezier 1600 [wnt]

[pagina 1050]

[p. 1050]

pretenderen voorgeven 1416 [hws] <Frans
pretentie aanspraak 1580 [wnt] <me Latijn
pretentieus verwaand 1864 [wnt] <Frans
preteritum verleden tijd 1806 [wnt toezetten] <Latijn
pretzel zoute krakeling 1999 [gvd] <Engels {4.1.6}
preuts (overdreven) kuis 1611-1620 [wnt] <Frans
prevaleren overwicht hebben 1540 [hws] <Latijn
prevelen* mompelen 1615 [wnt revelkallen] {3.1}
preventie het voorkomen 1503 [Boutillier] <me Latijn
preview voorvertoning 1981 [Foto en film enc.] <Engels
prieel begroeid zitje 1285 [cg Rijmb.] <Frans
priegelen* peuteren 1897 [wnt] {3.1}
priem gebed 1236 [cg i 1, 25]
priem* puntig werktuig 1254 [vmnw] {3.1}
priemgetal getal dat alleen deelbaar is door één en door zichzelf 1872 [gvd] <Duits
priester geestelijke 1236 [cg i 1, 26] <Latijn {4.1.8}
prietpraat* kletspraat 1841 [wnt] {1.2.2/3.1}
prijken* pronken 1599 [kil]
prijs kosten 1250 [cg ii 1 Trist.] <Frans
prijsgeven opofferen 1806 [wnt]
prijzen op waarde schatten 1240 [Bern.] <Frans
prik* kaakloze vis 1390-1460 [mnw]
prik* steek 1611 [wnt]
prikje* klein bedrag 1838 [wnt] {1.3}
prikkelen* prikken, aansporen 1401-1450 [mnw] {3.1}
prikken* steken 1573 [Plantijn] {3.1}
pril* jong 1599 [Kil.]
prima eerste, fijnste 1868 [wnt waterproef ii] <Italiaans {3.2}
primaat titel van aartsbisschoppen en de paus 1350 [mnw] <Frans
prima donna eerste zangeres aan opera, favoriete 1834 [wnt verwenschen] <Italiaans {3.2}
primair voornaamst 1908 [wnt] <Frans
primeur eerste openbaarmaking van iets nieuws 1885-1886 [wnt] <Frans
primitief onontwikkeld 1635 [wnt Bijv.+verb.] <Frans
primo bijwoord van tijd: op de eerste dag van de maand 1324-1341 [Stadb. Zwolle i] <Latijn of Italiaans {4.1.7}
primula plantengeslacht 1777 [wnt wolkruid] <Latijn
principaal voornaam(st) 1277 [cg i 1, 347] <Frans
principe beginsel 1830 [wnt] <Frans
principieel berustend op principe 1847 [kku] <Duits
prins vorst, koningszoon, adellijke titel 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans {1.2.3}
prinses vrouw van een prins, koningsdochter 1401-1450 [mnw] <Frans
prins-gemaal man van de regerende vorstin 1889 [wnt gemaal z.j.] {3.1}
print papierafdruk 1970 [gvd Suppl.] <Engels
printer drukapparaat 1969 [Dijkman, Computer-abc 47] <Engels
printing-on-demand het op aanvraag drukken van kleine aantallen boeken 1997 [Boekblad 25/9/2000] <Engels
prion eiwitachtig infectieus deeltje 1992 [wp] <Engels
prior kloosteroverste 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn {4.1.8}
prioriteit voorrang 1604 [wnt] <Frans
prisma kantzuil 1778 [wnt] <Latijn {3.2}
privaat particulier 1350 [mnw] <Latijn
privaat wc 1450-1500 [mnw] <me Latijn {4.4}
privaatdocent onbezoldigd docent aan een universiteit 1863-1872 [wnt privaat ii] <Duits
privacy persoonlijke vrijheid 1961 [gvd] <Engels
privé particulier 1512 [hws] <Frans
privilege voorrecht 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans
pro voorzetsel 1564 [wnt artikel] <Latijn {4.2}
probaat beproefd 1700 [wnt] <Latijn
proberen beproeven 1440 [mnw] <Latijn
proberen pogen 1724-1726 [wnt]
probleem vraagstuk, moeilijkheid 1648 [wnt] <Duits of Frans
procédé werkwijze 1897 [wnt] <Frans
procederen handelen tegen, een proces voeren 1453 [hws] <Frans
procedure procesvoering 1494-1512 [hws] <Frans
procedure actie 1537 [hws] <Frans
procent percent 1636 [wnt profiteren i] <Latijn
proces verloop van een zaak 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans
proces rechtsgeding 1295 [cg i] <Frans
processie plechtige optocht 1240 [Bern.] <Latijn
processueel m.b.t. het rechtsgeding in kwestie 1871-1899 [wnt]
proces-verbaal ambtshalve opgemaakt verslag 1642 [wnt] <Frans

[pagina 1051]

[p. 1051]

proclameren afkondigen 1548 [wnt] <Frans
procl*tisch toonloos aangesloten aan volgend woord 1929 [kwt]
procrustesbed pijnlijke positie 1914 [gvd]
procuratie volmacht 1356 [Moors 184, 6] <Frans
procurator beheerder 1392 [Moors 327, 5] <Latijn
procureur gerechtelijk vertegenwoordiger 1520 [wnt] <Frans
producer zakelijk, technisch leider van voorstellingen, films e.d. 1968 [kwt] <Engels
produceren voortbrengen 1697 [wnt] <Latijn
product uitkomst van een vermenigvuldiging 1508 [Kool] <Latijn
product voortbrengsel 1752 [wnt] <Latijn
productief vruchtbaar, winstbrengend 1862 [wnt] <Frans
proef onderzoek 1286 [cg I2, 1102] <Frans
proesten* niezen 1573 [Claes] {3.1}
proesten* lachen 1808 [wnt] {3.1}
proeven keuren door te eten 1200 [cg ii 1 Servas] <Frans
prof professor 1875 [wnt] {1.2.4}
prof professional 1950 [gvd]
profaan werelds 1540 [hws] <Frans
profeet voorspeller 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans {4.1.8}
professie beroep 1575 [wnt] <Latijn
professioneel beroeps- 1881-1888 [wnt] <Frans
professor hoogleraar 1575 [wnt] <Latijn {1.2.4}
professoraal m.b.t. een professor 1647 [wnt Bijv.+verb] <Frans
profeteren voorspellen 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn
profetie het profeteren 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans
proficiat tussenwerpsel: gefeliciteerd 1720 [wnt prosit] <Latijn {4.3}
profiel zijaanzicht 1617 [wnt] <Frans
profiel gewenste vaardigheden van een sollicitant 1973 [R75] <Engels
profijt voordeel 1265-1270 [vmnw] <Frans
profitariaat mensen die misbruik maken van sociale regelgeving 1985 [De Coster 1999]
profiteren voordeel trekken 1451-1500 [mnw] <Frans
profiterole gevulde soes 1976 [Complete kookboek voor de goede keuken] <Frans {3.2/4.1.6}
profylactisch voorbehoedend 1897 [koe] <Frans
prognose uitspraak omtrent vermoedelijk verloop 1919 [wnt] <Frans
programma overzicht van onderdelen, verklaring 1778 [wnt] <Latijn
programmatisch overeenkomstig het programmeren 1914 [gvd] <Duits {3.2}
progressie voortgang 1540 [hws] <Frans
project ontwerp, plan 1613 [wnt arresteeren Suppl] <Latijn
projecteren ontwerpen, bepalen 1650 [mey] <Latijn
projectiel voorwerp met explosieve lading dat wordt afgeschoten 1862 [wnt werpen iii] <Frans {4.1.14}
projector projectietoestel 1943 [Aanv wnt]
prol hufter 1949 [wnt prol iv]
proleet hufter 1897 [wnt] <Duits
prolegomena inleiding 1663 [mey] <Grieks {3.2}
prolepsis het logisch te vroeg noemen 1950 [gvd] <Grieks {3.2}
proletariër bezitloos arbeider 1870 [wnt] <Duits {1.2.3}
proletarisch m.b.t. het proletariaat 1894-1908 [wnt] <Duits
proliferatie woekering 1847 [kku] <Frans
prolongatie verlenging 1572 [wnt] <Frans
prolongeren verlengen 1494-1512 [hws] <Frans
proloog voorrede 1240 [Bern.] <Frans
promenade wandelweg 1689 [wnt] <Frans
promesse verhandelbare schuldbekentenis 1519 [wnt Bijv.+verb.] <Frans
promethium chemisch element 1976 [gvd] <modern Latijn
promillage duizendste deel 1961 [gvd]
prominent vooraanstaand 1824 [wei] <Engels
promiscue een vrij seksueel leven leidend 1984 [gvd] <Engels
promoten verkoop bevorderen 1972 [Aanv wnt] <Engels
promotie bevordering in rang 1586 [wnt] <Frans
promotie verkoopbevordering 1971 [R75] <Engels
promotor die een doctorandus begeleidt voor zijn promotie 1631 [wnt] <me Latijn
promoveren bevorderen 1276-1300 [cg Lut.A] <Latijn
prompt vlot 1548 [wnt] <Frans
pronken* pralen 1440 [mnw]
pronomen voornaamwoord 1626 [wnt] <Latijn
prooi buit 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans
proosdij waardigheid van proost 1296 [mnw provestie]
proost voorzitter van kapittel 1200 [cg ii 1 Servas] <Frans {4.1.8}

[pagina 1052]

[p. 1052]

proost tussenwerpsel: gezondheid! 1880 [wnt] <Latijn {4.3}
prop* bal 1420 [mnw]
propaan gasmengsel 1902 [Kerner von Marilaun, Leven der planten] <Engels
propaganda reclame 1850 [wnt] <Latijn
propedeuse eerstejaarsprogramma 1898 [wnt] <Latijn
propeller schroef voor het voortdrijven van vaartuigen 1846 [wnt Bijv.+verb.] <Engels
proper keurig, zindelijk 1573 [Plantijn] <Frans
proportie evenredigheid, verhouding 1477 [Teuth.] <Frans
proportioneel evenredig 1681 [wnt] <Frans
propositie voorstel 1488 [mnw] <Frans
proppen* ineenduwen 1484 [mnw] {3.1}
propvol* helemaal vol 1617 [wnt] {4.4}
prosit tussenwerpsel: gezondheid! 1720 [wnt] <Latijn {4.3}
prosodie leer van de versbouw 1633 [Ruijs] <Frans of Latijn
prosodisch m.b.t. de prosodie 1824 [wei] <Duits
prospectus drukwerk als aankondiging 1786 [wnt Bijv.+verb.] <Frans
prostaat voorstanderklier 1923 [wnt] <Frans
prostituee ho*r 1878 [wnt] <Frans {4.1.13}
prostitutie seksueel verkeer als beroep 1797 [wnt] <Frans {3.2}
prosument persoon die producent en consument tegelijk is 1996 [De Coster 1999] <L {3.4}
protactinium radioactief chemisch element 1961 [gvd]
protagonist voorvechter 1961 [gvd] <Frans of Engels {3.2}
protectie bescherming 1397 [hws] <Frans of Latijn
protectionisme bescherming van de eigen economie d.m.v. invoerrechten e.d. 1851 [wnt Bijv.+verb.] <Engels
protégé beschermeling 1813 [wnt] <Frans {3.2}
proteïne eiwitstof 1846 [Aanv wnt]
protest (uiting van) verzet 1582 [wnt] <Frans
protestant hervormd 1579 [Toll.] <Latijn {4.1.8}
protesteren verzet uiten 1400 [mnw] <Frans
prothese kunstledemaat 1929 [kwt] <Frans
protocol akte(n) 1477 [Teuth.] <Frans
proton positief elektrisch deeltje 1929 [kwt]
protoplasma mengsel van stoffen waaruit de cellen zijn opgebouwd 1912 [kku]
protozoön eencellig diertje 1847 [kku]
provenu opbrengst 1608 [Van Meteren, Commentarien 28] <Frans
proviand mondvoorraad 1596 [Linschoten 61] <Duits
provider organisatie die toegang verleent tot internet 1994 [pc+ 6/10, 17, 36] <Engels
provincialisme kleinsteedse bekrompenheid 1869 [wnt] <Frans
provincie gewest 1330 [mnw] <Latijn
provisie mondvoorraad 1500-1537 [mnw] <Frans
provisie percentueel loon 1642 [wnt] <Frans
provisorisch voorlopig 1847 [kku] <Duits
provo opstandige jongere 1965 [R75] {1.2.1/4.1.4/4.4}
provoceren uitdagen 1567 [wnt] <Latijn
provoost opzichter 1240 [Bern.] <Frans
proza ongebonden stijl 1617 [wnt tragicomedie] <Latijn
prozac antidepressivum 1995 [De Coster 1999] <Engels
prozaïsch niet-verheven 1790 [wnt] <Duits
pruik vals haar 1560 [wnt] <Frans
pruilen* mokken 1475 [mnw] {3.1}
pruim vrucht 1377-1378 [mnw] <Grieks {3.2/4.1.2}
pruimedant gedroogde pruim 1825 [wnt] <Frans {4.1.6}
pruimen tabak kauwen 1779 [wnt]
pruimtabak tabak om op te kauwen 1821 [wnt] {4.1.6}
prul* vod 1583 [wnt] {1.2.3}
prullaria waardeloze dingen 1844 [wnt]
prunel kleine pruim 1698 [wnt] <Frans {4.1.2}
prut* brij 1614 [wnt] {3.1}
prutsen* knutselen 1896 [wnt] {3.1}
pruttelen* geluidjes maken 1649 [wnt] {3.1}
przewalskipaard paardachtige 1885 [Album der Natuur 6] {4.1.3}
psalm godsdienstig lied 901-1000 [wps] <Latijn {2.5}
psalter Boek der Psalmen 901-1000 [wps] <Latijn {2.5}
pseudoniem schuilnaam 1837 [wnt] <Frans
psoriasis huidziekte 1624 [Aanv wnt] <modern Latijn
pst* tussenwerpsel: geluid waarmee men de aandacht trekt 1857 [wnt] {4.3}
psychedelisch bewustzijnsveranderend 1969 [R75]
psychiater zenuwarts 1847 [kku]
psychisch geestelijk 1824 [wei] <Duits
psychoanalyse methode waarbij de psychiater het onderbewuste bewust maakt 1924 [wnt autisme Suppl] <Duits {3.2}

[pagina 1053]

[p. 1053]

psychologie wetenschap die zich bezighoudt met de ziel 1679 [wnt] <modern Latijn
psychopaat met afwijkend gedrag 1910-1911 [wnt] <Frans
psychose zielsziekte 1887 [wnt traumatisch] <Duits
psychosomatisch lichaam en ziel als een geheel gezien 1955 [Aanv wnt]
pub kroeg 1939 [kwt] <Engels
puber kind in periode van volwassenwording 1938 [wnt] <Latijn {4.1.4}
pubis venusberg 1847 [kku] <modern Latijn {3.2}
publicatie uitgave, kennisgeving 1451 [hws] <Frans
publiceren door druk in het licht geven 1902 [wnt] <Latijn
public relations het onderhouden van goede betrekkingen met zijn kring 1956 [Aanv wnt] <Engels
publiek openbaar 1548 [wnt publiek i] <Frans
puck schijf bij ijshockey 1938 [Bruck, IJshockey, 36-7] <Engels
pudding dessert van stijf geworden vla 1842 [wnt] <Engels {4.1.6}
pudenda uitwendige schaamdelen 1908 [Elffers/Viljoen, Beknopt Nederlands wrdb. voor Zuid-Afrika] <Latijn {3.2/4.4}
pueblo dorp 1886 [kku] <Spaans {3.2}
puffen* blazen 1481 [mnw] {3.1}
pugilist vuistvechter 1847 [kku] <Frans
pui onderste deel van gevel 1787 [wnt] <Frans
puik* voortreffelijk 1406 [mnw]
puilen* zwellen 1351 [mnw]
puimsteen poreuze steen 1518 [Claes]
puin vergruisde steen 1443 [mnw] <? {3.5}
puist* pukkel 1285 [cg Rijmb.]
puitaal* beenvis 1599 [Kil.]
puk hondensoort 1889 [wnt] <Engels {4.1.3}
puk* kleintje 1897 [wnt] {4.1.4}
pukkel* bobbeltje 1567 [Claes Tw. 12] {3.1}
pul kannetje 1469 [mnw] {1.2.4}
pul* jong van een eend 1599 [Kil.]
pula munteenheid van Botswana 1976 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Tswana {4.1.12}
pulken* peuteren 1706 [wnt]
pulley riemschijf 1924 [gvd] <Engels
pullman spoorrijtuig 1899 [dbl] <Engels {4.1.10}
pullover gebreid kledingstuk dat over het hoofd moet worden aangetrokken 1931 [wnt] <Engels {3.2}
pulp fijngewreven vruchtvlees 1596 [wnt] <Frans
pulque alcoholische drank 1847 [kku] <Spaans {3.2/4.1.6}
puls stoot 1604 [wnt volkomen ii] <Latijn
pulsar bron van kosmische straling 1976 [wp] <Engels
pulseren kloppen 1901 [wnt] <Frans
pulver poeder 1250 [cg ii 1 Gen.rec.] <Latijn
pummel* lomperd 1865-1870 [wnt]
pump soort schoen 1915 [wnt] <Engels {4.1.9}
punaise pinnetje 1883 [wnt] <Frans
punch drank met wijn of rum 1721 [wnt] <Engels {3.2/4.1.6}
punch stoot 1946 [De Vooys] <Engels
punctie prik 1521 [wnt] <Latijn
punctualiteit stiptheid 1644 [wnt] <Frans
punctueel stipt 1635 [wnt] <Frans
punk subcultuur 1978 [R84] <Engels
punk provocerende rockmuziek 1984 [gvd] <Engels {4.1.16}
punker jongere met sterk anti-maatschappelijke opvattingen 1979 [R84] <Engels
punniken* peuteren 1896 [wnt] {3.1}
punniken* kurkje breien 1897 [wnt]
punt stip 1284 [cg I2, 805] <Latijn
punt spits 1534 [Dilucidissimus dictionarius]
punt munteenheid van Ierland 1990 [2000 Standard Catalog of World Coins] <Iers {4.1.12}
puntdicht epigram 1644 [wnt]
punter vaartuig 1864 [Calisch] {4.1.11}
puntkomma leesteken 1769 [wnt] {3.1}
pup jonge hond 1940 [wnt] <Engels {4.1.3}
pupil oogappel 1351 [mnw] <Frans
pupil minderjarige onder voogdij 1643 [wnt] <Frans {4.1.4}
puppy jonge hond 1950 [gvd] <Engels {4.1.3}
puree fijngestampt gerecht 1544 [Paludanus, Dictionariolum rerum maxime vulgarium] <Frans {4.1.6}
purgatorium vagevuur 1896 [kwt] <me Latijn
purgeren het lichaam zuiveren 1285 [cg Rijmb.] <Frans
purist taalzuiveraar 1731 [wnt] <Frans
puritanisme levenshouding van de puriteinen 1874 [wnt] <Engels
puritein strenge protestant 1608 [Van Meteren, Commentarien, register] <Engels {3.2/4.1.8}
purper paarsrode kleur 1285 [cg Rijmb.] <Latijn {4.1.5}
pur sang van zuiver ras 1895 [Broeckaert] <Frans
purser administrateur op schip of vliegtuig 1935 [wnt] <Engels
pus etter 1755 [wnt vleesch] <Latijn

[pagina 1054]

[p. 1054]

push stuwkracht 1950 [gvd] <Engels
put gegraven opening met water 855 [Claes] <Latijn {2.3}
puts scheepsemmer 1445 [mnw]
putsch staatsgreep 1912 [kku] <Duits
puttee beenwindsel 1912 [kku] <Engels {3.2}
putter zangvogel 1555 [wnt]
putter golfstick 1961 [gvd] <Engels
putti naakte kinderfiguurtjes 1912 [wnt] <Italiaans {3.2}
puur zuiver 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans
puzzel raadsel 1895 [wnt] <Engels {4.1.18}
pvcpolyvinylchloride 1953 [wp voor de vrouw (plastic)] <L {3.4}
pygmee dwerg 1862 [wnt winstgevend] <Latijn
pyjama nachtkleding 1912 [kku] <Engels {3.2}
pyloon hoge constructie 1911 [Couperus, Antiek toerisme] <Frans
pyriet zwavelijzer 1287 [cg NatBl]
pyromanie ziekelijke neiging tot brandstichten 1912 [wnt] <Frans
Pyrrusoverwinning overwinning ten koste van dusdanige verliezen dat men eraan ten onder gaat 1913 [wnt Pyrrhus-overwinning]
python slang 1622 [wnt]
qat hallucinogene boomblaadjes waarop gekauwd wordt 1992 [gvd] <Arabisch {3.2/4.1.6}
qua voorzetsel 1824 [wei] <Latijn {4.2}
quadrille dans van vier paren 1806 [wnt] <Frans {3.2/4.1.15}
quaestor Romeins beheerder van de schatkist 1669 [wnt] <Latijn
quaker lid van godsdienstige sekte 1655 [wnt] <Engels {3.2/4.1.8}
qualitate qua ambtshalve 1646 [wnt] <Latijn
quant energieportie 1937 [wnt quantum]
quantité négligeable te verwaarlozen hoeveelheid 1929 [kwt] <Frans
quarantaine afzondering 1664 [wnt] <Frans
quark subatomair deeltje met een lading van +1/3 of -2/3 van het elektron 1970 [Recht voor raap] <Engels
quartair vierde (tijdperk) 1862 [wnt] <Duits
quasar verschijnsel in kosmos 1968 [wp jaarboek 1969] <Engels
quasi bijwoord: zogenaamd 1671 [wnt] <Latijn
quatre-mains vierhandig 1847 [kku] <Frans
quatsch onzin 1940 [Aanv wnt] <Duits {3.2}
queeste speurtocht 1301-1350 [mnw] <Frans
querulant klager 1847 [kku] <Duits
questionaire vragenlijst 1947 [wnt questionnaire] <Frans
queteletindex manier om overgewicht te bepalen 1999 [gvd]
quetzal munteenheid van Guatemala 1925 [2000 Standard Catalog of World Coins] <Spaans {3.2/4.1.12}
queue wachtrij 1847 [kku] <Frans
quiche gerecht 1984 [gvd] <Frans {3.2/4.1.6}
quickstep dans 1961 [gvd] <Engels {4.1.15}
quisling verrader 1950 [gvd]
quitte wederzijds niets meer schuldig 1563 [wnt] <Frans
quiz vraag- en antwoordspel 1952 [Toll.] <Engels
quorum aantal leden dat voor stemming aanwezig moet zijn 1886 [kku] <Engels
quota aandeel 1542 [hws] <me Latijn
quoteren van volgnummers voorzien 1577 [wnt quoteeren ii] <me Latijn
quotiënt uitkomst van een deling 1537 [Kool] <Frans
quotum evenredig deel 1847 [kku] <Latijn
raad* advies, adviserend college 901-1000 [wps]
raadsel* puzzel 1240 [Bern.] {4.1.18}
raadzaam* welberaden 1515 [wnt Suppl]
raaf* zangvogel 1100 [Willeram] {3.1}
raaf opperrabbijn 1875 [Polak, Geïllustreerd Politie Nieuws] <Jiddisch {3.2}
raak* het doel treffend 1641 [wnt]
raam* lijst(werk) 1277 [cg i 1, 353]
raap plantensoort 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.6}
raar vreemd 1393-1402 [mnw] <Frans
raaskallen* onzin praten 1613 [wnt]
raat* bouwsel van was in bijenkorf 901-1000 [wps]
rabarber een gewas, gerecht daarvan 1351 [mnw] <me Latijn {4.1.6}
rabat korting 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans
rabauw schurk 1460 [mnw] <Frans
rabbi joods godsdienstleraar 1526 [wnt vertalen] <Hebreeuws {3.2}
rabbijn joods godsdienstleraar 1548 [wnt] <me Latijn
rabiës hondsdolheid 1901 [kui] <Latijn
race wedstrijd 1827-1830 [Olivier, Land- en zeetogten in Nederland's Indië, 46a] <Engels {4.1.18}
rachitis Engelse ziekte 1778 [wnt] <modern Latijn
raciaal ras- 1976 [gvd] <Frans
rack stapelkastje voor audioapparatuur 1982 [R84] <Engels

[pagina 1055]

[p. 1055]

racket voorwerp om ballen mee te slaan 1898 [wnt] <Engels
racket organisatie van afpersers 1950 [gvd] <Engels
raclette maaltijd 1968 [wp voor de vrouw] <Frans {3.2/4.1.6}
rad* wiel 1300 [mnw]
rad* vlug 1451-1500 [mnw]
rad Bargoens: grote munt 1858 [wnt] <Duits {4.1.12}
radar plaatsbepaling van voorwerp d.m.v. teruggekaatste radiogolven 1950 [wnt vliegen] <Engels {1.1/1.2.5/4.1.17}
radbraken* voor straf de ledematen breken 1340-1350 [mnw]
raddraaier* aanstoker 1830 [wnt]
raden* gissen, adviseren 1100 [Willeram]
radiaal straalboog 1918 [Aanv wnt]
radiatie straling 1669 [mey] <Frans
radiator verwarmingslichaam 1908 [wnt] <Engels {4.1.9}
radicaal totaal, consequent 1787 [wnt] <Frans
radijs eetbare wortel 1484 [hws] <Frans {4.1.6}
radio draadloze omroep 1904 [Van der Horst 365] <Engels {4.1.17}
radioactiviteit het uitstralen van energie zonder uitwendige oorzaak 1908 [wnt] <Frans
radiocassetterecorder radio met ingebouwde cassetterecorder 1976 [gvd] {3.1/4.1.17}
radium chemisch element 1910 [kwt] <modern Latijn
radja Indische vorst 1610 [De Jonge iii, 304] <Hindi
radon chemisch element 1947 [Holleman, Leerboek der organische chemie 417]
rafel* draad 1653 [wnt] {3.1}
raffelen* vlug spreken 1672 [wnt] {3.1}
raffia bindsel van vezels 1902 [Kerner von Marilaun, Leven der planten] <Malagasi
raffineren zuiveren 1581 [wnt] <Frans
rag* spinnenweb 1599 [wnt]
rage bevlieging 1844 [wnt] <Frans
ragebol* borstel aan lange stok 1644 [wnt]
raggen* wild heen en weer lopen 1836 [wnt]
raglan kledingstuk met speciaal aangeknipte mouwen 1899 [dbl] <Engels {3.2}
ragout gerecht 1699 [wnt] <Frans {4.1.6}
ragtime gesyncopeerde dansmuziek 1919 [Aanv wnt] <Engels {4.1.16}
raï popmuziek van Algerijnse oorsprong 1986 [De Coster 1999] <Arabisch {3.2/4.1.16}
raid inval 1912 [kku] <Engels
raiffeisenbank boerenleenbank 1899 [dbl]
rail spoorstaaf 1839 [wnt] <Engels
rak* vaarwater 788-789 [Claes] {2.3}
rakel* hark 1834 [wnt]
rakelen* harken 1588 [Claes] {3.1}
rakelings* bijwoord van hoedanigheid: zo dat het bijna raakt 1832 [wnt] {3.1}
raken* treffen 1285 [cg Rijmb.]
rakende* voorzetsel 1672 [wnt zoetelaar] {4.2}
raket voorwerp om ballen mee te slaan 1525 [wnt] <Frans
raket vuurpijl 1740 [wnt] <Duits
raket projectiel met eigen voortstuwing 1950 [gvd] <Duits {3.2/4.1.14}
raketaandrijving aandrijving van lucht- of ruimtevaartuig d.m.v. raketten 1961 [gvd] {4.1.10}
raketten soort badminton 1776 [wnt] {4.1.18}
raki Turkse brandewijn 1824 [wei] <Turks {3.2/4.1.6}
rakker deugniet 1865-1870 [wnt] <Duits
rallentando langzamer 1820 [Muzijkaal zak-woordenboek] <Italiaans {3.2}
rally sterrit 1940 [Posthumus] <Engels
ram* mannelijk schaap 1223 [cg i] {4.1.3}
ram* stormram 1285 [cg Rijmb.] {4.1.14}
ram hydraulische ram 1875 [wnt] <Engels {1.2.3}
ramadan islamitische vastenmaand 1603 [F. de Houtman, Spraeck ende Woord-boek] <Arabisch {3.2/4.1.7}
rambam Bargoens: denkbeeldige ziekte 1918 [Sanders en Tempelaars] {3.1}
rambo mannetjesputter 1987 [De Coster 1999] <Engels
ramen* schatten 1384 [mnw]
rammelaar mannetje van konijn of haas 1573 [wnt]
rammelaar rinkelbel voor baby's 1682 [wnt] {4.1.18}
rammelen* ratelen 1528 [wnt] {3.1}
rammelen* paren van hazen en konijnen 1573 [Plantijn]
rammen beuken 1637 [wnt]
rammenas soort radijs 1658 [wnt] <Italiaans {3.2/4.1.6}
ramp* onheil 1285 [cg Rijmb.]
rampetampen* neuken 1970 [Recht voor raap] {3.1/4.4}
rampokken roven 1739 [wnt] <Indonesisch {3.2}
rampspoed* onheil 1330 [mnw] {3.1}
rampzalig* ellendig 1479 [mnw]
ramsj Bargoens: ongeregelde handel 1918 [wnt] <Jiddisch {3.2}
ranch landgoed 1912 [kku] <Engels

[pagina 1056]

[p. 1056]

rancune wrok 1361 [mnw] <Frans
rand* kant 1285 [cg Rijmb.]
rand munteenheid van de Republiek van Zuid-Afrika 1961 [Sanders 1995] <Afrikaans {3.2/4.1.12}
Randstad* aaneengroeiend stedencomplex in de westhoek van Nederland 1954 [Aanv wnt] {3.1}
rang trede in hiërarchie, klasse 1575 [wnt] <Frans
rangeren treinen of spoorwagons in volgorde plaatsen 1876 [wnt] <Frans
rangschikken indelen in groepen 1785 [wnt]
ranja limonadesiroop 1926 [wnt] {1.2.5/4.1.6}
rank* stengel van klimplant 1285 [cg Rijmb.]
rank* slank 1410 [mnw]
ranonkel plant 1773 [Claes] <Latijn
rans ranzig 1599 [wnt] <Frans
ransel rugtas 1758 [wnt] <Duits
ranselen onbarmhartig slaan 1760 [wnt] <Duits
ransuil* uilachtige 1488 [mnw]
rantsoen portie 1598 [wnt] <Frans
ranzig sterk smakend 1807 [wnt] <Duits
rap* vlug 1477 [Teuth.]
rap ritmische manier van praten 1986 [De Coster 1999] <Engels {4.1.16}
rapaille gepeupel 1437 [mnw] <Frans
rapen* oppakken, verzamelen 1265-1270 [cg Lut.K]
rapier lange, puntige degen 1524 [mnw] <Frans {4.1.14}
rapport verslag 1476 [mnw] <Frans
rapsodie vrije muzikale compositie 1635 [wnt] <Frans
rara* tussenwerpsel: raad eens 1788 [wnt] {3.1/4.3}
rariteit merkwaardigheid 1600 [wnt] <Frans
ras* snel 1265-1270 [cg Lut.K]
ras ondersoort 1665 [wnt Bijv.+verb.] <Frans
ras stamhoofd 1886 [kku] <Amhaars
rasp vijl 1546 [Claes] <Frans
rastafarikapsel kapsel dat in gevlochten lokken wordt gedragen 1992 [gvd]
raster lat, hekwerk 1343-1346 [mnw] <? {3.5}
raster netwerk van kruisende lijnen 1919 [wnt] <Duits {3.2}
rat* knaagdier 1240 [Bern.] {4.1.3}
rataplan rommel 1898 [wnt] <Frans
ratatoelje, ratatouille gerecht 1833 [wnt ratjetoe] <Frans {4.1.6}
ratel marterachtige 1884 [gvd] <Afrikaans {3.2/4.1.3}
ratelaar plant 1896 [wnt]
ratelen* korte harde geluiden maken 1569 [wnt ratelen i] {3.1}
ratificeren bekrachtigen 1449 [hws] <me Latijn
rating handicap van wedstrijdjachten 1984 [gvd] <Engels
ratio rede 1665 [wnt uiteinde] <Latijn
rationaliseren rationeel maken 1847 [kku] <Engels
rationalisme het doelmatig maken 1823 [wnt] <Frans
rationeel redelijk 1857 [wnt] <Frans
ratjetoe gerecht, mengelmoes 1833 [wnt] {4.1.6}
rats gerecht 1883 [wnt] {4.1.6}
rauw* niet gekookt 1266-1268 [cg i 1, 130]
rauwkost rauw toebereid gerecht 1930 [wnt] <Duits {4.1.6}
rauzen* Bargoens: wild tekeergaan 1903 [wnt]
ravage verwoesting 1566 [wnt] <Frans
ravigotesaus bepaalde saus 1847 [kku] {4.1.6}
ravijn bergkloof 1852 [wnt] <Frans
ravioli gerecht 1910 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2/4.1.6}
ravissant verrukkelijk 1924 [wnt] <Frans
ravitailleren bevoorraden 1862 [wnt] <Frans
ravotten stoeien 1550 [wnt]
rayon kring 1862 [wnt] <Frans
rayon kunstzijde 1931 [kwt] <Engels {4.1.9}
razen* woeden 1250 [cg ii 1 Gen.rec.]
razendsnel* zeer snel 1963 [wnt vlam] {4.4}
razernij woest optreden 1573 [Plantijn]
razzia drijfjacht 1863 [wnt] <Frans
re muzieknoot 1479 [mnw]
reaal munt 1343 [mnw] <Spaans {3.2/4.1.12}
reactie tegenbeweging 1734 [wnt] <Frans of Latijn
reactionair strevend naar behoud 1861 [wnt] <Frans
reactor toestel waarin chemische, fysische of nucleaire reactie plaatsheeft 1950 [wp jaarboek 1951] <Engels {4.1.10}
reader bundel artikelen 1984 [gvd] <Engels
ready bijwoord: klaar 1912 [kku] <Engels
reageerbuis glazen buis voor scheikundige proeven 1862 [wnt reageeren]
reageren reactie vertonen 1847 [kku] <Duits
real munteenheid van Brazilië vanaf 1994 1994 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Portugees {3.2/4.1.12}
realia concrete zaken 1763 [wnt] <me Latijn
realiseren verwezenlijken 1810 [wnt] <Frans {3.2}
realisme filosofische stroming 1824 [wnt] <Frans

[pagina 1057]

[p. 1057]

realiteit iets dat werkelijk waar is 1698 [wnt realiteit i] <Frans
realpolitiek politiek die uitgaat van de feitelijke toestanden 1929 [kwt] <Duits
reanimatie het weer tot leven wekken 1961 [gvd] <Frans {3.2}
rebbe joodse godsdienstleraar 1878 [wnt] <Jiddisch {3.2}
rebel opstandeling 1530 [wnt] <Frans
rebound terugkaatsing 1938 [Bruck, IJshockey, 94] <Engels
rebus figuurraadsel 1832 [wnt] <Frans {4.1.18}
recalcitrant weerspannig 1830 [wnt] <Frans
recapituleren samenvattend herhalen 1567 [wnt] <Frans
receiver ontvanger 1912 [kku] <Engels {4.1.17}
recensent die beoordelingen geeft 1787 [wnt] <Duits
recenseren bespreken van kunstwerken in krant 1788 [wnt] <Frans
recensie kritische beschouwing van iets 1631 [wnt] <Latijn
recent van kort geleden 1831 [wnt] <Frans
recentelijk bijwoord van tijd: onlangs 1932 [wnt] <Engels {4.1.7}
recept (bereidings)voorschrift van geneesmiddel of gerecht 1451-1500 [mnw] <me Latijn
receptie ontvangst 1517 [hws] <Frans
receptief gevoelig voor indrukken 1901 [wnt] <Frans
receptionist iem. belast met de ontvangst van bezoekers 1956 [Aanv wnt] <Engels
receptuur leer van het voorschrijven van medicijnen 1847 [kku] <Duits
reces vakantie van bestuurscollege 1632 [wnt] <Frans
recessie economische teruggang 1958 [wp jaarboek 1959] <Frans {3.2}
recette ontvangen geld 1824 [wnt] <Frans
rechaud schotelwarmer 1832 [wei] <Frans
recht* niet gebogen 901-1000 [wps]
recht* gerechtigheid 901-1000 [wps]
rechten* een rechterlijke uitspraak doen 1289 [vmnw]
rechten* rechtbuigen 1351-1400 [mnw]
rechter* lid van een rechtbank 1240 [Bern.]
rechter* tegenover linker 1240 [Bern.]
rechter-commissaris rechter aan wie het voorbereidend onderzoek is opgedragen 1837 [wnt commissaris] {3.1}
rechthoek* vierhoek met rechte hoeken 1659 [wnt]
rechtmatig rechtvaardig 1604 [wnt] <Duits
rechts* aan de rechterzijde 1477 [Teuth.]
rechtschapen deugdzaam 1454-1473 [mnw] <Duits
rechtstreeks* zonder omwegen 1624 [wnt]
rechtvaardig* handelend naar billijkheid 1350 [mnw]
rechtzinnig* orthodox 1616 [wnt]
recidivist die fouten herhaalt 1850-1851 [wnt] <Frans
recipiëren ontvangen 1553 [wnt] <Latijn
recital soloprogramma 1885 [wnt] <Engels
recitando half zingend, half sprekend 1839 [Natan] <Italiaans {3.2}
recitatief het zingend spreken 1885 [wnt] <Frans
reciteren voordragen 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans
reclame bezwaar, beklag 1701 [wnt] <Frans
reclame openbare aanprijzing 1872 [gvd] <Frans
reclameren bezwaar maken 1650 [Claes] <Frans
reclasseren terugbrengen in de maatschappij 1910 [wnt] <Frans
recombinant cel met vreemd stukje erfelijk materiaal 1984 [gvd] <Engels
recommanderen aanbevelen 1467-1490 [hws] <Frans
reconstructie wederopbouw 1853 [wnt] <Frans
record beste prestatie 1889 [Het Sportblad 1:1, 6 jun. 14b] <Frans
recorder toestel voor weergave van geluid 1897 [Aanv wnt] <Engels {4.1.17}
recreatie ontspanning 1451-1500 [mnw] <Frans
recreëren zich ontspannen 1540 [wnt] <Frans
rectaal m.b.t. de endeldarm 1923 [wnt]
rectificeren rechtzetten 1553 [wnt] <me Latijn
recto bijwoord: op de voorkant van het blad 1824 [wnt] <Latijn
rector hoofd van een klooster of een onderwijsinrichting 1320 [mnw] <Latijn {4.1.8}
rectum endeldarm 1777 [wnt] <Latijn {3.2}
reçu ontvangstbewijs 1808 [wnt] <Frans {3.2}
recupereren terugwinnen, herstellen 1400 [mnw] <Frans
recycling het terugwinnen uit afval 1974 [Posthumus] <Engels
redactie het opstellen van een stuk, de inkleding 1796 [wnt] <Frans {3.2}
redden* uit gevaar helpen 1471 [mnw]
redderen* in orde brengen 1265-1270 [cg Lut.K] {3.1}
rede* denkvermogen 1200 [cg ii 1 Servas]
rede* ankerplaats 1318 [mnw]
rede* wat men zegt 1350 [mnw]

[pagina 1058]

[p. 1058]

rededeel* zinsdeel 1748 [wnt rede i]
redekavelen* discussiëren 1584 [wnt]
redemptorist monnik van de orde van de Allerheiligste Verlosser 1880 [wnt] <Frans {4.1.8}
reden* oorzaak, motief 1350 [mnw]
redenaar iem. die een rede houdt 1599 [Kil.] <Duits
redeneren praten, argumenteren 1611-1620 [wnt]
reder* scheepsexploitant 1409 [mnw]
rederijker beoefenaar van de retorica 1596 [wnt]
redetwisten* disputeren 1691 [wnt]
redigeren in goede vorm op schrift krijgen 1520 [wnt] <Frans
reduceren terugbrengen 1504 [hws] <Latijn
reductie vermindering 1504 [hws] <Frans
redundant meer dan nodig 1973 [Aanv wnt] <Engels
ree* herkauwer, wijfjeshert 1100 [Willeram] {4.1.3}
reeds* bijwoord van tijd: al 1658 [wnt] {1.3/3.1}
reeds* betekenisloos tussenwerpsel 1972 [Van Gelder 1993] {4.3}
reëel werkelijk 1732 [wnt] <Frans
reef* inneembare strook in zeil 1407 [hws]
reeks* rij 1613 [wnt]
reel molen van een hengel 1950 [gvd] <Engels
reep* smalle strook 726 [Claes] {2.3}
reet* nauwe opening 1281 [cg i 1, 572]
reet* billen 1898 [wnt] {4.4}
referaat voordracht 1824 [wei] <Duits
referee scheidsrechter 1912 [kku] <Engels
referendum (volks)stemming 1892 [wnt] <Latijn
referent die een referaat houdt 1832 [wei] <Duits
refereren verwijzen 1503 [wnt] <Frans
referte verwijzing 1798 [wnt post] <Latijn
reflatie (deels) ongedaan maken van deflatie of inflatie 1937 [wnt]
reflecteren terugkaatsen 1627 [wnt verdichten i] <Latijn
reflex onwillekeurige reactie 1860 [wnt] <Frans
reflex weerschijn 1895 [wnt] <Frans
reflexief wederkerend 1846 [wnt] <Duits
reformatie kerkhervorming 1595 [wnt] <Latijn {4.1.8}
reformkleding kleding overeenkomstig de reformbeweging 1902 [wnt] <Duits
refractie straalbreking 1658 [wnt] <Frans
refrein gelijke woorden aan eind van ieder couplet 1448 [Mak] <Frans
refter eetzaal in klooster 1236 [cg i 1, 28] <Latijn {3.2}
refugié vluchteling 1690 [wnt] <Frans
regaal koninklijk 1521 [wnt] <Frans
regatta roeiwedstrijd 1702 [wnt] <Engels {3.2/4.1.18}
regel lijn 1236 [cg i 1, 20] <Latijn
regel gewoonte 1573 [Plantijn] <Latijn
regelen schikken, inrichten 1522 [wnt] <Frans
regelmaat orde in opeenvolging 1709 [wnt]
regelmatig met vast ritme 1661 [wnt] <Duits
regelneef iem. met een overdreven organisatiedrift 1977 [Van Gelder 1993] {1.2.2/4.4}
regen* neerslag 901-1000 [wps] {4.1.1}
regenboog* boog aan de hemel 1285 [cg Rijmb.] {3.1/4.1.1}
regent bestuurder 1440 [mnw] <Frans
regenworm* aardworm 1563 [wnt Bijv.+verb.]
regeren besturen 1322 [Moors 271, 44] <Latijn
reggae moderne muziek van Jamaicaanse afkomst 1982 [R84] <Engels {4.1.16}
regie leiding 1767 [wnt] <Frans
regime staatsbestel 1820 [wnt] <Frans
regiment militaire eenheid 1591 [wnt] <Frans {4.1.14}
regio gebied 1933 [Kath. Enc.] <Latijn
regiolect regionale omgangstaal 1990 [Picarta: titel van C. Hoppenbrouwers] {4.4}
regionaal m.b.t. een regio 1922 [wnt] <Frans
regionalisme het cultiveren van streektradities 1943 [wnt] <Frans
regisseren de regie voeren 1908 [wnt]
regisseur artistiek leider 1824 [wnt] <Frans
register lijst 1397 [Moors 151, 37] <me Latijn
reglement geheel van bepalingen 1516 [wnt] <Frans
regressie teruggang 1898 [wnt] <Frans
regulator regelaar 1832 [wnt] <me Latijn
reguleren regelmatig maken 1451 [hws] <Latijn
regulier geregeld 1669 [wnt] <Frans
rehabiliteren herstellen, zuiveren 1503 [wnt] <Frans
rei reidans 1360 [mnw] <Frans {4.1.15}
reidans rondedans 1634 [wnt] {4.1.15}
reiger* reigerachtige 1285 [cg i] {1.2.5}
reiken* (de hand) uitstrekken naar 1265-1270 [cg Lut.K]
reikhalzen* vurig verlangen 1701 [wnt] {3.1}
reilen* varen 1698 [wnt]
rein* zuiver 797 [Claes] {2.3/3.1}
reïncarnatie wedergeboorte 1898 [wnt]
reine-claude soort pruim 1763 [wnt] <Frans {4.1.2}

[pagina 1059]

[p. 1059]

reinigen* schoonmaken 1437 [mnw] {3.1}
reis* tocht 1240 [Bern.]
reis munteenheid van Portugal en Brazilië 1596 [wnt] <Portugees {3.2/4.1.12}
reiziger die reist 1599 [Kil.] <Duits
rek* gestel van latten 1287 [cg NatBl]
rekel deugniet 1552 [wnt] <Nederduits {3.2}
rekel mannetjeshond 1661 [wnt] <Nederduits {3.2/4.1.3}
rekenen* tellen 1220-1240 [cg i 1, 69]
rekest verzoekschrift 1456 [hws] <Frans
rekken* strekken 1240 [Bern.]
rekruteren in dienst roepen 1668 [wnt recruteeren] <Frans
rekstok stok voor gymnastische oefeningen 1861 [wnt]
rekwireren vorderen 1518 [hws] <Frans
rekwisiet benodigdheid 1508 [wnt] <Latijn
rekwisitie vordering 1522 [wnt] <Frans
rel* opstootje 1559 [wnt]
relaas verslag 1444 [mnw]
relais tussenstation voor elektrische stroom 1853 [wnt] <Frans
relateren in verband brengen 1510 [wnt] <Frans
relatie betrekking 1568 [wnt] <Frans
relatief in verband met, betrekking hebbend op 1598 [wnt] <Latijn
relativeren de betrekkelijkheid erkennen 1923 [wnt]
relativiteit betrekkelijkheid 1847 [wnt] <Frans
relaxatie ontspanning van spieren 1366 [mnw] <Latijn
relaxen zich ontspannen 1958 [Carmiggelt, Kraaltjes rijgen] <Engels
release het opnieuw uitbrengen 1965 [R75] <Engels
releveren ontheffen, doen uitkomen 1464 [hws] <Frans
relict overblijfsel 1832 [wei] <Latijn
reliëf het verheven-zijn van een voorstelling 1659 [wnt] <Frans
reliek overblijfsel van heilige 1516 [wnt] <Frans
religie godsdienst 1480 [mnw] <Latijn
relikwie overblijfsel van heilige 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn
reling leuning 1856 [wnt] <Engels
relipop religieuze popmuziek 1984 [R84] <Engels {4.1.16}
relmuis* knaagdier 1573 [Plantijn] {4.1.3}
remake nieuwe versie van bv. een plaat 1956 [R75] <Engels
rembours verrekenpakket 1734 [wnt] <Duits
remedie geneesmiddel 1375 [mnw] <Latijn
remigratie terugkeer van emigratie 1952 [wnt] <Engels
remise stalling voor voertuig 1771 [wnt] <Frans
remise onbeslist (bij spelen zoals schaken, dammen) 1792 [wnt]
remmen* tot stilstand brengen 1477 [Teuth.]
remonstrant lid van protestants kerkgenootschap 1618 [Courante uyt Italien, 23 nov.] <me Latijn {4.1.8}
remouladesaus een koude saus 1866 [Rijnhart] {4.1.6}
remous beweging in luchtlaag 1911 [wnt] <Frans
remslaap fase in de slaap waarin men droomt 1984 [gvd] <Engels
ren* kippenloop 1540 [wnt]
Renaissance stijlvernieuwing 1844 [wnt] <Frans
rendabel winst opleverend 1906 [wnt] <Frans
rendang rundvleesgerecht met kokos 1992 [gvd] <Indonesisch {3.2/4.1.6}
rendement opbrengst 1721 [wnt] <Frans
renderen winst opleveren 1638 [wnt] <Frans
rendez-vous afgesproken samenkomst 1581 [wnt] <Frans
rendier herkauwer 1714 [wnt] <Duits {4.1.3}
renegaat afvallige 1598 [wnt] <me Latijn
renet, reinette appel 1656 [wnt renet i] <Frans {4.1.2}
renium chemisch element 1950 [gvd] <modern Latijn
rennen* hard lopen 1240 [Bern.]
renoveren vernieuwen 1522 [wnt] <Frans
rentabiliteit winstgevendheid 1847 [wnt] <Frans
rente interest 1230-1231 [cg i 1, 19] <Frans
rentenier die van zijn renten leeft 1616 [wnt]
rentree herintrede 1913 [wnt] <Frans
renvooi verwijzing 1548 [hws] <Frans
repareren herstellen 1520 [wnt] <Frans
repatriëren naar zijn vaderland terugkeren 1639 [wnt] <Frans
repel* vlaskam 1695 [wnt] {3.1}
repercussie onaangenaam gevolg 1947 [wnt] <Frans
repertoire lijst van stukken van kunstenaar(s) 1823 [wnt] <Frans
repertorium register 1623 [wnt] <Latijn
repeteren herhalen 1437 [mnw] <Frans
repetitie herhaling 1458 [hws] <Frans
repetitie proefwerk 1626 [wnt] <Frans
repetitor die met studenten de leerstof doorneemt 1786 [wnt] <modern Latijn

[pagina 1060]

[p. 1060]

replay opnieuw gespeelde wedstrijd 1979 [Wijnands&Ost] <Engels
replica kopie 1951 [wnt] <Italiaans {3.2}
repliceren antwoorden 1370-1378 [hws] <Latijn
repliek antwoord 1411 [hws] <Frans
reporter verslaggever 1847 [kku] <Engels
reppen, zich* zich haasten 1477 [Teuth.]
represaille vergeldingsmaatregel 1486 [hws] <Frans
representant vertegenwoordiger 1657 [wnt] <Frans
repressie onderdrukking 1553 [wnt verhouding] <Frans of Latijn
reprimande uitbrander 1604 [wnt] <Frans
reprise herhaling 1824 [wnt] <Frans
reproduceren weer voortbrengen 1814 [wnt] <Latijn
reptiel kruipend dier 1777 [wnt] <Frans
republiek bepaalde staatsvorm 1582 [wnt] <Frans
republikein aanhanger van de republiek 1710 [wnt] <Frans
reputatie faam 1529 [hws] <Frans
requiem dodenmis 1510 [wnt] <Latijn
requisitoir eis, betoog 1548 [wnt] <Frans
rescontreren vereffenen (termijnhandel) 1610 [wnt] <Italiaans {3.2}
research onderzoek 1940 [wnt] <Engels
reseda plantengeslacht 1544 [wnt] <Latijn
reservaat wijkplaats 1933 [wnt]
reserveren bewaren 1276-1300 [cg i 1, 40] <Frans
resideren wonen 1467 [hws] <Frans
residu overblijfsel 1488 [mnw] <Frans
resigneren een ambt neerleggen 1546 [wnt] <Frans
resolutie besluit 1549 [hws] <Frans
resoluut vastberaden 1601 [wnt] <Latijn
resonantie het meetrillen 1502 [wnt] <Latijn
resoneren meeklinken 1548 [wnt] <Frans
respect eerbied 1637 [wnt walgen] <Frans
respectievelijk onderscheidenlijk 1541 [hws] <Frans
respijt uitstel 1294 [cg I3, 2029] <Frans
respons antwoord, weerklank 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans
ressentiment wrok 1633 [wnt] <Frans
ressort rechtsgebied 1566 [wnt] <Frans
rest overschot 1452 [hws] <Frans
restant overschot 1377 [mnw] <Frans
restaurant eethuis 1862 [wnt] <Frans
restaureren herstellen 1440 [mnw] <Frans
resteren overblijven 1503 [wnt] <Frans
restitueren teruggeven 1228-1349 [mnw] <Frans
restrictie beperking 1492 [mnw] <Frans
resulteren voortvloeien uit 1595 [wnt] <Frans
resumeren samenvatten 1824 [wnt] <Frans
resusfactor antigene factor in het bloed 1966 [Coëlho, Zakwrdb. geneesk.]
retegaaf* zeer gaaf 1994 [De Coster 1999] {4.4}
retentie ophouding 1568 [wnt] <Frans
retenuto ingehouden 1898 [gvd] <Italiaans {3.2}
retestrak* zeer strak 1991 [Hoppenbrouwers] {4.4}
retina netvlies 1734 [wnt] <me Latijn {3.2}
retirade terugtocht 1654 [wnt] <Frans
retirade openbaar toilet 1732 [wnt] <Frans {4.4}
retorica redekunst 1508 [wnt] <Latijn
retort distilleerkolf 1595 [wnt] <Frans
retouche het bijwerken 1847 [wnt] <Frans
retour bijwoord van richting: terug 1508 [wnt] <Frans
retraite het terugtrekken 1581 [wnt] <Frans
retriever hondensoort 1940 [wnt] <Engels {4.1.3}
retrograde kreeftdicht 1511 [wnt] <Frans
retsina witte harswijn 1978 [Complete drankenenc.] <modern Grieks {3.2/4.1.6}
return revanchepartij 1963 [wnt] <Engels
reu mannetjeshond 1285 [cg Rijmb.] <? {3.5/4.1.3}
reuk* geur, reukvermogen 1240 [Bern.]
reuma aandoening 1514 [wnt] <Latijn
reünie bijeenkomst van oud-collega's 1679 [wnt] <Frans
reus* gigant 1285 [cg Rijmb.]
reut troep 1876-1900 [wnt]
reutelen* rochelend ademen 1351 [mnw] {3.1}
reutemeteut troep, bende 1974 [wnt reut ii] {3.1}
reuzegeleerd* zeer geleerd 1844 [wnt reuze-] {4.4}
reuzel* vet 1461 [mnw] {4.1.6}
reuzeleuk* zeer leuk 1921 [wnt reuze-] {4.4}
revalidatie het herstellen van patiënt 1948 [Picarta: titel van een rapport]
revaluatie herwaardering 1950 [gvd]
revanche genoegdoening 1599 [wnt] <Frans
reveil opleving in het godsdienstig leven 1845 [wnt] <Frans
reveille sein om troepen te wekken 1578 [wnt] {3.3}
reven* (zeilen) kleiner maken 1644 [wnt]

[pagina 1061]

[p. 1061]

revenuen inkomsten 1391-1392 [mnw wille] <Frans
revérence buiging 1824 [wei] <Frans
revers kraagomslag van een jas 1847 [wnt] <Frans
revier terrein, jachtgebied 1734 [wnt] <Duits
review tijdschrift 1847 [kku] <Engels
reviseren herzien 1634 [wnt] <Frans
revisor controleur, herziener 1726 [wnt]
revival herleving 1843 [wnt] <Engels
revocatie herroeping 1370-1378 [hws] <Frans
revolte opstand 1591 [wnt] <Frans
revolutie politieke of staatkundige ommekeer 1654 [wnt] <Frans
revolutionair oproerig 1797 [wnt] <Frans {3.2}
revolver vuistvuurwapen met draaiende kamer 1855 [wnt] <Engels {4.1.14}
revue show 1898 [Te Winkel 335] <Frans {4.1.15}
rez-de-chaussee benedenwoning 1804 [wnt] <Frans {3.2}
rhythm and blues soort jazzmuziek 1969 [wp Suppl 1969] <Engels {4.1.16}
riant aantrekkelijk 1858-1873 [wnt] <Frans
rib* dun been in borstkas 1240 [Bern.]
ribbel* verhoging 1897 [wnt] {3.1}
ribcord op ribfluweel lijkend weefsel 1970 [gvd] {3.3/4.1.9}
ribes plantengeslacht 1500 [Herbarius in Dietsche, Cap. 120] <Frans
ricambio retourwissel 1824 [wei] <Italiaans {3.2}
richel rand 1530-1531 [Claes]
richten* rechtmaken, in een bepaalde richting laten gaan 1100 [Willeram]
richting het richten, kant waarheen iem. gaat 1786 [wnt] <Duits
richting voorzetsel 1984 [Van der Horst] {4.2}
ricocheren ketsen 1912 [kku] <Frans
ridder* adellijke titel 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {1.2.3}
ridderspoor* plant 1514 [Groten Herbarius]
ridicuul belachelijk 1650 [mey] <Frans
riedel* klankenreeks, woordcombinatie 1957 [Aanv wnt] {3.1}
riek* mestvork 1350 [mnw]
rieken* een geur geven of opnemen 901-1000 [wps] {1.2.4}
riel munteenheid van Cambodja 1955 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Khmer {4.1.12}
riem roeispaan 1240 [Bern.] <Latijn {1.3}
riem* leren band 1285 [cg Rijmb.] {3.1}
riem hoeveelheid papier 1384 [mnw] <Spaans {3.2}
riesling witte wijnsoort 1950 [wp (Frankrijk)] <Duits {3.2/4.1.6}
riet* plant 901-1000 [wps]
rif bank in zee 1595 [De Jonge ii, 296] <Oudnoor(d)s {3.2}
riff type muziekmotief 1984 [gnn] <Engels
rifraf rapaille, tuig 1569 [wnt] <Frans {3.1}
rigide (overdreven) streng 1776 [Aanv wnt] <Frans
rigoroso streng in de maat 1839 [Natan] <Italiaans {3.2}
rigoureus zeer streng 1503 [Aanv wnt] <Frans
rij* reeks 1343-1346 [mnw]
rijden* zich voortbewegen in of op een voertuig 1220-1240 [cg ii 1 Aiol]
rijgen* aan een snoer hechten 1330 [mnw]
rijk staat 901-1000 [wps] <Keltisch {3.2}
rijk vermogend 901-1000 [Künzel] {2.3}
rijkdom het rijk-zijn 901-1000 [wps]
rijksdaalder vijftig stuivers 1606 [Van Gelder 1965] {4.1.12}
rijkswacht nationale politie in België 1932 [Vd Sijs 1996, 154] {1.2.1}
rijm* bevroren dauw 1150 [Rey] {2.2/3.1/4.1.1}
rijm gelijke klank 1240 [Bern.] <Frans
rijp* geschikt voor de oogst 1100 [Willeram]
rijp* bevroren dauw 1240 [Bern.] {4.1.1}
rijs* takje 918-948 [Claes] {2.3}
rijst graansoort 1252 [mnw] <Frans {1.2.4/4.1.2}
rijsttafel hoofdmaaltijd met rijst 1883 [Java-Bode 1/9, 1d] {4.1.6}
rijt* uitwatering 901-1000 [wps]
rijten* scheuren 1477 [Teuth.]
rijtuig* door paarden getrokken voertuig voor mensen 1681 [wnt] {4.1.10}
rijwiel* fiets 1869 [Sanders 1997b] {4.1.10/4.4}
rijzen* zich oprichten 1285 [cg Rijmb.]
rijzig lang 1477 [Teuth.] <Duits
rikketik* hart 1984 [gvd] {3.1}
rikketikken* vlug tikken 1889 [wnt] {3.1}
riksja door man getrokken karretje 1912 [kku] <Engels {4.1.10}
rillen* trillen 1678 [wnt]
rimboe wildernis 1875 [Multatuli, Max Havelaar, 379] <Indonesisch {3.2}
rimpel* plooi 1554 [wnt] {3.1}
rimram* gedaas 1607-1623 [wnt] {3.1}
rinforzando in sterkte toenemend 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
ring* kringvormig voorwerp 901-1000 [wps]
ringeloren* op de kop zitten 1640 [wnt] {3.1}
ringel-s benaming voor een bepaald Duits s-teken 1971 [Treebus, Zetten vreemde talen 8] <Duits {3.2}

[pagina 1062]

[p. 1062]

ringgit munteenheid van Maleisië 1875 [Multatuli, Max Havelaar, 379] <Indonesisch {3.2/4.1.12}
ringsteken* te paard of wagen naar een ring steken 1660 [wnt] {4.1.18}
rinkelen* een hel, onderbroken geluid geven 1599 [Kil.] {3.1}
rinkelrooien* pierewaaien 1560 [wnt] {3.1}
rinkinken* rinkelen 1654 [wnt] {3.1}
rinoceros hoefdier 1654 [wnt vrek i] <Latijn {4.1.3}
rins zuurachtig 1514 [Toll.]
rioja rode wijnsoort 1953 [wp (Spanje)] <Spaans {3.2/4.1.6}
riool afvoerkanaal 1380 [mnw] <Frans
riotgun geweer tegen opstootjes 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.14}
riposteren gevat antwoorden 1824 [wei] <Frans
rips* geribde stof 1861 [wnt] {4.1.9}
risee mikpunt van spot 1929 [kwt] <Frans
risico gevaar voor schade 1525 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2}
riskant gewaagd 1824 [wei] <Duits
riskeren wagen 1777 [mey] <Frans
risotto rijstgerecht 1929 [kwt] <Italiaans {3.2/4.1.6}
rist bundel (van vlas e.d.) 1380 [mnw] <? {3.5}
ristorno herstel van een foutieve boeking 1643 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2}
rit het rijden 1558 [wnt] <Nederduits {3.2}
rit eitjes van kikvorsen 1599 [Kil.] <? {3.5}
rite ritueel gebruik 1791 [Aanv wnt] <Frans
ritenuto ingehouden 1860 [Nieuw beknopt en volledig muziekaal wrdb.] <Italiaans {3.2}
ritme wisseling in beweging 1734 [wnt rhytme] <Latijn
ritmeester officier van de cavalerie 1588 [wnt] <Duits {4.1.14}
ritornel herhalingsthema 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
rits insnijding 1351-1400 [mnw] <Duits
ritselen* een zacht, onregelmatig geluid maken 1644 [wnt] {3.1}
ritssluiting* treksluiting 1937 [Van der Horst 53] {3.1}
rituaal voorschrift voor een kerkelijke handeling, boek met teksten voor het toedienen van sacramenten 1822 [wnt tempel i] <Latijn
ritueel volgens de rite 1872 [gvd] <Frans
ritus geheel van rituele gebruiken 1844 [wnt voor ii] <Latijn
rivaal mededinger 1669 [mey] <Frans
rivier waterstroom 1240 [Bern.] <Frans
riyal munteenheid van o.a. Iran, Jemen, Oman, Qatar en Saoedi-Arabië 1886 [kku] <Arabisch {3.2/4.1.12}
roadster open tweepersoons sportauto 1936 [Wie Wat Waar 1937, 223] <Engels {4.1.10}
rob* zeeroofdier 1514 [wnt Bijv.+verb.] {4.1.3}
robbedoes wild mens, m.n. wild kind 1793 [wnt] <Fries {3.2}
robber reeks partijen (bij bridge, whist) 1810 [wnt] <Frans {3.2}
robe japon 1824 [wei] <Frans
robijn rood edelgesteente 1287 [cg NatBl] <me Latijn
robot kunstmens 1931 [kwt] <Tsjechisch {3.2}
robuust krachtig 1619 [wnt Bijv.+verb.] <Frans
rochelen* rauw keelgeluid maken 1370 [mnw] {3.1}
rock muzieksoort 1965 [R75] <Engels {4.1.16}
rockabilly combinatie van rock en country 1984 [gvd] <Engels {4.1.16}
rock-'n-roll muzieksoort 1956 [R75] <Engels {4.1.16}
rococo bouwstijl 1872 [gvd] <Frans
roddelen kwaadspreken 1865-1870 [wnt] <Jiddisch {3.2}
rodekool koolsoort 1554 [Dod. 591] {4.1.6}
rodelen een helling af sleeën 1914 [gvd] <Duits {3.2/4.1.18}
rodeo bijeenkomst van cowboys 1931 [kwt] <Spaans {3.2}
rodium chemisch element 1847 [kku] <modern Latijn
rododendron heester 1777 [wnt rhodo-] <Latijn
roebel munteenheid van de voormalige Sovjet-Unie, Rusland, Wit-Rusland en Tadzjikistan 1677 [wnt] <Russisch {3.2/4.1.12}
roede* twijg 1240 [Bern.]
roede* mannelijk lid 1596 [wnt] {4.4}
roedel kudde 1940 [Aanv wnt] <Duits {3.2}
roef* overdekt deel van schip 1285 [mnw]
roeiboot boot die door riemen wordt voortbewogen 1642 [wnt] <? {3.5/4.1.11}
roeien* met riemen een vaartuig voortbewegen 1240 [Bern.]
roek* zangvogel 1220 [Rey] {2.2/3.1}
roekeloos* onberaden 1236 [cg i 1, 28]
roekoeën* het natuurlijke geluid van duiven maken 1599 [wnt] {3.1}
roem lof 1526 [tntl 1957, 116] <Duits
roemen* een kaartcombinatie melden 1717 [wnt]
roemer groot wijnglas 1556-1559 [wnt]
roemruchtig* vermaard 1641 [wnt]

[pagina 1063]

[p. 1063]

roepen* schreeuwen 901-1000 [wps]
roepia munteenheid van Indonesië 1700 [De Haan, Oud Batavia, Platen Album, doc. xixa] <Indonesisch {3.2/4.1.12}
roepie munteenheid van India 1968 [kwt] <Engels {4.1.12}
roer* stuur van schip 1240 [Bern.]
roer* geweer 1450 [mnw] {4.1.14}
roerdomp* reigerachtige 1562 [Toll.] {3.1}
roeren* dooreenmengen 1240 [Bern.]
roes bedwelming 1622 [wnt] <Nederduits {3.2}
roesje oplegsel aan kleding 1984 [gvd] <Frans {3.2}
roest* metaaluitslag 1287 [cg NatBl]
roet* koolstofneerslag 1287 [cg NatBl]
roetsjen glijden 1961 [gvd] <Duits {3.2}
roezemoezen* gonzen 1524 [wnt] {3.1/5}
roffelen* op de trommel slaan 1825-1833 [wnt]
rog* kraakbeenvis 1287 [cg NatBl]
rogge graansoort 1240 [Bern.] <Oudslavisch {3.2/4.1.2}
rohypnol slaapmiddel dat met drugs het geweten uitschakelt 1992 [gvd] <Engels {4.1.6}
rok* kledingstuk 1100 [Willeram] {1.2.3}
rokade dubbele zet in schaakspel 1875 [Aanv wnt] <Frans
roken* rook afgeven 1240 [Bern.]
roken* de rook van tabak genieten 1668 [wnt tabak] {1.3}
rokken* onderdeel van spinnewiel 1240 [Bern.]
rol opgerold stuk 1280-1290 [cg i] <Frans
rollade opgerold stuk vlees 1828 [wnt] <Frans {1.2.5/4.1.6}
rollator looprek 1999 [gvd] <Engels
rollebollen* tuimelen, buitelen 1873 [wnt] {3.1}
rollen zich wentelend voortbewegen 1285 [cg Rijmb.] <Frans
rollerskate rolschaats 1992 [De Coster 1999] <Engels {4.1.10}
rolmops* opgerolde haring 1910 [wnt rollen]
rolschaats schaats op wieltjes 1888 [wnt] {4.1.10}
roltrap* rollende trap voor personenvervoer 1927 [Van Gelderen, Duitsch wrdb.]
roman verhaal 1642 [wnt] <Frans
romance volkslied 1485 [mnw] <Frans
romance liefdesavontuur 1961 [gvd] <Engels
romancier romanschrijver 1824 [wei] <Frans
romantiek romantische richting in de literatuur 1847 [kku] <Duits
romantisch tot de verbeelding sprekend, onwerkelijk 1835 [wnt] <Duits
rombus scheve vierhoek 1658 [wnt] <Latijn
römertopf ongeglazuurde stoofpot 1984 [gvd] <Duits {3.2}
rommel* bende 1866 [wnt]
rommelen* een dof geluid maken 1461 [hws] {3.1}
romp* torso 1357 [mnw]
rompslomp* lastige drukte 1901 [wnt] {3.1}
rond bolvormig 1236 [cg i 1, 24] <Frans
rond voorzetsel 1836-1838 [wnt] {4.2}
rondborstig openhartig 1704 [Hannot&Hoogstraten]
ronde rondgang van patrouille 1485 [mnw] <Frans
rondeau rondeel 1824 [wei] <Frans
rondedans dans in een kring 1599 [wnt] {4.1.15}
rondeel kort gedicht 1501-1525 [Mak] <Frans
rondo muziekstuk 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
rondom* voorzetsel 1488 [mnw] {4.2}
rondom* bijwoord van plaats 1550 [mnw]
rondwaren* ronddwalen 1812 [wnt]
ronken* snorren 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {3.1}
ronselen werven 1720 [wnt] <? {3.5}
röntgenstralen kortgolvige elektromagnetische straling 1896 [Aanv wnt]
rood* kleurnaam 1156 [Claes] {2.3/4.1.5}
roodborstje* zangvogel 1494 [mnw] {3.1}
roodhuid* indiaan 1884 [wnt] {3.1/5}
roodvonk* ziekte 1672 [wnt]
roof* wondkorst 1351 [mnw]
roofbouw roekeloze exploitatie 1868 [wnt] <Duits
roofdier* zoogdier dat van vlees leeft 1761 [wnt]
roofvogel* vogel die van vlees leeft 1573 [wnt]
rooien* ontwortelen 976-1000 [Künzel] {2.3}
rook* damp 901-1000 [wps]
rookworst* gerookte worst 1746 [wnt] {4.1.6}
room* vette deel van melk 1286 [cg I2, 1094] {3.1/4.1.6}
roomboter van room gemaakte boter 1710 [wnt] {4.1.6}
roos bloem 1240 [Bern.] <Frans
roosten* roosteren 1350 [mnw]
rooster* raamwerk 1240 [Bern.]
roosteren* op een rooster braden 1715 [wnt] {3.1}
roquefort schapenkaas 1863 [Rijnhart] <Frans {4.1.6}
rorschachtest psychologische test 1961 [gvd]
ros paard 1401-1450 [mnw] <Duits {4.1.3}
ros kleurnaam 1546 [Claes] <Frans {4.1.5}
rosarium rozentuin 1891 [wnt remontant] <Latijn

[pagina 1064]

[p. 1064]

rosbief geroosterd rundvlees 1692 [wnt] <Engels {1.2.5/3.2/4.1.6}
rossen* woest rijden 1590 [wnt]
rossen afranselen 1659 [wnt]
rossen roskammen 1692 [wnt]
rossinant knol 1669 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.3}
rot rij militairen van opzij gezien 1285 [cg Rijmb.] <Frans {4.1.14}
rot* bedorven 1407 [hws]
rotan Spaans riet 1596 [wnt] <Indonesisch {3.2}
rotatie het ronddraaien 1813 [wnt wissel i] <Latijn
roten* stengels vochtig houden 1287 [cg NatBl]
roteren ronddraaien 1897 [wnt uiteengaan] <Latijn
rotgans eendachtige 1504 [Toll.] <Oudnoor(d)s {3.2}
roti brood 1912 [kku] <Hindi {4.1.6}
rotisserie grillrestaurant 1984 [gvd] <Frans {3.2}
rotje* vuurwerk 1871 [wnt]
rotogravure reproductieprocédé 1926 [wnt aquatint]
rotonde verkeersplein 1976 [gvd] <Frans {3.2}
rotor schroef 1907 [Aanv wnt] <modern Latijn
rots steenmassa 1285 [cg Rijmb.] <me Latijn
rotten* verrotten 1287 [cg NatBl]
rotting wandelstok 1634 [Toll.] <Afrikaans {3.2}
rottweiler hondensoort 1928 [Sanders 1995] <Duits {4.1.3}
rotzak scheldwoord 1692 [wnt]
rotzooi* bende 1924 [wnt rot]
rouge rode schmink 1779 [Aanv wnt] <Frans
rouleren in omloop zijn, wisselen 1706 [wnt] <Frans
roulette hazardspel 1738 [wnt] <Frans {4.1.18}
route weg 1643 [wnt wel v] <Frans
routeplanner elektronisch reisboekje 1996 [De Coster 1999]
routine vaardigheid, sleur 1781-1782 [wnt] <Frans
routinier iemand die over grote ervaring beschikt 1824 [wei] <Frans
rouw* smart 1220-1240 [cg ii 1 Aiol]
rouwdouw ruwe kerel 1961 [gvd] <Engels {3.1}
roux saus van gebruinde boter 1863 [Rijnhart] <Frans {4.1.6}
roven* wegnemen 1130 [Rey] {2.2}
royaal onbekrompen, gul 1672 [wnt] <Frans
royalty aandeel in de opbrengst 1912 [kku] <Engels
royeren als lid schrappen 1721 [wnt] <Frans
roze kleurnaam 1485 [mnw] <Frans {4.1.5}
rozemarijn heester 1515 [Claes Tw. 12] <Frans
rozenkrans gebedenreeks 1451-1500 [mnw]
rozennobel munt 1520 [wnt] <Engels {3.2/4.1.12}
rozet ornament 1859 [wnt] <Frans
rozijn gedroogde druif 1288 [cg I2, 1337] <Frans {4.1.6}
rsi muisarm 1994 [Sanders 2001] <Engels
rubato met vrije tempobehandeling 1839 [Natan] <Italiaans {3.2}
rubber caoutchouc 1903 [Prick 1903] <Engels
rubidium chemisch element 1886 [kku] <modern Latijn
rubriek opschrift 1599 [Kil.] <Latijn
rubriek afdeling 1884 [wnt] <Latijn
ruche geplooid oplegsel 1896 [Aanv wnt] <Frans
rudiment eerste begin 1650 [mey] <Frans
rufiyaa munteenheid van Malediven 1960 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Maledivisch {4.1.12}
ruft* scheet 1974 [Endt] {3.1/4.4}
rug* achterzijde 901-1000 [wps]
rugby balspel 1879 [Sanders 1995] <Engels {4.1.18}
ruggelings* op de rug, achterover 1666 [wnt] {1.2.4}
ruggengraat* wervelkolom 1573 [wnt]
ruggespraak overleg tussen afgevaardigden en lastgevers 1655 [wnt] <Duits
rugzak op de rug gedragen zak 1924 [wnt z.j.] <Duits {3.2}
ruien periodiek haren verliezen 1567 [wnt]
ruif traliewerk waarachter hooi ligt 1696 [wnt] <Duits
ruig* ruw 1292 [cg I3, 1786]
ruigpoot scheldwoord voor mannelijke hom*oseksueel 1961 [gvd]
ruiken* een geur geven of opnemen 1265-1270 [cg Lut.K] {1.2.4}
ruilen* verwisselen 1506 [mnw]
ruim* uitgestrekt 698-699 [Künzel] {2.3}
ruimschoots* rijkelijk 1787 [wnt]
ruimte* plaats om zich te bewegen 1564 [wnt] {3.1}
ruimteveer* raketvliegtuig voor buitenaards verkeer 1982 [R84] {3.1/4.1.10}
ruin* gecastreerde hengst 1460-1486 [mnw] {4.1.3}
ruïne bouwval 1350 [mnw] <Frans
ruïneus verderfelijk 1653 [wnt] <Frans
ruisen* geluid van een stroom maken 1285 [cg Rijmb.] {3.1}
ruisvoorn* beenvis 1710 [wnt]

[pagina 1065]

[p. 1065]

ruit plantengeslacht 1253 [cg ii 1 Gezondh.] <Latijn
ruit scheef vierkant 1447 [mnw]
ruit vensterruit 1573 [Plantijn]
ruiten kleur in kaartspel 1612 [wnt klaveren i] {4.1.18}
ruiter paardrijder 1573 [Plantijn] <me Latijn
ruiterij cavalerie 1599 [Kil.] <Nederduits {3.2/4.1.14}
ruizemuizen* gonzen 1865-1870 [wnt] {3.1}
rukken* trekken 1376-1400 [mnw]
rul* korrelig 1714 [wnt]
rum drank van suikerriet 1750 [wnt] <Engels {3.2/4.1.6}
rumba dans 1922 [Aanv wnt] <Spaans {3.2/4.1.15}
rumoer lawaai 1380 [mnw] <Frans
run stormloop 1889 [Het Sportblad 1:1, 6 jun. 16b] <Engels
rund* herkauwer 1377-1378 [mnw] {4.1.3}
rune Oudgermaans schriftteken 1799-1811 [wnt] <Duits
runnen exploiteren 1961 [Elseviers weekblad 5/8/61, 12] <Engels
runner-up in de laatste ronde verslagen mededinger 1912 [kku] <Engels
rups* vlinderlarve 1240 [Bern.]
ruptuur breuk 1650 [mey] <Frans
ruraal landelijk 1847 [kku] <Frans
rus* bies 1174 [Claes] {2.3}
rus rechercheur 1906 [moo]
rush paniekbestorming 1912 [kku] <Engels
rust* stilte, ontspanning 1240 [Bern.]
rusten* uitrusten, rust nemen 1240 [Bern.]
rustend* pensioen trekkend 1894 [wnt rusten] {4.1.4}
rustiek landelijk 1924 [wnt] <Frans
rustig* bedaard, kalm 1475 [mnw]
ruthenium chemisch element 1872 [gvd] <modern Latijn
rutherford eenheid van radioactiviteit 1978 [wp techn. enc.]
ruw* ruig 1199 [Claes] {2.3}
ruwaard landvoogd 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans
ruzie twist 1644 [wnt]
saai weefsel 1277 [cg i 1, 352] <Frans {4.1.9}
saai vervelend 1844 [wnt]
sabayon een nagerecht 1984 [Blue Band Basiskookboek] <Frans {3.2/4.1.6}
sabbat joodse rustdag 1253 [cg i 1, 44] <Latijn {4.1.7}
sabbelen* kluivend zuigen 1591 [wnt] {3.1}
sabel zwart bont, sabelbont 1260-1280 [cg ii 1 Nibel.] <Oudslavisch of Oudrussisch {3.2}
sabel zwart (in de heraldiek) 1285 [cg Rijmb.] {4.1.5}
sabel slagwapen 1602 [wnt] <Duits {4.1.14}
sabeldier marterachtige 1761 [wnt vos i] {4.1.3}
saboteren belemmeren uit protest 1920 [wnt] <Frans
sabra in Israël geboren Israëliër 1986 [koe] <modern Hebreeuws {3.2}
sacharine zoetstof 1888 [wnt] <Frans
sachertaart taartsoort 1992 [gvd] <Duits {3.2/4.1.6}
sachet zakje 1912 [kku] <Frans
sacraal heilig 1919 [Aanv wnt]
sacrament (r.-k.) wijding 1236 [cg i 1, 26] <Latijn
sacramenteel tot het sacrament behorend 1888 [wnt verzevenen] <Frans
sacreren heiligen 1285 [cg Rijmb.] <Frans
sacrificie offer 1285 [cg Rijmb.] <Latijn
sacristie kerkvertrek 1350 [mnw] <Latijn {3.2}
sacrosanct heilig 1925 [Aanv wnt] <Latijn
sadisme lust tot kwellen 1898 [gvd] <Frans
sado rijtuigje waarin de passagiers met de ruggen naar elkaar toe zitten 1912 [kku] {4.1.10}
sadomasochisme geslachtsverkeer, gepaard met kwelling 1970 [Recht voor raap]
safari karavaantocht 1947 [Aanv wnt] <Engels
safe veilig 1886 [kku] <Engels
saffie sigaret 1937 [Van Bolhuis] {4.1.6}
saffier edelgesteente 1240 [Bern.] <Latijn
saffraan specerij 1287 [cg NatBl] <Frans {4.1.6}
saffraan gele kleur 1287 [cg NatBl] <Frans {4.1.5}
saga naam van een literair genre dat in de 13e eeuw op IJsland tot bloei kwam 1847 [kku] <Engels
sage volksverhaal 1483 [mnw] <Duits
sago voedingsmiddel 1646 [De Jonge ii, 394] <Indonesisch {3.2}
sahib heer 1992 [gvd] <Hindi
saillant opvallend 1824 [wei] <Frans
sajet gesponnen wol 1599 [Kil.] <Frans {4.1.9}
sajoer groentesoep 1912 [kku] <Indonesisch {3.2/4.1.6}
sake alcoholische drank, (rijst)wijn 1676 [wnt rijst i] <Japans {3.2/4.1.6}
sakkerju tussenwerpsel: bastaardvloek 1984 [gvd] <Frans {4.3}
sakkerloot tussenwerpsel: bastaardvloek 1612 [wnt] {4.3}
salade slagerecht 1544 [Dod.] <Frans {4.1.6}

[pagina 1066]

[p. 1066]

salamander tweeslachtig dier 1287 [cg NatBl] <Frans
salami soort worst 1847 [kku] <Italiaans {3.2/4.1.6}
salaris bezoldiging 1282 [cg i 1, 639]
saldo overschot 1569 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2}
sales manager verkoopleider 1970 [Recht voor raap] <Engels {1.3}
salie plantengeslacht 1226-1250 [cg ii 1 Pl.gloss.] <Frans
salinisch zilt 1847 [kku] <Duits
saliniteit zoutheid 1976 [gvd] <Frans {3.2}
salmiak soort drop 1936 [wnt z.j.] <Duits {4.1.6}
salmonella bacterie 1934 [De Bruine Ploos van Amstel, Medische Enc.] <modern Latijn
salomonszegel plant 1543 [Heukels]
salon ontvangkamer 1863-1872 [wnt] <Frans
saloondeuren halfhoge naar twee kanten klappende verticaal gescheiden deuren 1984 [gvd]
salopette tuinbroek 1976 [gvd] <Frans {3.2}
salpeter kaliumnitraat 1373 [mnw] <me Latijn
salsa muzieksoort 1991 [Spectrum Muziek lexicon] <Spaans {3.2/4.1.16}
salto sprong 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
salueren militair groeten 1861 [wnt] <Frans {1.2.3}
saluki hondensoort 1940 [Toepoel, Hondenenc.] <Arabisch {3.2/4.1.3}
saluut militaire groet 1822 [wnt] <Frans
saluut tussenwerpsel: groet 1866 [wnt] <Frans {4.3}
salvo het gelijktijdig afvuren van vuurwapens (ter begroeting) 1592 [Schulten Tw. 9] <Frans
samarium chemisch element 1912 [kku] <modern Latijn
samba dans 1949 [Aanv wnt] <Portugees {3.2/4.1.15}
sambal kruiderij 1827 [Olivier, Land- en zeetogten in Nederland's Indië, 32] <Indonesisch {3.2/4.1.6}
samoerai Japanse ridderstand 1929 [kwt] <Japans {3.2}
samojeed hondensoort 1950 [gvd] {4.1.3}
samowa(a)r toestel om thee te zetten 1886 [kku] <Russisch {3.2}
sampan kustvaartuig 1658 [wnt] <Indonesisch {3.2/4.1.11}
sample staaltje 1967 [Aanv wnt] <Engels
samsam bijwoord van hoedanigheid: samen 1934 [Aanv wnt] <Afrikaans {3.1/3.2}
sanatorium herstellingsoord 1907 [wnt tuberculose] <modern Latijn {3.2}
sanctie goedkeuring 1818 [wnt] <Frans
sanctie dwangmiddel 1910 [kwt] <Engels
sanctioneren goedkeuren 1830 [wnt wettig i] <Frans
sanctuarium heiligdom 1600 [wnt vurenhout] <Latijn
sandaal schoeisel 1477 [Teuth.] <Frans {4.1.9}
sandelhout houtsoort 1595 [wnt]
sander beenvis 1804 [wnt] <Nederduits {3.2}
sandhi assimilatie in doorlopende rede 1912 [kku] <Sanskriet
sandinist Nicaraguaanse vrijheidsstrijder 1979 [Verschueren]
sandwich twee sneetjes brood met beleg 1910 [wnt] <Engels {4.1.6}
saneren gezond maken 1935 [wnt koopje] <Latijn
sangfroid koelbloedigheid 1865 [kvw] <Frans
sangria soort bowl 1779 [wnt punch] <Spaans {3.2/4.1.6}
sanhedrin Hoge Raad 1622 [wnt nergens] <Hebreeuws {3.2}
sanitair m.b.t. de gezondheid 1879-1880 [wnt prostitutie] <Frans
sansculotte revolutionair uit Franse revolutie 1824 [wei] <Frans
sanseveria plant 1855 [Sanders 1993] <modern Latijn
sant heilige 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn
santé tussenwerpsel: gezondheid! 1872 [gvd] <Frans {4.3}
sap* vocht 1240 [Bern.] {4.1.6}
sappelen ploeteren 1898 [wnt] <Duits
sapperloot tussenwerpsel: bastaardvloek 1793 [wnt sapper-] {4.3}
sapristi tussenwerpsel: krachtterm 1918 [wnt tuiten ii] <Frans {4.3}
sarabande dans 1670 [wnt] <Frans {4.1.15}
sarcasme bijtende spot 1806 [wnt gesnor] <Frans {3.2}
sarcofaag doodkist 1872 [gvd] <Frans {1.2.4}
sarcoom kwaadaardig gezwel 1604 [wnt uitwassching] <Latijn
sardine beenvis 1377 [mnw] <Frans
sardonisch boosaardig grijnzend 1847 [Aanv wnt] <Latijn
sardonyx gesteente 1287 [cg NatBl] <Latijn
sari vrouwenkledingstuk 1886 [kku] <Hindi
sarong kledingstuk 1827 [Olivier, Land- en zeetogten in Nederland's Indië, 39b] <Indonesisch {3.2}
sarren plagen 1357 [mnw] <Duits

[pagina 1067]

[p. 1067]

sas sluis 1551 [Toll.] <Frans
sas mengsel voor vuurwerk 1785 [Toll.] <Duits
sassafras een laurierachtige 1608 [wnt] <Spaans {3.2}
sassen* pissen 1950 [gvd] {3.1/4.4}
Satan duivel 1285 [cg Rijmb.] <Latijn
saté geroosterd vlees aan stokje 1910 [Prick 1910] <Indonesisch {3.2/4.1.6}
satelliet hemellichaam dat een ander begeleidt 1763 [wnt wachter] <Frans
satelliet kunstmaan 1961 [gvd] <Engels {4.1.10}
sater halfgod 1563 [wnt trekken] <Latijn
satijn glanszijde 1599 [Kil.] <Frans {4.1.9}
satire hekelschrift 1811 [wnt stekelig] <Frans {3.2}
satirisch hekelend 1838 [wnt] <Duits
satisfactie voldoening, genoegdoening 1498 [hws] <Frans
satraap Perzisch stadhouder 1615 [wnt krijg] <Latijn
saturatie verzadiging 1780 [hou iii, 1, 151] <Frans
saucijs worstsoort 1477 [Teuth.] <Frans {4.1.6}
saumon zalmkleurig 1929 [kwt] <Frans {4.1.5}
sauna stoombad 1951 [Aanv wnt] <Fins
sauriër voorhistorische hagedis 1859 [Multatuli, Max Havelaar, 58]
saus soort jus 1240 [Bern.] <Frans {4.1.6}
sauteren snel bruin bakken 1866 [Aanv wnt] <Frans
sauveren de hand boven het hoofd houden 1839 [wnt afkomen] <Frans
savanne grasvlakte 1630 [Van Donselaar Woordenaar 1, 1] <Frans
savooiekool koolsoort 1599 [Kil.] {4.1.6}
savoureren met smaak genieten 1844 [Aanv wnt] <Frans
sawa nat rijstveld 1706 [wnt] <Indonesisch {3.2}
saxofoon blaasinstrument 1870 [Aanv wnt] <Frans {4.1.16}
S-bocht S-vormige bocht 1950 [gvd] <L {3.4}
scabiës schurft 1761 [wnt waterblaas] <Latijn
scabreus gewaagd 1650 [mey] <Frans
scala reeks 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
scalp schedelhuid met haar 1847 [kku] <Engels
scalpel mes 1806 [wnt] <Frans {3.2}
scampi garnalen 1976 [Complete kookboek voor de goede keuken] <Italiaans {3.2}
scanderen het metrum doen uitkomen 1824 [wei] <Frans
scandium chemisch element 1886 [kku] <modern Latijn
scanner optisch apparaat dat beeld e.d. aftast 1961 [gvd] <Engels
scapulier schouderkleed 1477 [Teuth.] <Frans
scarabee mestkever 1847 [Aanv wnt] <Latijn
scarificatie insnijding van de huid 1597 [wnt kop ii] <Latijn
scarlatina roodvonk 1832 [wei] <modern Latijn
scat betekenisloze reeks klanken bij het zingen 1986 [koe] <Engels
scenario draaiboek 1832 [wei] <Italiaans {3.2}
scène deel van toneelstuk 1800 [wnt] <Frans {3.2}
scepsis twijfel 1847 [kku] <Duits
scepter koningsstaf 1287 [cg NatBl] <Frans of Latijn
sceptisch geneigd tot twijfel 1840 [wnt] <Duits
schaaf* gereedschap 1401-1500 [mnw]
schaakmat het schaak staan van de koning 1709 [wnt] <Frans
schaal* schil 1174-1176 [Rey] {2.2}
schaal* schotel 1302 [mnw]
schaal maatstaf voor verhouding 1864 [wnt] <Latijn
schaamdeel* geslachtsdeel 1724 [wnt] {4.4}
schaamte* gevoel van onbehagen over gemaakte fouten 1285 [cg Rijmb.]
schaap* herkauwer 901-1000 [wps] {4.1.3}
schaar* aandeel in de meent 855 [Slicher] {2.4}
schaar* menigte 1080 [Rey] {2.2}
schaar* werktuig om te knippen 1240 [Bern.]
schaarde* kerf 1165 [Rey] {2.2}
schaars weinig voorhanden 1351-1400 [mnw] <Frans
schaats ijzeren voetsteun om over ijs te gaan 1567 [Claes] <Frans {4.1.9}
schacht* stok, kokervormig omhullend deel 901-1000 [wps]
schade* nadeel, beschadiging 1237 [cg i 1, 34]
schaduw* silhouet, schim 1300 [mnw] {1.3}
schaffen tot stand brengen, bezorgen 1350 [mnw] <Duits
schaften* eten tijdens werkonderbreking 1886 [wnt]
schakel* kettingring, verbinding 1376 [mnw] {3.1}
schaken* een vrouw ontvoeren 1181-1190 [Rey] {2.2}
schaken schaakspelen 1340 [mnw] {4.1.18}
schakeren met afwisseling schikken 1340 [mnw]
schakering kleurnuance 1681 [wnt vloer i]
schalk* grappenmaker 1782 [wnt] {1.2.3}
schallen* krachtige klank voortbrengen 1477 [Teuth.] {3.1}

[pagina 1068]

[p. 1068]

schalm* schakel 1697 [wnt] {3.1}
schalmei blaasinstrument 1351-1400 [mnw] <Frans {4.1.16}
schamel* armoedig 1265-1270 [cg Lut.K]
schamen* generen 901-1000 [wps]
schampen afglijden 1350 [mnw] <Frans
schamper* spottend 1477 [Teuth.]
schandaal aanstoot 1566 [Toll.] <Frans
schande* oneer 1201-1225 [cg ii 1 Floyris]
schans versterkingswerk 1566-1568 [wnt] <Duits
schap* plank 1433 [mnw]
schappelijk* redelijk 1599 [Kil.]
schar* beenvis 1567 [Claes]
scharen* toewijzen van aandeel in de markgronden 1404 [mnw]
scharlaken rode stof, rood 1263 [cg i 1, 81] <me Latijn {4.1.9}
scharminkel zeer mager mens of dier 1621 [wnt]
scharnier beweeglijke verbinding 1732 [wnt] <Frans
scharrelboer* boer die scharreldieren houdt 1991 [Van Dale Synoniemenwrdb.] {3.1/4.1.13}
scharrelen* rommelen 1783 [Claes] {3.1}
schat* waardevol bezit 1240 [Bern.]
schateren* helder weerklinken 1350 [mnw] {3.1}
schatrijk zeer rijk 1635 [wnt]
schattebout* liefkozende benaming 1929 [wnt po]
schaven* gladmaken 1240 [Bern.]
schavot stellage voor lijfstraf 1340-1350 [mnw] <Frans
schavuit* schelm 1599 [Kil.]
schede* omhulsel 1240 [Bern.]
schede* vagin* 1807 [wnt] {4.4}
schedel* hersenpan 901-1000 [wps] {3.1}
scheef* schuin 1477 [Teuth.]
scheel* loens 1240 [Bern.]
scheen* voorzijde van onderbeen 1080 [Rey] {2.2}
scheer rotseilandje 1617 [wnt] <Oudnoor(d)s {3.2}
scheerling* plant 1240 [Bern.]
scheet* wind 1440 [Glossarium Harlemense] {4.4}
scheiden* verbinding verbreken 1100 [Willeram]
scheikunde chemie 1772 [Toll.] <Duits
scheil* darmvlies 1769-1811 [wnt]
schel* bel 1240 [Bern.]
schel* luid klinkend 1626 [wnt]
schelden* tieren 901-1000 [wps]
scheleend* eendachtige 1872 [gvd]
schelen* afwijken 1290 [cg ii 1 En.Codex]
schelf* hoop hooi e.d. 1377-1378 [mnw]
schellak gomlak 1766 [Sewel/Buys]
schellen* bellen 1100 [Willeram] {3.1}
schelling* zesstuiverstuk 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.1.12}
schellinkje* laagste schouwburgrang 1872 [gvd]
schelm deugniet 1557 [Dod.] <Duits
schelp* schaal (van weekdier) 1287 [cg NatBl]
schelvis* beenvis 1101-1200 [Tavernier] {2.4/3.1}
schema overzicht 1648 [wnt voorbijgaan] <Latijn
schemeren* tussen licht en donker zijn 1285 [cg Rijmb.]
schenden* schade berokkenen 1220-1240 [cg ii 1 Aiol]
schenkel* onderbeen 1267 [cg i] {3.1/4.1.6}
schenken* gieten 1100 [Willeram]
schenken* geven 1100 [Willeram]
schennis* het schenden 1301-1400 [mnw] {3.1}
schepel* inhoudsmaat 1343-1345 [mnw] {3.1}
schepen* overheidspersoon 1165 [Rey] {2.2}
scheppen* putten 1100 [Willeram]
scheppen* creëren 1240 [Bern.]
scheren* baard afsnijden 1100 [Willeram]
scheren* ordenen, ketting inscheren 1120 [Rey] {2.2}
scherenkust kust met insnijding 1924 [gvd]
scherf* stuk van gebroken voorwerp 1240 [Bern.]
schering* ketting van een weefsel 1240 [Bern.]
scherm* bescherming 1401-1450 [mnw] {3.1}
schermen* vechten met degen 1240 [Bern.] {4.1.18}
schermutselen kleine gevechten houden 1704 [Hannot&Hoogstraten] <Duits
scherp* puntig 901-1000 [wps]
scherprechter* beul voor doodstraffen 1454-1473 [mnw]
scherts gekheid 1477 [Teuth.] <Duits
scherzo vrolijk muziekstuk 1832 [wei] <Italiaans {3.2}
schets ontwerp 1617 [wnt] <Italiaans {3.2}
schetteren* schel geluid geven 1556 [wnt] {3.1}
scheur* barst 1265-1270 [cg Lut.K]
scheurbuik gebreksziekte 1554 [Dod.] <Nederduits {3.2}
scheut* loot 1285 [cg Rijmb.]
scheut* korte pijn 1808 [wnt]
schibbolet, sjibbolet herkenningswoord 1805 [wnt] <Hebreeuws {3.2}
schicht* pijl 1240 [Bern.] {4.1.1}
schicht* oude auto 1998 [R99] {4.1.10/4.4}

[pagina 1069]

[p. 1069]

schichtig* schuw 1599 [wnt]
schielijk* haastig 1475 [mnw]
schier* wit, grijs, grauw 901-1000 [wps] {4.1.5}
schier* bijwoord van hoedanigheid: snel, bijna 1220-1240 [cg ii 1 Aiol]
schiereiland deel van continent dat aan één kant uitsteekt 1852 [wnt]
schieten* projectiel met werktuig werpen 901-1000 [wps]
schieten* snel bewegen 1285 [cg Rijmb.]
schietgebed* kort, haastig gebed, vooral in noodsituaties 1649 [wnt]
schiften* sorteren 1296-1297 [Claes Tw. 12]
schiften* door stremmend eiwit ongelijkmatig worden 1573 [Plantijn]
schijf* platrond voorwerp 1240 [Bern.]
schijnen* stralen 1100 [Willeram]
schijnwerper zoeklicht 1937 [wnt vleugel i] <Duits
schijten* poepen 1360 [mnw] {4.4}
schik* pret 1802 [wnt] {1.1}
schikgodin* godin die over leven en dood beslist 1671 [wnt schikken]
schikken* regelen, ordenen 1357 [mnw]
schil* buitenste bekleding van een vrucht 1285 [cg Rijmb.]
schild* verdedigingswapen, plaat 1100 [Willeram] {4.1.14}
schilder* verver 1270 [cg i 1, 176] {4.1.13}
schilderen* verven 1485 [mnw] {3.1}
schilderij schilderstuk 1617 [wnt]
schildklier* klier die tegen het schildvormige kaakbeen ligt 1865 [wnt]
schildpad* schildpadachtige 1611-1620 [wnt]
schilfer* afgebroken blaadje 1546 [Claes]
schillen* van de schil ontdoen 1240 [Bern.]
schillenboer* iem. die aardappelschillen voor veevoer ophaalt 1912 [wnt schil i] {4.1.13}
schillerhemd hemd met open kraag 1950 [gvd]
schilling munteenheid van Oostenrijk 1930 [Oosthoek's geïll. enc. 2] <Duits {4.1.12}
schim* schaduw 1437 [mnw]
schimmel* uitslag door vocht 1477 [Teuth.] {3.1}
schimmel wit paard 1567 [Claes] <Duits {4.1.3}
schimpscheut* hatelijke toespeling 1599 [Kil.]
schip* vaartuig 1076-1100 [Claes] {2.3/4.1.11}
schip* deel van kerkgebouw 1438 [mnw]
schipperen* naar omstandigheden handelen 1908 [wnt]
schipperke* hondensoort 1914 [gvd] {4.1.3}
schisma scheuring 1872 [gvd] <Latijn
schitteren* glinsteren 1617 [wnt] {3.1}
schizofrenie gespletenheid in de persoonlijkheid 1930 [Vd Sijs 1998] <modern Latijn
schlager successtuk 1912 [kku] <Duits {3.2}
schlemiel slappeling 1906 [Aanv wnt] <Jiddisch {3.2}
schmink grimeersel 1906 [Aanv wnt] <Duits
schnabbelen bijverdienen (van artiest) 1961 [gvd] <Duits {3.2}
schnautzer hondensoort 1940 [Toepoel, Hondenenc.] <Duits {3.2/4.1.3}
schnitzel gepaneerd vlees 1968 [kwt] <Duits {3.2/4.1.6}
schobbejak schurk 1619 [wnt] <Nederduits {3.2}
schobberdebonk* bonnefooi 1908 [wnt revolutie]
schoeien* van schoenen voorzien 1265-1270 [cg Lut.K]
schoelje schurk 1700 [wnt] <Frans
schoen* voetbekleedsel 1240 [Bern.] {1.2.4/4.1.9}
schoener schip 1809 [Toll.] <Engels {4.1.11}
schoenmaker* die oude schoenen oplapt 1288 [cg I2, 1340] {4.1.13}
schoep* schuin bord op rad 1827 [wnt]
schoffel* tuingereedschap 1651 [wnt] {3.1}
schofferen onteren 1285 [cg Rijmb.] <Frans
schoft schouder 1573 [Claes] <Nederduits {3.2}
schoft gemene vent 1690 [Toll.] <Nederduits {3.2}
schok* telwoord: 60 (in houthandel), 20 (van eieren) 1477 [Claes] {4.2}
schokken* stoten, schudden 1562 [Dict. Tetraglotton]
schokker schip 1590 [wnt] {4.1.11}
schokschouderen* de schouders ophalen 1839 [wnt] {3.1}
schol* beenvis 1346 [mnw]
schol* drijvend stuk ijs 1395 [mnw] {4.1.1}
scholastiek schoolse wijsheid 1631 [wnt] <Frans
scholier leerling 1248-1271 [cg Antwerps Obituarium] <Frans {1.2.4}
schollevaar* pelikaanachtige 1287 [cg NatBl]
schommel* opgehangen speeltuig waarop men heen en weer kan gaan 1714 [wnt] {4.1.18}
schommelen* (zich) heen en weer bewegen 1501-1550 [wnt schommelen i]
schonk* bot 1626 [wnt]
schoof* bundel halmen 1240 [Bern.]
schooien* bedelen 1708 [wnt]
school onderwijsinstelling 1240 [Bern.] <Latijn {3.2}
school schare, groep 1287 [cg NatBl]
schoon* rein, mooi 901-1000 [wps] {1.3/3.1/5}
schoonbroer* zwager 1555 [Claes] {4.1.4}

[pagina 1070]

[p. 1070]

schoondochter* behuwddochter 1477 [mnw] {4.1.4}
schoonmoeder* behuwdmoeder 1477 [mnw] {4.1.4}
schoonvader* behuwdvader 1477 [mnw] {4.1.4}
schoonzoon* behuwdzoon 1470 [mnw] {4.1.4}
schoonzuster* behuwdzuster 1555 [Claes] {4.1.4}
schoor* steunbalk 1343-1346 [mnw]
schoorsteen* rookkanaal 1240 [Bern.] {3.1}
schoorsteenveger* iem. die schoorstenen schoonmaakt 1596 [wnt] {4.1.13}
schoorvoetend* aarzelend 1609 [wnt] {3.1}
schoot* deel van lichaam 777 [Claes] {1.2.3/2.3}
schoot* kledingstuk 1440 [mnw]
schoot* lijn die onderaan de buitenkant van de zeilboom aangrijpt om de stand ervan te regelen 1567 [Junius 253a-b] {1.2.3}
schop* schep 1370 [mnw]
schoppen* met de voet treffen 1390 [mnw]
schoppen* kleur in kaartspel 1612 [wnt klaveren i] {4.1.18}
schopstoel* strafwerktuig 1366 [mnw]
schor* aangeslibd land 918-948 [Künzel] {2.3}
schor* hees 1617 [wnt] {3.1}
schorem uitvaagsel 1906 [Köster Henke] <Jiddisch {3.2}
schoren* steunen 1423 [mnw]
schorpioen spinachtige 1287 [cg NatBl] <Frans
schorr(i)emorrie* uitschot 1698-1700 [wnt] {3.1}
schors bekleding van gewas 1240 [Bern.] <Frans
schorsen uitstellen 1300 [mnw] <Frans
schorseneer plant 1663 [Claes] <Frans {4.1.6}
schort* boezelaar 1442 [mnw]
schorten ontbreken 1429 [mnw] <Latijn
schot* belasting 1176 [Rey] {2.2}
schot* het schieten 1819 [wnt]
schotel schaal 1240 [Bern.] <me Latijn
schots* ijsschol 1599-1607 [Kil.] {4.1.1}
schotschrift schimpschrift 1638 [wnt]
schouder* deel van romp tussen arm en hals 1220-1240 [cg ii 1 Aiol]
schout* bestuursambtenaar 1137 [Studia Frisica 1969, 41] {2.4/3.1}
schout-bij-nacht* vlagofficier 1610 [wnt] {4.1.14}
schouw* bezichtiging 1284 [mnw]
schouw* boot 1317 [mnw] {4.1.11}
schouw schoorsteen 1546 [mnw] <Latijn
schouwburg* theater 1637 [wnt]
schouwen* kijken 901-1000 [wps]
schouwspel* tafereel 1598 [wnt afgrijselijk Suppl]
schraag* draagconstructie 1294 [cg i Brugge]
schraal* mager 1599 [Kil.]
schram* kras 1342 [mnw]
schram* gecastreerd jong varken 1886 [wnt] {4.1.3}
schrammelmuziek Oostenrijkse populaire muziek 1950 [Kleine wp 1203] <Duits {3.2/4.1.16}
schrander* slim 1621 [wnt]
schransen overvloedig eten 1599 [kil] <Nederduits {3.2}
schrap* inkrassing 1573 [Plantijn]
schrapen* afkrabben, bijeenbrengen 1439 [mnw]
schrappen* (weg)strepen 1406 [mnw]
schrede* stap 1240 [Bern.]
schreef* streep 1350 [mnw]
schreeuwen* luid roepen 1479 [mnw] {3.1}
schreien* huilen 1265-1270 [cg Lut.K]
schriel* mager 1810 [wnt]
schriel* gierig 1866 [wnt]
schrift het schrijven, het geschrevene 1240 [Bern.]
schriftuur geschrift 1240 [Bern.] <Latijn
schrijden* waardig lopen 1276-1300 [cg Lut.A]
schrijfmachine typemachine 1875 [wnt typewriter]
schrijfsel geschrift 1923 [wnt schrijven]
schrijlings* met de benen uiteen 1615 [wnt]
schrijn kistje 1240 [Bern.] <Latijn
schrijnen pijnlijk zijn 1648 [Toll.] <Nederduits {3.2}
schrijven lettertekens neerzetten 1100 [Willeram] <Latijn {2.5}
schrikkeljaar* jaar dat met een dag verlengd is 1301-1400 [mnw] {3.1/4.1.7}
schrikken* ontstellen 1599 [kil]
schril* scherp 1630 [Toll.] {3.1}
schrobben* schoonboenen 1477 [Teuth.] {3.1}
schrobbering* uitbrander 1784-1785 [wnt]
schrobzaag* handzaag 1863 [wnt]
schroef staafje met schroefdraad 1573 [Plantijn] <Frans
schroeien* oppervlakkig verbranden 1618 [wnt]
schrokken* gulzig eten 1715 [wnt]
schromen* aarzelen 1357 [mnw]
schroot* reep gezaagd hout 1827 [wnt]
schroot oud ijzer 1855-1856 [wnt] <Duits
schub* plaatje op bv. vissenhuid 1480 [Lezen in Geld. en Overijs. bronnen 65]
schubdier* insectenetend zoogdier 1761 [wnt] {4.1.3}
schuchter bedeesd 1803 [Toll.] <Duits
schuddebollen* knikkebollen 1617 [wnt] {3.1}

[pagina 1071]

[p. 1071]

schudden* heen en weer bewegen 1240 [Bern.]
schuier borstel 1623 [wnt]
schuifelen* zich schuivend voortbewegen 1671 [wnt] {3.1}
schuilen* zich verbergen 1240 [Bern.]
schuilgaan* zich verschuilen 1710 [wnt]
schuim* blaasjes op vloeistof 1240 [Bern.] {3.1}
schuimbekken schuim op de mond vormen 1618 [wnt] {3.1}
schuimplastic kunststof met schuimige structuur 1955 [Aanv wnt]
schuimrubber rubberproduct 1950 [Aanv wnt]
schuin* scheef 1599 [wnt]
schuit* vaartuig 1163 [Taal en Tongval 12, 1999, 35ff] {2.4/4.1.11}
schuiven* voortbewegen zonder op te tillen 1287 [cg NatBl]
schuld* verplichting 1201-1225 [cg ii 1 Floyris]
schulp* schaal van weekdier 1351 [mnw]
schulpen* schelpvormig uitsnijden 1860-1861 [wnt]
schunnig obsceen 1843 [wnt] <? {3.5}
schuren drukkend wrijven 1287 [cg NatBl] <me Latijn
schurft* huidziekte 1351 [mnw]
schurk boef 1701 [Toll.] <Duits
schurken (zich) wrijven 1623 [wnt]
schutten* tegenhouden 1240 [Slicher 136] {2.4}
schutten* sluizen 1477-1485 [mnw]
schutter* persoon die schiet 1240 [Bern.]
schutterig* onhandig 1806 [wnt]
schuur* loods 1240 [Bern.]
schuwen* bang zijn, vermijden 1100 [Willeram]
schwalbe val in het strafschopgebied om een penalty toegekend te krijgen 1997 [De Coster 1999] <Duits {3.2}
schwung vaart 1938 [Aanv wnt] <Duits
science natuurwetenschap 1974 [Posthumus] <Engels
sciencefiction toekomstverhaal met technische uitvindingen als uitgangspunt 1955 [Aanv wnt] <Engels
sclerose weefselverharding 1939 [wnt angina Suppl] <Frans
scone Engelse cakesoort 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.6}
scontro kladkasboek 1847 [kku] <Italiaans {3.2}
scoop primeur (van nieuws) 1968 [kwt] <Engels
scooter tweewielig motorvoertuig 1951 [De Vooys] <Engels {4.1.10}
scope strekking 1989 [Peptalk] <Engels
score uitslag 1889 [Het Sportblad 1:1, 6 jun. 16b] <Engels
scotch Schotse whisky 1978 [Complete drankenenc.] <Engels {4.1.6}
scout padvinder 1912 [kku] <Engels
scrabble letterpuzzel 1957 [wp jaarboek 1958] <Engels {4.1.18}
scrambler spraakvervormer 1984 [gvd] <Engels
screenen nauwkeurig onderzoeken 1954 [De Vooys] <Engels
screensaver computerprogramma dat het beeldscherm beschermt 1997 [De Coster 1999] <Engels
screwdriver wodka met sinaasappelsap 1974 [Culinaire Enc.] <Engels {4.1.6}
scribent schrijver 1571 [wnt] <Latijn
script manuscript van film e.d. 1961 [gvd] <Engels
scriptie wetenschappelijk opstel 1959 [wnt reiziger] <Latijn
scrotum balzak 1604 [wnt waterbreuk] <Latijn {3.2}
scrupuleus nauwgezet 1611-1620 [wnt] <Frans
scudo munt 1847 [kku] <Italiaans {3.2}
scudraket Russische raket 1991 [M. Pam] {4.1.14}
sculler roeiboot 1889 [Het Sportblad 1:1, 6 jun. 12a] <Engels {4.1.11}
sculptuur beeldhouwwerk 1824 [wei] <Frans
seance bijeenkomst waar vreemde gebeurtenissen worden getoond 1926 [wnt] <Frans
sec droog 1567 [Junius 108b] <Frans
secans rechte lijn die kromme snijdt 1856 [wnt trigonometrisch] <Latijn
secco droog 1847 [kku] <Italiaans {3.2}
secondant helper bij tweegevecht 1824 [wei] {3.3}
seconde 60e deel van minuut 1784-1785 [wnt] <Frans {4.1.7}
seconderen helpen 1602 [Aanv wnt] <Frans
secreet geheim 1240 [Bern.] <Frans
secreet schijthuis 1450 [mnw] {4.4}
secreet mispunt 1904 [wnt]
secreet afscheiding van klieren 1904-1905 [wnt] <Duits
secretaire schrijfmeubel 1785 [wnt] <Frans {4.1.9}
secretarie ambtelijk bureau 1580 [wnt] <me Latijn {3.2}
secretaris griffier 1477 [Teuth.] <me Latijn
secretie afscheiding 1824 [wei] <Latijn
sectie afdeling 1861 [wnt] <Frans
sectie insnijding 1904-1905 [wnt] <Frans
sector afdeling 1740 [wnt uitsnede] <Latijn

[pagina 1072]

[p. 1072]

seculariseren verwereldlijken 1859 [wnt] <Frans
seculier wereldlijk 1350 [mnw] <Frans
secundair in de tweede plaats komend 1863 [wnt wortel] <Latijn
secuur zorgvuldig 1672 [wnt] <Latijn
sedan een auto 1929 [kwt] <Frans {4.1.10}
sedatief kalmerend 1824 [wei] <Frans
sedentair zittend 1824 [wei] <Frans
sedert* voorzetsel 1318 [mnw] {1.2.4/4.2}
sedert* onderschikkend voegwoord 1410 [mnw] {4.2}
sediment bezinksel 1824 [wei] <Latijn
seffens* bijwoord van tijd: tegelijkertijd 1561 [wnt] {3.1}
segment cirkeldeel 1740 [wnt afsnijding Suppl] <Frans
segno teken 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
segregatie afzondering 1553 [Aanv wnt] <Frans
seider joodse godsdienstoefening 1924 [gvd] <Jiddisch {3.2}
seigneur heer 1650 [mey] <Frans
sein teken 1601 [De Jonge ii, 485] <Frans
seismograaf toestel voor het registreren van aardbevingen 1898 [gvd]
seizoen jaargetijde 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans {4.1.7}
séjour verblijf 1669 [mey] <Frans
seks seksuele omgang 1976 [gvd] <Engels
sekse natuurlijk geslacht 1485 [mnw] <Frans
seksisme discriminatie op grond van geslacht 1987 [De Coster 1999] <Engels
seksualiteit geslachtsverkeer 1870 [wnt] <Frans
seksueel m.b.t. het natuurlijk geslacht 1886 [wnt sexueel] <Frans
sekt schuimende wijnsoort 1847 [kku] <Duits {4.1.6}
sektariër aanhanger van een sekte 1950 [gvd] <Frans
sekte aanhangers van gezindte 1531 [wnt] <Frans
selderie plant 1635 [wnt] <Frans {4.1.6}
selderij plant 1873 [wnt staal iii] <Frans {4.1.6}
select uitgelezen 1824 [wei] <Engels
selectie keuze 1669 [mey] <Frans
selenium chemisch element 1847 [kku] <modern Latijn
selfmade eigengevormd 1912 [kku] <Engels
selfsupporting zichzelf bedruipend 1949 [De Vooys] <Engels
selterswater mineraalwater 1778 [Sanders 1995] <Duits {4.1.6}
semafoor seintoestel 1865 [kvw] <Frans {4.1.17}
semantiek betekenisleer 1903 [koe] <Frans
semasiologie leer van de betekenisverandering der woorden 1886 [Claes Tw. 12] <Duits
semester halfjaar 1824 [wei] <Duits {4.1.7}
seminarie inrichting tot opleiding van geestelijken 1608 [Van Meteren, Commentarien, 27.128] <Latijn {3.2}
semiotiek tekenleer in de filologie en logica 1979 [Wijnands&Ost] <Engels
semtex ontplofbare stof 1992 [gvd]
sen honderdste deel van een yen 1886 [kku] <Japans {3.2}
senaat Eerste Kamer 1858 [wnt] <Frans
senang lekker 1910 [Prick 1910] <Indonesisch {3.2}
senator lid van senaat 1350 [mnw] <Latijn
seniel aan de ouderdom eigen 1847 [kku] <Frans
senior de oudste, oudere (achter namen) 1807 [wnt transitoir] <Latijn
senior 65-plusser 1992 [gvd] <Engels {4.1.4}
sennhut zomerhut op de Alpen 1912 [kku] <Duits
sensatie gewaarwording 1796 [wnt] <Frans {3.2}
sensatie opzien 1861 [wnt] <Frans
sensibel gevoelig 1650 [mey] <Frans
sensitiviteit gevoeligheid 1897 [Aanv wnt]
sensitivitytraining groepsgewijs leren praten over gevoelens 1976 [wp] <Engels
sensor apparaat dat reageert op natuurkundige omstandigheden 1974 [Posthumus] <Engels
sensueel zinnelijk 1872 [gvd] <Frans
sentiment gevoel 1748 [wnt] <Frans
sepia kalkachtige rugplaat van inktvis 1861 [wnt] <Frans
seponeren niet vervolgen 1652 [wnt juist] <Latijn
sepsis rotting 1847 [kku] <modern Latijn
september negende maand 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.7}
septet muziekstuk voor zeven partijen 1824 [wei]
septic tank beerput 1912 [kku] <Engels
Septuagint(a) de oudste Griekse bijbelvertaling 1824 [wei] <Latijn
sequentie opeenvolging 1976 [gvd] <Latijn
sequoia boomsoort 1879 [wnt reus i] <modern Latijn
serafijn engel van hoge rang 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn
serail paleis van de Turkse sultan 1698 [wnt] <Frans
sereen kalm 1892 [Aanv wnt] <Frans

[pagina 1073]

[p. 1073]

serenade muzikale hulde 1665 [wnt] <Frans
serendipisme gave om door toeval te ontdekken 1984 [gvd]
serge weefsel 1300 [mnw] <Frans {4.1.9}
sergeant onderofficier 1611-1620 [wnt] <Frans {4.1.14}
serie reeks 1885 [wnt] <Frans
serieus ernstig 1650 [mey] <Frans
sering plantengeslacht uit de familie der olijfachtigen 1608 [Claes] <me Latijn
sermoen preek, betoog 1236 [cg i 1, 26] <Frans
seropositief met een positieve serumreactie 1987 [De Coster 1999]
serpent slang 1287 [cg NatBl] <Frans of Latijn
serpentine strook gekleurd papier 1912 [wnt] <Frans
serre glazen veranda 1889 [wnt] <Frans
serum bloedvloeistof met antistoffen 1898 [Te Winkel 332] <Latijn
serval katachtige 1872 [gvd] <modern Latijn {4.1.3}
serven de eerste bal opslaan 1929 [kwt] <Engels
server netwerkcomputer 1989 [hcc nieuwsbrief nov. 11, 138] <Engels
serveren opdienen 1929 [kwt] <Engels
servet tafeldoekje 1551 [mnw] <Frans
service bediening 1824 [wei] <Frans
serviel slaafs 1669 [mey] <Frans
servies stel vaatwerk 1710 [wnt] <Frans
serviliteit slaafse geest of houding 1847 [kku] <Frans
servituut erfdienstbaarheid 1350 [mnw] <Latijn
sesam gewas, het zaad daarvan 1568 [wnt] <Latijn {4.1.6}
sessie zitting 1566-1600 [wnt] <Frans
sestertie Romeinse munt ter waarde van 2¼ as 1824 [wei] <Latijn
set deel van tennispartij 1908 [Neerlandia] <Engels
set stel 1939-1940 [De Gedehbode 60] <Engels
settelen vestigen 1956 [Aanv wnt] <Engels
setter hondensoort 1889 [Het Sportblad 1:1, 6 jun. 9a] <Engels {4.1.3}
setting achtergrond 1971 [R75] <Engels
sèvres porselein 1899 [dbl] <Frans
sext de zesde toon van de diatonische toonladder 1809 [wnt verwisseling] <Latijn
sextant instrument voor plaatsbepaling 1809 [wnt]
sextet stuk voor zes musicerende personen 1824 [wei] <Duits {3.2}
sfeer gebied rond de aarde 1548 [wnt] <Frans
sfeer stemming 1866 [wnt] <Frans
sfinx mythisch monster 1566 [wnt] <Latijn
sforzando sterker wordend 1847 [kku] <Italiaans {3.2}
sfragistiek zegelkunde 1824 [wei]
shabby sjofel 1961 [gvd] <Engels
shag sigarettentabak 1900 [Aanv wnt] <Engels {4.1.6}
shaken schudden 1956 [Aanv wnt] <Engels
shampoo haarwasmiddel 1950 [gvd] <Engels
shanghaaien ronselen 1974 [Sanders 1995] <Engels
shanty ritmisch zeemanslied 1957 [Enc. van de muziek] <Engels
share aandeel 1912 [kku] <Engels
sharia aan de koran ontleende wetgeving 1992 [gvd] <Arabisch {3.2}
sharpie type zeilboot 1927 [Aanv wnt] <Engels {4.1.11}
shaver scheerapparaat 1970 [Recht voor raap] <Engels {4.1.9}
sheet vel papier 1968 [kwt] <Engels
sheetfeeder automatische papierdoorvoerder 1985 [hcc nieuwsbrief nov. 10] <Engels
shelter schuilplaats 1976 [gvd] <Engels
sheltie hondensoort 1940 [Toepoel, Hondenenc.] <Engels {4.1.3}
sheriff hoofd van politie 1824 [wei] <Engels
sherry witte wijn 1855 [Kramers, Geografisch Wrdb., 438b] <Engels {4.1.6}
shift ploegendienst, ploeg 1989 [Peptalk] <Engels
shii-take vleeszwam 1992 [gvd] <Japans {3.2}
shilingi munteenheid van Tanzania 1964 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Swahili {4.1.12}
shilling oude Engelse munt, munteenheid van Oeganda, Kenia en Somalië 1832 [wei] <Engels {4.1.12}
shintoïsme Japanse godsdienst 1929 [kwt sintoisme]
shirt hemd 1913 [Lengs en Zonen, Tegelen, Prijscourant, 98] <Engels {3.2}
sh*t rotzooi, onzin, ook tussenwerpsel: uitroep van ergernis 1964 [Aanv wnt] <Engels {4.3}
sh*tfilm heel slechte film 1986 [De Coster 1999]
Shoa moord op het joodse volk in wo ii 1985 [Vd Sijs 1996] <modern Hebreeuws {3.2}
shoarma vleesgerecht 1981 [De Coster 1999] <Arabisch {3.2/4.1.6}
shogi Japans schaak 1986 [De Coster 1999] <Japans {3.2/4.1.18}
shogun opperbevelhebber in Japanse strijdkrachten 1898 [wnt handel i] <Japans {3.2}
shop winkel 1847 [kku] <Engels

[pagina 1074]

[p. 1074]

shoppen bij winkels of zaken langsgaan en het aanbod vergelijken 1925 [Aanv wnt] <Engels
shopping winkelen 1950 [De Vooys] <Engels {1.4}
shorts korte broek 1925 [Aanv wnt] <Engels {3.2}
shot foto- of filmopname 1955 [Aanv wnt] <Engels {4.1.17}
shot injectie van drugs 1968 [kwt] <Engels
shovel laadschop op rupsbanden 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.10}
show voorstelling, tentoonstelling 1912 [kku] <Engels {4.1.15}
shrapnel projectiel dat kogels verspreidt 1832 [wei] <Engels {4.1.14}
shredder papierversnipperaar 1989 [Peptalk] <Engels
shuttle badmintonbal 1936 [Zak-Almanak voor Nederlandsch-Indië, 25] <Engels
shuttle ruimteveer 1974 [Posthumus] <Engels
si muzieknoot 1561 [Aanv wnt]
siamees kattensoort 1934 [Sanders 1995] <Engels {4.1.3}
sibbe* familie 1300 [cg i Brugge]
sibille profetes 1477 [Teuth.] <Latijn
sic bijwoord van hoedanigheid: aldus 1824 [wei] <Latijn
sickbuildingsyndroom ziekte door ongezond werkklimaat 1988 [De Coster 1999] <Engels
sidderen trillen 1477 [Teuth.] <Duits
sidewinder supersonische raket 1968 [kwt] <Engels {4.1.14}
sief geslachtsziekte 1976 [gvd] {1.2.4/4.4}
siemens eenheid van elektrische geleiding 1898 [gvd]
siepel ui 1228-1349 [mnw] <Latijn {4.1.6}
sier onthaal 1410 [mnw] <Frans
sieraad versiering 1537 [Claes Tw. 12] <Duits
siësta middagslaapje 1839 [wnt] <Spaans {3.2}
sifon hevel(fles) 1881 [wnt] <Frans
sigaar rol tabak om te roken 1808 [wnt] <Frans {3.2/4.1.6}
sigarenboer sigarenwinkel(ier) 1951 [Aanv wnt] {4.1.13}
sigaret rol tabak in papier om te roken 1869 [wnt] <Frans {4.1.6}
sightseeing vluchtige bezichtiging 1876 [Aanv wnt] <Engels
sigma de Griekse letter s 1847 [kku] <Grieks {3.2}
signaal teken 1588 [Claes] <Frans
signalement karakteristiek 1811 [wnt] <Frans {3.2}
signatuur handtekening 1610 [wnt] <Frans
signeren tekenen 1379 [hws] <Frans
significant veelbetekenend 1650 [mey] <Latijn
sijpelen* onmerkbaar doorlekken 1653 [wnt] {3.1}
sijs zangvogel 1494 [mnw] <Nederduits {3.2}
sijs snaak, spotzieke grappenmaker 1857 [wnt sijs ii]
sik geit 1773 [wnt]
sik dun baardje 1798 [wnt]
sikh lid van hindoesekte 1863 [kku] <Hindi
sikkel zeis 1240 [Bern.] <Latijn
sikkel munt, gewicht 1301-1400 [mnw] <Latijn
sikkeneurig narrig 1870 [wnt] {1.2.5}
sikkepit klein beetje 1709 [Stoett p. 258]
sikker dronken 1810 [wnt] <Jiddisch {3.2}
silhouet schaduwbeeld 1824 [wei] <Frans
silicium chemisch element 1847 [kku] <modern Latijn
silicone synthetisch silicium bevattende stof 1949 [Aanv wnt] <Engels
silo pakhuis voor stortgoed zoals graan 1895 [wnt] <Spaans {3.2}
Siluur geologische periode 1910 [Van Hoepen, De bouw van het Siluur van Gotland]
sim aap 1240 [Bern.] <Latijn
simmen* jengelen 1872 [gvd] {3.1}
simpel eenvoudig 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans
simplex enkelvoud(ig woord) 1826 [wnt verveelvuldigen] <Latijn
simplistisch al te eenvoudig 1928 [Aanv wnt] <Frans
simsalabim tussenwerpsel: toverspreuk 1976 [gvd] {4.3}
simuleren veinzen 1540 [wnt] <Frans
simultaan gelijktijdig 1847 [Aanv wnt] <me Latijn
sinaasappel zuidvrucht 1682 [Sanders 1995] {4.1.2}
sinds* voorzetsel 1570 [wnt] {4.2}
sinds* onderschikkend voegwoord 1823 [wnt] {4.2}
sinecure gemakkelijk baantje 1859 [wnt] <Engels of Frans
singel (weg langs de buitenzijde van een) stadsgracht 1271 [cg i 1, 193] <Frans
singel buikriem 1573 [Plantijn] <Frans
single enkelspel bij tennis 1919 [Aanv wnt] <Engels
single grammofoonplaatje met één nummer per kant 1950 [wp jaarboek 1958 (langspeelplaat)] <Engels
single vrijgezel 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.4}
singlet onderhemd 1954 [Aanv wnt] <Engels {3.2}

[pagina 1075]

[p. 1075]

singularis enkelvoud 1584 [wnt veel iv] <Latijn
singulier zonderling 1420 [hws] <Frans
sinister onheilspellend 1669 [mey] <Frans
sinjeur heer 1616 [wnt] <Frans
sinologie studie van het Chinees 1877 [Inaugurele rede G. Schlegel]
sint heilige 1200 [cg ii 1 Servas] <Frans
sint-bernardshond hondensoort 1835 [Sanders 1995] {4.1.3}
sintel uitgebrand stuk steenkool 1436-1523 [mnw] <Duits
Sinterklaas heilige die kinderen op zijn verjaardag geschenken geeft 1564 [wnt]
sint-juttemis verzonnen heiligendag 1577 [wnt jutmis] {4.1.7}
sinus verhoudingsgetal 1614 [wnt wezen i] <Latijn
sinus holte 1847 [kku] <Latijn
sip* beteuterd 1636 [Toll.]
Sire titel 1644 [wnt vertrouwen i] <Frans
sirene demonisch wezen, half vrouw, half vogel 1287 [cg NatBl] <Frans
sirih blad van plant waarop men kauwt 1596 [wnt] <Indonesisch {3.2/4.1.6}
sirocco droge wind 1824 [wei] <Italiaans {3.2/4.1.1}
siroop dikke vloeistof 1500-1525 [Jansen/Van Winter, Keuken in late me] <Frans {1.2.4/4.1.6}
sirtaki Griekse dans 1969 [wp Suppl 1969 (lichte muziek)] <modern Grieks {3.2/4.1.15}
sisal weefsel van bladvezel 1905 [Aanv wnt] {4.1.9}
sissen* scherp geluid maken 1437 [mnw] {3.1}
sisser erwt 1779 [hou ii, 10, 216] <Latijn {4.1.6}
sisyfusarbeid nutteloos werk zonder einde 1847 [kku]
sitar snaarinstrument 1957 [Enc. van de muziek] <Urdu {4.1.16}
sitcom komische televisieserie in huiselijke kring 1992 [De Coster 1999] <Engels {4.1.15}
sit-in zitstaking 1966 [R75] <Engels
sits bont katoen 1659 [Claes] <Engels {3.2/4.1.9}
situatie positie, toestand 1495 [wnt afdaling] <Frans
sjaal omslagdoek 1822 [Van Wijk, Alg. Aardrijkskundig Wrdb. dl. 2, 569] <Engels {3.2}
sjabloon modelvorm 1824 [wei] <Duits
sjacheren minderwaardige handel drijven 1676 [wnt] <Duits
sjah koning 1847 [kku] <Perzisch
sjalom, sjaloom tussenwerpsel: joodse groet 1970 [Recht voor raap] <modern Hebreeuws {3.2/4.3}
sjalot uitje 1682 [Nylandt, Nederlandtse Herbarius, 315] <Frans {4.1.6}
sjamaan toverpriester 1863 [kku] <Toengoezisch
sjamberloek huisjas 1691 [wnt] <Duits
sjanker venerische ziekte 1778 [wnt] <Frans
sjans succes (in de liefde) 1929 [wnt polkahaar] <Frans
sjasliek aan een spit geroosterde stukjes vlees 1975 [R75] <Russisch {3.2/4.1.6}
sjees rijtuigje 1677 [wnt] <Frans {4.1.10}
sjeik hoofd (bv. van bedoeïenenstam) 1847 [kku] <Arabisch {3.2}
sjekel munteenheid van Israël 1980 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <modern Hebreeuws {3.2/4.1.12}
sjekkie sigaret van shag 1984 [gvd] {4.1.6}
sjerp band als waardigheidsteken 1621 [wnt] <Duits
sjezen zakken voor examen 1850 [wnt]
sjezen hard rijden 1917 [wnt]
sjiiet aanhanger van bepaalde islamitische sekte 1847 [kku] <Arabisch {3.2}
sjikse niet-joods meisje 1824 [wei] <Jiddisch {3.2}
sjilpen* piepend geluid geven (van vogels) 1725 [wnt] {3.1}
sjoege begrip, verstand 1906 [Köster Henke] <Jiddisch {3.2}
sjoel synagoge 1899 [dbl] <Jiddisch {3.2}
sjoelbak lange bak voor gezelschapsspel 1912 [kku] <Fries {3.2}
sjoelen met de sjoelbak spelen 1895-1896 [Waling Dykstra, uit Friesland's volksleven] <Fries {3.2/4.1.18}
sjoemelen knoeien 1971 [Aanv wnt] <Duits {3.2}
sjofar ramshoorn, bazuin 1912 [kku] <Hebreeuws {3.2}
sjofel armoedig 1802-1809 [wnt kostganger] <Duits
sjokken slepend lopen 1844 [wnt] <Fries {3.2}
sjorren trekken 1671 [wnt] <Fries {3.2}
sjouwen met inspanning dragen 1671 [wnt] <Fries {3.2}
sjtetl kleine joodse gemeenschap in Oost-Europa 1999 [gvd] <Jiddisch {3.2}
sjwa toonloze e 1929 [Aanv wnt] <modern Hebreeuws {3.2}
ska Jamaicaanse muziek, voorloper van reggae 1991 [Spectrum Muziek lexicon] <Engels {4.1.16}
skate rolschaats 1999 [gvd] <Engels {4.1.10}
skateboard schaatsplank 1984 [R84] <Engels {4.1.10}

[pagina 1076]

[p. 1076]

skatescooter step met één wieltje voor en achter 2000 [nrc-h 17/8/2000] <Engels {4.1.10}
skeeler soort rolschaats 1969 [nrc 28/2/69, 16] <Engels {4.1.10}
skelet geraamte 1778 [wnt] <Duits
skelter motorwagentje 1959 [wp jaarboek 1960] <Engels {4.1.10}
sketch kort toneelstuk 1940 [De Telegraaf 8/12, 13] <Engels {4.1.15}
ski sneeuwschaats 1874 [Sanders nrc-h 16/3/98] <Noors {3.2}
skiff roeivaartuig 1889 [Het Sportblad 1:1, 6 jun. 12a] <Engels {4.1.11}
skiffle muzieksoort met primitieve instrumenten als een wasbord 1979 [Wijnands&Ost] <Engels {4.1.16}
skinhead kaalgeschoren jongere uit subcultuur 1970 [Recht voor raap] <Engels
skippybal springbal 1970 [Recht voor raap] <Engels {4.1.18}
skunk marterachtige 1912 [kku] <Engels {4.1.3}
skûtsjesilen wedstrijdzeilen met vrachtscheepjes 1947 [Aanv wnt] <Fries {3.2/4.1.18}
skybox vip-loge boven een stadion 1992 [gvd] <Engels
sla plant, gerecht daarvan 1599 [wnt] {4.1.6}
slaaf lijfeigene 1285 [cg Rijmb.] <me Latijn
slaan* slagen toebrengen 901-1000 [wps]
slaap* deel van zijvlak van het hoofd 1240 [Bern.]
slab* morsdoekje 1546 [Claes]
slabakken* verslappen, niet flink werken 1562-1592 [mnw]
slaboon prinsessenboon 1746 [wnt] {4.1.6}
slachten* doden voor consumptie 1477 [Teuth.]
slachtoffer iem. die het offer is van de belangen van een ander 1556 [wnt] <Duits
slag* klap 1220-1240 [cg ii 1 Aiol]
slag* soort 1638 [wnt slaan]
slagen* gelukken 1596 [wnt]
slager* iemand die beroepsmatig dieren slacht en verhandelt 1573 [Plantijn] {4.1.13}
slagroom vette, stijfgeklopte room 1910 [wnt] <Duits {4.1.6}
slagschaduw* scherp omlijnde schaduw 1740 [wnt]
slak* weekdier 1240 [Bern.]
slak metaalafval 1588 [Claes] <Duits
slaken* losmaken 1287 [cg NatBl]
slaken* uiten 1528 [wnt]
slalom afdaling met hindernissen (bij skiën) 1947 [kwt] <Noors {3.2}
slamat tussenwerpsel: groet 1859 [Multatuli, Max Havelaar, 54] <Indonesisch {3.2/4.3}
slampampen* brassen, leeglopen 1532 [Toll.] {3.1}
slang* reptiel 901-1000 [wps]
slang* buigzame buis of pijp 1687 [wnt] {1.2.3}
slang groepstaal 1891 [Aanv wnt] <Engels
slangenkop Chinese mensensmokkelaarsbende of lid daarvan 1996 [Sanders 2001]
slank* rank 1276-1300 [cg ii 1 Perch.]
slap* niet strak 1265-1270 [cg Lut.K]
slapen* in slaap, rust zijn 901-1000 [wps]
slapstick gooi- en smijtopvoering 1967 [Kolsteren, Prisma-vreemde-wrdb.] <Engels {4.1.15}
slash typografisch teken 1992 [Peptalk] <Engels
slash nevenschikkend voegwoord: of 1999 [R99] <Engels {4.2}
slavink* vlees met spek erom 1961 [Aanv wnt] {3.1/4.1.6}
slecht* niet goed 1573 [Plantijn] {1.2.3}
slechten* vlak maken 1240 [Bern.]
slechthorend* min of meer doof 1884 [wnt lip] {3.1}
slechtvalk roofvogel 1636 [wnt Bijv.+verb.]
slede, slee* voertuig op ribben 1266 [cg i 1, 90] {4.1.10}
sleedoorn* soort heester 1225 [Versl. en med. der Kon. Vlaamsche Ac. 1930, 203] {3.1}
sleepruim heester, vrucht daarvan 1599 [Kil.] {4.1.2}
slem al de slagen (bij kaartspel) 1832 [wei] <Engels
slempen* overdadig (eten en) drinken 1546 [Claes]
slenteren* langzaam lopen 1701 [wnt] {3.1}
slepen* voorttrekken 1285 [cg Rijmb.]
slet* ontuchtige vrouw 1599 [Kil.] {1.2.3}
sleuf* smalle groef 1625 [wnt]
sleur* door herhaling ontstane gewoonte 1642 [wnt]
sleuren* slepen 1539 [mnw]
sleutel* werktuig om slot te openen of te sluiten 1240 [Bern.] {3.1}
sleutelbeen* verbinding tussen borstbeen en schouderblad 1645 [wnt]
sleutelbloem* primula 1514 [Groten Herbarius]
slib* bezinksel 1528 [mnw]
slick profielloze band 1979 [Wijnands&Ost] <Engels
sliding glijdende beweging bij voetbal 1946 [Aanv wnt] <Engels
sliding glijdend bankje in roeiboot 1950 [gvd] <Engels

[pagina 1077]

[p. 1077]

sliert* sleep, slap hangend iets 1897 [wnt]
slijk* modder 1240 [Bern.]
slijm* kleverig vocht 1287 [cg NatBl] {3.1}
slijpen* gladmaken door wrijven 1287 [cg NatBl]
slijtage mate waarin iets slijt 1652-1662 [wnt]
slijten* door wrijving doen afnemen 1285 [cg Rijmb.]
slik* modder 1212-1214 [Slicher] {2.4}
slikken* door het keelgat doen gaan 1351-1400 [mnw]
slim* schrander 1602 [wnt] {1.2.3}
slingeren* (zich) heen en weer bewegen 1585 [wnt] {3.1}
slingeruurwerk uurwerk waarvan de gang door een slinger wordt geregeld 1736 [wnt] {4.1.10}
slinken* minder worden 1351 [mnw]
slinks* arglistig 1477 [Teuth.]
slip* afhangend deel van een kledingstuk 1342 [mnw]
slip onderbroekje 1957 [wp jaarboek 1958] {3.3}
slippen* wegglijden 1588 [Claes Tw. 12]
slipper pantoffel zonder hiel 1935 [Aanv wnt] <Engels {4.1.9}
slissen* lispelen 1914 [gvd] {3.1}
slivovitsj pruimenbrandewijn 1843 [wnt vrucht 1] <Servisch {3.2/4.1.6}
slobberen* slordig en hoorbaar eten 1599-1607 [Claes] {3.1}
slobberen* ruim zitten 1903 [wnt] {3.1}
slobkous sok zonder zool 1769 [wnt]
slochter* doorgang door ijs, vaargeul 1001-1100 [Prisma NPl.] {2.3}
sloddervos slordig mens 1693 [wnt]
sloeber* stakker 1924 [wnt]
sloep vaartuig 1588 [Claes] <? {3.5/4.1.11}
sloerie* slet 1681 [wnt]
slof* pantoffel 1476-1500 [mnw] {4.1.9}
sloffen* slepend lopen 1769-1811 [wnt]
slogan slagzin 1929 [kwt] <Engels
slokken* doorzwelgen 1488 [mnw]
slome duikelaar sul 1899 [wnt]
slons* slordige vrouw 1623 [wnt] {1.2.3}
sloof* voorschoot met korte mouwen 1481 [mnw]
sloof* zwoegende huisvrouw 1634 [wnt]
sloom* suf 1884 [gvd]
sloop* kussenovertrek 1444 [mnw]
sloot* gegraven water 966 [Claes] {2.3}
slop* steeg 1381 [mnw]
slopen* afbreken 1377-1378 [mnw]
slordig* niet verzorgd 1599 [wnt]
slot* sluiting, einde 1240 [Bern.]
slot kasteel 1527 [wnt opplunderen]
sloven* hard werken 1610 [wnt]
slowfood met zorg klaargemaakt voedsel 1990 [Website Slow Food Stichting] <Engels {1.1/4.1.6}
sluier doorzichtige doek 1527 [hws] <Duits
sluik* glad (van haar) 1840 [wnt]
sluimeren* dutten 1450 [mnw] {3.1}
sluipen* zich onopgemerkt voortbewegen 1285 [cg Rijmb.]
sluis waterkering 1139 [Claes] <Latijn {2.3/5}
sluiten* toedoen 1240 [Bern.]
slungel lange jongen 1785 [wnt] <Nederduits {3.2}
slurf* verlengde snuit 1540 [mnw]
slurpen* hoorbaar opzuigen 1477 [Teuth.] {3.1}
sluw listig 1818 [wnt] <Duits
smaad* laster 1350 [mnw]
smaak* zintuig om te proeven 1100 [Willeram]
smaakmaker* product dat of persoon die smaak aan iets geeft, ook figuurlijk 1974 [R75] {4.4}
smachten* kwijnen 1477 [Teuth.] {1.2.2}
smak* scheepstype 1527 [wnt] {4.1.11}
smakken* smijten 1450 [mnw]
smakken* klappend geluid met lippen maken 1624 [wnt] {3.1}
smal* niet breed 1100 [Willeram]
smalen* met geringschatting spreken 1573 [Plantijn]
smalspoor smalle spoorbaan 1912 [wnt] <Duits
smalt kobaltglas 1618 [wnt] <Italiaans {3.2}
smaragd edelgesteente 1475 [mnw] <Latijn
smart* verdriet 1254 [vmnw]
smartdrug preparaat dat het denken bevordert 1992 [De Coster 1999] <Engels {4.1.6}
smartlap* sentimenteel lied 1961 [wp jaarboek 1962] {3.1}
smartshop winkel voor smartdrugs 1996 [De Coster 1999] <Engels
smash harde slag 1950 [gvd] <Engels
smeden* metaal bewerken 1240 [Bern.]
smeer* vet 901-1000 [wps]
smeerkaas smeerbare kaas 1950 [gvd] <Duits {3.2/4.1.6}
smeerlap* scheldwoord 1721 [wnt]
smegm* een zeepachtige klierafscheiding 1847 [kku] <Latijn
smeken* nederig verzoeken 1240 [Bern.] {1.2.6}
smelten* vloeibaar (doen) worden 1240 [Bern.]
smeren* met een vettige stof bestrijken 1240 [Bern.]
smeris Bargoens: agent van politie 1844 [wnt]
smeulen* zacht branden 1340 [mnw]
smid* metaalbewerker 1138-1139 [Claes] {2.3/4.1.13}

[pagina 1078]

[p. 1078]

smiecht* smeerlap 1899 [wnt]
smient* eendachtige 1508 [hws]
smiespelen* fluisteren 1874 [wnt] {3.1}
smijten* werpen 1340-1350 [mnw]
smikkelen* snoepen 1898 [wnt] {3.1}
smiley gezichtje gemaakt van leestekens en symbolen dat een gevoel uitdrukt 1997 [De Coster 1999] <Engels
smoel* bek 1557 [wnt]
smoes uitvlucht 1901 [wnt] <Jiddisch {3.2}
smoezelig* beduimeld 1846 [wnt]
smog vervuilde mist 1963 [Aanv wnt] <Engels {4.1.1}
smoken* roken 1429 [mnw]
smoking geklede herenjas 1897 [wnt] {3.3/5}
smokkelen* heimelijk vervoeren 1615 [wnt] {3.1}
smoorheet* zeer heet 1694 [wnt] {4.4}
smoren* verstikken 1287 [cg NatBl]
smörgåsbord koud buffet 1984 [gvd] <Zweeds {3.2/4.1.6}
smørrebrød plakje brood met boter en beleg 1968 [wp voor de vrouw] <Deens {3.2/4.1.6}
smorzando wegstervend 1820 [Muzijkaal zak-woordenboek] <Italiaans {3.2}
smous scheldnaam voor jood 1657 [wnt] <Jiddisch {3.2}
smousjassen kaartspel 1866 [wnt] {4.1.18}
smout* vet 1140 [Rey] {2.2/4.1.6}
sms tekstbericht via mobiele telefoon 1994 [Sanders 2001] <Engels {1.3/4.1.17}
smullen met welbehagen eten 1501-1525 [mnw] <Nederduits {3.2}
smurfentaal straattaal op basis van Nederlands met woorden uit allochtone talen en Engels 1997 [Sanders 2000]
smurrie* vuil 1920 [wnt]
snaaien stelen 1897 [wnt] <Jiddisch {3.2}
snaak* grappenmaker 1625 [wnt vies]
snaar* snoer 1265-1270 [cg Lut.K]
snaar* schoondochter 1285 [cg Rijmb.] {4.1.4}
snack hartig hapje 1964 [Aanv wnt] <Engels {4.1.6}
snackbar snelbuffet 1950 [gvd] <Engels
snailmail conventionele postbestelling 1998 [De Coster 1999] <Engels
snakken* heftig begeren 1548 [wnt] {3.1}
snaphaan geweer 1680 [F. van der Doe, Indianen in Zeeuwse bronnen] <Duits {4.1.14}
snappen* babbelen 1437 [mnw] {3.1}
snapshot momentopname 1914 [Aanv wnt] <Engels {4.1.17}
snateren* een druk geluid maken (van vogels) 1437 [mnw] {3.1}
snauw* type schip 1670 [F. van der Doe, Indianen in Zeeuwse bronnen 5] {3.1/4.1.11}
snauwen* bits spreken 1477 [mnw] {3.1}
snavel* vogelbek 1287 [cg NatBl] {1.2.5/3.1}
sneakers schoenen met zachte zolen 1987 [De Coster 1999] <Engels {4.1.9}
sneb* snavel 1518 [Claes] {3.1}
sneep* beenvis 1682 [wnt] {3.1}
sneer honende opmerking 1847 [kku] <Engels
snees* telwoord: twintigtal, twintig als landmaat 1301-1350 [mnw] {4.2}
sneeuw* neerslag in bevroren vlokken 901-1000 [wps] {4.1.1}
sneeuwgans* eendachtige 1599 [wnt]
snel* vlug 1240 [Bern.]
snelbuffet buffet waar men staand kan eten 1950 [gvd] <Duits {3.2}
snellekweekreactor kernreactor die werkt met snelle neutronen 1974 [R75] {4.1.10}
snerpen* een pijnlijk aandoend geluid maken 1623 [wnt] {3.1}
snert* erwtensoep 1768 [wnt] {4.1.6}
snertvent* vervelende man 1914 [gvd]
sneu* jammer 1910 [wnt]
sneu* meelijwekkend 1989 [Hofkamp&Westerman] {3.1}
sneuvelen* omkomen 1620 [wnt] {3.1/4.4}
sneven* omkomen 1285 [cg Rijmb.] {4.4}
snijden* met een scherp werktuig scheiden 1100 [Willeram] {1.2.5/3.1}
snikheet* smoorheet 1635 [wnt]
snikkel penis 1968 [Aanv wnt] <Jiddisch {3.2/4.4}
snikken* krampachtige bewegingen maken, krampachtig ademen 1552 [Claes] {3.1}
snip* steltloper 1280-1287 [cg i 1, 507]
snip* schuit (met puntige steven) 1741 [wnt] {3.1/4.1.11}
sniper sluipschutter 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.14}
snipperen* tot snippers snijden 1588 [Claes] {3.1}
snipverkouden* erg verkouden 1950 [gvd] {4.4}
snit wijze waarop iets gesneden is 1816 [wnt] <Duits
snob parvenu 1904 [wnt] <Engels
snoeien* inkorten (van takken) 1367-1372 [mnw] {1.2.5/3.1}
snoeihard* zeer hard 1956 [Aanv wnt] {4.4}
snoeiheet* zeer heet 1969 [Aanv wnt] {4.4}
snoek* beenvis 1286 [cg i 2, 1181] {3.1}
snoepen* lekkernijen eten 1573 [Plantijn] {3.1}
snoepreisje* plezierreisje buiten de vakantie 1710 [wnt snoepen]

[pagina 1079]

[p. 1079]

snoer* koord, draad 1286 [cg i 2, 1161]
snoes* lieftallig persoon 1864 [wnt]
snoeshaan snuiter 1617 [Toll.] <Nederduits {3.2/5}
snoet* vooruitspringend deel van kop 1784-1785 [wnt] {3.1}
snoeven* opscheppen 1645 [wnt]
snol* ho*r 1612 [wnt] {3.1/4.1.13}
snood* misdadig 1350 [mnw]
snooker Engels biljartspel 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.18}
snor haar op de bovenlip 1844 [Toll.]
snorder illegale taxichauffeur die onderweg vrachtjes oppikt 1932 [wnt snorren] <Jiddisch {3.2}
snorfiets fiets met hulpmotor 1975 [wp jaarboek 1976] <? {3.5/4.1.10}
snorkel luchtpijpje bij het zwemmen 1957 [wp jaarboek 1958] <Duits {3.2}
snorken* keelgeluid maken 1401-1450 [hws] {3.1}
snorren* een brommend geluid maken 1588 [Claes] {3.1}
snorren los werk zoeken 1974 [Endt]
snot* neusvocht 1351 [mnw]
snotolf* beenvis 1599 [Kil.]
snowboarden op een plank van een besneeuwde helling af glijden 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.18}
snuffelen* lucht opsnuiven 1629 [wnt] {3.1}
snufje* nieuwigheid 1561 [wnt snuf]
snugger* schrander 1599 [Kil.] {3.1}
snuiftabak fijngemalen tabak om te snuiven 1658 [wnt] {4.1.6}
snuisterij sieraad van weinig waarde 1596 [Toll.]
snuit* vooruitspringend deel van kop 1477 [Teuth.] {1.2.5/3.1}
snuiter* kwant 1872 [gvd]
snuiven* hoorbaar door de neus ademen 1351 [mnw] {3.1}
snurken* keelgeluid maken in de slaap 1573 [Plantijn] {3.1}
soap opera sentimentele vervolgserie 1984 [gvd] <Engels {4.1.15}
sober niet overvloedig 1351 [mnw] <Frans
soccer voetbal 1968 [kwt] <Engels {4.1.18}
sociaal maatschappelijk 1805 [wnt] <Frans {3.2}
socialisatie het socialiseren 1908 [wnt vakbeweging] <Frans
socialiseren ten bate van allen doen strekken 1930 [wnt] <Duits
socialisme bepaalde maatschappijvorm 1850 [wnt] <Frans
sociëteit vereniging 1587 [wnt] <Frans
society de hogere kringen 1929 [kwt] <Engels
soda een zout 1717 [wnt] <Italiaans {3.2}
sodeju tussenwerpsel: bastaardvloek 1904 [wnt] {4.3}
sodemieter scheldwoord 1853 [wnt]
sodium natrium 1834 [wnt verhouding] <modern Latijn
soebatten vleiend vragen 1641 [wnt] <Indonesisch {3.2}
soefi beoefenaar van de islamitische mystiek 1886 [kku] <Arabisch {3.2}
soek bazaarstraat 1886 [kku] <Arabisch {3.2}
soelaas vertroosting 1287 [cg NatBl] <Frans
soenniet orthodoxe islamiet 1847 [kku] <Arabisch {3.2}
soep vloeibare kost 1745 [wnt] <Frans {4.1.6}
soepel buigzaam 1899 [wnt] <Frans
soepjurk lange wijde jurk 1885-1886 [wnt soep]
soera hoofdstuk van de koran 1886 [kku] <Arabisch {3.2}
soes gebak 1791 [wnt] {4.1.6}
soesa drukte 1875 [Multatuli, Max Havelaar, 379] <Indonesisch {3.2}
soeverein vorst 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans
soeverein oppermachtig 1566 [wnt] <Frans
soeverein munt 1612 [Van Gelder 1965] <Frans {4.1.12}
soezen* suffen 1858 [wnt]
sof Bargoens: tegenvaller 1904 [wnt] <Jiddisch {3.2}
sofa bank 1698 [wnt zoldering] <Frans {4.1.9}
sofist die scherpzinnige drogredenen aanvoert 1621-1625 [wnt] <Latijn
soft zacht 1983 [R84] <Engels
softdrink niet-alcoholische drank 1956 [R75] <Engels {4.1.6}
softdrug niet-verslavende drug 1973 [R75] <Engels {4.1.6}
software computerprogramma's 1967 [Kruseman Aretz, Vallen en opstaan 16] <Engels
soigneren verzorgen 1539 [hws] <Frans
soiree avondpartij 1854 [Kappler, Nederlandsch-Guyana 81] <Frans
soit tussenwerpsel: het zij zo! 1865 [kvw] <Frans {4.3}
soja pikante saus 1670 [wnt] <Japans {3.2/4.1.6}
sok korte kous 1805 [wnt] <Duits
sok metalen mof ter verbinding van twee buizen 1870 [wnt] <Engels
sokkel voetstuk 1850 [wnt zuil i] <Frans
sol muzieknoot 1350 [mnw]

[pagina 1080]

[p. 1080]

sol munteenheid van Peru 1914 [gvd] <Spaans {3.2/4.1.12}
solarium inrichting voor (kunstmatig) zonnebad 1912 [kku] <Engels
soldaat militair zonder rang 1562 [Dict. Tetraglotton] <Frans {4.1.14}
solde uitverkoopartikel 1950 [gvd] <Frans
solderen metaal aaneenhechten 1438 [mnw] <Frans
soldij loon van een soldaat 1469 [mnw]
soleren als solist optreden 1970 [Recht voor raap]
solex bromfiets met voorwielaandrijving 1953 [Aanv wnt] {4.1.10}
solfège toonladders zingen 1916 [wnt vocaal] <Frans
solidair door saamhorigheid verbonden 1822 [wnt] <Frans
solide stevig 1553 [Vd Werve] <Frans
solingklasse klasse van zeilboten 1986 [koe]
solipsisme een filosofische leer 1886 [kku]
solist die alleen uitvoert 1872 [gvd] <Frans
solitair eenzaam 1650 [mey] <Frans
sollen heen en weer trekken 1655 [wnt]
solliciteren naar een betrekking dingen 1617 [wnt] <Frans
solo bijwoord: als zanger of speler alléén 1782 [wnt] <Italiaans {3.2}
solo vrijgezel 1991 [De Coster 1999] <Engels {4.1.4}
so long tussenwerpsel: afscheidsgroet 1989 [Peptalk] <Engels {4.3}
solstitium zonnestilstand 1634 [wnt winter] <Latijn
solutie oplossing 1531 [hws] <Frans
solutie bandplakmiddel 1914 [gvd] <Engels
solvabel in staat om te betalen 1822 [wnt] <Frans
solvabiliteit vermogen om te betalen 1872 [gvd] <Frans
solvent in staat om te betalen 1476-1500 [mnw] <Latijn
som totaal 1236 [cg i 1, 22] <Frans
som rekenkundig vraagstuk 1717 [wnt] <Frans
som munteenheid van Kirgizië en Oezbekistan 1993 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Kirgizisch of Oezbeeks {4.1.12}
soma lichaam 1961 [gvd] <Grieks {3.2}
somatisch lichamelijk 1847 [kku] <Grieks {3.2}
somber bedrukt 1642 [wnt] <Frans
somberman pessimist 1985 [Picarta: titel van R. Campert] {4.4}
sombrero hoed met brede rand 1872 [Aanv wnt] <Spaans {3.2/4.1.9}
somma bedrag 1596 [wnt] <Italiaans {3.2}
sommatie aanmaning om te betalen 1502 [hws] <Frans
sommeren aanmanen 1299 [cg i 4, 2663] <Frans
sommige* onbepaald voornaamwoord 1236 [cg i 1, 23] {4.2}
soms* bijwoord van tijd: weleens 1777 [Toll.] {3.1}
sonar echopeiling 1952 [Aanv wnt] <Engels {4.1.17}
sonate muziekstuk voor één instrument 1697 [wnt] <Frans
sonatine kleine sonate 1824 [wei] <Frans
sonde peilstift 1865 [wnt] <Frans
sonnet lyrisch gedicht 1565 [wnt] <Frans
sonoor helder klinkend 1824 [wei] <Frans
soort categorie, kwaliteit 1350 [mnw] <Frans
soortgelijk* aanwijzend voornaamwoord 1787 [wnt] {4.2}
sop* zeepwater 1611-1620 [wnt]
sophisticated getuigend van intellect 1951 [De Vooys] <Engels
sopraan hoogste vrouwenstem 1824 [wei] <Italiaans {3.2/4.1.16}
sorbet ijsdrank 1669 [wnt] <Frans {4.1.6}
sordino demper op muziekinstrument 1847 [kku] <Italiaans {3.2}
sores Bargoens: zorgen 1906 [Aanv wnt] <Jiddisch {3.2}
sorghum kafferkoren 1859 [wnt uitstoelen] <modern Latijn {4.1.2}
soroptimisten vrouwenvereniging 1929 [kwt] <Engels
sorry tussenwerpsel: excuseer! 1931 [Aanv wnt] <Engels {4.3}
sorteren uitzoeken 1599 [wnt] <Frans
sos noodsein 1937 [wnt vliegveld] <Engels
sostenuto bijwoord: volhoudend 1805 [Muzijkaal Zak-Boekje] <Italiaans {3.2}
sotternie Middelnederlands kluchtspel 1350 [mnw] {4.1.15}
sotto voce bijwoord: met ingehouden stem 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
sou stuiver 1793 [wnt] <Frans
soubrette hoofdrol van operette 1824 [wei] <Frans
soufflé gerecht met geklopt eiwit 1863 [Rijnhart] <Frans {4.1.6}
souffleren voorzeggen 1808 [wnt] <Frans {3.2}
soul negermuziek 1960 [R75] <Engels {4.1.16}
sound kenmerkend geluid 1965 [R75] <Engels
soundbite kort geluidsfragment 1996 [De Coster 1999] <Engels
souperen avondmalen 1764 [wnt] <Frans

[pagina 1081]

[p. 1081]

souplesse buigzaamheid 1847 [kku] <Frans
sourdine demper op muziekinstrument 1872 [wnt] <Frans
sousbras zweetlapje in oksels van kleding 1883 [Java-Bode 1/9, 2a] <Frans
soutane priestergewaad 1905 [wnt] <Frans
souteneur pooier 1881 [wnt] <Frans {4.1.13}
souterrain ondergronds bewoonbaar deel van een gebouw 1824 [wei] <Frans
souvenir aandenken 1837 [wnt] <Frans
souvlaki geroosterd vlees aan pennen 1996 [Vd Sijs 1996] <modern Grieks {3.2/4.1.6}
sovchoz staatslandbouwbedrijf 1945 [Revue van buitenlandse stemmen 9, 18/8 1b] <Russisch {3.2}
sovereign Engels gouden pond 1548 [wnt souverein] <Engels {3.2}
sovjet raad 1863 [kku] <Russisch {3.2}
sowieso bijwoord van modaliteit: in elk geval 1968 [kwt] <Duits {3.2}
spa mineraalwater 1734 [Sanders 1995] {4.1.6}
spaak* verbinding tussen naaf en velg 1351-1400 [mnw]
spaan* afgespleten hout 1260-1280 [cg ii 1 Wrake R.]
spaan* gereedschap 1350 [mnw]
spaander* afgespleten houtje 1542 [wnt]
spaat mineraal met bladerige structuur 1782 [wnt] <Duits
spaceshuttle ruimteveer 1982 [R84] <Engels {4.1.10}
spade* schop 1240 [Bern.]
spadrille schoen met touwzool 1961 [gvd] <Frans {3.2/4.1.9}
spagaat spreidzit 1970 [gvd Suppl.] <Duits {3.2}
spaghetti meelproduct 1929 [kwt] <Italiaans {3.2/4.1.6}
spalk* hout om gebroken ledematen onbeweeglijk te bevestigen 1351 [mnw]
spam ongevraagde mail 1997 [De Coster 1999] <Engels
span* lengtemaat 1150 [Rey] {2.2}
span* voorgespannen dieren, wagen met bespanning 1630 [wnt] {4.1.10}
spaniël hondensoort 1865 [kvw] <Engels {4.1.3}
spanjolet draairoede aan deuren 1877 [wnt vuur i] <Frans
spanjool geringschattend voor Spanjaard 1550 [wnt verschenen ii] <Spaans {3.2}
spanking seksuele variant met slaan 1984 [R84] <Engels
spannen* strak trekken, vastmaken aan 1091-1100 [Rey] {2.2}
spant* balk tegen de nok 1662 [wnt]
spar* staak 1175 [Rey] {1.2.3/2.2}
spar* boomsoort 1714 [wnt] {1.2.3}
sparen* bewaren 1240 [Bern.]
spareribs varkensrib 1976 [Complete kookboek voor de goede keuken] <Engels {4.1.6}
sparren boksen zonder doorstoten 1986 [koe] <Engels
sparringpartner oefenpartner (bij boksen) 1948 [Sport, 12 april] <Engels
spartaans sober en hard 1634 [wnt wedden] <Latijn
spartelen* met armen en benen heen en weer slaan 1240 [Bern.] {3.1}
spastisch krampachtig 1847 [kku] <Latijn
spatel platte lepel 1351 [mnw] <me Latijn
spatie woordscheiding 1892 [wnt] <Latijn
spatten* in kleine deeltjes (doen) rondvliegen 1642 [wnt]
speakeasy clandestiene drinkgelegenheid 1931 [kwt] <Engels
specerij smaakgevende stof, kruid 1330 [Jacobs 22] <Frans {4.1.6}
specht* spechtvogel 1287 [cg NatBl]
speciaal bijzonder 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans
specie muntgeld 1621 [De Jonge iv, 252] <Latijn
specificatie gedetailleerde opgave 1468 [hws] <Frans
specificeren afzonderlijk opgeven 1395 [Moors 200, 30] <me Latijn
spectaculair opzienbarend 1947 [Aanv wnt] <Frans
spectator toeschouwer 1565 [Mak] <Latijn
spectrum kleurenband, scala 1858 [wnt wandelend] <Latijn
speculaas sinterklaaskoek 1898 [Toll.] {4.1.6}
speculeren gokken (op) 1866 [wnt] <Frans
speculum spiegel 1847 [wnt oorarts] <Latijn
speech redevoering 1688-1696 [wnt] <Engels {3.2}
speed drugs 1970 [Aanv wnt] <Engels {4.1.6}
speeksel* mondvocht 1351 [mnw]
speelruimte ruimte van beweging 1813 [wnt] <Duits
speen* tepel 1236 [cg i Gent]
speenkruid* plant 1543 [Heukels]
speenvarken* jong varken 1253 [vmnw] {3.1/4.1.3}
speer* steekwapen 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.1.14}
spek* vet 1108 [Künzel] {2.3/4.1.6}
spek* een soort suikergoed 1873 [wnt] {4.1.6}
spektakel schouwspel 1501-1525 [hws] <Frans
spektakel herrie 1787-1789 [wnt]

[pagina 1082]

[p. 1082]

spel* bezigheid tot ontspanning 1240 [cg i 1] {4.1.18}
speld middel om iets vast te steken, ook als sieraad 1350 [mnw] <Latijn {1.2.4}
spelen* zich vermaken 1236 [cg i 1]
speleologie holenonderzoek 1960 [Aanv wnt]
speling* speelruimte 1351 [mnw]
spellen* uit letters vormen 1050 [Rey] {1.2.4/2.2}
spelonk grot 1451-1500 [mnw] <Frans
spelt* soort tarwe 1280 [cg i Rijkhoven Oudenbiezen] {4.1.2}
spencer mouwloze trui 1805 [Bergen op Zoomsch Nieuws-blad, 47, 30 nov., 148] <Engels {1.4/3.2}
spenderen besteden 1659-1673 [wnt] <me Latijn
spenen* van de borst nemen 1285 [cg Rijmb.]
spergebied afgesloten gebied 1944 [Theissen 1978] <Duits {3.2}
sperma mannelijk zaad 1685 [wnt voortkomen] <Latijn
spermaceti witte amber 1705 [wnt vuil i] <me Latijn {1.3}
spermatocyt stadium in de vorming van zaadcellen 1922 [Stomps, De stoffelijke basis der erfelijkheid, 199]
sperwer* roofvogel 701-800 [Lex Salica] {2.2}
sperzieboon soort boon 1821 [wnt] {4.1.6}
spetteren* in kleine deeltjes wegspringen 1881-1895 [wnt] {3.1}
speuren* nasporen 1276-1300 [cg Lut.A]
spiccato iedere toon afzonderlijk aangestreken 1805 [Muzijkaal Zak-Boekje] <Italiaans {3.2}
spichtig* lang en dun 1637 [wnt]
spie* pin 1562 [Claes]
spie Bargoens: cent, geld 1906 [wnt] <? {3.5/4.1.12}
spieden* uitkijken 1080 [Rey] {2.2}
spiegel beelden terugkaatsend voorwerp 1240 [Bern.] <me Latijn
spiegelei gebakken ei met heel gebleven dooier 1701 [wnt] {4.1.6}
spieken afkijken 1934 [wnt] <Duits
spier* lichaamsweefsel 1621 [wnt]
spiering* beenvis 1210-1240 [cg i 1, 6]
spiernaakt* geheel naakt 1859 [wnt] {4.4}
spierwit* zeer wit 1645 [wnt] {4.1.5/4.4}
spies, spiets lange speer 1485 [mnw] <Duits {4.1.14}
spijbelen school verzuimen 1762 [wnt] <? {3.5}
spijker* nagel 1284 [cg i 2, 780]
spijkerbroek* jeans 1954 [Aanv wnt] {3.1}
spijl* staaf 901-1000 [Claes] {2.3}
spijs voedsel 1236 [cg i 1, 25] <Latijn {1.2.3}
spijs amandelpers 1950 [wnt amandelbrood] {1.2.3/4.1.6}
spijt berouw 1436 [mnw] <Frans {1.2.4}
spike sportschoen met ijzeren punten 1961 [gvd] <Engels {4.1.9}
spikkel* vlekje 1485 [mnw] {3.1}
spiksplinternieuw* fonkelnieuw 1805 [wnt] {4.4}
spil* pen, as 1163-1177 [Tavernier] {2.4}
spillen* nutteloos besteden 1599 [Kil.]
spin* spinachtige 1240 [Bern.]
spin tolbeweging 1961 [gvd] <Engels
spinaal m.b.t. de ruggengraat 1847 [wnt vlok i] <Latijn
spinazie groente 1377-1378 [mnw] <Frans {4.1.6}
spindel spinklos 1917 [wnt afsluiter Suppl] <Duits {3.2}
spindokter mediamanager die het nieuws manipuleert 1997 [De Coster 1999] <Engels
spinel edelgesteente 1562 [De Bruijn Tw. 10] <Frans
spinet snaarinstrument 1599 [wnt] <Italiaans {3.2/4.1.16}
spinnaker een bijzeil 1946 [Aanv wnt] <Engels
spinnen* een draad vormen 1240 [Bern.]
spinnen* snorrend geluid maken (van katten) 1850 [wnt] {3.1}
spinnewiel* toestel om wol te spinnen 1573 [Plantijn]
spin-off positief neveneffect of -product 1989 [Peptalk] <Engels
spint* buitenste jaarringen van bomen 1445 [mnw]
spint* spinsel van een mijt 1909 [wnt]
spion verspieder 1653 [wnt] <Frans
spionage het bespieden 1886 [kku]
spiraal krullijn, schroeflijn 1872 [gvd] <Frans
spiraal(tje) voorbehoedsmiddel 1970 [Recht voor raap]
spiril schroefbacterie 1922 [De Koning, Boschbescherming 108] <modern Latijn
spirit fut 1903 [Prick 1903] <Engels
spiritisme geloof in contact met overledenen 1884 [wnt eeuw i] <Frans
spiritualiën sterkedrank, geestrijk vocht 1872 [gvd] <Duits {4.1.6}
spiritualisme opvatting die de ziel voor onsterfelijk verklaart 1888 [wnt] <Frans
spiritualiteit onstoffelijkheid, geestigheid 1553 [Aanv wnt] <Frans
spiritueel onstoffelijk, geestig 1378 [mnw] <Frans

[pagina 1083]

[p. 1083]

spirituoso bijwoord: vurig 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
spiritus alcohol 1714 [wnt] <Latijn
spirometer ademhalingsmeter 1855 [Aanv wnt]
spit* braadspit 1240 [Bern.]
spit* pijn in de rug 1567 [wnt]
spits puntig 1542 [Dasypodius] <Duits
spits hondensoort 1867 [wnt] <Duits {4.1.3}
spits meest aanvallende voetballer 1970 [Recht voor raap]
spitsboef grote schelm 1787-1789 [wnt] <Duits
spitsmuis insectenetend zoogdier 1599 [Kil.] <Duits {4.1.3}
spitsroede dunne roede gebruikt om te straffen 1672 [wnt] <Duits
spitsvondig scherpzinnig 1617 [wnt] <Duits
spitten* uitgraven 1350 [mnw]
spleen lichte depressiviteit 1824 [wei] <Engels
spleet* kier 1342 [mnw]
splijten* kloven 1240 [Bern.]
splinter* afgesprongen deeltje 1285 [cg Rijmb.]
splinternieuw* helemaal nieuw 1724-1726 [wnt] {4.4}
split whisky met sodawater 1897 [wnt] <Engels {4.1.6}
split* insnijding in kleding 1903-1904 [wnt]
splitsen* verdelen 1570 [wnt]
spoed* haast 1265-1270 [cg Lut.K]
spoedig* binnen korte tijd, binnenkort 1637 [wnt] {1.3}
spoel* klos 1477 [Teuth.]
spoelen* afwassen 1270 [cg i 1, 186]
spoetnik kunstmaan 1957 [R75] <Russisch {3.2/4.1.10}
spoiler constructie aan vliegtuigen en auto's ter vermindering van brandstofverbruik 1968 [kwt] <Engels
spon tap 1477 [Teuth.] <Italiaans {1.2.4/3.2}
sponde beddenplank, bed 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans {4.1.9}
spondeus versvoet 1824 [wei] <Latijn
sponning gleuf 1671 [wnt]
spons zwam 1285 [cg Rijmb.] <Frans
spons schoonmaakdoek 1605 [wnt]
sponsor die de kosten draagt 1961 [gvd] <Engels
spontaan impulsief, uit een opwelling voortkomend 1888 [wnt weerslag iii] <Frans
spook* bovennatuurlijke verschijning 1477 [Claes] {1.2.2}
spoonerism verspreking door verwisseling van klanken 1984 [gvd] <Engels
spoor* prikkel 1080 [Rey] {2.2}
spoor* voetindruk 1100 [Willeram]
spoorslags* bijwoord van tijd: in allerijl 1599 [Kil.] {3.1}
sporadisch zelden 1863 [kku] <Duits
spore voortplantingscel 1868 [wnt] <modern Latijn
sporozoön protozoön dat zich door sporevorming vermenigvuldigt 1912 [kku]
sport* trede van ladder 1301-1400 [mnw]
sport lichamelijke bezigheid 1847 [kku] <Engels {4.1.18}
spot reclameboodschap 1965 [R75] <Engels {4.1.15}
spot lamp 1973 [R75] <Engels
spotten* de draak steken met 1220-1240 [cg ii 1 Aiol]
spotten ontdekken 1982 [R84] <Engels
spouwen* kloven 1407-1432 [mnw]
spraak* het vermogen te spreken 901-1000 [wps]
spraakwater* lust tot spreken 1731 [wnt]
sprankelen* fonkelen 1808 [wnt]
spray te verstuiven vloeistof 1879 [Aanv wnt] <Engels
spreadsheet boekhoudkundig computerprogramma 1984 [hcc nieuwsbrief dec. 12, 31] <Engels
spreekwoord spreuk 1524 [tntl 1957, 104] <Duits {1.2.2}
spreeuw* zangvogel 1287 [cg NatBl]
sprei* dek op bed 1600 [wnt]
spreiden* uiteenplaatsen, gelijkmatig verdelen 1240 [Bern.]
spreken* praten 901-1000 [wps]
sprenkel* spat 1477 [Teuth.] {3.1}
spreuk* zegswijze 1287 [cg NatBl]
spriet* spruit van een plant 1260-1280 [cg ii 1 Nibel.]
spriet* ralvogel 1860 [wnt]
springen* zich in de lucht verheffen 1240 [Bern.]
springstof ontplofbare stof 1906 [Aanv wnt] <Duits {1.4/4.1.14}
springveer veer van matrassen e.d. 1731-1735 [wnt]
sprinkhaan* insect 1301-1400 [Glossarium Trevirense] {3.1}
sprinklerinstallatie blusinrichting 1947 [Aanv wnt]
sprinten hard gaan over korte afstand 1925 [Toll.] <Engels
sprits baksel waarvan het deeg in heet vet wordt gespoten 1580 [Toll.] {4.1.6}
sproeien* in fijne stralen uitstorten 1657 [wnt]

[pagina 1084]

[p. 1084]

sproet* huidvlekje 1240 [Bern.]
sprokkelen* takken bijeenzamelen 1357 [mnw] {3.1}
sprokkelmaand februari 1298 [cg i 4, 2481] {4.1.7}
sprong* het springen 1100 [Willeram]
sprookje* verzonnen vertelling 1610 [wnt]
sprot* beenvis 1293 [cg i 3, 1921]
spruit* loot 1351-1400 [mnw]
spruit* kind 1437 [mnw] {4.1.4}
spruiten* loten vormen 1285 [cg Rijmb.]
spruitje* groente 1778 [wnt] {4.1.6}
spruw* slijmvliesontsteking 1557 [Claes Tw. 12]
spugen* door de mond uitwerpen 1657 [wnt] {3.1}
spuien* lozen 1828 [wnt]
spuiten* met kracht naar buiten persen 1401-1500 [mnw]
spul* bezitting 1781 [wnt]
spurt sprint 1886 [wnt] <Engels
sputteren* pruttelende geluiden maken 1912 [wnt] {3.1}
sputum speeksel 1901 [kui] <Latijn
spuug* speeksel 1717 [wnt verdrinken]
spuwen* door de mond uitwerpen 1240 [Bern.] {3.1}
squadron basiseenheid bij de luchtmacht 1961 [Aanv wnt] <Engels {4.1.14}
squash balspel 1953 [De Vooys] <Engels {4.1.18}
squaw indiaanse vrouw 1912 [kku] <Engels
sst* tussenwerpsel: uitroep om tot stilte te manen 1778 [wnt] {4.3}
staaf* stang 1599 [Kil.] {1.2.4/1.3}
staag* aanhoudend 1596 [wnt]
staak* paal 1165 [Künzel] {2.3}
staal* metaal 1240 [Bern.]
staal monster 1350 [mnw] <Frans
staan* overeind zijn 901-1000 [wps]
staande* voorzetsel 1435 [mnw] {4.2}
staar* oogziekte 1778 [wnt]
staart* achterste gedeelte 1197 [Claes] {2.3}
staat toestand 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn
staat land 1599 [Kil.]
staatsie pracht 1602 [Toll.]
stabiel vast staande 1619 [De Jonge iv, 185] <Frans
stabij hondensoort 1961 [gvd] <Fries {3.2/4.1.3}
stabilisatie het stabiel maken 1929 [kwt] <Frans
stabilisator middel om stabiliteit te verbeteren 1911 [Aanv wnt] <Engels
stabiliseren duurzaam maken 1886 [kku] <Frans
stabiliteit bestendigheid 1824 [wei] <Frans
staccato bijwoord: kort aangehouden (van noten) 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
stad* grote plaats 857 [Claes] {2.3}
stadhouder* plaatsvervanger van vorst 1350 [mnw]
stadion sportterrein 1920 [wnt] <Grieks {3.2}
stadium tijdperk 1869 [wnt] <Latijn
staf* stok 1110 [Claes] {1.2.4/1.3/2.3}
staf* leidinggevend personeel 1766 [wnt]
staffel berekeningswijze waaruit bij elke wijziging het saldo blijkt 1912 [kku] <Duits
stafylokokken kogelvormige bacteriën 1912 [kku] <modern Latijn
stag* staand want 1600 [wnt]
stage proeftijd 1912 [kku] <Frans
stagflatie hoge inflatie en geringe economische groei 1974 [R75] <L {3.4}
stagiair die een stage doormaakt 1912 [kku] <Frans
stagneren stilstaan 1824 [wei] <Frans
staken* stopzetten, het werk neerleggen 1573 [Plantijn]
staketsel rij palen 1573 [Plantijn]
stakker(d) stumper 1871 [wnt] <Noors {3.2}
stal* verblijf van dieren 701-800 [Lex Salica] {2.2}
stal(letje)* staanplaats op markt 1080 [Rey] {2.2}
stalactiet druipsteen (naar beneden hangend) 1734 [HubWes]
stalagmiet druipsteen (naar boven gericht) 1781 [wnt stalactiet]
stalinisme variant van het communisme als door Stalin toegepast 1935 [wnt tsaar]
stalker iem. die een ander onafgebroken lastigvalt 1997 [De Coster 1999] <Engels {1.2.1}
stallen* pissen 1477 [Teuth.]
stalles rang van plaatsen in schouwburg e.d. 1872 [gvd] <Frans
stam* deel van boom 1350 [mnw]
stamelen* gebrekkig spreken 1240 [Bern.] {3.1}
staminee kroeg 1701-1800 [wnt] <Frans
stamkroeg* café van een habitué 1950 [gvd]
stampen* stoten 1225 [Rey] {2.2}
stampij herrie 1265-1270 [cg Lut.K]
stampvoeten* met de voeten stampen 1681 [wnt] {3.1}
stampvol* helemaal vol 1857 [wnt] {4.4}
stance strofe 1835 [wnt rekken i] <Frans
stand* gesteldheid 1343-1346 [mnw]
stand* houding 1615 [wnt]
stand plaats op een tentoonstelling 1929 [kwt] <Engels
standaard voetstuk 1278 [cg i 1, 389] <Frans

[pagina 1085]

[p. 1085]

standaard maatstaf 1850 [wnt] <Frans
standaardisatie het standaardiseren 1927 [wnt] <Engels
standaardiseren brengen tot een eenheid 1950 [gvd] <Engels
standing vooraanstaande positie in de maatschappij 1930 [Aanv wnt] <Engels
standje* reprimande 1855 [wnt]
standrecht snelle berechting door militaire rechters 1740 [wnt] <Duits
stand-up comedian improviserende cabaretier 1992 [Peptalk] <Engels
stang* spijl 1494 [mnw]
stanniool bladtin 1785 [wnt] <Italiaans {3.2}
stansen uit metaal slaan 1909 [Aanv wnt] <Duits
stanza strofe 1623 [wnt tuit iii] <Italiaans {3.2}
stapel* hoop 1046 [Claes] {2.3}
stapelgek* volslagen gek 1640 [wnt] {4.4}
stappen* lopen 1350 [mnw]
star strak, stijf 1824 [wei] <Duits
star beroemd acteur 1931 [kwt] <Engels
staren* strak kijken 1276-1300 [cg Lut.A]
starten beginnen 1893 [De Vooys 1953] <Engels
Star Wars Amerikaans defensieprogramma 1989 [Peptalk] <Engels {1.2.1}
state landgoed 1551 [wnt] <Fries {3.2}
statement uitspraak 1968 [Aanv wnt] <Engels
stater oude Griekse munt 1734 [HubWes] <Grieks {3.2}
statica evenwichtsleer van lichamen in rust 1824 [wei] <modern Latijn
statie elk van de veertien afbeeldingen die in de r.-k. kerk de kruisweg vormen 1841 [wnt] <Latijn
statief voetstuk 1867 [wnt] <Frans
statig voornaamheid weerspiegelend 1599 [Kil.]
station plaats waar treinen stoppen 1839 [wnt] <Frans {1.2.3}
stationair op de plaats blijvend 1869 [wnt stationnair] <Frans
stationcar personenauto met uitgebreide achterzijde 1953 [Aanv wnt] {3.3/4.1.10}
stationeren een vaste standplaats geven 1809 [wnt stationneeren] <Frans {3.2}
statisch niet beweeglijk 1868 [wnt] <Latijn
statistiek methode om door middel van cijfers inzicht in verschijnselen te krijgen 1807 [wnt] <Duits
status stand, toestand 1745 [mey] <Latijn
status maatschappelijk aanzien 1959 [Aanv wnt] <Engels
statutair volgens de statuten 1752 [wnt] <Frans
statuut voorschrift 1270 [vmnw] <Frans
staven* bevestigen 1661 [wnt]
stayer wielrenner op de lange baan achter gangmaker 1897 [koe] <Engels
steak biefstuk 1912 [kku] <Engels {4.1.6}
stearine bestanddeel van vet 1872 [gvd] <Frans
stechelen, steggelen ruziën 1865-1870 [wnt]
steeds* bijwoord van tijd: altijd 1451-1500 [mnw] {3.1}
steeg* straatje 1210-1240 [cg i 1, 6]
steek* driekantige hoed 1807 [wnt] {4.1.9}
steekpartij gevecht met steekwapens 1940 [wnt stooten z.j.]
steekpenning smeergeld 1437 [mnw] <? {3.5}
steekproef willekeurige proef 1914 [gvd] <Duits {3.2}
steel* stengel 1344 [mnw]
steelband band die speelt op instrumenten uit olievaten 1957 [wp jaarboek 1958] <Engels
steels* heimelijk 1804 [wnt]
steen* harde delfstof 918-948 [Künzel] {2.3}
steenbreek* plant 1226-1250 [cg ii 1 Pl.gloss.] {3.1}
steengoed* heel goed 1947 [Aanv wnt] {4.4}
steenhard* zeer hard 1573 [Plantijn] {4.4}
steenoud* zeer oud 1350 [mnw] {4.4}
steenrijk zeer rijk 1868 [wnt steen] <Duits {4.4}
steeplechase hindernisren 1865 [kvw] <Engels {4.1.18}
steevast* bestendig 1401-1450 [mnw]
steg* smalle weg 1477 [Teuth.]
steiger* aanlegplaats, stelling 1270 [cg i 1, 146]
steigeren* op de achterbenen gaan staan (van paarden) 1839 [wnt] {3.1}
steil* sterk hellend 1285 [cg Rijmb.]
stek* loot 1659 [wnt]
stekeblind* helemaal blind 1534 [mnw] {4.4}
stekel* puntig uitgroeisel 1181-1220 [Claes] {2.3/3.1}
stekelvarken* knaagdier 1761 [wnt] {4.1.3}
steken* prikken 1236 [cg i 1, 28]
stekezot stapelgek 1610-1622 [wnt steke-] {4.4}
stekker steekcontact 1926 [Theissen 1978] <Duits
stel* onderstel 1343 [mnw]
stel* paar 1656-1657 [wnt]
stelen* heimelijk wegnemen 1240 [Bern.]
stellage termijnaffaire 1263-1267 [cg i , 105]
stellage houten verhoging 1285-1286 [cg i Dordrecht]
stellair de sterren betreffend 1936 [Aanv wnt] <Frans
stellen* plaatsen 1260-1280 [cg ii 1 Wrake R.]

[pagina 1086]

[p. 1086]

stellig* zeker 1761 [wnt]
stelling* stellage 1285 [mnw]
stelling* these 1681 [wnt]
stelpen* doen ophouden 1240 [Bern.]
stelsel* stel 1691 [wnt]
stelt* loopstok 1276 [cg i 1, 318] {4.1.18}
stem* door spreken voortgebracht geluid 901-1000 [wps]
stemgember de fijnste soort van gember 1934 [wnt] <Engels {4.1.6}
stemmig* ingetogen 1534 [mnw]
stempel* werktuig om te drukken 1573 [Plantijn] {3.1}
stencilen afdrukken maken 1940 [Posthumus] <Engels
steng* houten staak 1401 [mnw]
stengel deel van een plant 1573 [Plantijn] <Duits
stengun machinepistool 1945 [Sanders 1995] <Engels {4.1.14}
stenigen* met stenen doodgooien 1477 [mnw] {3.1}
stennis ophef 1937 [Van Bolhuis] <Jiddisch {3.2}
stenografie snelschriftmethode 1849 [wnt]
stentor iem. met een zware stem 1808 [wnt]
step danspas 1929 [kwt] <Engels {4.1.15}
step autoped 1935 [wnt step ii] {4.1.10}
step-in jarretellegordel waar men in stapt 1937 [Aanv wnt] <Engels {3.2}
steppe uitgestrekte grasvlakte 1780 [hou iii, 1, 52] <Frans of Duits {1.2.2/1.2.4}
ster* hemellichaam 1240 [Bern.]
ster* beroemdheid 1763 [wnt]
steradiaal eenheid van ruimtehoek 1961 [gvd]
stère kubieke meter 1802 [wnt] <Frans {3.2}
stereo ruimtelijk klinkend 1967 [R75]
stereoscoop optisch instrument 1872 [gvd]
stereotiep onveranderlijk 1858 [wnt stereo-] <Frans
stereotypie vervaardiging van gegoten drukvormen 1847 [kku] <Frans
steriel onvruchtbaar 1724 [wnt] <Frans
sterilisatie vrijmaking van ziektekiemen 1915 [wnt] <Frans
sterilisatie onvruchtbaarmaking 1935 [wnt] <Frans
steriliseren vrijmaken van ziektekiemen 1904-1905 [wnt] <Frans
steriliseren onvruchtbaar maken 1935 [wnt] <Frans
steriliteit onvruchtbaarheid 1548 [wnt] <Frans
sterk* krachtig 901-1000 [wps]
sterkedrank* alcoholische drank 1540 [wnt] {4.1.6}
sterkte* kracht 1434-1436 [mnw] {3.1}
sterlet beenvis 1847 [kku] <Russisch {3.2}
sterling muntnaam 1276-1300 [mnw] <Engels {3.2}
stern meeuwachtige 1761 [wnt] <modern Latijn
sterven* doodgaan 1100 [Willeram] {4.4}
stethoscoop hoorbuis 1824 [wei]
stetson cowboyhoed 1989 [Peptalk] <Engels {3.2/4.1.9}
steunen* stutten 1420 [mnw]
steunen* kermen 1810 [wnt] {3.1}
steur* beenvis 1059 [Rey] {2.2}
steven* uiteinde van een schip 1350 [mnw]
stevig* sterk, fors 1477 [Teuth.]
steward hofmeester 1824 [wei] <Engels
sticht* klooster, bisdom 1281 [mnw]
stichten* grondvesten, doen ontstaan 901-1000 [wps]
stichten* stemmen tot vroomheid 1546 [wnt]
sticker plakker 1969 [Aanv wnt] <Engels
stickie marihuanasigaret 1966 [R75] <Engels {4.1.6}
stiefelen lopen 1961 [gvd] <Duits {3.2}
stiefmoeder* tweede moeder 1240 [Bern.] {4.1.4}
stiefvader* tweede vader 1240 [Bern.] {4.1.4}
stiefzoon* zoon uit eerder huwelijk 1240 [Bern.] {4.1.4}
stiekem heimelijk 1875 [Polak, Geïllustreerd Politie Nieuws] <Jiddisch {3.2}
stiel ambacht 1572 [mnw]
stier* mannelijk rund 901-1000 [wps] {4.1.3}
stierlijk* bijwoord van hoedanigheid: in hoge mate 1910 [wnt]
stift staafje 1477 [Teuth.] <Duits
stigma merkteken 1660 [wnt karakter] <Latijn
stigmatiseren brandmerken 1824 [wei] <Frans
stijf* moeilijk buigbaar 1240 [Bern.]
stijg* telwoord: twintigtal 1425 [mnw] {4.2}
stijgen* omhooggaan 1100 [Willeram]
stijl verticale paal 1284 [cg i 1, 780] <Latijn {3.2}
stijl wijze van uitdrukken 1393-1402 [mnw] <Frans
stijldans dans met een bepaalde stijl van uitvoering 1976 [gvd] {1.2.2/4.1.15}
stikdonker* volkomen donker 1688 [wnt] {4.1.5/4.4}
stikken* naaien 1366 [mnw]
stikken* smoren 1477 [Teuth.]
stikstof een gas 1869 [wnt]
stikvol* zeer vol 1599 [Kil.] {4.4}
stil* geruisloos, roerloos, bedaard 814-815 [Künzel] {2.3}

[pagina 1087]

[p. 1087]

stilb vroegere eenheid van helderheid 1950 [gvd]
stileren in stijlvorm brengen 1863-1872 [wnt] <Frans
stiletto mes met scharnierend lemmet 1680 [wnt stilet] <Italiaans {3.2}
stilist schrijver 1882-1884 [wnt] <Frans
stilistiek stijlleer 1847 [kku] <Duits
stilistisch m.b.t. de stilistiek 1847 [kku] <Duits
stillen* doen ophouden 1285 [cg Rijmb.]
stilletje* emmer om je behoefte op te doen 1649 [wnt] {4.4}
stilleven* genre in de schilderkunst 1650 [De Pauw-de Veen, Bijdrage studie wrdschat schilderkunst 41]
stilte* het stil-zijn 1573 [mnw] {3.1}
stilton kaassoort 1855 [Sanders 1995] <Engels {4.1.6}
stimulatie prikkel 1650 [mey] <Latijn
stimuleren aansporen 1669 [mey] <Frans
stinkdier* marterachtige 1761 [wnt stinken] {4.1.3}
stinken* kwalijk ruiken 901-1000 [wps]
stins adellijke Friese woning 1739-1795 [wnt] <Fries {3.2}
stip* punt 1408-1414 [mnw]
stipendium toelage 1667 [wnt requireren] <Latijn
stippelen* stippels vormen 1680 [wnt]
stipt* nauwgezet 1704 [Hannot&Hoogstraten]
stipulatie het stipuleren 1501 [hws] <Latijn
stipuleren bedingen 1498 [hws] <Frans
stirlingmotor soort motor 1974 [wp] {4.1.10}
stock voorraad, kapitaal 1824 [wei] <Engels
stockcar gewone auto, gebruikt in races 1984 [gvd] <Engels {4.1.10}
stoeien* dartelen 1573 [Claes]
stoel* zitplaats 901-1000 [wps] {4.1.9}
stoelgang* ontlasting 1477 [Teuth.] {4.4}
stoep* trottoir 1258 [hws]
stoepa boeddhistisch heiligdom 1912 [kku] <Sanskriet
stoer* potig 1767 [wnt]
stoet optocht 1375 [mnw] <? {3.5}
stoet* broodsoort 1494 [mnw] {4.1.6}
stoeterij paardenfokkerij 1778 [wnt] <Duits
stoethaspel* onhandig mens 1786 [wnt]
stof* fijne deeltjes 1240 [Bern.]
stof materie 1302 [mnw] <Frans
stoffen pochen 1562 [Claes] <Frans
stofferen met stof bekleden 1430 [mnw] <Frans
stofzuiger* huishoudelijk apparaat dat stof opzuigt 1934 [wnt afbetalen] {1.2.1/4.1.9}
stoïcijn die leed onverstoorbaar draagt 1824 [wei] <Frans
stok* tak, staaf 1197 [Künzel] {2.3}
stokbrood* dun langwerpig Frans brood 1971 [Aanv wnt] {3.1/4.1.6}
stokdoof* volledig doof 1764 [wnt] {4.4}
stoken* opruien 1240 [Bern.]
stoken* laten branden 1350 [mnw]
stokken blijven steken 1806 [wnt] <Duits
stokoud* zeer oud 1599 [Kil.] {4.4}
stokpaardje iemands favoriete onderwerp 1783 [wnt]
stokstijf* helemaal stijf 1660 [wnt] {4.4/5}
stokstil* helemaal stil 1265-1270 [cg Lut.K] {4.4}
stokvis* gezouten vis 1366 [mnw]
stola sjaal over de schouders 1934 [wnt] <Latijn
stollen* stremmen 1546 [mnw]
stolp* deksel 1568 [wnt]
stom* niet kunnende spreken, dom 1240 [Bern.]
stoma huidmondje 1895 [Aanv wnt] <modern Latijn
stoma kunstmatige darmopening 1961 [gvd] <modern Latijn
stomdronken* zeer dronken 1835 [wnt] {4.4}
stommelen* dof gedruis maken 1626 [wnt] {3.1}
stomp* niet scherp 1400 [mnw]
stomp* geknot voorwerp 1479 [mnw]
stomp* stoot 1866 [wnt]
stomtoevallig* geheel bij toeval 1940 [wnt stom z.j.] {4.4}
stomverbaasd* zeer verbaasd 1934 [wnt stom] {4.4}
stond(e)* tijd(stip) 901-1000 [wps] {4.1.7}
stoned onder invloed van drugs 1968 [R75] <Engels
stoof* voetwarmer 1300 [mnw]
stool schouderband van priester 1236 [cg i 1, 22] <Latijn
stoom* damp van water 1669 [wnt] {4.1.1}
stoomboot door stoom voortbewogen vaartuig 1816 [wnt] <Engels {4.1.11}
stoommachine door stoom aangedreven machine 1779 [wnt] {4.1.10}
stoop* vloeistofmaat 1101-1200 [Tavernier] {2.4}
stootvogel* roofvogel die zich op zijn prooi stort 1836 [wnt stooten]
stop afdichting 1368 [mnw] <Latijn {3.2}
stopfles* type fles 1888 [wnt]
stoppel na maaien overblijvende deel van halm 1240 [Bern.] <Latijn
stoppen* dichtmaken 901-1000 [wps]

[pagina 1088]

[p. 1088]

stoppen stilstaan 1849 [wnt] <Engels
storen* hinderen 1260-1280 [cg ii 1 Wrake R.]
storm* hevige wind 1240 [Bern.] {3.1/4.1.1}
stormen* hard waaien 1240 [Bern.]
storten* met geweld (laten) vallen 1236 [cg i 1, 29]
story verhaal 1968 [kwt] <Engels
stoten* een duw geven, schokken 1240 [Bern.]
stotteren hakkelen 1781 [wnt] <Duits
stout* vermetel, dapper 1220-1240 [cg ii 1 Aiol]
stout* ondeugend 1612 [wnt]
stout donker bier 1884 [gvd] <Engels {4.1.6}
stouwen* bergen 1477 [Teuth.]
stoven* gaar worden of maken op zacht vuur 1451-1500 [mnw]
straal* smalle lichtbundel 1263-1267 [cg i 1, 105]
straalbezopen* zeer dronken 1932 [Aanv wnt] {4.4}
straaljager* jachtvliegtuig met straalmotor 1953 [Aanv wnt] {3.1/4.1.10}
straalmotor door sterk verhitte gassen aangedreven motor 1950 [gvd] {4.1.10}
straat weg 1210-1240 [cg i 1, 14] <Latijn
straat zee-engte 1595 [wnt] <Frans
straatarm zeer arm 1888 [wnt straat]
stradivarius bepaald soort viool 1899 [dbl]
straf* stijf, krachtig 1401-1450 [mnw]
straf maatregel tegen overtreding 1542 [Claes Tw. 12] <Duits
straight ronduit 1984 [gnn] <Engels
strak* niet plooiend, star 1400 [mnw]
strak* erg goed 1987 [De Coster 1999] {3.1}
straks* bijwoord van tijd: dadelijk 1597 [wnt] {3.1}
stralen* zakken voor examen 1935 [wnt]
stram stijf 1550 [wnt] <Duits
stramien weefsel 1555 [Claes Tw. 12]
stramien patroon, model 1898 [gvd]
strand* kustgebied met zand 1368 [mnw]
strapatsen ongemakken 1778 [wnt] <Duits
strapless zonder schouderbandjes 1953 [De Vooys] <Engels {3.2}
strateeg veldheer 1867 [wnt] <Latijn
strategie kunst van oorlogvoering, beleid 1872 [gvd] <Frans
stratificatie laagvorming 1847 [kku] <Frans
stratigrafie beschrijving van aardlagen 1929 [kwt] <Frans
stratosfeer bovenste deel van de atmosfeer 1914 [gvd] <Frans
stratus laag wolkendek 1861 [Witsen Geysbeek (wolken)] <Latijn
streaken naakt over straat rennen 1974 [R75] <Engels {1.2.1}
streamer eenregelige kop in grote letter 1989 [Peptalk] <Engels
streber eerzuchtige 1912 [kku] <Duits
streek* gebied 1595 [wnt]
streektaalfunctionaris ambtenaar die een streektaal onderzoekt en het gebruik ervan bevordert 1983 [Provinciaal rapport] {4.4}
streep* lijn 918-948 [Künzel] {2.3}
strekken* strak maken of worden 1266 [cg i 1, 90]
strelen* aaien 1450 [mnw]
stremmen* stollen 1287 [cg NatBl]
streng* koord, bundel draden 1177-1187 [Claes] {2.3}
streng* niet toegeeflijk 1437 [mnw]
streptomycine geneesmiddel dat bacteriën doodt 1948 [kwt]
stress spanning 1961 [gvd] <Engels
stretch rekbaar 1979 [Wijnands&Ost] <Engels
stretcher vouwbed 1970 [Recht voor raap] <Engels {4.1.9}
streven* zich beijveren 1276-1300 [mnw]
stribbelen* zich verzetten 1630 [wnt] {3.1}
strictuur vernauwing van lichaamskanaal 1840 [wnt was ii] <Latijn
striem* streep op de huid 1350 [mnw] {3.1}
strijd* gevecht 1220-1240 [cg ii 1 Aiol]
strijkage diepe buiging 1642 [wnt]
strijken* met de hand gaan langs, glad maken 1250 [cg ii 1 Gen.rec.]
strijk-en-zet* bijwoord van hoedanigheid: schering en inslag 1561 [wnt]
strijkijzer warm gemaakt metalen voorwerp waarmee men linnen glad strijkt 1684 [wnt] {4.1.9}
strijkstok* stok om muziekinstrument mee te bespelen, om maat mee af te strijken 1567 [Junius 362b]
strik* lus 901-1000 [wps]
strikt nauwkeurig, streng 1636 [wnt] <Latijn
string gegevenstype dat uit een reeks tekens bestaat 1980 [hcc nieuwsbrief nov. 19] <Engels
string minuscuul broekje dat van achter slechts uit een koordje bestaat 1983 [De Coster 1999] <Engels {3.2}
stringendo langzaam versnellend 1805 [Muzijkaal Zak-Boekje] <Italiaans {3.2}
stringent dwingend 1824 [wei] <Latijn {1.2.6}
strip (metalen) strook 1908 [wnt] <Engels
strip beeldverhaal 1949 [De Vooys] {3.3}
striptease dans waarbij de danser of danseres zich ontkleedt 1948 [Aanv wnt] <Engels {4.1.15}

[pagina 1089]

[p. 1089]

stripteaseuse stripteasedanseres 1970 [Aanv wnt] <Frans {3.2/4.1.13}
stro* gedorst koren 901-1000 [wps]
stroboscoop toestel dat snel beelden toont 1847 [kku] <Duits {4.1.17}
stroef* ruw, niet vlot 1750 [wnt]
strofe couplet 1857 [wnt] <Frans
stroken* overeenkomen 1760 [wnt]
stroman* iem. die voor een ander handelt 1908 [wnt]
stroming* beweging, partij 1886 [wnt verpletteren]
strompelen* met moeite lopen 1437 [mnw] {3.1}
stronk* boomstomp 1350 [mnw] {3.2}
stronken stoned en dronken 2000 [Sanders 2001] <L {3.4}
stront* drek 1191-1200 [Rey] {2.2/4.4}
stronteigenwijs bijzonder eigengereid 1961 [gvd] {4.4}
strontium chemisch element 1847 [Sanders 1995] <modern Latijn
strooien* verspreid neerwerpen 1287 [cg NatBl]
strook* reep 1604 [wnt strook i]
stroom* bewegende massa vloeistof 1240 [Bern.] {3.1}
stroom* hoeveelheid elektriciteit 1787 [wnt]
stroop dikke vloeistof 1514 [wnt violet i] <Frans {1.2.4}
strootje sigaret 1897 [wnt] <Indonesisch {3.2/4.1.6}
strop strik 1350 [mnw] <Latijn
stropdas hoge, nauw om de hals sluitende das 1733 [wnt] <? {1.4/3.5}
stropen* villen 1287 [cg NatBl]
stropen* roven 1342 [mnw]
stroppen* blijven steken 1851 [wnt]
strot* voorkant van de hals 1567 [Junius]
structuralisme het zien van de verschijnselen als voortkomend uit de structuur 1935 [Reichling, Het woord] <Frans
structureel de structuur betreffend 1946 [Aanv wnt] <Engels
structuur wijze van opbouw 1494-1512 [hws] <Frans
struif* omelet 1460 [mnw]
struik* heester 1265-1270 [cg Lut.K] {3.2}
struikelen* misstappen 1240 [Bern.] {3.1}
struinen* rondsnuffelen 1572 [wnt]
struis* kloek 1836-1838 [wnt]
struis(vogel) loopvogel 1287 [cg NatBl]
struisvogelpolitiek handeling die de ogen sluit voor het gevaar 1916 [Stoett]
struma kropgezwel 1661 [Aanv wnt] <Latijn
struweel struikgewas 1450 [mnw] <Frans
strychnine giftig alkaloïde 1847 [kku]
stuc pleisterkalk 1604 [wnt wit i] <Frans of Italiaans
student iem. die studeert 1350 [mnw] <Latijn
studentikoos zoals past bij studenten 1650 [wnt] <Duits
studeren leren 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn
studie bestudering van bepaald vak 1350 [mnw] <Latijn
studio atelier 1886 [kku] <Engels
stuf* vlakgom 1914 [gvd]
stuff drugs 1966 [R75] <Engels {4.1.6}
stug* stijf 1350 [mnw]
stuip* convulsie 1350 [mnw]
stuit* achterste 1567 [Junius 61a]
stuiten* tot staan brengen 1573 [Plantijn]
stuiteren* knikkeren 1706 [wnt stuiter] {3.1}
stuiven* waaien 1350 [mnw]
stuiver* munt 1380 [Claes] {4.1.12}
stuk* brok 1240 [Bern.]
stuk* kapot 1819 [wnt]
stuka duikbommenwerper 1950 [gvd] <Duits {3.2/4.1.10}
stukadoor plafondwerker 1750 [wnt] <Italiaans {3.2/4.1.13}
stulp* deksel 1599 [wnt]
stulpen* een stulp plaatsen over 1357 [mnw]
stumper(d)* stakker 1287 [cg NatBl]
stunt bravourestuk 1946 [De Vooys] <Engels
stuntel* kluns 1922 [wnt stuntelen]
stunten kunstvliegen 1936 [Aanv wnt] <Engels
stupide dom 1669 [mey] <Frans
sturen* doen gaan (in bepaalde richting) 1432 [mnw] {1.3}
stutten* stuiten, steunen 1364 [mnw]
stuurboord* van achter naar voren gezien de rechterzijde van het schip 1532 [wnt]
stuurs* nors 1612 [wnt]
stuwadoor lader en losser van zeeschepen 1905 [wnt] <Engels
stuwen* voortduwen, stroom tegenhouden 1348 [mnw]
styliet pilaarheilige 1847 [kku] <Frans
styling vormgeving 1974 [Posthumus] <Engels
subcutaan onderhuids 1904 [wnt filtraat] <Latijn
subiet bijwoord van tijd: direct, ineens 1488 [mnw] <Frans {4.1.7}
subito plotseling 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
subject onderwerp 1671 [wnt] <Latijn
subjectief tot het subject behorend 1835 [wnt] <Frans
subjectiviteit het subjectief zijn 1871 [wnt] <Frans

[pagina 1090]

[p. 1090]

subjonctief aanvoegende wijs 1961 [gvd] <Frans {3.2}
subliem groots 1784 [wnt] <Frans
sublimaat zwaar vergiftigde antiseptische stof 1636 [Secreeten van Alexis Piemontois 244] <Latijn
sublimatie het verdampen van vaste stof 1778 [wnt] <Frans
sublimeren naar een hoger niveau brengen 1784-1785 [wnt] <Latijn
subliminaal onder de bewustzijnsdrempel 1961 [gvd]
submissie onderwerping 1432-1468 [mnw] <Latijn
subordinatie ondergeschiktheid 1706 [wnt] <Frans
subordineren ondergeschikt zijn of maken aan 1759 [Van Donselaar Woordenaar 2, 1] <Frans
subsidiabel in aanmerking komend voor subsidie 1960 [Aanv wnt]
subsidiair vervangend 1830 [wnt] <Frans
subsidie geldtoelage 1586 [wnt] <Latijn
subsidiëren subsidie geven aan 1678 [wnt]
substantie stof 1350 [mnw] <Latijn
substantieel voedzaam 1871 [wnt] <Frans
substantief zelfstandig naamwoord 1576 [Colloquien oft tsamensprekingen (...) in ses spraken] <Latijn
substituut plaatsvervanger 1486 [hws] <Frans
substraat onderlaag 1847 [kku] <modern Latijn
subtiel fijn 1240 [Bern.] <Frans
suburbia het gebied der voorsteden 1847 [kku] <me Latijn
subversief ontwrichtend 1781 [Aanv wnt] <Frans
succes welslagen 1690 [wnt] <Frans {1.2.3}
successie opvolging 1524 [wnt] <Frans
succulent vetplant 1902 [Kerner von Marilaun, Leven der planten i:398] <Latijn
sucre munteenheid van Ecuador 1884 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Spaans {3.2/4.1.12}
sudderen* pruttelend koken 1897 [wnt] {3.1}
suède fijn leer 1921 [Sanders 1995] <Frans
suffen* soezen 1285 [cg Rijmb.]
suffix achtervoegsel 1824 [wei] <modern Latijn
suffragette voorstander van vrouwenkiesrecht 1912 [kku] <Frans
suggereren opperen 1843 [wnt] <Frans
suggestibel vatbaar voor suggestie 1950 [gvd] <Frans
suggestie voorstel 1650 [mey] <Frans
suïcide zelfmoord 1757 [Van Donselaar Woordenaar 2, 1] <Frans
suiker zoetstof 1253 [cg ii 1 Gezondh.] <Frans
suikerij plant 1562 [Claes]
suikerwerk lekkernij 1714 [wnt] {4.1.6}
suite ineenlopende kamers 1859 [Multatuli, Max Havelaar, 105] <Frans
suizebollen* duizelig zijn 1598 [wnt] {3.1}
suizen* zacht ruisen 1599 [Kil.] {3.1}
sujet persoon (minachtend) 1803 [wnt] <Frans {3.2}
sukade gekonfijte schil van cederappel 1480 [mnw] <Frans {4.1.6}
sukiyaki Japans gerecht van groenten met vlees, kip of vis 1992 [gvd] <Japans {3.2/4.1.6}
sukkelen* ziekelijk zijn 1350 [mnw] {3.1}
sul sufferd 1644 [wnt] <? {3.5}
sulky tweewielig eenpersoonswagentje 1888 [Nieuwsblad van het Noorden 1:1, 2 juni, 3a] <Engels {4.1.10}
sultan oosterse vorst 1325 [mnw] <Frans
sultane gemalin van een sultan 1717 [wnt] <Frans
summier bondig 1830 [wnt] <Frans
sumo traditionele Japanse vorm van worstelen 1996 [Vd Sijs 1996] <Japans {3.2/4.1.18}
super tussenwerpsel: geweldig! 1992 [R75] <Engels of Duits {3.2/4.3}
superbe prachtig 1610 [wnt] <Frans
superfijn heel fijn 1872 [gvd]
superieur hogere in rang 1609 [wnt] <Frans
superioriteit geestelijke meerderheid 1909-1910 [wnt] <Frans
superlatief overtreffende trap 1633 [Ruijs] <Latijn
supermarkt winkel met zelfbediening 1948 [De Vooys] <Engels
supernova ster die met grote helderheid explodeert 1955 [wnt transparant i]
superplie koorhemd 1906 [wnt rocquet] <me Latijn
supersonisch sneller dan het geluid 1952 [Aanv wnt]
supplement aanvulling 1614 [wnt vervulsel] <Frans
suppletie aanvulling 1658 [mey] <me Latijn
suppletoir aanvullend 1680 [wnt] <Frans
suppoost zaalwachter 1961 [gvd] <Latijn
supporter aanhanger 1946 [De Vooys] <Engels
suprageleiding vermindering van elektrische weerstand bij lage temperatuur 1911 [Vd Sijs 1998] {1.2.2/4.4}
suprematie oppergezag 1847 [kku] <Frans
surfen plankzeilen 1969 [Aanv wnt] <Engels {4.1.18}
surfen rondhangen op het internet 1994 [pc+ 3/11, 19, 15] <Engels

[pagina 1091]

[p. 1091]

surimono Japanse nieuwjaarsprent 1950 [B.D. Swanenburg, Algemene kunst enc. 262] <Japans {3.2}
surplus overschot 1370-1378 [hws] <Frans
surprise verrassing 1599 [wnt] <Frans
surrealisme richting in de kunst 1931 [kwt] <Frans
surrogaat vervangingsmiddel 1824 [wei] <Engels
surseance opschorting 1564 [wnt] <Frans
surveilleren toezicht houden 1810 [wnt] <Frans {3.2}
survey onderzoek 1951 [De Vooys] <Engels
survivaltocht overlevingstocht 1989 [De Coster 1999]
sushi rijstballetje met rauwevisreepjes in zeewier 1989 [De Coster 1999] <Japans {3.2/4.1.6}
suspect verdacht 1480 [hws] <Frans
suspense spanning 1970 [Recht voor raap] <Engels
suspensie opschorting 1370-1378 [hws] <Latijn
sussen kalmeren 1501-1550 [mnw] <Frans
s.v.p. tussenwerpsel: verzoek 1840 [wnt voortzenden] <L {3.4/4.3}
swami hindoegodsdienstonderwijzer 1984 [gvd] <Hindi
swap wederzijdse geldoverdracht door internationale banken 1984 [gvd] <Engels
swastika hakenkruis 1847 [kku] <Sanskriet
sweater trui 1903 [Prick 1903] <Engels {3.2}
sweepstake wedren met inleggeld als prijs 1929 [kwt] <Engels
swingen dansen 1949 [De Vooys] <Engels
switch schakelaar 1989 [Peptalk] <Engels
syfilis geslachtsziekte 1859-1864 [wnt] {1.2.4}
syllabe lettergreep 1568 [Ruijs] <Frans of Latijn
syllabus samenvatting 1901 [kui] <Latijn
syllogisme sluitrede 1650 [mey] <Latijn
symbiose samenleving 1886 [kku] <Frans
symbolisch zinnebeeldig 1824 [wei] <Duits
symbool zinnebeeld, voorstelling 1553 [Vd Werve] <Latijn
symfonie veelstemmig muziekstuk 1824 [wei] <Frans {1.3}
symfonisch van de aard van een symfonie 1847 [kku] <Duits {3.2}
symmetrie evenredigheid 1549 [wnt volgen] <Frans
sympathie medegevoel 1634 [wnt] <Frans
sympathiek sympathie opwekkend 1901 [wnt] <Frans
sympathisant die met iets of iem. sympathiseert 1950 [gvd] <Frans
sympathisch op sympathie berustend 1847 [kku] <Duits
sympathiseren eenstemmig denken met een ander 1784 [wnt sympathiseeren] <Frans
symposium wetenschappelijke bijeenkomst 1838 [wnt latiniteit] <Latijn
symptomatisch een symptoom vormend 1824 [wei] <Frans
symptoom (ziekte)verschijnsel 1778 [wnt] <Frans
synagoge Israëlitisch bedehuis 1285 [cg Rijmb.] <Latijn {3.2}
synchronistisch gelijktijdig 1824 [wei] <Engels
synchroon gelijktijdig 1847 [kku] <Latijn
syncope uitstoting van een letter in het midden van een woord 1638 [Ruijs] <Latijn
syncretisme vermenging van begrippen 1847 [Aanv wnt] <modern Latijn
syndicaat combinatie van zakenlieden 1886 [wnt] <Frans
syndroom complex van ziekteverschijnselen 1734 [HubWes] <Frans
synecdoche retorische figuur 1698 [mey] <Latijn
synergie samenwerking 1847 [kku] <modern Latijn
synesthesie verbinding tussen voorstellingen uit verschillende zintuigsferen 1961 [gvd]
synode kerkvergadering 1590 [wnt] <Frans
synoniem gelijkbetekenend (woord) 1800 [wnt synoniem ii] <Frans {3.2}
synonymie het synoniem zijn 1895-1896 [wnt] <Frans
synopsis overzicht 1688 [mey] <Latijn
synoptisch beknopt 1824 [wei] <Duits
synovia vloeistof in gewrichten 1847 [kku] <modern Latijn
syntactisch volgens de syntaxis 1847 [kku] <Duits
syntaxis leer van rede- en zinsdelen 1584 [Ruijs] <Latijn
synthese samenstelling 1875 [wnt voorop] <Frans
synthesizer elektronisch muziekinstrument 1957 [Enc. van de muziek] <Engels {4.1.16}
systeem stelsel, methode 1735 [wnt] <Latijn
systematisch stelselmatig 1766 [wnt] <Duits
taai* sterk samenhangend, hardnekkig 1286 [cg i 2, 1177]
taaitaai* koek 1787-1789 [wnt] {3.1/4.1.6/5}
taak opdracht 1573 [Plantijn] <Frans

[pagina 1092]

[p. 1092]

taal* systeem van spraakklanken 1220-1240 [cg ii 1 Aiol]
taan ontsmettende verfstof, aftreksel van eikenschors 1456 [hws] <Frans
taart gebak 1302 [mnw] <Frans {4.1.6}
tab uitstekend strookje 1950 [gvd] <Engels
tabak gedroogde planten die gerookt worden 1577 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.6}
tabasco kruiderij 1976 [Complete kookboek voor de goede keuken] <Engels {4.1.6}
tabbaard, tabberd bovenkleed 1297 [cg i 3, 2382] <Frans
tabby kat met cyperse tekening 1961 [gvd] <Engels {4.1.3}
tabee tussenwerpsel: groet 1906 [moo] <Indonesisch {3.2/4.3}
tabel geordende lijst 1399 [Stadb. Zwolle ii] <Latijn
tabellarisch in tabelvorm 1847 [kku] <Duits
tabernakel kastje op altaar met hosties, tent van de ark des verbonds 1285 [cg Rijmb.] <Latijn
tableau tafereel 1845 [wnt troffel i] <Frans
tablet plak, pastille 1680 [wnt] <Frans
taboe verboden, verbod 1847 [kku] <Engels
taboeret stoeltje zonder leuning 1778 [wnt] <Frans {4.1.9}
tabulator mechanisme aan schrijfmachine dat kolommen doet verspringen 1913 [Lengs en Zonen, Tegelen, Prijscourant, 59]
tachtig* telwoord 1100 [Willeram] {2.5/4.2}
tachymetrie snelle methode van landmeetkunde 1920 [Aanv wnt]
tackelen beentje lichten 1951 [Aanv wnt] <Engels
taco Mexicaanse maïspannenkoek 1983 [Ferrée] <Spaans {3.2/4.1.6}
tact gevoel voor wat passend is 1838 [wnt] <Frans
tacticus die de tactiek weet toe te passen 1872 [gvd]
tactiek strategie, gericht beleid 1767 [wnt] <Frans
tactisch m.b.t. tactiek 1847 [kku] <Duits
Tae Bo combinatie van sport- en fitnessoefeningen 1999 [Sanders 2000] <Engels {4.1.18}
taekwondo vechtsport 1984 [gvd] <Koreaans {4.1.18}
taël Chinees gewicht, munt ter waarde van hetzelfde gewicht in zilver 1603 [De Jonge iii, 150] <Portugees {3.2}
taf lichte stof 1592 [wnt] {4.1.9}
tafel meubelstuk 901-1000 [Claes] <Latijn {2.3/4.1.9}
tafelen ketelmuziek maken 1882 [wnt]
tafereel schildering 1450 [mnw] <Frans
taffetas lichte stof 1473 [mnw] <Frans {4.1.9}
tagliatelle pastasoort 1984 [Blue Band Basiskookboek] <Italiaans {3.2/4.1.6}
tahin sesampasta 1992 [gvd] <Arabisch {3.2}
tahoe sojakoek 1984 [gvd] <Indonesisch {3.2/4.1.6}
taiga streek met naaldwouden 1930 [Oosthoek's geïll. enc. 2 (Siberïe)] <Russisch {3.2}
tai-ji, tai chi Chinese bewegingsleer 1986 [koe] <Chinees {3.2}
taikoen titel van de shogun 1863 [kku] <Japans {3.2}
taille middel van het lichaam 1254 [mnw] <Frans
tailleur kleermaker 1824 [wei] <Frans {4.1.13}
tak* spruit 1275 [cg i 1, 291]
taka munteenheid van Bangladesh 1975 [2000 Standard Catalog of world coins] <Bengali {4.1.12}
take filmshot 1981 [Foto en film enc.] <Engels
takel* hijswerktuig 1376-1400 [mnw]
takkewijf zeer vervelende vrouw 1984 [gvd]
takki-takki denigrerende benaming voor Sranangtongo 1888 [Van Donselaar 1989] <Sranantongo {3.1/3.2}
taks vastgestelde hoeveelheid 1389 [mnw] <Frans
taks hondensoort 1838 [wnt] <Duits {4.1.3}
tal* (grote) hoeveelheid 1285 [cg Rijmb.]
tala munteenheid van West-Samoa en Tokelau-eilanden 1978 [2000 Standard Catalog of world coins] <Polynesisch {4.1.12}
talen* verlangen 1265-1270 [cg Lut.K]
talent natuurlijke gave 1400 [mnw]
talent geldswaarde 1400 [mnw] <Latijn
taler munt 1832 [wei] <Duits
talg huidsmeer 1922 [wnt] <Duits {3.2}
talie takel 1657 [Claes] <Italiaans {3.2}
taling* eendachtige 1378 [mnw]
talisman voorwerp dat geluk brengt 1778 [wnt] <Frans
talk* vet van dieren (o.a. voor kaarsen gebruikt) 1397 [mnw]
talk (gemalen) speksteen 1770 [wnt] <Frans
talkshow televisieshow waarin met gasten wordt gesproken 1983 [R84] <Engels {4.1.15}
tallith joods kerkkleed 1847 [kku] <Hebreeuws {3.2}
talmen* dralen 1647 [wnt]
talmoed misjna plus commentaar daarop 1557 [wnt koran] <Hebreeuws {3.2}

[pagina 1093]

[p. 1093]

talon bewijs voor nieuw couponblad 1855 [kku] <Frans
talrijk vele(n) in getal 1642 [wnt] <Duits
talud helling van aardwerken 1658 [Claes] <Frans
tam* niet wild 1287 [cg NatBl]
tamagotchi interactief knuffeldier 1997 [De Coster 1999] <Japans {3.2/4.1.18}
tamari sojasaus 1986 [koe] <Japans {3.2/4.1.6}
tamarinde boomsoort 1596 [wnt] <Portugees {3.2}
tamboer trommelaar 1642 [wnt] <Frans
tamboerijn slaginstrument 1550 [wnt] <Frans {4.1.16}
tamelijk* redelijk 1573 [Plantijn]
tampon wattenprop 1920 [wnt] <Frans
tamponneren met een tampon dichtstoppen 1872 [gvd] <Frans
tamtam slaginstrument 1867-1879 [wnt] <Engels {3.1/4.1.16}
tand* uitsteeksel in kaak om mee te bijten 1220-1240 [cg ii 1 Aiol]
tandem tweepersoonsfiets 1889 [Het Sportblad 1:1, 6 jun. 15a] <Engels {4.1.10}
tandoori bereidingswijze 1992 [gvd] <Punjabi
tanen bruinen 1446 [mnw]
tanen (in glans) achteruitgaan 1612 [wnt]
tang* gereedschap 1285 [cg Rijmb.]
tang kwaadaardige vrouw 1862 [wnt] <Indonesisch {3.2}
tanga zeer klein zwembroekje, slipje 1976 [gvd] <Spaans {3.2}
tangens getal dat verhouding uitdrukt van rechthoekszijde tegenover die hoek tot de aanliggende rechthoekszijde 1614 [wnt wezen i] <modern Latijn
tango dans 1914 [Veth, Gids voor Padvinders, 39] <Spaans {3.2/4.1.15}
tangram Chinese legpuzzel 1976 [gvd] <Engels {4.1.18}
tank vloeistofreservoir 1889 [wnt] <Engels
tank legervoertuig 1916 [wnt] <Engels {4.1.10}
tanker tankboot 1936 [Aanv wnt] <Engels {4.1.11}
tannine looizuur 1847 [kku]
tantalium chemisch element 1847 [kku] <modern Latijn
tante (schoon)zuster van vader of moeder 1782 [wnt] <Frans {4.1.4}
tante-Betjestijl onbeholpen stijl met inversie van onderwerp en gezegde 1917 [Burger en De Jong 54] {4.4}
tantième aandeel in winst 1887 [wnt] <Frans
tant pis tussenwerpsel: pech gehad! 1912 [kku] <Frans {4.3}
taoïsme wijsgerig stelsel 1912 [kku]
tap* afsluiter 1233 [Slicher] {2.4}
tapas borrelhapjes 1997 [De Coster 1999] <Spaans {3.2/4.1.6}
tapdans een dans 1950 [gvd] <Engels {4.1.15}
tape strook 1947 [wnt tikker ii] <Engels
taperecorder bandopnemer 1953 [Aanv wnt] <Engels {4.1.17}
tapijt kleed 1240 [Bern.] <Frans
tapioca meel uit cassaveknol 1843 [wnt] <Spaans of Portugees {3.2}
tapir hoefdier 1682 [wnt] <Portugees of Spaans {3.2/4.1.3}
tapisserie wandtapijt 1488 [mnw] <Frans
taps* kegelvormig 1861-1865 [wnt]
taptemelk* ondermelk 1750 [wnt room] {4.1.6}
taptoe* signaal om naar kwartieren te gaan 1688 [wnt]
tapuit* zangvogel 1860 [wnt]
tarantella Zuid-Italiaanse dans 1834 [Sanders 1995] <Italiaans {3.2/4.1.15}
tarantula spinachtige 1595 [wnt aardspin] <Latijn
tararaboemdiejee tussenwerpsel: het geluid van de fanfare 1892 [Sanders, Tararaboemdiee en de blikken dominee] <Engels
tarbot beenvis 1448 [mnw] <Frans
target omzetdoelstelling 1989 [Peptalk] <Engels
tarief prijslijst 1806 [wnt] <Frans {3.2}
tarot kaartspel 1879 [wnt tarok] <Frans {4.1.18}
tarra verschil tussen bruto- en nettogewicht 1590 [wnt] <Italiaans {3.2}
tartaar rauwe gehakte biefstuk 1932 [Aanv wnt] <Frans {4.1.6}
tartan Schotse wollen ruit 1847 [kku] <Engels {4.1.9}
tarten* prikkelen 1550 [mnw]
tarwe* graangewas 1189 [Claes] {2.3/4.1.2}
tas* stapel 1285 [cg Rijmb.]
tas* buidel 1291 [cg i 3, 1569]
tas kopje 1836-1838 [wnt] <Frans
tasten bevoelen 1240 [Bern.] <Frans
tatami judomat 1984 [gvd] <Japans {3.2}
tater* mond 1865-1870 [wnt tateren ii]
tateren* kwebbelen 1567 [Plantijn, Françoische t'samensprekinghen, 9] {3.1}
tatoeëren figuren in de huid aanbrengen 1836 [Muller, Reizen en Onderzoekingen in den Indischen Archipel i, 122] <Frans
taugé jonge katjangplantjes 1932 [Klok, Bij Ien, Iet en Broer 33] <Indonesisch {3.2/4.1.6}
taupe donkergrijs 1952 [kwt] <Frans {4.1.5}

[pagina 1094]

[p. 1094]

tautologie herhaling met een andere uitdrukking 1698 [mey] <Latijn
taverne herberg 1240 [Bern.] <Frans
taxatie schatting 1361 [mnw] <Frans
taxeren schatten 1288 [cg i 2, 1258] <Frans
taxfree belastingvrij 1984 [gnn] <Engels
taxi huurauto met chauffeur 1911 [wnt Bijv.+verb.] <Frans {4.1.10}
taxis beweging van vrij levende organismen 1847 [kku] <Grieks {3.2}
taxus heester 1663 [Claes] <Latijn
t.b.c., t.b. infectieziekte 1919 [wnt verbindend] <L {3.4/4.4}
te* voorzetsel 901-1000 [wps] {2.5/4.2}
te* bijwoord van graad 1236 [cg i Gent]
teach-in openbare discussie 1966 [R75] <Engels
teak boom, hout daarvan 1854 [wnt] <Engels
team ploeg 1909 [Aanv wnt] <Engels
tearoom theesalon 1929 [kwt]
technetium een kunstmatig scheikundig element 1976 [gvd] <modern Latijn
techneut technisch aangelegd persoon 1988 [De Coster 1999]
technicolor procédé voor vervaardiging van kleurenfilms 1942-1943 [Nederlandsch Jaarboek voor Fotokunst, 14b] <Engels
technicus deskundige in de techniek 1872 [gvd] <Latijn {4.1.13}
techniek bewerkingen die behoren tot de industrie, vaardigheid 1868 [wnt zwavelen] <Frans
technisch op het gebied van techniek 1778 [wnt] <Duits
techno elektronische dansmuziek 1988 [De Coster 1999] <Engels {4.1.16}
technocraat aanhanger van de technocratie 1950 [gvd] <Frans
technologie leer van de fabricagemethoden 1824 [wei] <Frans of Engels
teckel hondensoort 1940 [Toepoel, Hondenenc.] <Duits {3.2/4.1.3}
tectyl antiroestmiddel 1975 [R75]
teddybeer kinderspeelgoed 1914 [wnt afsluiten Suppl] <Engels {4.1.18}
teder* zacht 1287 [cg NatBl]
tee plaats voor afslag van een hole 1961 [gvd] <Engels
teef* wijfjeshond 1240 [Bern.] {4.1.3}
teek* insect 1518 [Claes Tw. 12]
teelt* het telen, het geteelde 1599 [wnt]
teen* vinger van de voet 1265-1270 [cg Lut.K] {1.2.4}
teen* twijg 1288 [cg i 2, 1337]
teenager tiener 1955 [R75] <Engels {4.1.4}
teer* distillaat van kool 1240 [Bern.]
teerling dobbelsteen 1210-1240 [cg i 1, 5]
teetotaller geheelonthouder 1847 [kku] <Engels
tegader* bijwoord van hoedanigheid: gezamenlijk 1236 [cg i 1, 22]
tegel vloersteen 1100 [Claes] <Latijn {2.3/3.2}
tegen* voorzetsel 1284 [cg i 2, 808] {4.2}
tegendeel* het tegenovergestelde 1620 [wnt]
tegengif* neutraliserend middel 1599 [wnt]
tegenover* voorzetsel 1613 [wnt] {4.2}
tegenspoed* pech 1437 [mnw]
tegenstelling* plaatsing tegenover, contrast 1573 [Plantijn]
tegenvoeter* iem. die aan de andere kant van de aarde woont 1624 [wnt] {3.1}
tegenwoordig* aanwezig, nu bestaande 1200 [mnw]
teil bak 1260-1280 [cg ii 1 Nibel.]
teint kleur 1680 [wnt] <Frans
teisteren* schaden 1638 [wnt] {3.1}
teken* blijk, merk 901-1000 [wps]
tekenen* schilderen 1367 [mnw]
tekenen* een handtekening zetten 1573 [Plantijn]
tekst bewoordingen 1400 [mnw] <Frans
tekstueel de tekst betreffend 1865 [kvw] <Frans
tekstverwerker computer of -programma voor het bewerken van teksten 1986 [Mini/micro computer dec. 12, 36] {1.3/4.1.17}
tektonisch m.b.t. verstoring van de aardlaag 1914 [Aanv wnt] <modern Latijn
teleferiek stoeltjeslift 1952 [kwt] <Frans {3.2}
telefoon toestel voor geluidsoverdracht op afstand 1875 [wnt] <Frans {4.1.17}
telegraaf sein- en ontvangtoestel om tekens over grote afstand over te brengen 1843 [H.Zn. Cantzlaar, Algemeen Denkbeeld] <Frans {4.1.17}
telegram per telegraaf overgebracht bericht 1860 [Picarta: titel van A.v.d. Does de Bye] <Engels
telekinese paranormaal verplaatsen 1939 [kwt]
telemark beweging om te remmen of te sturen bij skiën 1938 [wp] <Noors {3.2}
telemarketing verkoop via de telefoon 1988 [De Coster 1999] <Engels
telen* kweken 1240 [Bern.]
teleologie doelmatigheidsleer 1802 [Aanv wnt]
telepathie supranormale overbrenging 1907 [Aanv wnt] <Engels
telescoop verrekijker 1740 [wnt] <Italiaans of Latijn {3.2}
teletekst systeem waardoor men tekst op tv-scherm krijgt 1986 [Mini/micro computer dec. 12, 16] <Engels {4.1.17}

[pagina 1095]

[p. 1095]

teleurstellen* niet vervullen 1539 [wnt]
televisie overbrenging van beelden 1914 [Aanv wnt] <Engels {4.1.17}
telex seintoestel 1932 [wp] <Engels {4.1.17}
telg* spruit 806 [Claes] {2.3/4.1.4}
telganger* dier dat bij het draven afwisselend de rechter- en linkerpoten gelijk verzet 1724-1726 [wnt]
telkens* bijwoord van tijd: iedere keer 1613 [wnt] {3.1}
tellen* rekenen, optellen 901-1000 [wps]
tellurium chemisch element 1824 [wei] <modern Latijn
teloorgaan* verloren gaan 1635 [wnt]
temeie Bargoens: ho*r 1906 [moo] <Jiddisch {3.2/4.1.13}
temen zeuren 1614-1615 [wnt]
temmen* tam maken 1240 [Bern.]
tempel bedehuis 1271-1272 [cg i 1, 210] <Latijn {3.2}
tempelier ridder van geestelijke orde 1269 [cg i Brugge] <Frans
tempera verf 1847 [kku] <Italiaans {3.2}
temperament gemoedsaard 1634 [wnt] <Frans of Latijn
temperatuur warmtegraad 1793 [wnt zoutzuur i] <Frans
temperen matigen 1240 [Bern.] <Frans
tempo relatieve snelheid 1839 [wnt verkorten] <Italiaans {3.2}
tempo doeloe tijd van vroeger 1910 [Prick 1910] <Indonesisch {3.2}
temporeel tijdelijk 1540 [wnt] <Frans
temporiseren aan tijd(en) binden 1637 [wnt trekken] <Frans
temptatie kwelling 1290 [cg ii 1 En.Codex] <Frans of Latijn {1.2.6}
tempus tijd 1633 [wnt wezen i] <Latijn
ten* voorzetsel + lidwoord 1236 [cg i 1, 21] {4.2}
Tenach Oude Testament 1912 [kku] <Hebreeuws {3.2}
tendens bedoeling 1824 [wei] <Duits
tendentie streven, strekking, neiging 1672 [wnt tuimelgeest] <me Latijn
tendentieus met vooropgezette bedoeling 1929 [kwt] <Frans
tender kolenwagen achter locomotief 1839 [wnt] <Engels
tender emissie 1950 [gvd] <Engels
tenderen een bepaalde strekking hebben 1566 [wnt] <Frans
teneinde* onderschikkend voegwoord 1781 [wnt] {4.2}
teneur geest, strekking 1961 [gvd] <Frans {3.2}
tenge munteenheid van Kazachstan 1993 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Kazachs {4.1.12}
tengel* houten strook 1848 [wnt] {3.1}
tenger slank, teer 1616 [wnt] <Frans
tengevolge van* voorzetsel 1840 [wnt] {4.2}
tennis slagbalspel 1901 [wnt club] <Engels {4.1.18}
tenno titel van Japanse keizer 1948 [kwt] <Japans {3.2}
tenor hoogste mannenstem 1591 [wnt vlijen] <Italiaans {3.2/4.1.16}
tensie spanning 1824 [wei] <Latijn
tent tijdelijk verblijf uit licht materiaal 1240 [Bern.] <Frans {1.2.3}
tent horecagelegenheid 1950 [gvd]
tentakel vangarm 1916 [Aanv wnt] <Frans
tentamen (voor)examen 1654 [wnt vigileeren] <Latijn
tentoonstelling* uitstalling 1807 [wnt]
tenue uniform, kostuum 1862 [wnt] <Frans {4.1.14}
tenuto aangehouden 1805 [Muzijkaal Zak-Boekje] <Italiaans {3.2}
tenzij* onderschikkend voegwoord 1453-1497 [mnw] {4.2}
tepel* uitmonding van melkklier 1477 [Teuth.] {3.1}
tequila alcoholische drank van de agave 1954 [Aanv wnt] <Spaans {3.2/4.1.6}
terbium chemisch element 1870 [Gerding, Zakwrdb. Scheik.] <modern Latijn
terdege* bijwoord van hoedanigheid: flink, goed 1540 [mnw]
teren* in zijn levensonderhoud voorzien 1539 [wnt]
tergen* kwellen 1477 [Teuth.]
tering* tuberculose 1485 [mnw]
teringlijer ellendeling 1955 [Endt]
teriyaki gerecht met soja 1992 [gvd] <Japans {3.2/4.1.6}
terlenka kunststof 1957 [wp jaarboek 1958] {4.1.9}
term uitdrukking 1291-1300 [cg Luiks Diat.] <Frans
termiet insect 1854 [Van Donselaar Tw. 13] <Frans
termijn tijdruimte 1226-1250 [cg i 1, 40] <Latijn
terminaal eind- 1865 [kvw] <Frans
terminal eindstation 1973 [Aanv wnt] <Engels
terminologie woordkeus 1824 [wei] <Duits
terp heuvel 1597 [wnt] <Fries {3.2}
terpentijn vloeibare hars 1401-1450 [mnw] <Frans

[pagina 1096]

[p. 1096]

terracotta ongeglazuurd aardewerk 1872 [gvd] <Italiaans {3.2}
terrarium bak met reptielen, planten e.d. 1929 [kwt]
terras vlak zitje, horizontaal stuk grond 1691 [wnt] <Frans
terrazzo vloerbedekkingsmateriaal 1886 [kku] <Italiaans {3.2}
terrein stuk grond 1809 [wnt] <Frans {3.2}
terreur schrikbewind 1824 [wei] <Frans
terriër hondensoort 1847 [kku] <Engels {4.1.3}
terrine kom van aardewerk of gerecht daarin 1761 [wnt] <Frans
territoir staatsgebied 1564 [wnt] <Frans
territoriaal tot het gebied behorend 1819 [wnt] <Frans
territorium grondgebied, woongebied 1582 [wnt] <Latijn
terroriseren terreur uitoefenen 1865 [kvw] <Frans
terrorist iem. die gewelddaden pleegt 1799 [Aanv wnt] <Frans {3.2}
tertiair in de derde plaats komend 1866-1870 [wnt] <Frans
Tertiair geologische periode 1900-1908 [wnt] <Frans
terts afstand tussen twee tonen 1665 [wnt] <Italiaans {3.2}
terug* bijwoord van richting: achteruit, retour 1376-1400 [mnw]
terwijl* onderschikkend voegwoord 1629 [wnt] {4.2}
ter wille van* voorzetsel 1875 [wnt] {4.2}
terzet muziekstuk voor drie partijen 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
terzine dichtvorm 1894 [wnt wezen ii] <Italiaans {3.2}
tesla eenheid van magnetische inductie 1912 [kku]
test kom 1367 [mnw] <Latijn
test toets, proef 1832 [wei] <Engels
testament beschikking voor na de dood 1240 [Bern.] <Latijn
testamentair bij testament 1598 [wnt] <Frans
testen door middel van een test onderzoeken 1940 [Posthumus] <Engels
testeren getuigen, bij testament beschikken over 1527 [hws] <Frans
testikel zaadbal 1595 [wnt buidel] <Latijn {3.2/4.4}
testimonium getuigenis 1692 [wnt] <Latijn
testosteron mannelijk geslachtshormoon 1949 [Coëlho, Zakwrdb. geneesk.]
tetanus tonische kramp 1734 [HubWes] <Latijn
tête-à-tête gesprek onder vier ogen 1732 [Aanv wnt] <Frans
tetteren* druk praten 1934 [wnt tateren z.j.] {3.1}
teug* slok 1287 [cg NatBl]
teugel* toom 1240 [Bern.] {3.1}
teut* dronken 1665 [wnt]
tevens* bijwoord van hoedanigheid: daarbij 1470 [mnw] {3.1}
tevoorschijn* zichtbaar 1350 [mnw]
textiel geweven stoffen 1896 [wnt] <Frans {4.1.9}
textuur vezelstructuur 1697 [wnt] <Frans
thallium chemisch element 1872 [gvd] <modern Latijn
thans* bijwoord van tijd: nu 1435 [mnw] {3.1}
theater schouwburg 1566-1568 [wnt] <Frans
theater toneelspel 1904 [wnt] {4.1.15}
theatraal overdreven 1784 [wnt] <Frans
thee aftreksel van bladeren 1637 [wnt] <Indonesisch {3.2/4.1.6}
theeroos gekweekte roos 1903 [wnt] <Engels
theïsme een geloof in God 1847 [kku] <modern Latijn
thema schoolopgaaf 1717 [wnt] <Latijn
thema onderwerp 1837 [wnt] <Latijn
thematiek gekozen thema 1976 [gvd] <Duits {3.2}
thematisch een bepaald thema behelzend 1847 [kku] <Duits
theocratie staat met godheid als gezagsdrager 1824 [wei] <Frans
theologie godgeleerdheid 1330 [mnw] <Latijn
theorema uitspraak berustend op andere, eerder geaccepteerde stellingen 1650 [mey] <Latijn
theoreticus kenner van de theorie 1805 [mey] <Latijn
theoretisch m.b.t. de theorie 1694 [wnt wel v] <Latijn
theorie leer, stelling 1566 [Claes] <Frans
theosofie mystiek-filosofische wereldbeschouwing 1872 [gvd] <Latijn
therapeut geneeskundige 1847 [kku] <Duits
therapeutisch geneeskundig 1846 [Aanv wnt] <Duits
therapie geneeswijze 1824 [wei] <Frans
thermaal m.b.t. warme baden 1847 [kku]
thermen Romeinse publieke baden 1824 [wei] <Latijn
thermidor warmtemaand 1824 [wei] <Frans {3.2}
thermiek opstijgende luchtstroom 1936 [Aanv wnt]

[pagina 1097]

[p. 1097]

thermisch m.b.t. warmte 1933 [Aanv wnt] <Duits
thermometer temperatuurmeter 1636 [Wynandt van Westen, Mathematische vermakelyckheden 133] <Frans
thermostaat warmteregelaar 1886 [kku] <Engels {4.1.9}
thesaurier penningmeester 1551-1600 [wnt] <Frans
thesaurus filologisch verzamelwerk 1824 [wei] <Latijn
these stelling 1782 [wnt] <Frans
thesis stelling 1650 [wnt wepelen] <Latijn
thomisme leerstelsel 1899 [dbl]
thora Mozaïsche wet 1824 [wei] <Hebreeuws {3.2}
thorax borstkas 1832 [wei] <Latijn {3.2}
thorium chemisch element 1834 [Aanv wnt] <modern Latijn
thriller spannende film of boek 1929 [kwt] <Engels {1.2.5/4.1.15}
thuisland zelfstandig woongebied van de Bantoes 1976 [gvd] <Afrikaans {3.2}
thuja geslacht van coniferen 1886 [kku] <modern Latijn
thulium chemisch element 1912 [kku] <modern Latijn
tiara hoofdtooi 1630 [wnt] <Latijn
tic spiertrekking 1824 [wei] <Frans
tichel vloersteen 1285 [cg Rijmb.]
ticket kaartje 1847 [kku] <Engels
tiebreak extra slagen na onbesliste tennisset 1984 [gvd] <Engels
tien* telwoord 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.2}
tiener* iemand in de leeftijd tussen 10 en 19 jaar 1959 [R75] {3.1/4.1.4}
tiepelen* jongensspel met stokjes 1929 [wnt] {4.1.18}
tierelantijn overdreven versiersel 1861 [wnt]
tierelieren* kwinkeleren 1616 [wnt] {3.1}
tieren* razen 1350 [mnw]
tieren* gedijen 1350 [mnw]
tiet* kip 1600 [wnt]
tiet* borst 1858-1870 [wnt]
tig onbepaald telwoord 1984 [gvd] <Duits {3.2/4.2}
tij* eb en vloed 1532 [Toll.]
tijd* opeenvolging van momenten, moment 901-1000 [wps] {4.1.7}
tijdens* voorzetsel 1868 [wnt] {4.2}
tijgen* trekken, beginnen 1477 [Teuth.]
tijger katachtige 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.3}
tijgerin wijfjestijger 1822 [wnt wonderkind]
tijk kussenovertrek 1163 [Taal en Tongval 12, 1999, 35ff] <Latijn {2.4}
tijm plantengeslacht 1567 [Junius 158b] <Frans of Latijn {4.1.6}
tikken* kloppen 1622 [wnt] {3.1}
tikkertje* spel waarbij de deelnemers getikt moeten worden 1950 [gvd] {4.1.18}
tiktak* tussenwerpsel: geluid van slingeruurwerk 1653 [wnt] {3.1}
til duivenhok 1623 [wnt] <Fries {3.2}
tilbury rijtuigje 1843 [wnt vertikken] <Engels {4.1.10}
tilde diakritisch teken 1847 [kku] <Spaans {3.2}
tillen* opheffen 1451-1500 [mnw] {1.3}
tilt standhoek 1963 [Aanv wnt] <Engels
timbre klankkleur 1870 [wnt] <Frans
timide verlegen 1733 [wnt] <Frans
timmeren* bouwen (van hout) 1240 [Bern.]
timmerman* iem. die timmeren als beroep uitoefent 1240 [Bern.] {4.1.13}
timpaan fronton 1913 [wnt] <Frans
timpen* wegslaan van een puntig houtje met een stok 1898 [wnt timp] {4.1.18}
timtim* Bargoens: zilver 1860 [wnt] {3.1}
tin* chemisch element 1240 [Bern.]
tinctuur oplossing in alcohol 1401-1500 [mnw] <Latijn
tingelen* korte, heldere geluiden maken 1789 [wnt] {3.1}
tingeltangel slechte piano 1892 [wnt] <Duits {3.1/3.2}
tinne* kanteel 1285 [cg Rijmb.]
tinnef slechte waar, tuig 1906 [moo] <Jiddisch {3.2}
tint kleur 1551 [wnt] <Frans
tintelen* prikkelen 1340-1350 [mnw] {3.1}
tintelen* flikkeren, flonkeren 1480 [wnt] {3.1}
tip* uiteinde 1477 [Teuth.]
tip wenk 1889 [Het Sportblad 1:1, 6 jun. 3c] <Engels
tip fooi 1968 [kwt] <Engels
tippel* stippeltje 1873 [wnt] {3.1}
tippelen* met korte pasjes gaan 1840 [wnt] {3.1}
tippelen de baan opgaan (van ho*ren) 1906 [moo] <Jiddisch {3.2}
tipsy aangeschoten 1840 [Kolfin, Van de slavenzweep 157] <Engels
tiptop uitstekend 1924 [gvd] <Engels {3.1}
tirade omhaal van woorden 1844 [wnt] <Frans
tiramisu nagerecht met lange vingers en mascarpone 1991 [Midas Dekker, Eten op je eigen] <Italiaans {3.2/4.1.6}
tiran despoot 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans

[pagina 1098]

[p. 1098]

tirannie onwettig verkregen alleenheerschappij 1485 [mnw] <Frans
tiranniek van een tiran 1598 [wnt] <Frans
tiranniseren overheersen als een tiran 1553 [wnt Bijv.+verb.] <Frans
tissue absorberend doekje 1984 [R84] <Engels
titaan chemisch element 1835 [wnt wolframium] <Duits
titan reus 1626 [wnt verzamen] <Latijn
titel opschrift, naam 1291-1300 [cg Luiks Diat.] <Frans
titreren gehalte van oplossing bepalen 1841 [wnt] <Frans
tittel puntje 1477 [Teuth.]
titulair als eretitel voerend 1660 [wnt] <Frans
titularis die titel voert 1678 [wnt]
titulatuur betiteling 1753 [wnt]
tja* tussenwerpsel: uiting van berusting of onzekerheid 1924 [wnt] {4.3}
tjalk zeilvaartuig 1860 [wnt] <Fries {3.2/4.1.11}
tjaptjoi Chinees gerecht 1968 [kwt] <Chinees {3.2/4.1.6}
tjiftjaf* zangvogel 1605 [wnt] {1.1/3.1}
tjilpen* zacht geluid geven (van vogels) 1839 [wnt] {3.1}
tjitjak huishagedis 1910 [Prick 1910] <Indonesisch {3.1/3.2}
tjokvol propvol 1890 [wnt] <Engels {4.4}
tjotter vaartuig 1872 [gvd] <Fries {3.2/4.1.11}
T-kruising kruising waarbij een weg loodrecht op een andere staat 1970 [gvd] <L {3.4}
tl-buis lichtgevende buis 1953 [Aanv wnt] <L {3.4}
tmt technologie, media en telecom 2000 [Sanders 2001] <Engels
toast heildronk 1807 [wnt] <Engels
toast sneetje geroosterd brood 1912 [kku] <Engels {4.1.6}
tobbe* kuip 1252 [mnw]
tobben* piekeren 1612 [wnt]
toccata stuk voor (toets)instrumenten met snelle figuur 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
toch* bijwoord van causaliteit: evenwel 1452 [mnw]
tocht* reis 1599 [Kil.]
tod* lor 1650 [wnt]
toe* bijwoord van richting 901-1000 [wps]
toeclip beugel aan pedaal van racefiets 1913 [Lengs en Zonen, Tegelen, Prijscourant, 40] <Engels
toedeloe tussenwerpsel: afscheidsgroet 1991 [Hoppenbrouwers] <Engels {4.3}
toef pluk 1605 [wnt] <Frans
toekan spechtvogel 1596 [Van Donselaar Tw. 13] <Spaans {3.2}
toekomstmuziek utopie 1914 [wnt] <Duits {3.2}
toen* bijwoord van tijd 1451-1500 [mnw] {4.1.7}
toen* onderschikkend voegwoord 1636 [wnt] {4.2}
toename het groeien 1893 [wnt] <Duits
toendra mossteppe 1856 [Witsen Geysbeek] <Russisch {3.2}
toepen kaartspel 1884 [wnt toppen vii] <? {3.5/4.1.18}
toer kunststukje 1287 [cg NatBl] <Frans
toer reis, tocht 1530 [wnt] <Frans
toer omwenteling 1655 [wnt] <Duits
toerisme het reizen voor zijn plezier 1911 [wnt] <Engels
toerist die reist voor zijn genoegen 1847 [kku] <Engels
toeristisch het toerisme betreffend 1923 [wnt] <Engels
toermalijn mineraal 1734 [wnt] <Engels {3.2}
toernooi steekspel 1240 [Bern.] <Frans {4.1.18}
toeslag bijgevoegd bedrag 1909 [Vd Sijs 1996] <Duits {1.4}
toestand gesteldheid 1648 [wnt] <Duits
toet* mond 1655 [wnt]
toetakelen* aftuigen 1770 [wnt]
toeten* op een hoorn blazen 1600 [wnt] {3.1}
toeter* hoorn 1664 [wnt]
toets proef 1338 [mnw] <Frans
toets aanslagstuk van klavierinstrument 1624 [wnt] <Frans
toeval* onvoorzien geval 1477 [Teuth.]
toeval* aanval van vallende ziekte 1852 [wnt] {4.4}
toeven* tijd doorbrengen 1265-1270 [cg Lut.K]
tof goed 1824 [wei] <Jiddisch {3.2}
toffee snoepje van karamel 1906 [wnt] <Engels {4.1.6}
toffel huisschoen 1413 [mnw] {1.2.2/4.1.9}
toffelemone Bargoens: katholiek 1858 [wnt] <Jiddisch {3.2}
tofoe sojakoek, tahoe 1992 [gvd] <Chinees {3.2/4.1.6}
toga kleed 1734 [wnt tunica] <Latijn
toges Bargoens: achterste 1887 [wnt] <Jiddisch {3.2}
toilet kleding 1813 [wnt] <Frans {3.2}
toilet wc 1914 [wnt] <Frans {4.4}
toi toi toi tussenwerpsel: uiting om succes te wensen 1961 [Aanv wnt] <Jiddisch {3.1/3.2/4.3}
tokayer zoete wijnsoort 1734 [wnt] <Duits {4.1.6}

[pagina 1099]

[p. 1099]

tokkelen* snaarinstrument bespelen 1583 [wnt] {3.1}
toko winkel 1859 [Multatuli, Max Havelaar, 71] <Indonesisch of Javaans {3.2}
tol doortochtgeld 973 [Claes] <Latijn {2.3}
tol* speelgoed 1437 [mnw] {4.1.18}
tolar munteenheid van Slovenië 1990 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Sloveens {3.2/4.1.12}
tolerabel draaglijk 1555 [wnt] <Frans
tolerantie verdraagzaamheid 1548 [wnt] <Latijn
tolereren dulden 1904 [wnt] <Frans
tolk mondeling vertaler 1477 [Teuth.] <Nederduits {3.2}
tolueen methylbenzeen 1941 [Holleman, Leerboek der organische chemie 408]
tomaat vrucht 1608 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.2}
tomahawk strijdbijl van Indianen 1804 [wnt] <Engels
toman Perzische gouden munt 1832 [wei] <Perzisch
tomatensoep soep van tomaten 1910 [wnt tomaat] {4.1.6}
tombak koperlegering 1778 [wnt] <Indonesisch {3.2}
tombe praalgraf 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans
tombola loterijspel 1856 [wnt] <Italiaans {3.2/4.1.18}
tomen* beteugelen 1350 [mnw]
tommy Brits soldaat 1899 [dbl] <Engels
tompoes gebakje 1875 [wnt] {3.3/4.1.6}
ton vat 1285 [cg i Gent] <me Latijn
ton telwoord: 100.000 (oorspronkelijk van guldens gezegd) 1640 [wnt] {4.2}
tonaal m.b.t. de toon 1885 [wnt] <Frans
tonaliteit toongehalte 1890 [wnt] <Frans
tondel* licht ontvlambare stof 1691 [wnt]
tondeuse haarknipapparaat 1901 [wnt] <Frans
toneel podium, verhoging in schouwburg 1539 [Claes]
toneel toneelspel, voorstelling 1921 [wnt] {4.1.15}
tonen* laten zien 1240 [Bern.]
tong* orgaan in de mond 901-1000 [wps]
tong* beenvis 1401-1500 [mnw]
tong-tong seinblok 1810 [EWB1] <Indonesisch {3.1/3.2}
tonic spuitwater 1955 [Aanv wnt] <Engels {4.1.6}
tonica grondtoon van een toonsoort 1809 [wnt] <Duits {3.2}
tonicum versterkend middel 1734 [wnt] <modern Latijn
tonijn beenvis 1351-1400 [hws] <Frans
tonisch spanning vertonend 1922 [wnt] <Duits of Frans {3.2}
tonnage grootte van een schip uitgedrukt in tonnen 1907 [wnt] <Frans
tonsil keelamandel 1568 [wnt] <Latijn {3.2}
tonsuur geschoren kruin 1503 [wnt] <Frans
toog soutane 1669 [wnt]
toog* gewelfde bovenkant, overdekking 1681 [wnt]
tooien* versieren 1530 [wnt]
toom* teugel 901-1000 [wps] {3.1}
toon klank 1410 [mnw] <Frans
toonaangevend tot voorbeeld strekkend 1921 [wnt] {3.1}
toondicht muzikale compositie 1884 [wnt toon ii]
toorn* woede 1240 [Bern.]
toorts fakkel 1376-1400 [mnw] <Frans
top* bovenstuk 1130 [Rey] {2.2}
top tussenwerpsel: akkoord! 1704 [Claes] <Frans {4.3}
topaas halfedelsteen 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] <Frans
topic onderwerp van gesprek 1875 [Multatuli, Max Havelaar, 365] <Engels
topisch plaatselijk 1709 [wnt] <Latijn
topless de boezem bloot latend 1964 [Aanv wnt] <Engels
topografie plaatsbeschrijving 1809 [wnt] <me Latijn
topos plaats met vaste argumenten in bv. redevoeringen 1961 [gvd] <Grieks {3.2}
topper korte damesmantel 1948 [wnt] <Engels {3.2}
topper het of de beste in zijn soort 1956 [R75] <Engels
toppie joppie* tussenwerpsel: uitroep van enthousiasme 2000 [Sanders 2001] {3.1/4.3}
toppunt hoogste punt 1608 [wnt]
toque baretvormig hoedje 1542 [wnt] <Frans {4.1.9}
tor* insect 1437 [mnw] {3.1}
toreador stierenvechter 1791 [wnt] <Spaans {3.2}
toren hoog bouwwerk 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] <Frans
torenhoog zeer hoog 1819 [wnt] {4.4}
torero stierenvechter 1847 [wnt] <Spaans {3.2}
tornado windhoos 1832 [wei] <Spaans {1.2.4/3.2/4.1.1}
tornen* losgaan van naaisel 1450 [mnw]
torpedo onderzeese bom 1824 [wnt] <Engels {4.1.14}
torr eenheid van druk 1976 [gvd]

[pagina 1100]

[p. 1100]

torsen met moeite dragen 1240 [Bern.] <Frans
torsie het wringen 1287 [cg NatBl] <Latijn
torso romp 1824 [wnt] <Italiaans {3.2}
tortelduif duifachtige 1100 [Willeram]
tortilla gerecht 1984 [gvd] <Spaans {3.2/4.1.6}
toss opgooi 1889 [Het Sportblad 1:1, 6 jun. 16b] <Engels
tosti geroosterd brood met beleg 1967 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2/4.1.6}
tot* voorzetsel 901-1000 [wps] {2.5/4.2}
totaal geheel 1482 [hws] <me Latijn
totalisator toestel dat het totaal aan inzetten bij weddenschappen op races registreert 1886 [wnt] <Engels
totalitair het geheel omvattend, dictatoriaal 1938 [wnt] <Frans
totaliteit alles bij elkaar 1814 [wnt] <Frans
totdat* onderschikkend voegwoord 1285 [cg Rijmb.] {4.2}
totebel* slordige vrouw 1600 [wnt]
totem vereerd symbool 1862 [wnt] <Engels
toto systeem van wedden 1944 [wnt] <Duits {3.1/3.2/4.1.18}
tot ziens* tussenwerpsel: afscheidsgroet 1866 [wnt zien] {4.3}
touch karakteristiek trekje 1984 [gvd] <Engels
touché tussenwerpsel: raak, die zit 1984 [gvd] <Frans {4.3}
toucheren licht aanraken 1228-1349 [mnw] <Frans
touperen tegenkammen 1847 [wnt]
toupet haarstukje 1732 [wnt] <Frans
tour rondrit 1667 [wnt] <Frans
touringcar autobus voor toeristische reizen 1937 [wnt] <Engels {4.1.10}
tournedos biefstuk van de haas 1912 [kku] <Frans {4.1.6}
tournee rondreis 1815 [wnt] <Frans
tourniquet draaikruis 1824 [wnt] <Frans
touw* koord 1286 [cg i 2, 1173]
touwtjespringen* spel waarbij men springt over een ronddraaiend touw 1793 [wnt] {4.1.18}
toveren* zwarte kunst beoefenen 1240 [Bern.]
toxisch vergiftig 1896 [wnt]
tra* brandgang in bos 1350 [mnw]
traag* langzaam 1240 [Bern.]
traan* oogvocht 1265-1270 [cg Lut.K]
traan* visolie 1413 [mnw]
tracé afgetekende aslijn van ontworpen weg of bouwwerk 1740 [wnt] <Frans
traceren nasporen 1901 [wnt] <Frans
trachea luchtpijp 1886 [wnt weivat] <modern Latijn {3.2}
trachten proberen 1588 [Kil.] <Latijn
track spoor van magneetband 1966 [R75] <Engels
tractie het voorttrekken 1886 [wnt] <Frans
tractor trekker van voertuigen 1928 [wnt] <Engels {4.1.10}
traditie overlevering 1553 [wnt] <Frans of Latijn
traditioneel berustend op overlevering 1824 [wnt] <Frans
tragedie treurspel 1485 [mnw] <Latijn {4.1.15}
tragiek het treurige 1920 [wnt] <Frans
tragisch treurig 1579 [wnt] <Latijn
trailer oplegger 1938 [wnt] <Engels {4.1.10}
trainee iem. in opleiding 1957 [R75] <Engels
trainen oefenen 1573 [wnt Bijv.+verb.] <Engels {3.2}
traineren op de lange baan schuiven 1574 [wnt] <Frans
traiteur uitzendkok 1824 [wei] <Frans {4.1.13}
traject wegverbinding 1746 [wnt] <Latijn
traktaat verhandeling, verdrag 1437 [mnw] <Latijn
traktatie onthaal 1847 [wnt] <Latijn
traktement bezoldiging 1575 [wnt] <me Latijn
trakteren onthalen 1785 [wnt] <Latijn
tralie spijl 1317 [mnw] <Frans
tram openbaar vervoermiddel 1884 [gvd] <Engels {4.1.10}
traminer witte wijnsoort 1950 [wp (Frankrijk)] <Duits {3.2/4.1.6}
trammelant drukte, narigheid 1897 [wnt]
tramp zwerver 1912 [kku] <Engels
trampoline verend net 1886 [kku] <Italiaans {3.2}
trance geestvervoering 1874 [wnt] <Engels
trancheren in stukken snijden 1734 [wnt] <Frans
tranquillamente (in muziek) rustig 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
tranquillizer kalmerend middel 1959 [R75] <Engels
transactie overeenkomst 1483 [wnt Bijv.+verb.] <Frans
transcendent bovenzinnelijk 1775 [wnt] <Latijn
transcriberen overschrijven 1553 [wnt] <Latijn
transcriptie overzetting 1456 [hws] <Frans
transept kruisbalk 1855 [wnt] <Engels of Frans
transfer overdracht 1912 [kku] <Engels
transfereren overbrengen 1470 [mnw] <Frans
transformatie omzetting 1541-1550 [hws] <Frans
transformator omzetter van elektrische stroom 1891 [wnt]

[pagina 1101]

[p. 1101]

transformeren een andere vorm geven 1483 [mnw] <Frans
transfusie overbrenging van bloed 1668 [wnt] <Latijn
transistor kristalversterker, radio die daarop werkt 1953 [wnt] <Engels {4.1.17}
transit doorvoer 1833 [wnt] <Frans
transitie overgang 1658 [wnt] <Frans
transitief overgankelijk (werkwoord) 1824 [wnt] <Latijn
transito doorvoer van handelswaren 1725 [wnt] <Italiaans {3.2}
transmigratie verhuizing 1350 [hws] <Frans
transmissie overbrenging 1553 [wnt] <Latijn
transmittor machinedeel dat zorgt voor transmissie 1984 [gvd] <modern Latijn
transparant doorzichtig 1663 [wnt] <Frans
transpiratie het zweten 1824 [wnt] <Frans
transpireren zweten 1824 [wnt] <Frans
transplanteren overplanten 1824 [wnt] <Frans
transponeren overbrengen 1553 [wnt] <Latijn
transport het vervoeren, overdracht 1506 [hws] <Frans
transporteren in eigendom overdragen 1503 [hws] <Frans
transporteren vervoeren 1539 [hws] <Frans
transporteur vervoerder 1910 [wnt] <Frans
transseksueel iemand die naar zijn of haar gevoel met de verkeerde geslachtskenmerken is geboren 1970 [Aanv wnt]
transversaal overdwars 1573 [wnt] <me Latijn
trant* wijze, manier 1638 [wnt]
trap* trede 1236 [cg i 1, 26]
trap* als grammaticale term: trap van vergelijking 1633 [Ruijs]
trapeze zweefrek 1874 [wnt] <Frans
trapezium vierhoek met twee evenwijdige zijden 1654 [wnt] <modern Latijn
trapgans kraanvogel 1477 [Teuth.] {1.2.4}
trappelen* de voeten snel beurtelings optillen 1535 [wnt] {3.1}
trappen* de voet neerzetten, schoppen 1470 [mnw]
trapper vallenzetter 1855 [wnt] <Engels
trapper* fietspedaal 1897 [wnt]
trappist monnik van een orde die bij de cisterciënzers hoort 1824 [wnt] <Frans {4.1.8}
tras gemalen tufsteen 1516 [wnt] <Frans
trassi ingrediënt bij rijsttafel 1765 [EWB1] <Indonesisch {3.2}
trauma psychische stoornis 1924 [wnt] <Grieks {3.2}
travaat korte stortbui 1598 [wnt] <Portugees {3.2/4.1.1}
traverso blaasinstrument 1734 [wnt traverse] <Italiaans {3.2/4.1.16}
travertijn steensoort 1847 [wnt] <Italiaans {3.2}
travestie verkleding (vooral als andere sekse) 1847 [wnt] <Frans
trawant handlanger 1510 [wnt] <Duits
trawler treiler 1886 [wnt] <Engels {4.1.11}
trecht overvaart, doorwaadbare plaats 300 [Künzel] <Latijn {2.1}
trechter kegelvormig voorwerp met tuit 1330 [Jacobs 24] <Latijn
tred* stap 1400 [mnw]
treden* lopen 901-1000 [wps]
treffen* raken 1409 [mnw]
treife Bargoens: onrein, ongunstig 1844 [wnt] <Jiddisch {3.2}
trein vervoermiddel over spoorrail 1839 [wnt] <Engels {1.2.3/4.1.10}
treintaxi goedkope taxi in aansluiting op treinreis 1991 [De Coster 1999] {4.1.10}
treiteren plagen 1733 [wnt]
trekkebekken een raar gezicht trekken 1906 [wnt] {3.1}
trekken* naar zich toe halen, naar een andere plaats gaan 1240 [Bern.]
trekpaard paard dat een voertuig voorttrekt 1422 [hws] {1.3/4.1.10}
trekschuit* door mensen of paarden voortgetrokken vaartuig 1656 [wnt] {4.1.11}
trema deelteken 1769 [wnt] <Frans
trembleren vibreren 1609 [wnt] <Frans
tremolo triller 1734 [wnt] <Italiaans {3.2}
tremor voortdurende trilling 1624 [wnt] <Latijn
tremuleren een tremolo uitvoeren 1754 [wnt] <Frans
trenchcoat regenjas 1927 [Aanv wnt] <Engels {3.2/4.1.14}
trend tendens 1940 [wnt] <Engels
tres boordsel 1791 [wnt] <Frans
treurbuis minachtende benaming voor de televisie 1978 [De Coster 1999] {1.2.1/4.4}
treuren verdrietig zijn 1350 [mnw] <Duits
treurspel* tragedie 1584 [wnt] {4.1.15}
treuzelen* talmen 1659 [wnt] {3.1}
trezoor schat 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans
tri oplosmiddel 1936 [wnt]
triade groep van drie 1847 [wnt] <Frans
trial proef 1961 [gvd] <Engels
triangel slaginstrument 1287 [cg NatBl] <Frans {4.1.16}
trias groep van drie 1832 [wnt] <Latijn
Trias geologische periode 1844 [wnt]

[pagina 1102]

[p. 1102]

triatlon tak van sport bestaande uit zwemmen, fietsen en hardlopen 1989 [wp Enc. Jaarboek] <Engels {4.1.18}
tribaal stam- 1976 [gvd] <Frans
tribunaal gerecht 1503 [wnt] <Frans
tribune zitplaatsen voor toeschouwers 1805 [wnt] <Frans {3.2}
tribuun Romeinse leider 1553 [wnt] <Latijn
tribuut heffing 1350 [mnw] <Frans
triceps driehoofdige spier 1669 [wnt] <Latijn {3.2}
tricot weefsel 1847 [wnt] <Frans {4.1.9}
tricotage machinale vervaardiging van breiwerk 1832 [wnt] <Frans
trien depreciërend voor een vrouw 1636 [wnt]
triest treurig 1553 [wnt] <Frans
trigonaal driehoekig 1676 [wnt] <Latijn
trigonometrie driehoeksmeting 1654 [wnt] <modern Latijn
trijp velours 1538 [wnt] <Frans {4.1.9}
triktrak spel met dobbelstenen 1693 [wnt] <Frans {3.1/4.1.18}
trilateraal driezijdig 1824 [wnt]
triljard telwoord 1959 [wnt] <Duits {3.2/4.2}
triljoen telwoord 1591 [Kool] <Frans {4.2}
trillen* beven 1434-1436 [mnw]
triller versiering in zang en muziek 1754 [wnt] <Italiaans {3.2}
trilogie drievoudig letterkundig product 1847 [wnt] <Duits
trimester periode van drie maanden 1824 [wei] <Latijn
trimmen haar van een dier bijknippen 1940 [wnt] <Engels
trimmen lichamelijke oefeningen doen 1969 [Aanv wnt] <Engels {4.1.18}
trio drietal (vooral in muziek) 1567 [wnt] <Italiaans {3.2}
triode elektronenbuis met drie elektroden 1937 [wnt] <Engels
triomf zegepraal 1509 [wnt] <Latijn
triomfaal triomfantelijk 1540 [wnt] <Frans
triomfator hij die een triomf viert 1828 [wnt] <Latijn
triomferen zegevieren 1511 [wnt] <Frans
triool drie noten met tijdswaarde van twee of vier noten 1754 [wnt] <Duits {3.2}
trip tochtje 1914 [wnt] <Engels
trip tijd waarin men onder invloed van drugs is 1970 [R75] <Engels
tripartiet drieledig 1777 [wnt] <Latijn
tripel trappistenbier 1913 [wnt] <Frans {4.1.6}
triplet stel van drie 1856 [wnt] <Frans
triplex hout in drie gelijmde lagen 1918 [wnt]
trippelen* met vlugge pasjes gaan 1562 [wnt] {3.1}
triptiek drieluik 1862 [wnt] <Frans
triste droevig 1650 [mey] <Italiaans {3.2}
tritium waterstofisotoop 1949 [wnt] <modern Latijn
trits drietal 1634 [wnt] <Frans
triumviraat driemanschap 1599 [Van Meteren, Historien, 16] <Latijn
triviaal onbeduidend 1553 [wnt] <Frans
triviant gezelschapsspel 1990 [Picarta: Computer triviant] {4.1.18}
trocheus versvoet (lang-kort) 1734 [wnt] <Latijn
troebel onzuiver 1521 [wnt] <Frans
troef kaart die andere kaarten slaat 1508 [mnw] <Nederduits {3.2/4.1.18}
troel* benaming voor een vrouw 1896 [wnt]
troela* benaming voor vrouw 1948 [wnt troel]
troep menigte, bende 1583 [wnt] <Frans
troetelen* koesteren 1515 [mnw] {3.1}
trofee zegeteken 1597 [wnt] <Frans
troffel metselaarsgereedschap 1557 [Meurier, Vocabulaire françois-flameng]
trog* (voer)bak 1240 [Bern.]
troggelen* listig verkrijgen 1566 [wnt] {3.1}
trojka rijtuig met driespan 1907 [wnt] <Russisch {3.2/4.1.10}
trojka driemanschap 1952 [wnt] <Russisch {3.2}
trol demon 1513 [H. Pleij] <Oudnoor(d)s {3.2}
trolley wagentje dat langs kabel rijdt 1911 [wnt] <Engels
trolleybus elektrische bus met bovengrondse leiding 1931 [wnt] <Engels {4.1.10}
trom slaginstrument 1507 [wnt] <Duits {3.2/4.1.16}
trombocyt bloedplaatje 1946 [Jongbloed, Overzicht physiologie van den mensch 65]
trombone blaasinstrument 1754 [wnt] <Italiaans {3.2/4.1.16}
trombose bloedstolsel in bloedbaan 1860 [wnt] <Frans
trommel slaginstrument 1538 [wnt] <Duits {3.1/3.2/4.1.16}
trompe-l'oeil bedrieglijk realistische schilderkunst 1824 [Van Moock, Nouveau dict. fr.-holl. 1312] <Frans
trompet blaasinstrument 1350 [mnw] <Frans {4.1.16}
tronen* meelokken 1501-1525 [mnw]
tronie gezicht (tegenwoordig minachtend) 1468 [mnw] <Frans {1.2.3}

[pagina 1103]

[p. 1103]

tronk afgeknotte boomstam 1287 [cg NatBl] <Frans
troon staatsiezetel van vorst 1240 [Bern.] <Frans of Latijn
troost* opbeuring 1240 [Bern.] {1.2.3}
troostmeisje* gevangen vrouw die in wo ii door de Japanners tot prostitutie werd gedwongen 1993 [De Coster 1999] {3.1/4.1.13}
tropisch bij of tussen de keerkringen 1822 [wnt] <Duits
troppo te veel 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
tros legertros 1542 [Claes Tw. 12] <Duits {4.1.14}
tros* bundel druiven 1554 [Dod.]
trot draf 1583 [wnt] <Frans
trots fierheid, hoogmoed 1562 [wnt] <Duits
trots voorzetsel 1615 [wnt] <Duits {4.2}
trotseren het hoofd bieden 1628 [wnt]
trottoir stoep 1799 [wnt] <Frans {3.2}
trotyl springstof 1909 [wnt]
troubadour Provençaalse minnezanger 1732 [wnt] <Frans
troubleshooter iem. die moeilijke problemen oplost 1971 [Aanv wnt] <Engels
trouvaille vondst 1800 [wnt] <Frans {3.2}
trouw* loyaal 1291 [mnw]
trouwen* huwen 1285 [cg Rijmb.] {1.3}
trouwens* bijwoord van modaliteit: overigens 1541 [wnt] {1.2.4/3.1}
truc handigheid 1540 [hws] <Frans
trucage toepassing van trucs 1913 [wnt] <Frans
truck vrachtwagen 1931 [wnt] <Engels {4.1.10}
truffel paddestoelsoort 1514 [mnw] <Frans
trui kledingstuk 1477 [Teuth.] <Nederduits {3.2}
trust vorm van bedrijfsconcentratie 1896 [wnt] <Engels
trustee vertrouwensman 1778 [wnt] <Engels {3.2}
trut* zeurderige vrouw 1899 [wnt]
try-out het proefdraaien 1966 [Aanv wnt] <Engels
tsaar Slavische vorst 1676 [wnt] <Russisch {3.2}
tsarevitsj zoon van de tsaar 1671 [wnt] <Russisch {3.2}
tseetsee insect 1857 [wnt] <Bantoe {3.1}
T-shirt truitje 1959 [R75] <Engels {3.2}
tsjakka, tjakka* tussenwerpsel: uitroep van enthousiasme 1989 [Van Gelder 1993] {4.3}
Tsjernobylvirus gevaarlijk computervirus 1999 [Sanders 2000]
tsoenami vloedgolf 1992 [gvd] <Japans {3.2}
tuba blaasinstrument 1832 [wei] <Engels {4.1.16}
tube buisje 1624 [wnt] <Frans
tubeless zonder binnenband 1979 [Wijnands&Ost] <Engels
tuberculeus van de aard van tuberculose 1840 [wnt] <Frans
tuberculose infectieziekte 1879 [wnt] <Frans {4.4}
tuberkel knobbel 1844 [wnt] <Duits
tubifex borstelworm 1976 [gvd]
tucht discipline 1558 [wnt] <Duits
tuchtigen kastijden 1500 [hws] <Nederduits {3.2}
tuffen* geluid tuftuf maken 1905 [wnt] {3.1}
tufsteen steensoort 1562 [wnt] <Duits
tugrik munteenheid van Mongolië 1925 [2000 Standard Catalog of World Coins] <Mongools {4.1.12}
tuig* toestel, gerei 1500-1536 [mnw]
tuigage wat hoort bij de optuiging van een schip 1755 [wnt]
tuil* bundel bloemen 1555 [wnt]
tuimelaar walvisachtige 1588 [wnt] {4.1.3}
tuimelen* buitelen 1260-1280 [cg ii 1 Wrake R.] {3.1}
tuin* gaard 901-1000 [wps]
tuinder* groente- en fruitkweker 1723 [wnt] {4.1.13}
tuit* punt 1340 [wnt]
tuiten* toeten 1240 [Bern.] {3.1}
tuk* dutje 1779 [wnt]
tulband hoofddeksel 1601 [wnt] <Turks {3.2/4.1.9}
tulband soort gebak 1769 [wnt] {4.1.6}
tule weefsel 1807 [wnt] <Frans {3.2/4.1.9}
tulp plantengeslacht 1581 [wnt] <Frans
tumbler bekerglas zonder voet 1893 [wnt] <Engels
tumor zwelling 1663 [wnt] <Latijn
tumtum snoepgoed 1920 [wnt] <Engels {3.1/4.1.6}
tumult lawaai 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans of Latijn
tumultueus rumoerig 1553 [wnt] <Frans
tune herkenningsmelodie 1951 [De Vooys] <Engels
tungsteen chemisch element 1770 [wnt] <Zweeds {3.2}
tunica gewaad 1734 [wnt] <Latijn
tuniek korte uniformjas 1864 [wnt] <Frans {4.1.14}
tunnel kunstmatige doorgang 1834 [wnt] <Engels
turbine schoepenrad 1838 [wnt] <Frans
turbo krachtversterker 1907 [wnt]

[pagina 1104]

[p. 1104]

turbotaal modieus taalgebruik 1987 [Kuitenbrouwer] {4.4}
turbotrut buitengewoon vervelende vrouw 1991 [Hoppenbrouwers]
turbulent woelig 1553 [wnt] <Frans
tureluur* steltloper 1636 [wnt] {3.1}
tureluurs* dol, gek 1810 [wnt] {3.1}
turen scherp kijken 1504 [wnt] <Noors {3.2}
turf* veen als brandstof 1200 [Rey] {2.2}
turf renbaan 1895 [Broeckaert] <Engels
turingmachine denkbeeldige rekenmachine 1976 [gvd] <Engels {4.1.17}
turkoois blauwgroen 1626 [wnt] <Frans {4.1.5}
turnen gymnastische oefeningen doen 1856 [wnt] <Duits {4.1.18}
turven* tellen met een groep van streepjes 1911 [wnt]
tussen* voorzetsel 1249 [cg i 1, 42] {4.2}
tut* tussenwerpsel: uitdrukking van ongeduld 1567 [wnt] {4.3}
tut* onnozel meisje 1822 [wnt]
tuthola trut 1961 [gvd]
tutor studentenbegeleider 1976 [gvd] <Engels
tutoyeren met ‘je’ aanspreken, jijjouwen 1855 [wnt] <Frans
tuttifrutti vruchtenmengsel 1886 [kku] {3.1/3.3/4.1.6}
tutu rokje van danseres 1899 [wnt] <Frans {3.1}
tuub fietsband 1989 [Peptalk] <Engels
tuut* politieagent 1899 [wnt]
twaalf* telwoord 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.2}
twee* telwoord 222-235 [Claes] {2.1/4.2}
tweed weefsel 1908 [wnt] <Engels {4.1.9}
tweedekker* vliegtuig 1909 [Burger en De Jong 11] {4.1.10}
tweedens rangschikkend bijwoordelijk telwoord: ten tweede 1855 [wnt tweede] <Duits {4.2}
tweedracht* twist 1383 [mnw]
tweeduizend* telwoord 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.2}
tweehonderd* telwoord 1240 [Bern.] {4.2}
tweejarig* twee jaar oud 1240 [vmnw] {3.1/5}
tweekamp tweegevecht 1666 [wnt twee] {4.1.18}
tweeling* twee in één dracht geboren kinderen 1240 [Bern.]
tweeluik* schilderij met twee panelen 1904 [wnt twee]
tweespalt twist 1555 [wnt] <Duits
tweesprong* wegsplitsing 1567 [wnt]
tweetaktmotor motor waarbij de zuiger eenmaal op- en neergaat bij elke explosie 1915 [wnt] <Duits {3.2/4.1.10}
tweevoud* twee maal zo grote hoeveelheid 1236 [cg i Gent]
tweewieler* rijwiel of ander voertuig met twee wielen 1869 [wnt twee] {3.1/4.1.10}
twen twintiger 1961 [wp jaarboek 1962] {3.3/4.1.4}
twijfel* aarzeling 1240 [Bern.]
twijg* tak 1336 [mnw]
twijn* gedubbeld garen 1285 [mnw] {4.1.9}
twinkelen flonkeren 1903 [wnt] <Engels
twinset damesjumper met vest 1951 [De Vooys] <Engels {3.2}
twintig* telwoord 1236 [cg i 1, 25] {4.2}
twist* ruzie 1237 [vmnw]
twist* katoengaren 1820 [wnt]
twist dans 1961 [wp jaarboek 1962] <Engels {4.1.15}
twistappel* punt van geschil 1738 [wnt]
two-seater voertuig met twee zitplaatsen 1950 [gvd] <Engels {4.1.10}
tycoon magnaat 1989 [Peptalk] <Engels
tyfoon wervelstorm 1824 [wei] <Engels {4.1.1}
tyfus ziekte 1778 [wnt] <Latijn
tyfuslijer ellendeling 1955 [Endt]
type vorm, soort 1824 [wnt] <Frans
typemachine schrijfmachine 1930 [wnt tikken]
typen met schrijfmachine schrijven 1911 [Sanders nrc-h 11/6/98] <Engels
typisch kenmerkend 1833 [wnt]
typiste die op een schrijfmachine werkt 1906 [wnt] <Engels {4.1.13}
typografie boekdrukkunst 1658 [wnt] <Frans
typologie leer der typen 1824 [wei] <Engels
tzatziki gerecht met yoghurt, komkommer en knoflook 1996 [Vd Sijs 1996] <modern Grieks {3.2/4.1.6}
t.z.t. te zijner tijd 1840 [wnt voortzenden] <L {3.4}
u* persoonlijk voornaamwoord 1550 [wnt Bijv.+verb.] {4.2}
U-balk balk met U-vormig profiel 1935 [wnt vélocipède] <L {3.4}
überhaupt bijwoord van modaliteit: alles in aanmerking genomen 1919 [kwt] <Duits {3.2}
übermensch supermens 1899 [wnt] <Duits
U-bocht bocht van 180 graden 1992 [De Coster 1999] <L {3.4}
U-boot onderzeeër 1919 [kwt] <Duits {3.2/4.1.11}
ufo vliegende schotel 1964 [Aanv wnt] <Engels
ugli citrusvrucht 1984 [gnn] <Engels {4.1.2}

[pagina 1105]

[p. 1105]

uh* tussenwerpsel: uitdrukking van aarzeling 1900 [wnt pieter ii] {4.3}
ui bolgewas 1488 [mnw] <Latijn {1.2.4/4.1.6}
uiensoep soep getrokken van uien 1729 [wnt ui] {4.1.6}
uier* melkklier 1434-1436 [mnw]
uil* uilachtige 1240 [Bern.] {3.1}
uilenspiegel grapjas 1561 [wnt] <Duits
uit* voorzetsel 870 [Claes] {2.3/4.2}
uitbaten* exploiteren 1863 [wnt]
uitbrander* scherpe berisping 1846 [wnt]
uitbuiten volledig benutten 1870 [wnt] <Duits
uitbundig bovenmatig 1642 [wnt] <Duits
uitdraai* papierafdruk 1975 [R84] {1.3/3.1}
uitdrager* handelaar in gebruikt huisraad, kleren e.d. 1458 [mnw] {4.1.13}
uitdrukkelijk bepaald 1569 [wnt] <Duits
uitentreuren* bijwoord van hoedanigheid: tot vervelens toe 1872 [gvd]
uiterlijk* visueel waarneembaar 1350 [mnw]
uitermate* bijwoord van hoedanigheid: in hoge mate 1265-1270 [cg Lut.K]
uiterwaard* buitendijks rivierland 1483 [mnw]
uitgekookt sluw 1948 [Aanv wnt] <Duits {3.2}
uitgeven* publiceren 1537 [wnt]
uitgever* iemand die beroepsmatig geschriften vermenigvuldigt en verkoopt 1566 [wnt zaaier]
uitgezonderd* voorzetsel 1470 [mnw] {4.2}
uitheems* buitenlands 1246 [mnw]
uitkeren* het rechtmatige deel betalen 1525 [wnt]
uitmergelen uitputten 1470 [hws]
uitmunten uitsteken 1591 [wnt]
uitnemend* uitmuntend 1287 [cg NatBl]
uitproberen op bruikbaarheid testen, op de proef stellen 1932 [Theissen 1978] <Duits
uitroeien* tot het laatste exemplaar verdelgen 1526 [wnt]
uitrusten* van het nodige voorzien 1517 [wnt]
uitslag* afloop, resultaat 1525 [wnt]
uitslag* huidaandoening, puistjes 1694 [wnt] {4.4}
uitsliepen* bespotten door met de wijsvingers over elkaar te strijken 1772 [wnt uits-]
uitvaardigen* afkondigen 1803 [wnt] {3.1}
uitvaart* begrafenis 1276 [mnw]
uitveteren berispen 1858 [wnt]
uitvoeren* tot stand brengen 1580 [wnt]
uitvoerig omstandig 1834 [wnt] <Duits
uitweiden* in den brede behandelen 1644 [wnt]
uitwerpselen* ontlasting 1704 [Hannot&Hoogstraten] {4.4}
uitzoomen met een zoomlens het beeld verder weg brengen 1973 [Aanv wnt] <Engels
uk* dreumes 1897 [wnt] {4.1.4}
ukelele snaarinstrument 1929 [Aanv wnt] <Engels {4.1.16}
ukkepuk* klein kind 1897 [wnt] {3.1/4.1.4}
ulaan lansier 1794 [wnt] <Duits {4.1.14}
ulevel suikerwerk 1769 [wnt] <Italiaans {3.2/4.1.6}
ultiem uiterst, laatst 1921 [wnt] <Frans
ultimatief op de wijze van een ultimatum 1924 [gvd] <Frans
ultimatum laatste voorwaarde 1694 [wnt] <Latijn
ultimo bijwoord van tijd: op de laatste dag van de maand 1542 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans of Latijn {3.2/4.1.7}
ultra bijwoord: verder dan, aan gene zijde van, zeer 1574 [wnt triomfant i] <Latijn
ultra extremist 1820 [wnt] <Frans
ultrafijn heel fijn 1976 [gvd]
ultramarijn helderblauw 1615 [wnt] <me Latijn {4.1.5}
ultramontaan extreem pausgezinde 1825 [wnt] <Italiaans {3.2/4.1.8}
umer melkproduct 1992 [gvd] {4.1.6}
umlaut vocaalwijziging o.i.v. een klank in de volgende lettergreep 1846 [wnt] <Duits
umpire scheidsrechter 1914 [wnt] <Engels
umts bepaald telecommunicatiesysteem 1990 [nrc-h 16/1/90] <Engels {4.1.17}
unaniem eenstemmig 1553 [wnt] <Frans
unanimiteit eenstemmigheid 1553 [wnt] <Frans
unbeschriejen tussenwerpsel: afkloppen! 1974 [Endt] <Jiddisch {3.2/4.3}
underdog die altijd verliest 1951 [De Vooys] <Engels
underground milieu dat zich verzet tegen de gevestigde maatschappij 1970 [gvd Suppl.] <Engels
understatement zeer gematigde uitdrukking 1947 [De Vooys] <Engels
unfair onsportief 1887 [wnt] <Engels
unheimisch onheilspellend 1880 [wnt] <Duits
uni effen 1824 [wnt] <Frans {4.1.5}
unicum enig in zijn soort 1847 [wnt] <Latijn
unie vereniging 1524 [wnt] <Frans
uniek enig 1553 [wnt] <Frans
uniform eenvormige dienstkledij 1745 [wnt] <Frans {4.1.14}
uniformeren eenvormig maken 1824 [wei]
uniformiteit gelijkvormigheid 1721 [wnt] <Frans

[pagina 1106]

[p. 1106]

unilateraal eenzijdig 1824 [wei] <Engels
unisono bijwoord: gelijkluidend 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
unit eenheid 1910 [wnt] <Engels
unitair gebaseerd op eenheid 1976 [gvd] <Frans
unitarisme het standpunt der unitariërs 1906 [wnt] <Frans
universalia algemene begrippen 1847 [wnt universale] <Latijn
universalisme leer van de algemeenheid 1884 [wnt] <Frans
universeel algemeen 1521 [wnt] <Frans
universitair m.b.t. een universiteit 1909 [wnt] <Frans
universiteit instelling voor wetenschappelijk onderwijs 1300 [mnw] <Latijn {3.2}
universum heelal 1832 [wei] <Latijn
unster weegtoestel 1472 [hws]
unverfroren bijwoord: brutaalweg 1968 [kwt] <Duits {3.2}
updaten actueel maken 1992 [gvd] <Engels
upgraden op een hoger peil brengen 1989 [hcc nieuwsbrief nov. 11, 75] <Engels
uraan chemisch element 1856 [wnt] <Duits
uraniër mannelijke hom*oseksueel 1903 [wnt] <Duits
uranium chemisch element 1828 [wnt] <modern Latijn
urbaan stads-, steeds 1553 [wnt] <Frans of Latijn
urbanisatie verstedelijking 1950 [Kleine wp 1337] <Engels
urgent dringend 1562 [wnt] <Frans
urgentie dringende noodzaak 1803 [wnt] <Frans {3.2}
uriasbrief brief die brenger in verderf stort 1552 [wnt]
urinaal pisglas 1521 [mnw] <me Latijn
urine pis 1287 [cg NatBl] <Frans of Latijn {4.4}
urineren wateren 1595 [wnt] <Frans of Latijn {4.4}
urinoir pisbak 1858 [wnt] <Frans {4.4}
urmen* tobben 1844 [wnt]
urn lijkbus 1660 [wnt] <Latijn
urologie leer van het urinestelsel 1912 [wnt] <Engels
ursuline kloosterzuster 1778 [wnt] <Frans {4.1.8}
usance gewoonte 1483 [mnw] <Frans
uso wisselgebruik 1578 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2}
usurpatie wederrechtelijke inbezitneming 1510 [wnt] <Latijn
usurperen overweldigen 1525 [wnt] <Frans
ut eerste toon van de toonschaal 1567 [wnt] <Latijn
uterus baarmoeder 1686 [wnt] <Latijn {3.2/4.4}
utilitair nuttigheids- 1873 [wnt] <Frans
utopie droombeeld 1830 [wnt] <Engels
uur bepaalde tijdseenheid (60 minuten) 1240 [Bern.] <Frans {1.2.3/4.1.7}
uw* bezittelijk voornaamwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2}
uzi machinepistool 1977 [In publicatie Kon. Landmacht] <modern Hebreeuws {3.2/4.1.14}
vaag onduidelijk 1798 [wnt woest i] <Frans {3.2}
vaak* slaap 1240 [Bern.]
vaak* bijwoord van tijd: dikwijls 1324-1341 [mnw] {4.1.7}
vaal* bleek 1287 [cg NatBl] {4.1.5}
vaalt* vuilnisbelt 1217 [Prisma NPl.] {2.3}
vaam* lengtemaat 1480 [hws]
vaan* vlag, banier 1170 [Rey] {2.2}
vaandel* vlag 1567 [wnt]
vaandrig aspirant-reserveofficier 1546 [wnt] <Duits {4.1.14}
vaar* bout met schroefdraad, passend in moer met inwendige schroefdraad 1736 [wnt] {1.2.4}
vaardig* bedreven 1265-1270 [cg Lut.K]
vaars* tweejarig vrouwelijk rund 1240 [Bern.] {4.1.3}
vaart* snelheid 1330 [mnw]
vaart* het varen 1598 [wnt]
vaartuig* schip 1625 [wnt] {4.1.11}
vaarwel* tussenwerpsel: afscheidsgroet 1573 [wnt] {4.3}
vaas kunstig vaatwerk 1553 [wnt] <Frans
vaat* borden e.d. die afgewassen moeten worden 1914 [wnt]
va-banque uitroep bij kansspel 1824 [wei] <Frans
vacant onbezet 1569 [wnt] <Frans
vacature openstaande betrekking 1569 [wnt] <me Latijn
vaccin entstof 1805 [wnt] <Frans {3.2}
vaccinatie inenting met koepokstof 1824 [wei] <Frans
vaccineren inenten met koepokstof 1824 [wei] <Frans
vaceren onbezet zijn 1381 [mnw] <Latijn
vacht* haarkleed 1288 [cg i 2, 1330]
vacuole blaasvormige holte in protoplasma 1880 [wnt] <Frans

[pagina 1107]

[p. 1107]

vacuüm luchtledig 1627 [wnt] <Latijn
vadem* een maat 1286 [cg i 2, 1172] {3.1}
vademecum naslagwerkje 1515 [wnt] <me Latijn
vader* verwekker 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {1.2.4/2.5/4.1.4}
vaderland* land van de voorvaderen 1599 [Kil.]
vadsig traag 1599 [Kil.]
va-et-vient heen-en-weergeloop 1859 [Multatuli, Max Havelaar, 110] <Frans
vagant zwervende student 1528 [wnt] <Latijn
vagebond landloper 1536 [wnt] <Frans
vagevuur* plaats waar zielen gelouterd worden 1240 [Bern.] {3.1}
vagin* schede 1722 [wnt uitzakken] <Latijn {3.2/4.4}
vagin*al m.b.t. de schede 1847 [kku] <Frans
vak* begrensd deel 1319 [mnw]
vak* beroep 1808 [wnt]
vakantie vrije tijd 1575 [wnt] <me Latijn
val Bargoens: deur 1769 [wnt] <Romani {3.2}
valabel geldig 1596 [wnt Bijv.+verb.] <Frans
valentie verbindingswaarde van het atoom van een element 1865 [wnt] <Latijn
valeriaan plant, geneesmiddel daaruit 1305 [hws]
valide gezond 1668 [Koerbagh] <Frans
valideren rechtsgeldig zijn 1597 [wnt] <Frans
validiteit geldigheid 1597 [wnt Bijv.+verb.] <Frans
valies koffer 1645 [wnt] <Frans
valium kalmeringsmiddel 1976 [wp]
valk roofvogel 918-948 [Claes] <Latijn {2.3}
valkenier die valken africht 1410 [mnw] <Frans {4.1.13}
vallei dal 1330 [Jacobs 24] <Frans
vallen* omlaaggaan 901-1000 [wps] {3.1}
valreep* touwladder om aan boord te klimmen 1612 [wnt]
vals onjuist, gemeen 1237 [cg i 1, 35] <Latijn
valuta betaalmiddel, wisselwaarde 1669 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2}
vamp verleidelijke vrouw 1932 [wnt] <Engels
vampier dode die bloed uitzuigt 1824 [wnt] <Duits
van* voorzetsel 901-1000 [wps] {2.5/4.2}
vanadium chemisch element 1835 [wnt] <modern Latijn
vanaf* voorzetsel 1828 [wnt] {4.2}
vandaag* bijwoord van tijd: heden 1488 [wnt] {1.3/4.1.7}
vandalisme vernielzucht 1825 [Sanders 1995] <Duits of Frans
vaneen* bijwoord van plaats 1625 [wnt]
vangen* pakken 1279 [cg i]
vangst* het vangen 1600 [wnt] {3.1}
vanille specerij 1734 [wnt] <Frans {4.1.6}
vanuit* voorzetsel 1626 [wnt] {4.2}
vanwege* voorzetsel 1598 [wnt] {4.2}
varaan hagedis 1858 [wnt] <Frans
varen* over water gaan (in of van een vaartuig) 901-1000 [wps] {5}
varen* plant 1226-1250 [cg ii 1 Pl.gloss.]
varia mengelwerk 1824 [wnt] <Latijn
variabel in staat van gesteldheid te wisselen 1538 [wnt] <Frans
variant afwijking van de norm 1824 [wnt] <Frans
variatie afwisseling 1553 [wnt] <Frans
variëren veranderen, wisselen 1467-1490 [mnw] <Frans
variété voorstelling met afwisselend programma 1919 [wnt] <Frans {4.1.15}
variëteit afwijkende vorm van een soort 1637 [wnt] <Frans
varken* hoefdier 1155 [Gysseling 1960: 1005] {2.3/4.1.3}
varsity roeiwedstrijd tussen universiteiten 1903 [wnt] <Engels {4.1.18}
vasculair m.b.t. de vaten 1949 [Coëlho, Zakwrdb. geneesk.] <Frans
vasectomie verwijdering van de uitvoergang van de zaadbal 1949 [Coëlho, Zakwrdb. geneesk.]
vaseline zalf 1886 [kku] <Engels
vast* niet beweeglijk, zeker, blijvend 1100 [Willeram]
vasten* niet eten of drinken 1240 [Bern.] {1.2.3}
Vastenavond* vooravond van de grote vasten 1264 [cg i 1, 82] {3.1/4.1.7}
vastgoed* onroerend goed 1886 [wnt portefeuille]
vat* ton 1100 [Willeram]
vat* greep 1451-1500 [wnt]
vatten* (be)grijpen 1351 [mnw]
vatu munteenheid van Vanuatu 1980 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Polynesisch {4.1.12}
vaudeville luchtig toneelstuk 1837 [wnt] <Frans {4.1.15}
vazal leenman 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <me Latijn
vechten* strijden 901-1000 [wps]
vector natuurkundige grootheid 1704 [wnt] <Latijn
veda hindoeboeken 1651 [wnt] <Sanskriet
vedel snaarinstrument 1240 [Bern.] <me Latijn {4.1.16}
vedette ster in film of sport 1931 [wnt] <Frans {1.2.3}

[pagina 1108]

[p. 1108]

veduta landschaps- of stadsgezicht 1847 [kku] <Italiaans {3.2}
vee* dieren, gehouden om hun producten 701-800 [Lex Salica] {2.2}
veeboer* boer die leeft van veeteelt 1867 [wnt] {4.1.13}
veeg* ten dode gedoemd 1276-1300 [wnt]
veehouder* boer die leeft van veeteelt 1769 [wnt] {4.1.13}
veel* onbepaald telwoord 901-1000 [wps] {4.2}
veelvraat marterachtige 1710 [wnt] <Nederduits {3.2/4.1.3}
veelvuldig* vele malen 1477 [Teuth.]
veem* vennootschap voor het opslaan van goederen 1501-1600 [mnw] {3.1}
veen* grondsoort 1103 [Claes] {1.2.4/2.3}
veer* huidbekleedsel van vogel 901-1000 [wps] {1.2.4}
veer* pont 1174 [Claes] {2.3/4.1.11}
veer* spiraalvormig opgewonden stalen strook voor aandrijving van mechanismen 1623 [wnt veer i] {4.1.10}
veermechanisme door een veer aangedreven mechanisme 1901 [wnt veer i]
veertien* telwoord 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.2}
veertig* telwoord 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.2}
veest* buikwind 1458 [wnt] {3.1/4.4}
veganisme streng vegetarisme 1947 [wnt] <Engels
vegen* bezemen 1240 [Bern.]
vegetariër die geen dierlijke producten eet 1875 [wnt] <Duits
vegetatie plantenleven 1720 [wnt] <Frans
vegetatief de groei bevorderend 1778 [wnt] <Frans
vegeteren een plantenleven leiden 1824 [wnt] <Frans
vehikel voertuig 1824 [wnt] <Latijn {4.1.10}
veil* te koop 1417 [mnw]
veilen* openbaar verkopen 1482 [mnw]
veilig* beschermd 1401-1423 [mnw]
veiling* openbare verkoping 1385 [wnt]
veinzen huichelen 1240 [Bern.] <Latijn
vel* huid 901-1000 [wps]
velaar klank geproduceerd door contact met het zacht gehemelte 1902 [wnt] <Engels
veld* akker, vlakte 802-817 [Claes] {2.3}
veldspaat gesteente 1782 [wnt] <Duits
velen* verdragen, dulden 1440 [wnt]
velerlei onbepaald voornaamwoord 1556 [wnt] {4.2}
velg* buitenrand van wiel 1364 [mnw]
vellen* doen vallen 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {3.1}
vélocipède primitieve fiets 1867 [wnt] <Frans {4.1.10}
velodroom wielerbaan 1895 [wnt] <Frans
velours fluweel 1659 [wnt] <Frans {4.1.9}
velvet weefsel 1884 [wnt] <Engels {4.1.9}
ven* meertje 918-948 [Künzel] {1.2.4/2.3}
vendel* vlag 1556 [wnt] {3.1}
vendémiaire wijnmaand 1824 [wei] <Frans {3.2}
vendetta bloedwraak 1847 [wnt] <Italiaans {3.2}
vendu openbare verkoping 1524 [hws] <Frans
venerabel eerbiedwaardig 1553 [wnt] <Frans
venerisch m.b.t. geslachtsziekte 1803 [wnt] <Duits
venerologie leer van de geslachtsziekten 1938 [wnt] <Engels
veneus aderlijk 1846 [wnt] <Frans
venijn gif 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Frans
venijn boosaardigheid 1301-1400 [mnw] <Frans
venkel plant 1225 [Claes] <Latijn {4.1.6}
venndiagram wiskundige figuur die een verzameling aangeeft 1976 [wp] <Engels
vennoot* partner in vennootschap 1401 [wnt]
venster raam 1100 [Willeram] <Latijn {2.5/3.2}
vent* kerel 1437 [wnt] {3.1}
vent luchtuitlaat 1950 [gvd] <Engels
venten in het klein verkopen aan de deur 1277 [cg i 1, 354]
venter verkoper langs huis 1819 [wnt] {4.1.13}
ventiel luchtklep 1641 [wnt] <Duits
ventilatie luchtverversing 1553 [wnt] <Latijn
ventilator toestel voor het ventileren 1754 [wnt] <Engels {3.2/4.1.9}
ventileren lucht verversen 1833 [wnt] <Frans
ventileren in het openbaar uiten 1947 [wnt] <Engels
ventôse windmaand 1824 [wei] <Frans {3.2}
ventrikel orgaanholte 1568 [wnt] <Latijn {3.2}
ventriloquist buikspreker 1847 [wnt]
ver* op grote afstand 901-1000 [wps]
veranda uitgebouwde galerij 1827 [Olivier, Land- en zeetogten in Nederland's Indië, 39a] <Engels
verassureren verzekeren 1563 [wnt] {1.2.5}
verbaal mondeling 1548 [hws] <Frans
verbaliseren bekeuren 1886 [wnt] <Frans
verbasteren vervormd worden, bedorven worden 1597 [wnt]
verbazen* verwonderen 1658 [wnt]
verbeten* met inspanning ingehouden 1605 [wnt]
verbeuren* als straf verliezen 1237 [cg i Gent]

[pagina 1109]

[p. 1109]

verbieden* door een gebod ontzeggen 1236 [cg i 1, 28]
verbijsteren* verwarren 1361 [mnw]
verbintenis* overeenkomst 1299 [vmnw] {3.1}
verbloemen* vergoelijken 1480 [hws]
verbolgen* boos 1220-1240 [cg ii 1 Aiol]
verbouwereerd onthutst 1562 [mnw] {1.2.5}
verbreiden* verspreiden 1450 [mnw]
verbrijzelen vermorzelen 1622 [wnt]
verbruien* verknoeien 1662 [wnt]
verbum (werk)woord 1552 [wnt] <Latijn
verdagen* tot een andere dag uitstellen 1201-1300 [mnw]
verdedigen* afweren, weerleggen 1573 [Plantijn]
verdelgen vernietigen 901-1000 [wps]
verderven* rotten, te gronde richten 901-1000 [wps]
verdienste* wat men ontvangt 1360 [mnw] {1.2.5}
verdieping* ruimte tussen twee vloeren 1553 [wnt]
verdikkeme* tussenwerpsel: bastaardvloek 1895 [wnt wel v] {4.3}
verdikkie* tussenwerpsel: bastaardvloek 1898 [gvd] {4.3}
verdoemenis* eeuwige veroordeling 1285 [cg Rijmb.] {3.1}
verdomme* tussenwerpsel: bastaardvloek 1899 [wnt] {4.3}
verdommen* vervloeken 1240 [Bern.]
verdommen* vertikken 1810 [wnt]
verdonkeremanen* verduisteren 1740 [wnt]
verdorie* tussenwerpsel: bastaardvloek 1889 [wnt] {4.3}
verdrag* overeenkomst 1483 [mnw]
verdrieten* leed doen 1240 [Bern.]
verdwijnen* weggaan 1290 [cg ii 1 En.Codex]
vereffenen* schikken, betalen 1291-1292 [vmnw]
verenigen* samenvoegen 1351-1400 [mnw] {3.1}
verf* kleurstof 1375 [mnw]
verflensen* slap worden 1615 [wnt rollen]
verfoeien* verafschuwen 1539 [wnt]
verfomfaaien in wanorde brengen 1710 [wnt] <Duits
vergallen* bederven 1350 [mnw]
vergeefs* vruchteloos 1291-1300 [cg Luiks Diat.]
vergen* eisen 1350 [mnw]
vergenoegd* weltevreden 1601 [wnt]
vergeten* niet meer weten 901-1000 [wps]
vergiet* teiltje met gaten 1901 [wnt]
vergif* schadelijke stof 1485 [mnw]
vergiffenis* het vergeven 1320 [mnw] {3.1}
verguizen* beschimpen 1450 [mnw]
verguldsel* sierlaag van bladgoud 1576 [wnt]
verhalen* vertellen 1265-1270 [cg Lut.K]
verhapstukken* regelen 1885 [wnt verhakstukken]
verhaspelen* verwarren 1794 [wnt]
verhemelte* gehemelte 1494 [mnw]
verheugen* blij zijn of maken 1265-1270 [cg Lut.K]
verhippen* naar de maan lopen 1887 [wnt]
verificatie echtheidsonderzoek 1467-1490 [hws] <Frans
verifiëren de echtheid onderzoeken 1467-1490 [hws] <Frans {1.2.6/1.3}
verisme literaire stroming 1961 [gvd] <Italiaans {3.2}
verkapt verholen 1854 [wnt] <Duits
verkassen verhuizen 1708 [wnt plomp iii]
Verkavelingsvlaams* gesproken Nederlands in België tussen dialect en standaardtaal 1989 [De Coster 1999] {4.4}
verkeer voertuigen en personen die de openbare weg gebruiken 1843 [wnt] <Duits {1.4}
verkeerd* niet goed 1265-1270 [cg Lut.K]
verkikkerd* verliefd 1837 [wnt]
verklappen* vertellen wat geheim had moeten blijven 1300 [mnw]
verkneukelen, zich* zich stiekem verheugen 1812 [wnt]
verknocht* gehecht 1654 [wnt]
verknollen* verknoeien 1612 [wnt]
verkommeren wegkwijnen 1887 [wnt] <Duits
verkondigen* bekendmaken 1265-1270 [cg Lut.K] {1.2.4/3.1}
verkoper iem. die waren verkoopt 1240 [Bern.] {1.3/4.1.13}
verkouden* kou gevat hebbend 1762 [wnt]
verkrampen* door kramp samentrekken 1669 [wnt]
verkwikken* verfrissen 1281 [cg i 1, 310]
verkwisten* verspillen 1330 [mnw]
verlakken bedriegen 1521-1525 [wnt]
verlangen* begeren 1265-1270 [cg Lut.K]
verlegen* bedeesd 1704 [wnt]
verleiden* van de rechte weg afleiden 1265-1270 [cg Lut.K]
verleppen* verwelken 1619 [wnt]
verlet* verhindering 1337 [mnw]
verliezen* kwijtraken 1201-1225 [cg ii 1 Floyris]
verlinken* Bargoens: verraden 1906 [Köster Henke]
verlof* vergunning 1361 [mnw]
verloven* door trouwbelofte verbinden 1634 [wnt]

[pagina 1110]

[p. 1110]

verluchten* (een geschrift) versieren 1401-1450 [mnw]
vermaard* befaamd 1265-1270 [cg Lut.K]
vermaken* anders maken 1276-1300 [cg Lut.A]
vermaken* amuseren 1591 [wnt]
vermaledijen vervloeken 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {1.2.4/1.2.5}
vermeien, zich zich vermaken 1301-1350 [mnw]
vermenigvuldigen* een getal zo vaak nemen als door een ander is aangegeven 1562 [wnt]
vermenigvuldigen* afdrukken van een tekst maken 1793 [wnt]
vermetel* stoutmoedig 1475 [mnw]
vermicelli draadvormige meelpijpjes 1683 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2/4.1.6}
vermiljoen helderrode verfstof 1339 [mnw] <Frans {4.1.5}
verminken* beschadigen 1265-1270 [cg Lut.K]
vermits* onderschikkend voegwoord 1440 [mnw] {4.2}
vermoeden* veronderstellen 1254 [vmnw]
vermogen* macht, kracht 1291-1292 [vmnw]
vermorzelen verbrijzelen 1532 [wnt]
vermout alcoholische drank met alsem 1871 [wnt] <Frans {4.1.6}
vernachelen* beetnemen 1910 [wnt]
vernemen* horen, te weten komen 1100 [Willeram]
verneuken* bedriegen 1795 [wnt] {1.2.2}
vernielen* stukmaken 1329 [mnw]
vernietigen* vernielen, tenietdoen 1557 [wnt] {3.1}
vernikkelen van een laag nikkel voorzien 1870 [wnt]
vernikkelen verkleumen 1872 [De Coster 1998]
vernis doorzichtige lak 1384-1407 [mnw] <Frans
vernuft verstand 1400 [mnw] <Duits
veronal slaapmiddel 1910 [Sanders 1995] <Duits
veronderstellen* als waar aannemen 1755 [wnt verzwelgen]
verontreinigen* vuil maken 1553 [wnt] {3.1}
verontrusten* in onrust brengen 1605 [wnt]
verontschuldigen* van schuld vrijpleiten 1459 [mnw] {3.1}
verontwaardigd* gekrenkt 1699 [Claes Tw. 12]
verorberen* nuttigen 1710 [wnt]
veroveren* bemachtigen 1526 [wnt]
verpachten in pacht geven 1280 [vmnw] {1.2.5}
verpatsen Bargoens: beneden de prijs verkopen 1860 [moo]
verpieteren bederven 1661 [wnt]
verpieteren verkommeren 1793 [wnt]
verpleegster* ziekenverzorgster 1857 [wnt] {4.1.13}
verpletteren te pletter drukken 1588 [wnt]
verraden* verklappen, trouweloos handelen 1240 [Bern.]
verrassen* overrompelen 1254 [mnw]
verrassen* onverwacht verblijden 1784 [wnt]
verrekijker* instrument om over grote afstanden te kijken 1624 [wnt]
verrekken* lichaamsdeel ontwrichten 1562 [wnt]
verrekken sterven 1779 [wnt] <Duits {4.4}
verrel* vierde deel 1511 [wnt apotheek Suppl] {3.1}
verreweg* bijwoord van hoedanigheid: in ieder opzicht, bij lange 1451-1500 [mnw verre]
verrichten* uitvoeren 1329 [mnw]
verrinneweren vernielen 1882 [wnt verruïneeren] {1.2.5}
verroest* tussenwerpsel: bastaardvloek 1908 [wnt] {4.3}
verrukt opgetogen 1635 [wnt] <Duits
vers dichtregel 1100 [Willeram] <Frans {2.5}
vers* fris 1240 [Bern.]
versagen de moed verliezen 1265-1270 [cg Lut.K] <Duits
verschaffen bezorgen 1534 [wnt] <Duits
verschalen geur- en krachteloos worden 1469 [hws] <Nederduits {3.2}
verschalken* (door list) vangen 1320 [mnw]
verscheiden* sterven 1236 [cg i 1, 26] {4.4}
verscheidene* onbepaald voornaamwoord 1516 [wnt] {4.2}
verschiet* verte 1610 [wnt]
verschijnen* zich vertonen 1265-1270 [cg Lut.K]
verschil* onderscheid 1485 [mnw]
verschillende* onbepaald voornaamwoord 1808 [wnt] {4.2}
verschonen* van schoon goed voorzien, mooier maken 1248 [mnw]
verschonen* excuseren 1560 [wnt]
versie uitvoering 1831 [wnt] <Frans
versieren tooien 1285 [cg Rijmb.]
versificatie versbouw 1782 [wnt] <Frans
versificeren verzen maken 1838 [wnt] <Latijn
versjacheren verkwanselen 1665 [wnt]
versjteren verknoeien 1906 [wnt] <Jiddisch {3.2}
verslag* mededeling 1451-1500 [mnw]
verslinden* verzwelgen 1240 [Bern.]
versnapering* lekkernij 1637 [wnt]
verso bijwoord: op de achterzijde 1563 [wnt] <Latijn

[pagina 1111]

[p. 1111]

verspenen* verplanten om afstand tussen de plantjes te krijgen 1856 [wnt]
versperren* afsluiten door het plaatsen van een hindernis 1338 [mnw]
verstaan* horen, begrijpen 1200 [cg ii 1 Servas]
verstand* denkvermogen 1345 [mnw]
verstandskies* elk der vier achterste kiezen 1868 [wnt]
verstek* afwezigheid bij rechtszitting 1551-1600 [wnt]
verstek* schuine stootnaad aan houtwerk 1702 [wnt inloopen]
versteld* verbaasd 1635 [wnt]
verstellen* repareren van kleding 1412 [mnw]
verstoken* zonder 1750 [wnt]
verstokt* verhard 1573 [Plantijn]
verstolen* heimelijk 1240 [Bern.]
verstoppertje* spel waarbij iemand zich verstopt 1853 [wnt] {4.1.18}
versus voorzetsel 1937 [Ter Laan, Beknopte Ned. Enc. 645a] <Engels of Latijn {4.2}
vertalen* van de ene taal in de andere overbrengen 1526 [wnt]
vertebraal tot de wervels behorend 1832 [wei] <me Latijn
vertebraat gewerveld dier 1886 [wnt]
vertegenwoordigen* handelen in naam van een ander 1798 [wnt]
verteren* in de maag verwerken 901-1000 [wps]
verticaal loodrecht 1614 [wnt] <Frans
vertier* bedrijvigheid, afleiding 1806 [wnt]
vertikken* weigeren te doen 1884 [gvd]
vertrek* kamer 1567 [wnt]
vertrekken* weggaan 1287 [cg NatBl]
vertrossing steeds meer op amusem*nt en minder op educatie gericht zijn 1973 [Van Gelder 1993] {4.4}
vertrouwen* rekenen op 1556 [wnt]
vertrouwensman iem. die in vertrouwen als tussenpersoon optreedt 1909 [wnt] <Duits {1.4}
vervaard* bevreesd 1240 [Bern.]
vervangen* de plaats innemen van 1273 [cg i 1, 225]
verve geestdrift 1847 [wnt] <Frans
vervelen* niet boeien, te veel zijn 1350 [mnw]
verven* een kleur geven 1165 [Rey] {2.2}
verwaand* hoogmoedig 1270-1290 [cg ii Nederrijns Moraalb.]
verwaarlozen veronachtzamen 1532 [wnt] <Duits
verwant geparenteerd 1588 [wnt] <Nederduits {3.2}
verwarren* in de war brengen, in de war maken 1285 [cg Rijmb.]
verwaten* trots 1679 [wnt]
Verweggistan denkbeeldig ver land 1971-1975 [Donald Duck-redactie] {4.4}
verwelken* verflensen 1351-1400 [mnw]
verweren* aangetast worden door het weer 1678 [wnt]
verweren, zich* zich verdedigen 1254 [vmnw]
verwezen* onthutst, verslagen 1544 [wnt]
verwijderen* op een afstand plaatsen 1642 [wnt]
verwijlen vertoeven 1580 [wnt] <Duits
verwittigen* doen weten 1511 [wnt] {3.1}
verwoed* fervent 1921 [wnt]
verzadigen* ten volle voeden 1562 [wnt] {3.1}
verzaken* zich afkeren, afvallig worden 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5}
verzamelen vergaren 1444 [mnw] <Duits
verzenen* hielen 901-1000 [wps]
verzet* tegenstand 1850 [wnt]
verzetje* ontspanning 1806 [wnt]
verzuimen* nalaten 1240 [Bern.]
vesper voorlaatste daggetijde van brevier 1236 [cg i 1, 25] <Latijn
vest kledingstuk 1685 [wnt] <Frans
vestiaire garderobe 1914 [wnt] <Frans
vestibule voorportaal 1782 [wnt Bijv.+verb.] <Frans
vestigen* stichten, nederzetten 1323 [mnw] {3.1}
vesting* versterkte plaats 1267 [cg i 1, 96]
vet* weefsel tussen vlees 1287 [cg NatBl] {4.1.6}
vet* bijwoord van hoedanigheid: in hoge mate 1989 [Hofkamp&Westerman] {1.2.1/3.1}
vete* traditionele haat 1265-1270 [cg Lut.K]
veter* koord 1191-1200 [Rey] {2.2}
veteraan oud-militair 1823 [wnt] <Latijn {4.1.14}
veteranenziekte soort longontsteking 1983 [Picarta: titel van H.C. Bartlema]
veterinair diergeneeskundig 1824 [wnt] <Frans
veto verbod 1778 [wnt] <Latijn
ve-tsin uit soja-eiwit gewonnen poeder 1992 [gvd] <Chinees {3.2}
veulen* jong paard 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.1.3}
vezel* draadvormig deeltje 1588 [wnt] {3.1}
V-hals V-vormig uitgesneden hals 1958 [Aanv wnt] <L {3.4/5}
via voorzetsel 1847 [wnt] <Engels {4.2}
viaduct brug 1844 [wnt]
viagra erectiepil 1998 [De Coster 1999] <Engels
via via door een tussenpersoon 1952 [wnt] {3.1}
vibrafoon slaginstrument 1934 [wnt] {4.1.16}

[pagina 1112]

[p. 1112]

vibratie trilling 1740 [Stammetz-La Bordus, Wisk. Wrdb.] <Frans
vibrato bijwoord: trillend 1847 [wnt] <Italiaans {3.2}
vibrator trillend lichaam 1906 [wnt] <me Latijn
vibreren trillen 1824 [wnt] <Frans
vicariaat ambtsgebied van een vicaris 1864 [wnt] <Frans
vicaris plaatsvervanger van bisschop of pastoor 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.8}
vice-admiraal bevelhebber van oorlogsvloot staande onder de admiraal 1552 [wnt] <Frans {4.1.14}
vice versa bijwoord: heen en terug 1621 [wnt] <Latijn
vicieus gebrekkig 1553 [wnt] <Frans
victoria type damesrijtuig 1872 [Sanders 1993] <Engels {4.1.10}
victorie overwinning 1470 [mnw] <Latijn
victualie levensmiddelen 1280 [cg i 1, 520] <Frans of Latijn
vicuña hoefdier 1777 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.3}
vide leegte (in bouwkunde) 1964 [Aanv wnt] <Frans {3.2}
videoclip promotiefilmpje voor een popsong 1990 [De Coster 1999] <Engels
videorecorder apparaat dat tv-programma's opneemt 1970 [Recht voor raap] <Engels {4.1.17}
vief levendig 1735 [wnt] <Frans
vier* telwoord 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.2}
vieren feesten 1285 [cg Rijmb.] <Latijn
vieren een touw laten uitlopen 1567 [wnt] <Fries {3.2}
viering middenstuk van kruiskerk 1907 [wnt] <Duits
vierschaar* rechtbank 1153 [Taal en Tongval 12, 1999, 35ff] {2.4/3.1}
viertel* een maat 1083 [Slicher] {2.4/3.1}
viervoetig* met vier voeten 1240 [vmnw] {3.1}
vies vuil 1617 [wnt] <? {3.5}
vieux Hollandse cognac 1961 [Van Riel, Kroegwoordenschat] {4.1.6}
viewer optisch toestel 1961 [Aanv wnt] <Engels
viezevazen* wissewasjes 1437 [mnw] {3.1}
vigeren gelden 1553 [wnt] <Latijn
viggen* big 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.1.3}
vigilante huurrijtuig 1843 [wnt] <Frans {4.1.10}
vignet boekversiering, embleem 1520 [wnt] <Frans
vijand* persoon die een ander haat 901-1000 [wps]
vijf* telwoord 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.2}
vijfenvijftigplusser, 55+'er iemand die boven de 55 jaar is 1974 [R75] <L {3.4/4.1.4}
vijfenzestigplusser, 65+'er iemand die boven de 65 jaar is 1974 [R75] <L {3.4/4.1.4}
vijfledig* met vijf geledingen 1477 [mnw] {3.1}
vijftien* telwoord 1237 [cg i Gent] {4.2}
vijftig* telwoord 1236 [cg i 1, 25] {4.2}
vijg schijnvrucht 1100 [Willeram] <Frans {2.5/4.1.2}
vijl* slijpwerktuig 1240 [Bern.]
vijver waterbekken 1336-1339 [mnw] <Frans
vijzel windas 1465 [mnw]
vijzel* stampvat 1478 [mnw] {3.1}
vilein gemeen 1301-1350 [mnw] <Frans
villa landhuis 1824 [wei] <Italiaans {3.2}
villanella lied over eenvoudig onderwerp 1847 [kku] <Italiaans {3.2}
villen* huid afstropen 1240 [Bern.]
vilt* stof van haren 1091-1100 [Rey] {2.2/4.1.9}
vin* zwemorgaan van vis 1285 [cg Rijmb.]
vinaigrette saus 1847 [kku] <Frans {4.1.6}
vinden* aantreffen 901-1000 [wps]
vinger* grijporgaan aan hand 1100 [Willeram]
vink* zangvogel 1270 [cg i] {3.1}
vinnig* scherp, bijtend 1285 [cg Rijmb.]
vinyl kunststof 1950 [wnt] {4.1.9}
violent heftig 1485 [mnw] <Frans
violet kleurnaam 1240 [Bern.] <Frans {4.1.5}
violino snaarinstrument 1628 [wnt] <Italiaans {3.2/4.1.16}
violist vioolspeler 1664 [wnt] <Frans
violoncel snaarinstrument 1747 [wnt] <Frans {4.1.16}
viool plant 1240 [Bern.] <Frans
viool snaarinstrument 1555 [wnt] <Frans {4.1.16}
vip zeer belangrijk persoon 1949 [Aanv wnt] <Engels
virginaal maagdelijk 1553 [wnt] <Frans
viriel mannelijk 1555 [wnt zwerk] <Frans
viriliteit mannelijkheid 1669 [mey] <Frans
virtueel innerlijk of schijnbaar aanwezig 1847 [wnt] <Frans
virtueel schijnbaar bestaand dankzij software 1993 [De Coster 1999] <Engels
virtuoos uitblinker 1824 [wnt] <Frans
virtuositeit meesterschap 1824 [wnt] <Frans
virulent venijnig 1690 [wnt] <Frans
virus ziekteverwekker 1663 [wnt] <Latijn
virus schadelijk computerprogramma dat ongewild wordt gekopieerd 1989 [De Coster 1999] <Engels
vis* in water levend koudbloedig dier met kieuwen 1220-1240 [cg ii 1 Aiol]

[pagina 1113]

[p. 1113]

visagist adviseur voor gezichtsopmaak 1970 [gvd] <Frans {3.2/4.1.13}
vis-à-vis voorzetsel 1776 [wnt] <Frans {4.2}
viscose grondstof voor kunstvezels 1907 [wnt] <Engels
viscositeit kleverigheid 1832 [wei] <Frans
visie kijk 1276-1300 [cg Lut.A] <Latijn
visioen innerlijk gezicht 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans {1.2.6}
visionair ziende in visioenen 1824 [wei] <Frans
visitatie onderzoek 1291-1300 [cg Luiks Diat.] <Frans
visite bezoek 1630 [wnt] <Frans
visiteren bezoeken, onderzoeken 1240 [Bern.] <Frans
viskeus stroperig 1553 [wnt] <Frans
visotter* marterachtige 1781 [wnt] {4.1.3}
vista gezicht 1579 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2}
visualiseren zichtbaar maken 1936 [wnt] <Engels
visueel m.b.t. het gezicht 1847 [kku] <Frans
visum reisvergunning 1950 [gvd]
vitaal levenskrachtig 1553 [wnt] <Frans
vitalisme leer van het bestaan van een specifieke levenskracht 1886 [kku] <Frans
vitaliteit levenskracht 1824 [wnt] <Frans
vitamine voor organisme noodzakelijke stof 1918 [wnt]
vitrage glasgordijn 1858 [wnt inkijk] <Frans
vitrine glazen kast 1875 [wnt] <Frans {4.1.9}
vitriool zwavelzuur 1351 [mnw] <Frans
vitten* kleingeestige aanmerkingen maken 1682 [wnt]
viva tussenwerpsel: leve! 1688 [wnt] <Italiaans {3.2/4.3}
vivace levendig 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2}
vivisectie proefneming op levende dieren 1847 [wnt]
vizier helmklep 1350 [mnw] <Frans {4.1.14}
vizier grootwaardigheidsbekleder 1625 [wnt] <Turks {3.2}
vla* dik melkgerecht 1779 [wnt] {4.1.6}
vlaag* plotselinge windstoot 1287 [cg NatBl] {4.1.1}
vlaag* opwelling 1450 [mnw]
vlaai* gebak 1540 [mnw] {4.1.6}
vlaflip nagerecht 1963 [Burger en De Jong 161] {4.1.6/4.4}
vlag* stuk doek als onderscheidingsteken 1415 [mnw]
vlak* platte kant 1561 [wnt]
vlakte* vlak terrein 1637 [wnt] {3.1}
vlam tongvormig verbrandingsverschijnsel 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans
vlammenwerper wapen dat een vlam spuit 1917 [wnt] <Duits {3.2/4.1.14}
vlas* plantengeslacht 1240 [Bern.]
vlassen* vlas bereiden 1415 [mnw]
vlecht* gevlochten hoofdhaar, streng 1240 [Bern.]
vleermuis* handvleugelig zoogdier 1240 [Bern.] {3.1/4.1.3}
vlees* spierweefsel 901-1000 [wps] {4.1.6}
vleet* net 1535 [wnt]
vlegel lange stok, dorsvlegel 1351 [mnw] <Latijn {1.2.3}
vlegel lomperd 1657 [wnt] {1.2.3}
vleien* flemen 1265-1270 [cg Lut.K]
vlek* smet 1240 [Bern.]
vlerk* vleugel 1285 [cg Rijmb.]
vlerk* vlegel 1840 [wnt]
vlet* vaartuig 1287 [mnw] {4.1.11}
vleug* haarrichting 1769 [wnt]
vleug* zweempje 1785 [wnt]
vleugel* lichaamsdeel om mee te vliegen 1240 [Bern.] {3.1}
vlieboot scheepstype 1575 [wnt] <? {3.5/4.1.11}
vlieden* vluchten, voorbijgaan 1240 [Bern.] {1.2.4}
vlieg* insect 1240 [Bern.]
vliegas stuifas 1842 [wnt] <Duits
vliegen* zich in de lucht voortbewegen 901-1000 [wps]
vliegenier piloot 1910 [De Vooys 1911]
vliegensvlug* bijwoord: zeer snel 1840 [wnt]
vliegenzwam* giftige paddestoel 1848 [wnt]
vlieger* latwerk met papier 1625 [wnt] {4.1.18}
vliegtuig* vliegmachine met vaste vleugels 1911 [wnt] {1.1/1.2.3/4.1.10}
vlier* plantengeslacht uit de kamperfoeliefamilie 639 [Claes] {2.3}
vliering verdieping boven een zolder 1617 [wnt]
vlies* vel, membraan 1288 [cg i 2, 1337]
vliet* stroompje 918-948 [Claes] {2.3}
vlieten* stromen 1220-1240 [cg ii 1 Aiol]
vlijen* ordelijk of gemakkelijk neerleggen 1343-1346 [mnw]
vlijt* ijver 1285 [cg Rijmb.]
vlijtig liesje plant 1941 [wnt] <Duits {3.2}
vlinder* insect 1567 [wnt]
vlizotrap uittrekbare trap naar vliering of zolder 1955 [Bouwk. enc., ‘Informatief gedeelte’] <L {3.4}
vlo* insect 1287 [cg NatBl]
vloed* wassend water, stroom 901-1000 [wps]

[pagina 1114]

[p. 1114]

vloeien* stromen 1240 [Bern.]
vloeistof* vocht 1736 [wnt]
vloeken* godslasteringen gebruiken 1240 [Bern.]
vloer* bodem 1265-1270 [cg Lut.K]
vlok* plukje 1240 [Bern.]
vlonder* losse houten brug 1580 [wnt]
vloot* samen varende schepen 1376-1400 [mnw] {4.1.11}
vloot* tobbetje, kuipje 1376-1400 [mnw]
vlot* drijvend plankier 1485 [mnw] {4.1.11}
vlot* drijvend, vloeiend 1517 [wnt]
vlotten* drijven 1240 [Bern.]
vlotten* voorspoedig verlopen 1636 [wnt]
vlucht* ontvluchting 901-1000 [wps]
vlucht* het vliegen 1287 [cg NatBl]
vluchten* weggaan van gevaar 1285 [cg Rijmb.]
vluchtig* vergankelijk 1485 [mnw]
vlug* snel 1287 [cg NatBl]
vlugschrift pamflet 1830 [wnt] <Duits
vocaal klinker 1240 [Bern.] <Frans
vocabulaire woordenboek, woordenschat 1553 [wnt] <Frans
vocaliseren vocalises oefenen 1739 [wnt] <Frans
vocalist optredend zanger 1751 [wnt] <Frans
vocatief naamval van de aangesproken persoon, vijfde naamval 1638 [Ruijs] <Latijn
vocht* vloeistof 1477 [Teuth.] {4.1.6}
vod* lor 1552 [wnt]
voeden* voedsel geven 1240 [Bern.]
voeder* voedsel 1160 [Rey] {2.2}
voederen* van voer voorzien 1400 [mnw] {3.1}
voedsel* spijs 1287 [cg NatBl]
voedster* vrouw die voedt 1287 [cg NatBl] {4.1.13}
voeg* naad waar stenen bijeenkomen 1522 [wnt]
voegen* verbinden 1100 [Willeram]
voegwoord* conjunctie 1666 [wnt]
voelen* via tastzin gewaarworden 1350 [mnw]
voer* wagenvracht 1285 [mnw]
voer* voedsel 1519 [wnt]
voeren* leiden, vervoeren 1240 [Bern.]
voeren* van binnen bekleden 1376-1400 [mnw] {1.2.5}
voertuig* gestel op wielen voor vervoer 1707 [wnt] {4.1.10}
voet* lichaamsdeel waarop men staat 901-1000 [wps]
voetbal leren bal voor de voetbalsport 1648 [wnt] <Engels {3.2}
voetbal voetbalsport 1879 [wp] <Engels {4.1.18}
voetlicht lampen aan de onderkant van het voortoneel 1792 [wnt] <Engels {3.2}
voetstoots* bijwoord van modaliteit: zomaar 1862 [wnt] {3.1}
voetveeg* iem. die alles moet verduren 1561 [wnt]
vogel* gewerveld dier met veren 701-800 [Lex Salica] {2.2}
vogelbekdier waterzoogdier 1803 [wnt vogel] {4.1.3}
vogelen* neuken 1287 [cg NatBl] {4.4}
vogelvrij rechteloos 1681 [wnt] <Duits
vogue mode 1602 [wnt] <Frans
voicemail antwoordapparaat ingebouwd in het telefoonnetwerk 1996 [De Coster 1999] <Engels {4.1.17}
voice-over commentaarstem bij een film 1989 [Peptalk] <Engels
voice portal telefonische toegang van abonnees tot informatieforums op internet door middel van stemherkenning 2000 [Sanders 2001] <Engels
voilà tussenwerpsel: ziedaar 1847 [kku] <Frans {4.3}
voile sluier 1689 [wnt] <Frans
vol* gevuld 901-1000 [wps]
vol-au-vent pastei 1866 [wnt] <Frans {4.1.6}
volbloed* van onvermengd ras 1849 [wnt] {3.1}
voldaan* tevreden 1350 [mnw]
volgen* achternagaan 1240 [Bern.]
volgens* voorzetsel 1599 [wnt] {4.2}
volharden* doorgaan met 1240 [Bern.]
volhouden* handhaven 1458 [hws]
volière vogelhuis 1694 [wnt] <Frans
volk* stam, bewoners van een staat 901-1000 [wps]
volkomen* geheel 1240 [Bern.]
volkorenbrood brood van ongebuild meel 1951 [wnt vitamine] <Duits {3.2/4.1.6}
volksdans regionale of nationale dans 1841 [wnt volk] {4.1.15}
volksetymologie vervorming van woorden om ze begrijpelijk te maken 1941 [wnt verbasteren] <Duits {3.2}
volksgenoot die tot hetzelfde volk behoort 1844 [wnt] <Duits
volkslied lied dat leeft bij het volk en door overlevering wordt voortgegeven 1812 [wnt] <Duits {3.2}
volkslied* nationale hymne 1815 [wnt]
volksmuziek regionale muziek 1862 [Aanv wnt] {4.1.16}
volledig* geheel 1729 [wnt]

[pagina 1115]

[p. 1115]

vollen wol bewerken 1276-1300 [cg i 4, 2882] <Latijn
volleren een bal terugslaan voordat deze de grond raakt 1924 [Aanv wnt] <Engels
volley terugslaan van een bal voor hij de grond geraakt heeft 1890 [wnt] <Engels
volleybal balspel 1938 [Aanv wnt] <Engels {4.1.18}
volmacht* lastgeving 1372 [mnw]
volmondig* zonder restrictie 1611 [wnt]
volontair vrijwilliger 1596 [wnt] <Frans
volslagen* volkomen 1613 [wnt]
volslank slank met enigszins geronde vormen 1958 [Aanv wnt] <Duits {3.2}
volstaan* volharden, voldoende zijn 1291-1300 [cg Luiks Diat.]
volstrekt* onbeperkt, absoluut 1664 [wnt]
volt eenheid van spanning 1894 [wnt wisselstroom]
volta wending 1847 [kku] <Italiaans {3.2}
voltage spanning uitgedrukt in volt 1930 [Brandt en De Haan] <Frans
voltaire fauteuil 1848 [wnt] <Frans {1.4/4.1.9}
voltallig* compleet 1727 [wnt]
volte wending 1654 [wnt] <Frans
voltooien* afmaken 1561 [wnt]
voltreffer projectiel dat het doel precies raakt 1933 [wnt rail] <Duits {1.4}
voltrekken* volvoeren 1368 [mnw]
volume boek 1529 [wnt] <Frans of Latijn
volume inhoud 1587 [wnt] <Frans
volumineus omvangrijk 1690 [wnt] <Frans
voluptueus wulps 1548 [wnt] <Frans
volwaardig de volle waarde hebbend 1622 [wnt] <Duits
volwassen* volgroeid 1376 [mnw] {4.1.4}
vomeren braken 1654 [wnt] <Latijn {4.4}
vondeling* gevonden kind 1350 [mnw] {4.1.4}
vondst* het vinden, het gevondene 1844 [wnt] {3.1}
vonk* vuursprank 1348 [mnw]
vonnis* rechterlijke uitspraak 1237 [cg i 1, 30] {3.1}
voodoo religieuze tovenarij 1938 [Aanv wnt] <Engels
voogd belangenbehartiger van minderjarige 1237 [cg i 1, 39] <me Latijn {4.1.4}
voogdij functie van voogd 1252 [mnw]
voor* voorzetsel 901-1000 [wps] {2.5/4.2}
vooravond begin van de avond 1566 [wnt] <Duits {4.1.7}
voorbarig* te haastig 1605 [wnt] {1.2.3}
voorbeeld* beeld om nagedaan te worden 1526 [wnt]
voorbij* bijwoord van richting 1267 [vmnw]
voorbij* voorzetsel 1445 [mnw] {4.2}
voordat* onderschikkend voegwoord 1524 [wnt] {4.2}
voorde* doorwaadbare plaats 779 [Claes] {2.3}
voordeel* winst 1240 [Bern.] {3.1}
voorgeborchte* voorportaal van de hel 1464 [mnw]
voorhanden* beschikbaar 1560 [Bijbel van Biestkens]
voorhoede* voorste deel (van een leger) 1470 [mnw] {4.1.14}
voorhuid huidplooi die de eikel bedekt 1526 [wnt] <Duits
voorjaar* lente 1401-1500 [mnw] {4.1.7}
voorlopig voorshands 1788 [wnt] <Duits
voorn* beenvis 1377-1378 [mnw]
voornaam* aanzienlijk 1556 [wnt]
vooroordeel* op neiging berustend oordeel 1562 [wnt]
voorraad voorhanden hoeveelheid 1562 [wnt] <Duits
voorspellen* profeteren 1330 [mnw]
voorspoed* succes 1301-1400 [mnw] {3.1}
voort* bijwoord van richting: vooruit 901-1000 [wps]
voorts* bijwoord van modaliteit: bovendien 1288 [cg i Eeklo] {3.1/5}
voortvarend* snel doorzettend 1603 [wnt]
voortvluchtig* vluchtend 1516 [wnt]
voorwaar* bijwoord van modaliteit: stellig 1291-1300 [cg Luiks Diat.]
voorwaarde* beding 1260 [cg i 1, 72] {3.1}
voorwerp* zaak 1461 [mnw]
voorwoord woord vooraf 1838 [wnt] <Duits
voorzaat* voorvader 1265-1270 [cg Lut.K] {3.1/4.1.4}
voorzetsel* prepositie 1649 [Ruijs]
voorzichtig* behoedzaam, omzichtig 1583 [wnt]
voorzienigheid* het tevoren beschikken 1287 [cg NatBl]
voorzitter* leider van vergadering 1477 [Teuth.]
voorzover* onderschikkend voegwoord 1747 [wnt] {4.2}
voos* bedorven 1579 [wnt]
vorderen* eisen 1100 [Willeram]
vorderen* vooruitkomen 1477 [Teuth.]
vore* insnijding van ploeg 1240 [Bern.]
vork getand werktuig 1240 [Bern.] <Frans
vorm uiterlijke gedaante 1236 [cg i 1, 21] <Frans
vormen het vormsel toedienen 1433 [mnw]
vormen gestalte geven 1461 [mnw]
vormsel een sacrament 1410 [mnw]

[pagina 1116]

[p. 1116]

vors* kikvorsachtige 1240 [Bern.]
vorsen onderzoeken 1416 [mnw] <Duits
vorser wetenschappelijk onderzoeker 1924 [Aanv wnt] <Duits {3.2}
vorst bos, woud 856 [Claes] <me Latijn {2.3}
vorst* nok van een dak 1135 [Rey] {2.2}
vorst* monarch 1240 [Bern.]
vorst* vriezend weer 1240 [Bern.] {4.1.1}
vos* hondachtige 901-1000 [wps] {4.1.3}
voteren stemmen 1685 [wnt] <Frans
votum gelofte, uitspraak 1593 [wnt] <Latijn
voucher tegoedbon 1929 [Aanv wnt] <Engels
vouwen* delen over elkaar leggen 1277 [cg i 1, 362]
vouwstoel* opvouwbare stoel 1080 [Rey] {2.2/3.1/4.1.9}
voyeur gluurder 1923 [Aanv wnt] <Frans
voyeurisme het optreden als voyeur 1953 [Aanv wnt] <Frans {3.2}
vozen neuken 1937 [Aanv wnt] <Duits {4.4}
vraagbaak iemand die antwoord kan geven op moeilijke vragen 1635 [wnt]
vracht* lading, last 1286 [cg i 2, 1162]
vragen* verzoeken 1100 [Willeram]
vrede* toestand van rust 815 [Slicher] {2.4}
vreemd* uitheems, zonderling 1237 [cg i 1, 35]
vreemdeling onbekende 1525 [wnt] <Duits
vreemdgaan overspel plegen 1931-1935 [wnt] <Duits {4.4}
vrees* angst 1240 [Bern.]
vrek* gierigaard 1265-1270 [cg Lut.K]
vreten* (gulzig) eten 1437 [mnw]
vreugde* blijdschap 1348 [mnw]
vrezen* bang zijn voor 1285 [cg Rijmb.]
vriend* kameraad 1100 [Willeram]
vrieskast apparaat om levensmiddelen in te vriezen 1914 [Aanv wnt] {4.1.9}
vriezen* het heersen van vorst 1240 [Bern.]
vrij* niet belemmerd, niet onderworpen of bezet 701-800 [Lex Salica] {2.2}
vrijage vrijerij 1573 [wnt]
vrijbuiter* kaper, avonturier 1572 [wnt]
vrijdag* zesde dag van de week 1263 [cg i 1, 81] {3.1/4.1.7}
vrijdenker* die het denken los wil maken van het kerkgezag 1789 [Holtrop, New Engl. and Dutch dict. (free-thinker)]
vrijen* minnekozen 1240 [Bern.]
vrijen* seksuele omgang hebben 1969 [Haring Arie, Tweede Boek] {3.1/4.4}
vrijgezel* ongehuwde man of vrouw 1747 [wnt] {4.1.4}
vrijhandel* handel vrij van overheidsbelemmeringen 1851 [wnt]
vrijmetselaar lid van de vrijmetselarij 1776 [wnt]
vrijmoedig* niet beschroomd 1598 [wnt]
vrijpostig brutaal 1656 [wnt]
vrijstaat vrije republiek 1719 [wnt wel v] <Duits
vrijthof* omheinde plaats 901-1000 [wps] {3.1}
vrijwaren* behoeden 1376 [mnw]
vrijwillig niet gedwongen 1526 [wnt] <Duits {3.1}
vrijzinnig ondogmatisch 1830 [wnt] <Duits
vrille tolvlucht 1930 [Brandt en De Haan] <Frans
vroed* wijs 1210-1240 [cg i 1, 8]
vroedvrouw* verloskundige 1374-1394 [mnw] {4.1.13}
vroeg* aan het begin, tijdig 1240 [Bern.]
vrolijk* blij 1200 [cg ii 1 Servas]
vroom* godvruchtig 1567 [wnt] {1.2.3}
vroon* aan de landsheer behorend viswater 918-948 [Claes] {2.3}
vrouw* mens van vrouwelijk geslacht 1240 [Bern.] {4.1.4}
vrouw* echtgenote 1512 [wnt] {4.1.4}
vrouw* naam van een speelkaart 1720 [wnt] {4.1.18}
vrouwspersoon* vrouw (meestal minachtend) 1554 [wnt]
vrucht ooft, ongeboren jong 901-1000 [wps] <Latijn {2.5/4.1.2}
vruchtbaar vruchten, jongen of resultaten voortbrengend 1301-1400 [mnw]
vruchten* vrezen 901-1000 [wps] {1.2.4}
vruchtgebruik recht op de opbrengst van andermans goed 1581 [wnt]
V-snaar drijfriem met V-vormige doorsnee 1952 [Aanv wnt] <L {3.4}
vuig* gemeen 1618 [wnt]
vuil* vies 1200 [Künzel] {2.3}
vuilak* smeerpoets 1568 [wnt vuilik]
vuilnis* vuil, afval 1400 [mnw] {1.2.4/3.1}
vuist* dichtgesloten hand 1237 [cg i 1, 34]
vuistregel globale regel 1944 [Aanv wnt] <Duits {3.2}
Vulgaat, Vulgata door r.-k. Kerk aanvaarde bijbelvertaling van Hiëronymus 1732 [wnt] <Latijn
vulgair laag bij de grond 1836 [wnt] <Frans
vulgarisme vulgaire uitdrukking 1847 [kku] <Frans
vulgariteit platheid 1824 [wei] <Frans
vulkaan vuurspuwende berg 1401-1450 [mnw] <Latijn
vullen* vol maken 1240 [Bern.]

[pagina 1117]

[p. 1117]

vullis* vuilnis als scheldwoord 1644 [wnt] {1.2.4}
vulpen pen met inktreservoir 1898 [wnt]
vulva schaamspleet 1726 [wnt vrouwelijk] <Latijn {3.2}
vuns* muf, verdorven 1401-1425 [mnw]
vuren van vurenhout 1285 [mnw] <Oudnoor(d)s {3.2}
vutter iemand die vervroegd met pensioen is 1982 [R84] <L {3.4/4.1.4}
vuur* lichtend verschijnsel bij brand 901-1000 [wps]
vuurwerk lichtgevende, ontploffende voorwerpen die bij feestelijke gelegenheden worden aangestoken 1591-1600 [wnt] <Duits
waag* weegtoestel 901-1000 [wps]
waaghals* iemand die alles durft 1482 [tntl 1956, 308]
waai* kolk 1139 [Künzel] {2.3}
waaien* blazen (van wind) 1100 [Willeram]
waal* poel, kolk 901-1000 [wps]
waanzin krankzinnigheid 1832 [wnt] <Duits {4.4}
waar* bijwoord van plaats 1237 [cg i 1, 30]
waar* echt 1240 [Bern.]
waar* koopwaar 1285 [cg Rijmb.]
waarborg* onderpand of andere zekerheid 1328 [mnw] {3.1}
waard* laag liggend land 1062 [Claes] {2.3}
waard* de genoemde prijs hebbend 1100 [Willeram]
waard* kastelein 1240 [Bern.] {4.1.13}
waardepapier papier met geldswaarde 1920 [wnt waarde i] <Duits {1.4/3.2}
waarnemen* bemerken 1200 [cg ii 1 Servas]
waarnemen* tijdelijk bekleden (van ambt) 1734 [wnt]
waarschijnlijk* bijwoord en bijvoeglijk naamwoord: denkelijk 1540 [wnt]
waarschuwen* op gevaar opmerkzaam maken 1285 [cg Rijmb.]
waas* nevelsluier 1817 [wnt] {4.1.1}
wablief* tussenwerpsel: vragende uitroep 1887 [wnt] {4.3}
wacht* het waken 1080 [Rey] {2.2}
wacht* groep personen die iets of iemand bewaakt 1522 [wnt] {4.1.14}
wachten* blijven 1080 [Rey] {2.2}
wachtmeester onderofficier 1556 [wnt] {4.1.14}
wad* doorwaadbare plaats 107 [Claes] {2.1}
wade* kleed om iets te bedekken 1327 [mnw]
waden* door ondiep water gaan 1265-1270 [cg Lut.K]
wadjan(g) Indonesische braadpan 1974 [Culinaire Enc.] <Indonesisch {3.2}
wafel* gebak 1450 [mnw] {3.1/4.1.6}
wagen* voertuig 838 [Claes] {2.3/4.1.10}
wagen* riskeren 1220-1240 [cg ii 1 Aiol]
wagenwijd bijwoord van hoedanigheid: zeer wijd 1729 [wnt] <Duits
waggelen* wankelen 1430 [hws] {3.1}
wagon spoorwagen 1835 [wnt] <Frans
wagon-lit slaapwagen 1912 [kku] <Frans
wajang Javaans poppenspel 1642 [wnt] <Javaans {3.2}
wak* open plek in ijs 1451-1500 [mnw]
wakaman kerel die stoer rondloopt en leeft van hosselen 1979 [E. Cairo, Temekoe 40] <Sranantongo {3.2}
waken* niet (gaan) slapen 901-1000 [wps]
wakker* niet slapend 1240 [Bern.]
wal verhoging 1240 [Bern.] <Latijn {3.2}
waldenzen godsdienstige sekte 1566 [wnt uitbarsten] <me Latijn {4.1.8}
waldhoorn blaasinstrument 1655 [wnt] <Duits {3.2/4.1.16}
walgen* afkeer voelen 1240 [Bern.]
walhalla paradijs 1800 [wnt wederom] <Duits
walken* vollen 1351 [mnw]
walkie-talkie portofoon 1953 [Aanv wnt] <Engels {3.1/4.1.17}
walkman cassetterecorder met koptelefoon 1979 [Prisma audio/video] <Engels {1.2.5/4.1.17}
wallaby buideldier 1968 [kwt] <Engels {4.1.3}
walm* damp 1287 [cg NatBl] {3.1/4.1.1}
walnoot okkernoot 1477 [Teuth.] {4.1.2}
walrus zeeroofdier 1594 [tntl 1975, 91, 6] <Zweeds {3.2/4.1.3}
wals machine om te pletten 1750 [wnt] <Duits
wals dans en muziek in driedelige maatsoort 1811 [wnt] <Duits {4.1.15}
walschot* spermaceti, witte amber 1470 [mnw]
walvis* walvisachtige 1163 [Taal en Tongval 12, 1999, 35ff] {1.2.6/1.3/2.4/3.1/4.1.3}
wam tussenwerpsel: nabootsing van geluid 1970 [Recht voor raap: wham] <Engels {5}
wambuis kledingstuk 1317 [mnw] <Frans {1.2.3}
wan mand voor korenzuivering 847 [Claes] <Latijn {2.3/5}
wand* afscheiding 901-1000 [wps]
wandaad* slechte daad 1790 [wnt]
wandelen* lopen 1240 [Bern.] {3.1}
wanen* zich verbeelden 901-1000 [wps]
wang* zijkant van gezicht 1240 [Bern.]
wankel* niet vast 1285 [cg Rijmb.]

[pagina 1118]

[p. 1118]

wankelen* onvast gaan 1240 [Bern.]
wankelmotor motor met draaiende zuigers 1976 [gvd] {4.1.10}
wanneer* onderschikkend voegwoord 1300 [mnw] {4.2}
wanneer* bijwoord van tijd 1321 [mnw] {4.1.7}
want* nevenschikkend voegwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2}
want* handschoen zonder vingers 1080 [Rey] {2.2}
want* touwwerk 1494-1512 [hws]
wantrouwen* mistrouwen, achterdocht 1573 [mnw]
wants wandluis 1766 [wnt] <Duits
wap mobiele internetcommunicatie 1999 [Sanders 2000] <Engels {4.1.17}
wapen* strijdwerktuig 1237 [cg i 1, 32] {1.3/4.1.14}
wapitihert herkauwer 1950 [gvd] {1.2.4/1.2.5/4.1.3}
wapperen* fladderen 1479 [mnw] {3.1}
waratje* bijwoord van modaliteit: waarachtig 1694 [wnt]
waren* dwalen 1613 [wnt]
warenhuis grootwinkelbedrijf 1906 [wnt] <Duits
warm* met hoge temperatuur 1240 [Bern.]
warmte* het warm-zijn 1301-1350 [mnw] {3.1}
warrant volmacht 1684 [wnt] <Engels {3.2}
warrelen* zich door elkaar bewegen 1660 [wnt] {3.1}
warrigal hondachtige 1968 [kwt] <Engels {4.1.3}
wars* afkerig 1573 [Plantijn]
was* bijenwas 901-1000 [wps]
wasbeer* kleine beer 1857 [wnt wasschen] {4.1.3}
wasem* damp 1351 [mnw] {3.1/4.1.1}
wasmachine toestel dat kleding of groenten mechanisch schoonmaakt 1838 [wnt wasschen] {4.1.9}
wassen* met water reinigen 901-1000 [wps]
wassen* groeien 901-1000 [wps]
wasserette waar men tegen betaling kan wassen 1959 [Merkenblad 1964]
wat* vragend voornaamwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2}
water* vloeistof 901-1000 [wps] {4.1.6}
wateren* urineren 1588 [wnt] {4.4}
waterglas* natriumsilicaat 1843 [wnt]
watergruwel nagerecht van gort met o.a. rozijnen 1695 [wnt] {4.1.6}
watermolen door water aangedreven molen 1271 [mnw] {4.1.10}
waterproof ondoordringbaar voor water 1832 [wnt] <Engels
waterstof chemisch element 1793 [wnt]
waterzooi* gerecht 1642 [wnt] {4.1.6}
waterzucht* waterophoping 1351 [mnw]
watje sukkel 1987 [Kuitenbrouwer]
watjekouw opstopper 1857 [wnt]
watt elektrische eenheid 1894 [wnt]
watten verbandmiddel 1655 [wnt] <me Latijn
wau-wau mensaap 1889 [Veth, Uit Oost en West] <Indonesisch {3.1/3.2/4.1.3}
wauwelen* kletsen 1701-1750 [wnt] {3.1}
wave golfbeweging op tribune 1987 [De Coster 1999] <Engels
waxine een wasproduct 1901 [Boon's Geïllustreerd Magazijn]
wc watercloset 1906 [wnt watercloset] <Engels {4.4}
web* netwerk van bv. spin 1240 [Bern.]
web volledige hypertekstsysteem waarvan internet gebruik maakt 1994 [pc+ 3/11, 19, 15] <Engels {4.1.17}
webcam camera waarvan het beeld rechtstreeks op internet verschijnt 1998 [De Coster 1999] <Engels {4.1.17}
weber eenheid van inductieflux 1948 [Aanv wnt]
weblog digitaal dagboek met korte recensies van bezochte websites 2000 [Sanders 2001] <Engels {1.4}
webmaster iemand die een website onderhoudt 1996 [Web magazine, winter 1996, 46] <Engels
website plaats waar bepaalde informatie zich op internet bevindt 1996 [De Coster 1999] <Engels {1.2.1}
wecken (levensmiddelen) conserveren 1913 [wnt] <Duits
wedde* bezoldiging 1130 [Rey] {2.2}
wedden* gokken 1237 [cg i Gent] {4.1.18}
weddenschap* overeenkomst van wedden 1666 [wnt]
weder, weer* bijwoord van tijd: opnieuw 901-1000 [wps] {4.1.7}
wederdoper* aanhanger van een protestantse beweging die volwassenendoop voorstaat 1544 [wnt] {4.1.8}
wederik* plantengeslacht 1543 [wnt]
wederrechtelijk onrechtmatig 1596 [wnt] <Duits
wedervaren* gebeuren 1404 [mnw]
wederwaardigheid* (onaangename) ervaring 1400 [mnw]
wedgwood aardewerk 1858 [wnt] <Engels
wedijver rivaliteit 1841 [wnt] <Duits

[pagina 1119]

[p. 1119]

wedstrijd wedijver, i.h.b. in sport 1650 [wnt] <Duits
weduwe* vrouw van wie de echtgenoot is overleden 901-1000 [wps] {4.1.4}
weduwnaar man wiens vrouw is overleden 1405-1422 [mnw] {4.1.4}
wee* smart, tussenwerpsel ter uitdrukking van smart 1265-1270 [cg Lut.K] {4.3}
wee* samentrekking van baarmoeder 1552 [wnt]
weed marihuana 1962 [R75] <Engels {4.1.6}
weefgetouw* toestel waarmee garen tot weefsel gevlochten wordt 1477 [Teuth.]
weefsel* geweven stof 1477 [Teuth.]
weegschaal weegtoestel 1514 [mnw]
week* zeven dagen 1236 [cg i 1, 22] {4.1.7}
week* zacht 1240 [Bern.]
weekend zaterdag en zondag 1920 [wnt] <Engels {4.1.7}
weelde* overdaad 1240 [Bern.]
weemoed melancholie 1814 [wnt] <Duits
weer* wal, muur 777-866 [Slicher] {2.4}
weer* gecastreerde ram 901-1000 [wps] {4.1.3}
weer* landerijen tussen twee sloten, de zogenaamde weersloten 1214 [Slicher] {2.4}
weer* atmosferische gesteldheid 1240 [Bern.] {4.1.1}
weerbarstig* stug 1619 [wnt]
weerga* gelijke 1371-1378 [mnw]
weergeld* zoengeld 701-800 [Lex Salica] {2.2/3.1}
weerlicht* bliksem 1351 [mnw] {4.1.1}
weerpijn pijn op andere plaats dan de oorzaak 1607 [wnt]
weerwolf* mens die zich in wolf verandert 1165 [Rey] {1.2.1/2.2/3.1}
wees* kind zonder ouders 901-1000 [wps] {4.1.4}
weg* baan 838 [Claes] {2.3}
weg* verdwenen 1285 [vmnw]
wegen* zwaar zijn, de zwaarte bepalen 1240 [Bern.]
wegens* voorzetsel 1589 [wnt] {4.2}
wegge, weg* broodje 1360 [De Man, Bijdrage tot syst. gloss. Brab. oorkondentaal 1956, 289] {4.1.6}
wegscheren, zich* ophoepelen 1811 [wnt]
wei* restvloeistof bij kaasmaken 1330 [Claes]
weide* grasland 901-1000 [wps]
weidelijk* in overeenstemming met de jachtregels 1915 [wnt]
weiden* doen grazen 1135 [Rey] {2.2}
weids* groots 1588 [Claes]
weifelen* aarzelen 1562-1592 [mnw] {3.1}
weigeren* afwijzen 1289 [cg i 2, 1408]
weight watcher lijner 1983 [Ferrée] <Engels
weiland* grasland waar vee graast 1252 [mnw] {3.1}
weinig* onbepaald telwoord 1260-1280 [cg ii 1 Rein. G] {4.2}
weitas* jagerstas 1555 [wnt]
weivlies* vlies van gekruist bindweefsel 1840 [wnt]
wekamine opwekkende stof 1950 [Aanv wnt]
wekken* wakker maken 1100 [Willeram]
wel* bron 1001-1100 [Claes] {2.3}
wel* bijwoord van modaliteit: goed 1140 [Rey] {2.2}
weldra* bijwoord van tijd: spoedig 1615 [wnt] {4.1.7}
weleer* bijwoord van tijd: voorheen 1285 [cg Rijmb.] {4.1.7}
welfare welzijn 1948 [Aanv wnt] <Engels
welgevallen* goeddunken 1573 [Plantijn]
welig* rijkelijk 1350 [mnw]
welk* vragend voornaamwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2}
welkom* gelegen komend, ook als tussenwerpsel 1260-1280 [cg ii 1 Wrake R.] {4.3}
wellen* opborrelen 1350 [mnw]
wellen* laten koken, verhitten 1476-1500 [mnw]
wellicht* bijwoord van modaliteit: misschien 1678 [wnt]
wellust zingenot 1350 [mnw] <Duits
welnee* tussenwerpsel: uitroep ter ontkenning 1567 [wnt] {4.3}
welp* jong van hond, wolf, leeuw e.d. 901-1000 [wps] {4.1.3}
weltergewicht gewichtsklasse van boksers 1949 [Aanv wnt] <Engels
welterusten* tussenwerpsel: wens bij het slapen gaan 1852 [wnt] {4.3}
weltschmerz het lijden onder de realiteit 1880 [wnt] <Duits
welven* zich buigen 1285 [cg Rijmb.]
wemelen* krioelen 1546 [Naembouck] {3.1}
wen* verouderd onderschikkend voegwoord 1420 [mnw] {4.2}
wenden* keren 1100 [Willeram]
wenen* huilen 1240 [Bern.] {1.3}
wenkbrauw* haarboog boven oogkas 1625 [wnt] {1.2.4/1.2.5}
wenken* een teken geven 1181 [Rey] {2.2}
wennen* gewoon raken 1287 [cg NatBl]
wens* verlangen 1285 [cg Rijmb.]
wentelen* zich wenden 1240 [Bern.] {3.1}
wentelteefje* in melk met ei gebakken snee brood 1623 [wnt] {4.1.6}

[pagina 1120]

[p. 1120]

wenteltrap* spiraalvormige trap 1533 [wnt]
werdegang ontwikkelingsgang 1987 [Kuitenbrouwer] <Duits {3.2}
wereld* de aarde, kosmos 901-1000 [wps]
wereldberoemd zeer beroemd 1750 [wnt wereld] <Duits {4.4}
wereldbeschouwing geheel der denkbeelden aangaande het mensdom 1720 [wnt] <Duits
wereldmuziek niet-westerse muziek 1988 [De Coster 1999] {4.1.16}
wereldtijd* heel goede tijd (in wedstrijd) 1984 [gvd] {3.1}
wereldwijd wereldomvattend 1879 [wnt] <Engels
weren* tegenhouden 1050 [Rey] {1.3/2.2}
werf* onbebouwde ruimte rond een huis 1001-1050 [Claes] {2.3}
werf* keer 1240 [Bern.]
werf* werkplaats voor schepen 1567 [wnt]
werk* arbeid 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5}
werk* vlasvezels 1240 [Bern.]
werkelijkheid* realiteit 1799 [wnt]
werken* arbeiden 901-1000 [wps]
werktuig* instrument 1573 [Plantijn]
werpen* gooien 901-1000 [wps] {1.3}
werst afstandsmaat 1714 [wnt] <Russisch {3.2}
wervel* beentje van ruggengraat 1568 [wnt] {3.1}
wervelen* ronddraaien 1477 [Teuth.] {3.1}
wervelwind cycloon 1599 [Kil.] <Oudnoor(d)s {3.2/4.1.1}
werven* verwerven 1350 [mnw]
werven* in dienst nemen 1466 [mnw]
werwaarts* bijwoord van richting: waarheen 1552 [wnt] {3.1}
weshalve bijwoord van causaliteit: waarom 1560 [wnt] <Duits
wesp* insect 1240 [Bern.]
Wessie West-Duitser 1996 [Vd Sijs 1996] <Duits {3.2}
west* windstreek 822-825 [Künzel] {2.3}
westenwind* wind die uit het westen waait 1001-1050 [cg ii 1 Orosiusglossen] {3.1/4.1.1}
western wildwestfilm 1964 [Ferrée, In en uit 66] <Engels {4.1.15}
wet* rechtsregel 901-1000 [wps]
weten* kennis hebben, begrijpen 901-1000 [wps]
wetenschap* het weten, de kennis 1300 [mnw]
wetenschapper wetenschapsbeoefenaar 1976 [wnt] <Duits {3.2}
wetering* stroom 1155 [Slicher] {2.4}
wethouder* lid van dagelijks bestuur van gemeente 1440 [mnw]
wetsuit kleding voor plankzeilen e.d. 1984 [gvd] <Engels {3.2}
wetten* scherpen 1240 [Bern.]
wettigen* wettig maken 1608 [wnt] {3.1}
weven* dooreenvlechten van draden 1240 [Bern.]
wezel* marterachtige 1240 [Bern.] {3.1/4.1.3}
wezen* aard, natuur 1265-1270 [cg Lut.K]
wezen* schepsel 1461 [mnw]
wherry roeiboot 1671 [wnt] <Engels {3.2/4.1.11}
whiplash beschadiging van nekspier door verkeersongeval 1995 [De Coster 1999] <Engels
whippet hondensoort 1923 [Aanv wnt] <Engels {4.1.3}
whisky sterkedrank 1824 [wnt] <Engels {4.1.6}
whist kaartspel 1762 [wnt] <Engels {3.2/4.1.18}
whizzkid jongere die uitblinkt, vooral met computers 1989 [Peptalk] <Engels
whodunit detectiveverhaal 1970 [De Coster 1999] <Engels
wichelen* voorspellingen doen uit bepaalde tekens 1477 [Teuth.] {3.1}
wicht* wezen, klein kind, meisje 1285 [cg Rijmb.] {4.1.4}
wicket doel bij cricketspel 1648 [wnt] <Engels {3.2}
wie* vragend voornaamwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2}
wiebelen* wankelen 1847 [wnt] {3.1}
wieberen weggaan 1972 [wnt wieberig]
wiedemaand* juni 1050 [cg ii 1, 122] {3.1/4.1.7}
wieden* onkruid verwijderen 1284 [cg i 2, 831]
wiedes bijwoord van causaliteit: begrijpelijk 1897 [wnt]
wieg* kinderledikant 1240 [Bern.] {4.1.9}
wiegelen* heen en weer bewegen 1477 [Teuth.] {3.1}
wiegen* schommelen 1351-1400 [mnw]
wiegendruk* druk van voor 1500 1880 [wnt wieg]
wiek* vleugel 1561 [wnt]
wiel* kolk 1187 [Claes] {2.3}
wiel* rad 1285 [cg Rijmb.]
wielewaal* zangvogel 1287 [cg NatBl] {3.1}
wielrijder* fietser 1869 [Sanders 1997b] {4.4}
wier* zeegras 1466 [mnw]
wierde* terp 944 [Künzel] {2.3}
wierook* welriekende rook als reukoffer 1100 [Willeram] {3.1}
wiewauwen* wiebelen 1619 [wnt] {3.1}
wig* keg, keil 1046 [Claes] {2.3}

[pagina 1121]

[p. 1121]

wigwam indianentent, indianenhut 1778 [wnt] <Engels {3.2}
wij* persoonlijk voornaamwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2}
wijd* ruim 1100 [Willeram]
wijdbeens* met de benen ver gespreid 1869 [wnt] {3.1}
wijden* zegenen 901-1000 [wps] {1.2.4}
wijden* besteden 1793 [wnt]
wijdlopig* breedvoerig 1612 [wnt]
wijf* vrouw (pejoratief) 1100 [Willeram] {1.2.3/4.1.4}
wijk stadsdeel 855 [Claes] <Latijn {2.3}
wijken* zich terugtrekken 1240 [Bern.]
wijl* tijdsverloop 1100 [Willeram]
wijl* onderschikkend voegwoord 1628 [wnt wijl iii] {4.2}
wijlen* overleden 1220-1240 [cg ii 1 Aiol]
wijlen* toeven 1850 [wnt]
wijn drank van gegiste druiven 901-1000 [wps] <Latijn {1.1/2.5/4.1.6}
wijngaard plaats voor druiventeelt 1100 [Willeram]
wijs* manier 1050 [Rey] {2.2}
wijs* verstandig 1201-1225 [cg ii 1 Floyris]
wijsbegeerte* wetenschap der begrippen in hun hoogste algemeenheid 1857 [wnt]
wijsgeer* filosoof 1701 [wnt]
wijsneus* betweter 1670 [wnt] {3.1}
wijten* ten laste leggen 1240 [Bern.]
wijting* beenvis 1286 [cg i 1, 1175]
wijzen* aanduiden (met de vinger) 901-1000 [wps]
wijzigen* veranderen 1811 [De Jager, Frequentatieven] {3.1}
wikkelen inrollen 1576 [Claes] <Duits
wikken* wegen, overwegen 1401-1450 [mnw]
wild* in de natuurstaat, woest 1174 [Slicher] {2.4}
wildbraad* gebraden vlees van wild 1253 [cg ii 1 Gezondh.] {3.1/4.1.6}
wildebras wild kind 1833 [wnt]
wildeman* woesteling 1510-1512 [mnw]
wildernis* woest gebied, plek waar alles in het wild groeit 1185 [Künzel] {2.3/3.1}
wildplassen* in het openbaar urineren 1995 [Sanders 2001] {3.1/4.4}
wildvreemd geheel vreemd 1782 [wnt] <Duits {4.4}
wilg* boomsoort 1287 [cg NatBl]
willekeur* believen, grilligheid 1611-1620 [wnt]
willen* wensen 901-1000 [wps]
Willie Wortel (wereldvreemde) uitvinder 1952 [Picarta: strip Donald Duck] <Engels {4.4}
wimpel* lange smalle vlag 1140 [Rey] {2.2/3.1}
wimper* ooghaartje 1835 [wnt] {1.2.5/3.1}
winchester automatisch geweer 1919 [kwt] <Engels {4.1.14}
wind* luchtstroming 1001-1050 [cg ii 1 Orosiusglossen] {4.1.1}
wind* buikwind, scheet 1501-1525 [wnt] {4.4}
windas lier 1273 [mnw] <Oudnoor(d)s {3.2}
windbuil snoever 1679 [wnt] <Duits
winde* windas 1390-1460 [mnw]
winde* slingerplant 1477 [Teuth.]
windei* ei zonder kalkschaal 1287 [cg NatBl] {3.1}
winden* wikkelen 1265-1270 [cg Lut.K]
windhond* hondensoort 1567 [Junius 49a] {1.2.4/4.1.3}
windjak overjasje 1930 [Aanv wnt] <Duits
windjammer zeilschip 1930 [Aanv wnt] <Engels {4.1.11}
windmolen door de wind aangedreven molen 1248-1271 [vmnw] {3.1/4.1.10}
wingerd wijnstok 1300 [Claes] {3.1}
winkel* verkoopplaats 1101-1200 [Claes] {2.3}
winkelhaak* gereedschap 1477 [Teuth.]
winkelhaak* scheur 1720 [wnt]
winkelier man die een winkel drijft 1614 [wnt] {4.1.13}
winnen* verwerven 1237 [cg i 1, 37]
winnen* overwinnaar zijn 1350 [mnw]
winst* voordeel 1569 [Kool] {3.1}
winter* jaargetijde 1050 [cg ii 1, 122] {1.1/4.1.7}
winterkoninkje* zangvogel 1477 [Teuth.]
wintermaand* december 1050 [cg ii 1, 122] {3.1/4.1.7}
winti tussengod 1770 [Van Donselaar 1989] <Sranantongo {3.2}
wip* wipplank 1813 [wnt] {4.1.18}
wippen* op en neer gaan 1477 [Teuth.]
wippen* paren 1829 [wnt] {4.4}
wipwap* wip 1887 [wnt] {3.1/4.1.18}
wirwar* dooreenwarreling 1820 [wnt] {3.1}
wis* zeker 1289 [Toll.]
wis* teen, twijg, strobos 1384 [mnw]
wisent* herkauwer 1145 [Künzel] {2.3/4.1.3}
wiskunde* mathematica 1711 [Picarta: titel van François Halma]
wispelturig* grillig 1556 [Claes]
wissel* wisselbrief, getekend stuk voor de overdracht van geld 1573 [wnt]
wisselen* ruilen 1240 [Bern.]
wissen* vegen 1240 [Bern.]
wissewasje* nietigheid 1650 [wnt] {3.1}
wit* kleurnaam 901-1000 [wps] {4.1.5}
wit* doelwit, schijf 1475 [mnw]

[pagina 1122]

[p. 1122]

witheet* zeer heet 1905 [wnt zonnevlak] {4.4}
witheet* woedend 1976 [gvd] {4.4}
wittekool koolsoort 1514 [wnt] {4.1.6}
witz grap 1840 [wnt] <Duits
wodka Russische brandewijn 1847 [wnt] <Russisch {3.2/4.1.6}
woede* razernij 1588 [Claes]
woeker* onmatig hoge rente 1285 [cg Rijmb.]
woelen* zich onrustig bewegen 1350 [mnw]
woelrat* knaagdier 1901-1910 [wnt] {4.1.3}
woelrat* hom*ojongen 1972 [R99] {4.4}
woensdag* vierde dag van de week 1260 [cg i 1, 72] {3.1/4.1.7}
woerd* laaggelegen omdijkt land 850 [Prisma NPl.] {2.3}
woerd* mannetjeseend 1380 [mnw]
woest* wild 901-1000 [wps]
woestijn* barre landstreek 901-1000 [wps]
wok Indonesische braadpan 1984 [gvd] <Chinees {3.2}
wokkel bepaald soort zoutje 1990 [De Coster 1999]
wol* haren van sommige dieren 1240 [Bern.] {4.1.9}
wolf* hondachtige 1001-1100 [Claes] {2.3/4.1.3}
wolfraam chemisch element 1720 [wnt] <Duits
wolfsklauw* plantengeslacht 1543 [mnw]
wolfsmelk* plantengeslacht 1514 [wnt]
wolk* massa waterdruppels in atmosfeer 901-1000 [wps] {4.1.1}
wolvin* wijfjeswolf 1287 [cg NatBl]
wombat buideldier 1861 [wnt] <Engels {4.1.3}
won munteenheid van Zuid- en later Noord-Korea 1966 [2000 Standard Catalogue of world coins] <Koreaans {4.1.12}
wond* kwetsuur 901-1000 [wps]
wonder* mirakel 901-1000 [wps]
wonderbaar verbazingwekkend 1573 [Plantijn] <Duits
wonderschoon* zeer mooi 1755 [wnt] {4.4}
wonderveel* zeer veel 1590 [wnt] {4.4}
wonen* gehuisvest zijn 901-1000 [wps]
woonachtig* wonende 1279 [cg i 1, 423]
woord* klank met eigen betekenis 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5}
woordenboek* dictionaire 1584 [Toll.]
worcestersaus kruidige saus 1900 [Sanders 1995] <Engels {4.1.6}
worden* in de genoemde toestand raken, hulpwerkwoord van de lijdende vorm 901-1000 [wps]
workaholic die verslaafd is aan zijn werk 1989 [Peptalk] <Engels
workshop bijeenkomst ter bespreking 1970 [Recht voor raap] <Engels
worm* ongewerveld dier 1100 [Willeram] {3.1}
worp* het werpen 1240 [Bern.]
worst* met vleeswaar gevulde darm 1240 [Bern.] {3.1/4.1.6}
worstelen* strijden 1240 [Bern.]
wort* aftreksel van mout 1383-1474 [mnw]
wortel* onderste deel van gewas 1240 [Bern.] {3.1}
wortel* groente 1410 [mnw] {4.1.6}
wortel* in de wiskunde 1445 [Kool]
woud* natuurlijk bos 793 [Claes] {2.3}
woudloper* rondzwervend jager (in de bossen van Noord-Amerika) 1885 [wnt woud]
would-be zogenaamd 1842 [wnt] <Engels
wout Bargoens: politieagent 1682 [wnt wout ii] <? {3.5}
wouw* roofvogel 1287 [cg NatBl]
wow tussenwerpsel: uitroep van verbazing of ontzag 1984 [gvd] <Engels {4.3}
wraak* vergelding 901-1000 [wps]
wrak* onbruikbaar voer- of vaartuig 1368 [mnw]
wrak* met gebreken 1383-1474 [mnw]
wraken* afkeuren 1265-1270 [cg Lut.K]
wrang* zuur 1287 [cg NatBl]
wrat* huiduitwas 1150 [Claes] {2.4}
wreed* meedogenloos 1240 [Bern.]
wreed* tof, leuk 1987 [Kuitenbrouwer] {3.1}
wreef* hoogste deel van voet 1773 [wnt]
wreken* vergelden 1236 [cg i 1, 28]
wrevel* misnoegen 1573 [Claes]
wriemelen* zich kronkelen 1410 [mnw] {3.1}
wrijven* strijken 1240 [Bern.]
wrikken* heen en weer bewegen 1623 [wnt]
wringen* draaiend samenknijpen 1265-1270 [cg Lut.K]
wrochten* werken 1798 [wnt]
wroeten* woelen 1350 [mnw]
wrok* rancune 1550 [wnt Bijv.+verb.]
wrongel* gestremde melk 1350 [mnw] {3.1/4.1.6}
wuft* frivool 1562 [Claes]
wuiven* zwaaien 1663 [wnt]
wulk (eetbare) slak 1400-1401 [mnw] <Engels {3.2}
wulp* steltloper 1595 [Van Groen, Steltlopers 74]
wulps* wellustig 1611-1620 [wnt] {1.2.3}
wurgen, worgen* de keel dichtknijpen 1291-1300 [cg Luiks Diat.]
wybertje ruitvormig dropje 1966 [Aanv wnt] {4.1.6}

[pagina 1123]

[p. 1123]

x als teken voor een onbekende grootheid 1694 [wnt] <Spaans {3.2}
xantippe boze vrouw 1649 [wnt band]
x-benen benen waarvan de knieën naar binnen staan 1898 [gvd] <L {3.4}
xenofobie vrees voor wat vreemd is 1929 [kwt]
xenon edelgas 1902 [wnt]
xeres(wijn) sherry 1841 [Nederlandsch Magazijn 334] <Spaans {3.2/4.1.6}
xerografie droog reproductieprocédé 1950 [Aanv wnt]
xerox kopie 1984 [gvd]
x-stralen röntgenstralen 1898 [gvd]
xtc een hallucinerend middel 1987 [De Coster 1999] <Engels {4.1.6}
xylofoon slaginstrument 1912 [kku] {4.1.16}
xylografie houtgravure 1824 [wei] <Frans
yakult melkachtige drank 1992 [Internet: yakult.nl] <Japans {3.2/4.1.6}
yakuza Japanse maffia 1992 [De Coster 1999] <Japans {3.2}
yaleslot veiligheidsslot 1908 [Aanv wnt]
yang het actieve beginsel in de kosmos 1934 [Aanv wnt] <Chinees {3.2}
yankee spotnaam voor Noord-Amerikanen 1836 [wnt] <Engels
yard lengtemaat 1778 [wnt] <Engels {3.2}
yell kreet 1947 [kwt] <Engels
yen munteenheid van Japan 1886 [kku] <Japans {3.2/4.1.12}
yes tussenwerpsel: uitroep ter bevestiging 1984 [gvd] <Engels {4.3}
yeti verschrikkelijke sneeuwman 1976 [gvd] <Tibetaans
yin het passieve beginsel in de kosmos 1934 [Aanv wnt] <Chinees {3.2}
yo tussenwerpsel: groet van rappers e.d. 1988 [De Coster 1999] <Engels {4.3}
yoga Indische mystiek 1906 [wnt] <Sanskriet
yoghurt melkspijs 1912 [kku] <Turks {3.2/4.1.6}
yogi beoefenaar van yoga 1596 [Linschoten] <Hindi
yperiet mosterdgas 1929 [kwt] <Frans
ypsilon Griekse letter 1847 [kku] <Grieks {3.2}
ytterbium chemisch element 1870 [Gerding, Zakwrdb. Scheik.] <modern Latijn
yttrium chemisch element 1834 [wnt] <modern Latijn
yuan munteenheid van China 1980 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Chinees {3.2/4.1.12}
yucca sierplant 1596 [Linschoten 102] <Spaans {3.2}
yuppie jeugdige carrièremaker met een hoge, trendgevoelige levensstandaard 1986 [De Coster 1999] <Engels
zaad* kiem, teelvocht 1240 [Bern.]
zaag* getand werktuig 1101-1200 [Tavernier] {2.4}
zaaien* zaad strooien 1240 [Bern.]
zaak* rechtszaak 701-800 [Lex Salica] {2.2}
zaak* voorwerp, handeling 901-1000 [wps] {1.2.3}
zaal* groot vertrek 639 [Claes] {2.3}
zabaglione een nagerecht 1968 [wp voor de vrouw] <Italiaans {3.2/4.1.6}
zacht* niet hard 901-1000 [wps]
zachtboard vezelplaat van beperkte hardheid 1951 [Aanv wnt] <Engels
zadel zitting 1270-1290 [cg i] <Oudslavisch {3.2}
zaïre munteenheid van voormalig Zaïre (nu Democratisch Kongo) 1971 [2000 Standard Catalog of World Coins] {4.1.12}
zak verpakkingsmiddel 1100 [Taal en Tongval 12, 1999, 35ff] <Latijn {2.4}
zak scheldwoord: onaangename vent 1961 [gvd]
zakdoek doek om de neus in te snuiten 1775 [wnt]
zakdoekje leggen* kinderspel 1916 [wnt] {4.1.18}
zakjapanner zakrekenmachine 1992 [gvd]
zakken dalen, zinken 1611-1620 [Taal en Tongval 1996, 2]
zakken niet slagen voor een examen 1897 [wnt]
zakkenrollen uit zakken stelen 1781 [wnt Bijv.+verb.]
zakkenwasser sufferd 1968 [R75]
zalf* smeersel 1100 [Willeram]
zalig* lekker, zedelijk gelukkig 901-1000 [wps]
zalm beenvis 1270 [cg i 1, 161] <Latijn
zambo kind van neger en indiaanse 1847 [kku] <Spaans {3.2}
zand* steenstof 893 [Claes] {2.3}
zang* het zingen 901-1000 [wps]
zaniken* zeuren 1809 [wnt]
zappen voortdurend naar een ander televisieprogramma overschakelen 1989 [De Coster 1999] <Engels
Zappi* doorzichtig materiaal met de mechanische eigenschappen van aluminium 1988 [Items 26] {1.2.5/1.3/4.4}
zat* verzadigd van eten of drinken 901-1000 [wps]

[pagina 1124]

[p. 1124]

zat* dronken 1546 [wnt]
zaterdag laatste dag van de week 1240 [vmnw] <Latijn {4.1.7}
zavel grondsoort 1345 [mnw] <Latijn
ze* persoonlijk voornaamwoord 1350 [mnw] {4.2}
zeboe herkauwer 1770 [wnt] <Frans {4.1.3}
zebra paardachtige 1596 [wnt] <Portugees {1.3/3.2/4.1.3}
zebra oversteekplaats 1955 [Stoop]
zecchino munt 1768 [wnt] <Italiaans {3.2}
zede* gewoonte 901-1000 [wps]
zee* oceaan 793 [Claes] {2.3}
zeef* werktuig om te zeven 1240 [Bern.]
zeeg* gebogen lijn 1697 [wnt]
zeehond* zeeroofdier 1293 [cg i] {3.1/4.1.3}
zeekoe* zeezoogdier 1287 [cg NatBl] {3.1/4.1.3}
zeeleeuw zeeroofdier 1619 [wnt] {4.1.3}
zeelt beenvis 1420 [Claes] <? {3.5}
zeem* honing 1240 [Bern.] {3.1}
zeem zeemleer 1420-1421 [mnw] <Frans
zeemacht* krijgsmachtonderdeel dat strijdt ter zee 1670 [wnt] {4.1.14}
zeemeermin* mythisch wezen uit de zee 1623 [wnt]
zeen* pees 1350 [mnw] {4.1.6}
zeep* reinigingsmiddel 1288 [cg i 2, 1337]
zeepaardje* beenvis 1562 [wnt]
zeer* pijnlijk 901-1000 [cg wps Gloss.]
zeer* smart 901-1000 [wps]
zeer* bijwoord van hoedanigheid: in hoge mate 1236 [cg i 1, 1337]
zeeschuimer* zeerover 1569 [wnt]
zeestraat zee-engte 1816 [wnt wijdberoemd]
zege* overwinning 901-1000 [wps]
zegel stempel 1240 [Bern.] <Latijn
zegen visnet 1240 [Bern.] <Latijn
zegen kerkelijke zegening 1567 [wnt] <Latijn
zegevieren* triomferen 1767 [wnt]
zegge* plantengeslacht 1578 [wnt]
zegge* aanwijzing van het bedrag in letters 1865 [wnt]
zeggen* spreken 1260-1270 [cg ii 1 Boeve]
zegsman* bron van informatie 1654 [wnt]
zeiken* plassen 1240 [Bern.] {4.4}
zeil* doek (aan mast) 1240 [Bern.]
zeilschip* schip dat door windkracht vaart 1573 [wnt] {4.1.11}
zeis* maaiwerktuig 1340-1350 [mnw]
zeker veilig, stellig 1240 [Bern.] <Latijn
zeker onbepaald voornaamwoord 1299 [cg i Brugge] {4.2}
zekering metaaldraad die bij overbelasting stroom onderbreekt 1911 [wnt] <Duits {1.4}
zelden* zeer weinig 1240 [Bern.]
zeldzaam schaars 1556 [wnt] <Duits
zelf* aanwijzend voornaamwoord 901-1000 [wps] {4.2}
zelfbedieningswinkel* winkel waar men zelf de artikelen pakt 1948 [Aanv wnt]
zelfbeheersing het in toom houden van zijn gevoelens 1801 [wnt] <Duits
zelfbewust met besef van eigen waarde 1865 [wnt] <Duits
zelfkant buitenkant 1573 [Plantijn]
zelfmoord suïcide 1731-1735 [wnt belangneming] <Duits
zelfs* bijwoord van hoedanigheid: tegen de verwachting in 1285 [cg Rijmb.] {3.1}
zelfvertrouwen geloof in zichzelf 1784 [wnt] <Duits
zelfzucht egoïsme 1803 [wnt] <Duits
zeloot ijveraar 1285 [cg Rijmb.] <Frans
zemel vlies van graankorrels 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Latijn
zemelachtig zenuwachtig, zeurig 1905 [wnt] {1.2.4}
zemelen* zeuren 1633 [wnt]
zen vorm van het boeddhisme 1934 [Kath. Enc. dl. 5, kol. 456] <Japans {3.2}
zenden* sturen 901-1000 [wps] {1.3}
zengen* schroeien 1415 [mnw]
zenit toppunt 1595 [wnt] <Frans
zenuw* verbindingsdraad tussen zintuigen of spieren en centrale zenuwstelsel 1285 [cg Rijmb.]
zenuwachtig* nerveus 1839 [wnt] {1.2.4}
zeper(d) strop, loer 1950 [gvd] <Jiddisch {3.2}
zeppelin luchtschip 1909 [wnt luchtschipper] <Duits {4.1.10}
zerk grafsteen 1265-1270 [cg Lut.K] {1.2.4}
zero telwoord 1578 [Kool] <Frans {4.2}
zes* telwoord 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.2}
zestien* telwoord 1240 [Bern.] {4.2}
zestig* telwoord 1100 [Willeram] {2.5/4.2}
zetbaas* die voor rekening van een ander een zaak beheert 1749 [wnt]
zetel* zitplaats 1285 [cg Rijmb.] {3.1/4.1.9/5}
zetmeel* reservevoedsel van planten 1813 [wnt]
zetpil* pil die in de endeldarm gebracht wordt 1642 [wnt]
zetten* plaatsen, doen zitten 901-1000 [wps] {3.1}
zetten* tekst opmaken om te drukken 1567 [wnt]
zetter* tekstopmaker 1567 [wnt] {4.1.13}
zeug* vrouwtjesvarken 1287 [cg NatBl] {4.1.3}
zeugma stijlfiguur 1778 [wnt] <Latijn

[pagina 1125]

[p. 1125]

zeulen* voortslepen 1667 [wnt]
zeuren* zaniken 1777 [wnt]
zeurkous iemand die zanikt 1855 [wnt] {1.2.1}
zeurpiet iemand die zanikt 1936 [wnt seuteren z.j.]
zeven* telwoord 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.2}
zevenslaper* knaagdier 1781 [wnt] {4.1.3}
zevensprong* oude volksdans 1777 [wnt] {4.1.15}
zeventien* telwoord 1240-1260 [cg i Gent] {4.2}
zeventig* telwoord 1240 [Bern.] {4.2}
zever* kwijl 1350 [mnw]
zich wederkerend voornaamwoord 901-1000 [wps] <Duits {4.2/5}
zicht* soort zeis 1350 [mnw]
zicht* het zien 1410 [mnw]
zichtbaar met het oog waarneembaar 1557 [wnt] <Duits
zichzelf wederkerend voornaamwoord 1515 [wnt] {4.2}
zieden* koken 1240 [Bern.]
ziedendheet* zeer heet 1642 [wnt zieden] {4.4}
ziegezagen* zeuren 1870 [wnt] {3.1}
ziek* niet gezond 1236 [cg i 1, 23]
ziekte* het ziek-zijn 1343-1344 [mnw] {3.1}
ziel* geest 901-1000 [wps]
zielknijper* schertsend voor een psychiater 1862 [wnt ziel i (zieleknijper)] {4.4}
zieltogen* op sterven liggen 1477 [Teuth.] {4.4}
zien* met het oog waarnemen 1200 [cg ii 1 Servas]
zier* zweem, kleinigheid 1287 [cg NatBl]
ziesel knaagdier 1860 [wnt] <Duits {4.1.3}
ziezo* tussenwerpsel: uitdrukking van voldoening 1693 [wnt] {4.3}
ziften* zeven 1461 [mnw]
zigzag lijn met scherpe hoeken 1767 [wnt] <Frans {3.1}
zij* persoonlijk voornaamwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2}
zijde* zijkant 1220-1240 [cg ii 1 Aiol]
zijde textiel 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.9}
zijdenhemdje soort appel 1717 [Sanders 1995] {4.1.2}
zijgen* langzaam neerdalen 1291-1300 [cg Luiks Diat.]
zijl* waterlozing, sluis 1280-1287 [Prisma NPl.] {2.3}
zijn* bestaan 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5}
zijn* bezittelijk voornaamwoord 901-1000 [wps] {4.2}
zilt* zout 1588 [Claes]
zilver chemisch element 901-1000 [wps] <Akkadisch {3.2}
zin* zintuig, begrip 1100 [Willeram]
zin* reeks woorden 1584 [Ruijs]
zindelijk* schoon, proper 1612 [wnt]
zindelijk* (van kinderen en dieren) de natuurlijke behoeften kunnende beheersen 1780 [wnt]
zinderen* gloeiend trillen 1511 [wnt]
zingen* met de stem muziek voortbrengen 901-1000 [wps]
zink chemisch element 1736 [wnt] <Duits
zinken* (weg)zakken 1260-1280 [cg ii 1 Wrake R.]
zinnebeeld symbool 1614 [Picarta: titel van D.P. Pers] <Duits
zinnelijk* de zinnen bevredigend 1461 [mnw]
zinnen peinzen over 1480 [mnw] <Duits
zinnen* naar de zin zijn, bevallen 1840 [wnt]
zinnespel* allegorisch toneelstuk 1562 [wnt] {4.1.15}
zintuig* orgaan dat prikkels van buiten waarneemt 1678 [wnt]
zionisme streven naar eigen joodse staat 1899 [wnt] <Duits
zirkonium chemisch element 1834 [wnt] <modern Latijn
zirkoon mineraal 1832 [wei] <Frans
zitten* gezeten zijn, zich bevinden 1240 [Bern.] {1.2.5/3.1}
zloty munteenheid van Polen 1832 [wei] <Pools {3.2/4.1.12}
zo* bijwoord van hoedanigheid: op die manier, als 901-1000 [wps]
zoals* onderschikkend voegwoord 1482 [mnw] {4.2}
zodanig* aanwijzend voornaamwoord 1276-1300 [cg Kerst.] {4.2}
zodat* onderschikkend voegwoord 1285 [cg Rijmb.] {4.2}
zode* plag 1287 [cg NatBl]
zodiak dierenriem 1514 [mnw] <Frans
zodra* onderschikkend voegwoord 1575 [wnt] {4.2}
zoeaaf Frans infanteriesoldaat 1855 [Sanders 1995] <Frans
zoeaaf lid van de Vaticaanse ordedienst 1863 [Sanders 1995] <Frans
zoeken* trachten te vinden 901-1000 [wps]
zoel* lauw 1576 [Toll.]
zoemen* gonzend geluid maken 1889 [wnt] {3.1}
zoen* kus 1544 [wnt]
zoet* niet zout, aangenaam 901-1000 [wps]

[pagina 1126]

[p. 1126]

zoetekauw* die veel van zoetigheden houdt 1618 [wnt]
zoetelaar marketenter 1546 [Toll.] <Nederduits {3.2/4.1.13}
zoetsappig* geveinsd vriendelijk 1784 [wnt]
zoeven* voortgonzen 1855 [wnt] {3.1}
zog* moedermelk 1287 [cg NatBl]
zogen* laten zuigen 1240 [Bern.] {3.1}
zoiets* onbepaald voornaamwoord 1862 [wnt] {4.2}
zolang* onderschikkend voegwoord 1598 [wnt] {4.2}
zolder bovenste verdieping 1237 [cg i 1, 338] <Latijn {1.2.4}
zombie opgestaan lijk 1954 [Aanv wnt] <Engels
zomer* jaargetijde 1236 [cg i 1, 25] {1.1/4.1.7}
zomerzotheid dwaze verliefdheid, dwaasheid 1927 [Picarta: titel van C. van Marxveld] {4.4}
zomp* moerasland 1177-1187 [Claes] {2.3}
zon* lichtend hemellichaam 901-1000 [wps]
zondag* eerste dag van de week 1236 [cg i 1, 26] {3.1/4.1.7}
zonde* overtreding 901-1000 [wps]
zondebok die van alles de schuld krijgt 1844 [wnt] <Duits
zonder* voorzetsel 901-1000 [wps] {2.5/4.2}
zonderling* vreemd 1605 [wnt] {1.2.3}
zondigen* zonde begaan 1240 [vmnw] {3.1/5}
zondvloed grote vloed 1562 [wnt] <Duits
zone streek 1595 [wnt] <Frans of Latijn
zonnebloem* plant 1581 [wnt]
zoo dierentuin 1824 [wei] <Engels
zoogdier* dier dat zijn jongen met melk voedt 1811 [wnt]
zooi, zoo(i)tje* (grote, ongeregelde) hoeveelheid 1633 [wnt]
zool onderste deel van voet of schoen 1240 [Bern.] <Latijn {3.2}
zoölogie dierkunde 1720 [mey] <modern Latijn
zoom* boord (van weefsel) 1240 [Bern.] {3.1}
zoomlens lens met variabele brandpuntsafstand 1958 [Aanv wnt] {4.1.17}
zoon* mannelijk kind t.o.v. de ouders 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5/4.1.4}
zoopje, zopie* drank, teug sterkedrank 1645 [wnt zoop] {4.1.6}
zorg* toewijding 901-1000 [wps]
zorg* ongerustheid 1285 [cg Rijmb.]
zorgvuldig zorgdragend 1511-1520 [wnt] <Duits
zorgwekkend* grote zorg veroorzakend 1828 [wnt zorg] {3.1}
zorilla marterachtige 1909-1910 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.3}
zorillo marterachtige 1861 [wnt] <Portugees {3.2/4.1.3}
zot dwaas 1240 [Bern.] <Frans
zotel kliniek bij een hotel 1992 [De Coster 1999] <L {3.4}
zout* keukenzout, natriumchloride 1001-1100 [Claes] {2.3}
zowel als* nevenschikkend voegwoord 1598 [wnt] {4.2}
z.o.z. zie ommezijde 1914 [gvd] <L {3.4}
zozo* bijwoord van hoedanigheid: matig 1839 [wnt zoo ii] {3.1}
zucchetti komkommervormige groente 1944 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2/4.1.6}
zucht* ziekte, ziekelijke neiging 1240 [Bern.]
zucht* sterke uitademing 1350 [mnw]
zuchten* hoorbaar uitademen 1240 [Bern.] {3.1}
zuid* windstreek 918-948 [Künzel] {2.3}
zuidwester* breedgerande hoed 1673 [wnt] {4.1.9}
zuigeling kindje dat nog gezoogd wordt 1526 [wnt] <Duits {4.1.4}
zuigen* (met de mond) naar zich toe trekken 1100 [Willeram] {3.1}
zuil* pilaar 901-1000 [wps]
zuinig* spaarzaam 1612 [wnt]
zuipen* (onmatig) drinken 1240 [Bern.] {1.2.3/3.1}
zuivel* melkproducten 1288 [cg i 2, 1340] {4.1.6}
zuiver puur, helder 1236 [cg i 1, 20] <Latijn
zulk* aanwijzend voornaamwoord 1100 [Willeram] {2.5/4.2}
zullen* hulpwerkwoord van de toekomende tijd 901-1000 [wps]
zullie* persoonlijk voornaamwoord 1701-1800 [wnt zijlieden] {4.2}
zult* hoofdkaas 1446 [mnw] {4.1.6}
zuring* plantengeslacht 1281 [cg i 1, 560]
zus* bijwoord van hoedanigheid: zo 1265-1270 [cg Lut.K] {3.1}
zuster* vrouwelijk kind m.b.t. kinderen van dezelfde ouders 1100 [Willeram] {4.1.4}
zuster* verpleegster 1905 [wnt] {4.1.13}
zuur* wrang 1130 [Rey] {2.2}
zuurkool ingemaakte wittekool 1676 [wnt] {4.1.6}
zuurpruim onvriendelijk mens 1924 [gvd]
zuurstof chemisch element 1793 [Kasteleijn, Chemische Oefeningen]
zuurtje* snoep om op te zuigen 1898 [wnt] {4.1.6}

[pagina 1127]

[p. 1127]

zuurzak vrucht 1689 [J. Brinkman, Surinaamse planten, bijl. i] <Papiaments {3.2/4.1.2}
zwaaien* heen en weer bewegen, wuiven 1611-1620 [wnt] {1.2.5/3.1}
zwaan* eendachtige 1139 [Claes] {2.3}
zwaar* veel wegend 1220-1240 [cg ii 1 Aiol]
zwaard* recht steekwapen 901-1000 [wps] {4.1.14}
zwaarmoedig* treurig gestemd 1477 [mnw] {3.1}
zwaarte* het zwaar-zijn 1453-1497 [mnw] {3.1}
zwabber* dweil aan een stok 1612 [wnt]
zwabberen* zwaaien, zwieren 1868 [wnt] {3.1}
zwachtel* windsel 1421 [mnw] {3.1}
zwad* snede koren of gras 1165 [Claes] {2.3}
zwager* schoonbroer 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.1.4}
zwak* krachteloos 1451-1500 [mnw]
zwakstroom elektrische stroom van lage spanning 1901 [wnt] <Duits
zwakte* het zwak-zijn 1635 [wnt] {3.1}
zwakzinnig zwak van verstand 1909 [wnt] <Duits {3.1}
zwalken* ronddolen 1784-1785 [wnt mieren ii] {3.1}
zwaluw* zangvogel 1240 [Bern.]
zwam* sporeplant 1477 [Teuth.]
zwammen* kletsen 1882 [wnt]
zwanenzang* het laatste lied van een dichter 1630 [wnt]
zwang* gebruik 1573 [mnw]
zwanger* een kind dragend 1542 [Claes Tw. 12]
zwangerschap* het zwanger-zijn 1811 [wnt]
zwart* kleur waarbij licht niet wordt teruggekaatst 1001-1100 [Claes] {2.3/4.1.5}
zwartepieten kaartspel 1898 [wnt zwart] {4.1.18}
zwartgallig* zwaarmoedig 1722 [Toll.]
zwavel* chemisch element 1450 [mnw]
zweem* vleugje 1773 [Claes] {3.1}
zweep* karwats 1285 [cg Rijmb.] {3.1}
zweer* ontsteking 1240 [Bern.]
zwelgen* zich te buiten gaan aan 1240 [Bern.]
zwellen* uitzetten 1240 [Bern.]
zwembad* zwembassin 1720 [wnt]
zwembadpas* pas om vlug naar het zwembad te lopen 1923 [Thijssen, Kees de Jongen] {4.4}
zwemen* enige gelijkenis hebben 1615 [wnt] {3.1}
zwemmen* drijven, zich drijvend houden 1240 [Bern.]
zwendelaar oplichter 1789 [wnt] <Engels {3.2}
zwendelen oplichten 1775 [wnt]
zwengel* slinger 1371 [mnw] {3.1}
zwenken* van richting veranderen 1451-1500 [mnw] {3.1}
zweren* een eed afleggen 901-1000 [wps]
zweren* etteren 1340-1350 [mnw]
zwerk* hemel 1285 [cg Rijmb.]
zwerm* drom 1261 [cg i 1, 75] {3.1}
zwerven* ronddolen 1588 [Kil.]
zwet* grenssloot 1125-1150 [Künzel] {2.3}
zweten* transpireren 1240 [Bern.]
zwetsen onbedachtzaam spreken 1477 [Teuth.] <Duits
zweven* drijven 1100 [Willeram] {3.1}
zwezerik* borstklier van een kalf (gegeten als delicatesse) 1701 [wnt] {4.1.6}
zwichten* wijken 1401-1450 [mnw]
zwiepen* veerkrachtig doorbuigen 1802 [wnt] {1.2.5/3.1}
zwieren* zich heen en weer bewegen 1588 [Claes] {1.2.5/3.1}
zwijgen* niet spreken 1236 [cg i 1, 26]
zwijm* flauwte 1351-1400 [mnw] {3.1}
zwijmelen* duizelig worden, in een roes zijn 1477 [Teuth.] {3.1}
zwijmen* in zwijm vallen 1376-1400 [mnw]
zwijn* hoefdier 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.1.3}
zwijnen boffen 1899 [wnt] <Duits
zwijnjak schoelje 1872 [gvd] <Tsjechisch {3.2}
zwijntje (gestolen) fiets 1906 [Endt]
zwik houten pen 1573 [Claes] <Duits
zwikken* verstuiken 1573 [Claes] {3.1}
zwikken* kansspel met kaarten 1906 [moo] {4.1.18}
zwin* kreek 1028 [Prisma NPl.] {2.3}
zwoegen* hijgen 1567 [Toll.] {3.1}
zwoegen* zwaar werk verrichten 1648 [wnt]
zwoel* benauwd 1611-1620 [wnt tocht]
zwoerd* spekrand 1562 [wnt] {4.1.6}
zydéco volksmuziek uit Louisiana 1986 [De Coster 1992] <Engels {4.1.16}
zygoot cel ontstaan uit de versmelting van twee gameten 1896 [wnt] <Frans
zymase sap uit gistcellen 1900-1908 [wnt] <Frans
zymose gisting 1907 [kwt]
zzz* tussenwerpsel: nabootsing van zoemend geluid 1963 [Aanv wnt] {3.1}
Woordregister, Chronologisch woordenboek, Nicoline van der Sijs - DBNL (2024)

References

Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Golda Nolan II

Last Updated:

Views: 5781

Rating: 4.8 / 5 (78 voted)

Reviews: 85% of readers found this page helpful

Author information

Name: Golda Nolan II

Birthday: 1998-05-14

Address: Suite 369 9754 Roberts Pines, West Benitaburgh, NM 69180-7958

Phone: +522993866487

Job: Sales Executive

Hobby: Worldbuilding, Shopping, Quilting, Cooking, Homebrewing, Leather crafting, Pet

Introduction: My name is Golda Nolan II, I am a thoughtful, clever, cute, jolly, brave, powerful, splendid person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.